Organisatie | Limburg |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Nadere Subsidieregels Interreg V-A programma Euregio Maas-Rijn |
Citeertitel | Nadere Subsidieregels Interreg V-A programma Euregio Maas-Rijn |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | sociaal-economische zaken , subsidies |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-01-2018 | 15-08-2016 | 07-05-2019 | Wijzigingsbesluit | 16-01-2018 | PB no. 02-2018 |
15-08-2016 | 22-01-2018 | Nieuwe regeling | 19-07-2016 | Onbekend |
Gedeputeerde Staten van de Provincie Limburg in de hoedanigheid van Managementautoriteit voor het Samenwerkingsprogramma Interreg V-A Euregio Maas-Rijn 2014-2020 conform het besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 25 juni 2016, nr. DGBI-I&K / 16083120, houdende aanwijzing van de managementautoriteit, de certificeringsautoriteit en het Comité voor het samenwerkingsprogramma Euregio Maas-Rijn 2014-2020 ;
Gelet op Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013, houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006;
Gelet op Verordening (EU) nr. 1299/2013 van Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’
Gelet op Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 481/2014 van de Commissie van 4 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot specifieke regels betreffende de subsidiabiliteit van de uitgaven voor samenwerkingsprogramma's (Pb EU 2014, L138);
Gelet op de EFRO Uitvoeringswet;
Gelet op de Regeling Europese EZ subsidies (REES) programmaperiode 2014-2020;
Overwegende dat het Comité van Toezicht op 28 juni 2016 ingestemd heeft met de uitgangspunten van de Nadere Subsidieregels;
Overwegende dat de Managementautoriteit verantwoordelijk is voor de uitvoering van het Samenwerkingsprogramma Euregio Maas-Rijn en de inzet van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling voor de ontwikkeling van de Euregio Maas-Rijn tot een moderne kennisregio en een technologische topregio met een concurrerende economie en een hoge levenskwaliteit in een inclusieve gemeenschap die banen schept;
Overwegende dat de subsidiabele activiteiten breed ingevuld kunnen worden en deze ruime invulling ten behoeve van een optimaal bereik van de doelstelling wordt beoogd, toetst de Managementautoriteit of het totaal aan overheidsbijdragen aan de subsidieontvanger niet meer bedraagt dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan. In het bijzonder acht de Managementautoriteit in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing: a. Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014; b. Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb L 352/1 van 24 december 2013.
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
NADERE SUBSIDIEREGELS INTERREG V-A PROGRAMMA EUREGIO MAAS-RIJN
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Comité van Toezicht: het comité dat toezicht houdt op de uitvoering van het samenwerkingsprogramma (‘toezichtcomité’) conform artikel 47, 48 en 49 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en aangewezen als Comité van Toezicht Interreg V-A Euregio Maas-Rijn 2014 – 2020, zoals bedoeld in artikel 3, van het besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 25 juni 2016, nr. DGBI-I&K / 16083120, houdende aanwijzing van de managementautoriteit, de certificeringsautoriteit en het Comité voor het samenwerkingsprogramma Euregio Maas-Rijn 2014-2020;
De-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;
Kostencatalogus: Catalogus met nadere uitwerking van subsidiabele en niet-subsidiabele kosten voor het Samenwerkingsprogramma opgesteld op grond van artikel 18, tweede lid, van verordening 1299/2013 en goedgekeurd door het Comité van Toezicht op 28 juni 2016 en gepubliceerd op de website van het samenwerkingsprogramma (www.interregemr.eu);
Managementautoriteit: Gedeputeerde Staten van de Provincie Limburg zijn aangewezen als Managementautoriteit, zoals bedoeld in artikel 123, eerste lid, van verordening 1303/2013 voor het Samenwerkingsprogramma en zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 25 juni 2016, nr. DGBI-I&K / 16083120, houdende aanwijzing van de managementautoriteit, de certificeringsautoriteit en het Comité voor het samenwerkingsprogramma Euregio Maas-Rijn 2014-2020;
REES: Regeling Europese EZ subsidies (Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 28 juni 2015, nr. WJZ / 15083650, houdende vaststelling van subsidie-instrumenten in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen op het terrein van Economische Zaken (Regeling Europese EZ-subsidies); inclusief wijziging van de Regeling Europese EZ-subsidies in verband met het samenwerkingsprogramma Euregio Maas-Rijn van 25 juni 2016, nr. WJZ/16083058 of een opvolger van deze regeling;
Verordening 1303/2013: Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013, houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006, Pb L 347/320 van 20 december 2013.
Artikel 2 Doelstelling van de regeling
De regeling stelt subsidie beschikbaar voor projecten die bijdragen aan de doelstelling van het Samenwerkingsprogramma zoals in het Samenwerkingsprogramma beschreven en verwerkt: “Het ondersteunen van projecten die bijdragen aan de ontwikkeling van de Euregio Maas-Rijn tot een moderne kennisregio en een technologische topregio met een concurrerende economie en een hoge levenskwaliteit in een inclusieve gemeenschap die banen schept.”
Artikel 5 Specifieke deelterreinen
Subsidies kunnen worden ingediend voor projecten binnen een van de vier prioritaire assen van het Samenwerkingsprogramma:
Een nadere uitwerking van de prioritaire assen is terug te vinden in hoofdstuk 1 en 2 van het Samenwerkingsprogramma.
Om voor een subsidie in aanmerking te komen, dient een subsidieaanvraag aan alle onderstaande selectiecriteria te voldoen:
Per prioritaire as zijn prioriteitscriteria vastgesteld. Subsidieaanvragen die aan onderstaande prioriteitscriteria voldoen hebben voorhang op subsidieaanvragen die enkel voldoen aan de selectiecriteria zoals gesteld in artikel 6.
De per prioritaire as te hanteren prioriteitscriteria zijn hieronder vermeld:
Artikel 8 Verplichtingen subsidieontvanger
Conform de artikelen 5.2.9 tot en met 5.2.13 van de REES gelden bij subsidieverlening de volgende verplichtingen:
De subsidieontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle door hem gemaakte en betaalde kosten en de aan het project toe te rekenen opbrengsten kunnen worden afgelezen en gespecificeerd, met dien verstande dat ter zake van de loonkosten een door middel van een inzichtelijke tijdschrijving controleerbare urenverantwoording per werknemer aanwezig dient te zijn, overeenkomstig de vereisten zoals vastgelegd in de Kostencatalogus.
Een aanvraag wordt afgewezen indien:
de aanvrager een ondernemer is tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel a, van Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het verdrag met de interne markt verenigbaar worden geacht (PbEU L 2014, 187);
Hoofdstuk 3 Financiële aspecten
Het Comité van Toezicht kan bij de beoordeling van de subsidieaanvragen besluiten om dit budget te verhogen met een bedrag dat vrijvalt als gevolg van het niet doorgaan van eerder goedgekeurde projecten dan wel een lagere vaststelling voor deze projecten, met dien verstande dat minimaal 6,6 miljoen aan EFRO middelen voor projecten uit prioritaire as 1 overblijft, 3,0 miljoen voor prioriteit 2 projecten en 2,9 miljoen voor prioriteit 3 projecten.
De verdeling van het subsidieplafond per prioritaire as over de subsidieaanvragen vindt plaats op basis van de aansluiting op de selectiecriteria zoals gesteld in artikel 6 en naar volgorde van de score van de projecten op de prioriteitscriteria zoals genoemd in artikel 7. De Managementautoriteit adviseert hierover aan het Comité van Toezicht dat vervolgens een besluit neemt over de verdeling van het subsidieplafond over de subsidieaanvragen. De Managementautoriteit neemt het besluit van het Comité van Toezicht over in de beslissing op de aanvraag, zoals bedoeld in artikel 15.
Indien sprake is van staatssteun en de activiteit voldoet aan een van de voorwaarden van artikel 4, lid 2 wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totaal aan overheidsbijdragen aan subsidieontvanger niet meer bedraagt dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan is op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening, dan wel dat mogelijk is in het kader van de de-minimisverordening.
Artikel 12 Subsidiabele en niet subsidiabele kosten
Indien sprake is van staatssteun en de steun wordt verleend onder toepassing van de algemene groepsvrijstellingsverordening dan wel een andere vrijstelling, dan zijn de kosten slechts subsidiabel die genoemd zijn in het van toepassing zijnde artikel van de algemene groepsvrijstellingsverordening, dan wel de andere vrijstelling, op basis waarvan de subsidie wordt verstrekt.
Een subsidieaanvraag voldoet in ieder geval aan de volgende vereisten:
een subsidieaanvraag kan alleen worden ingediend via het elektronisch monitoringsysteem eMS met gebruikmaking van het daartoe door de Managementautoriteit vastgestelde aanvraagformulier (www.interregemr.eu);
Artikel 15 Beslissing op aanvraag
Conform artikel 5.2.4 van REES geeft de Managementautoriteit binnen 26 weken na sluiting van de indieningstermijn een beschikking op een subsidieaanvraag.
Artikel 16 Betaling en bevoorschotting
Voor de toepassing van artikel 132, eerste lid van verordening 1303/2013 gaat, ingeval van onvoldoende beschikbaarheid van middelen uit de initiële en jaarlijkse voorfinanciering en tussentijdse betalingen uit het EFRO als bedoeld in artikel 132, eerste lid van verordening 1303/2013, bij gelijk indienen van betalingsaanvragen door subsidieontvangers, betaling aan een MKB-onderneming voor op overige subsidieontvangers.
Artikel 18 Inwerkingtreding, beëindiging en citeertitel
Deze regeling vervalt met ingang van 31 december 2022, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op subsidieaanvragen die vóór die datum zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten in hoedanigheid van Managementautoriteit en subsidiebesluiten die vóór die datum zijn genomen, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject.
Aldus besloten in de vergadering van Gedeputeerde Staten, gehouden op 19 juli 2016. Gedeputeerde Staten voornoemd
de voorzitter, dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens
secretaris dhr. mr. A.C.J.M. de Kroon
Toelichting behorende bij “Nadere subsidieregels Interreg V-A programma Euregio Maas-Rijn”
Artikel 125, derde lid van Verordening 1303/2013 bepaalt dat de Managementautoriteit ten aanzien van de selectie van concrete acties passende selectieprocedures en –criteria opstelt. Op Europees niveau is aldus het opstellen van regels om subsidie voor de EFRO-gelden te verstrekken neergelegd bij de Managementautoriteit.
Verordening 1299/2013 is van kracht voor programma’s die zich richten op Europese Territoriale Samenwerking, waaronder ook het Interreg V-A programma Euregio Maas-Rijn. In aanvulling op de algemene Verordening 1303/2013, kent de ETS verordening enkele specifieke bepalingen die van kracht zijn voor het Interreg V-A programma Euregio Maas-Rijn.
Gedelegeerde verordening 481/2014 geeft specifieke regels voor Europese Territoriale Samenwerking, waaronder ook het Interreg V-A programma Euregio Maas-Rijn, op het gebied van subsidiabiliteit. Deze gedelegeerde verordening geeft het raamwerk welke kosten onder welke voorwaarden in aanmerking komen voor subsidie. De nadere invulling van dit raamwerk gebeurt per programma, in het geval van het EMR programma in de kostencatalogus,
Bij wijziging van 25 juni 2016 is de Regeling Europese EZ subsidies (REES) ook van toepassing verklaard voor de uitvoering van het Interreg V-A programma Euregio Maas-Rijn. Met name relevant voor het Samenwerkingsprogramma zijn de bepalingen in hoofdstuk 5 van de REES.
Indien uit de beoordeling van het project door de Managementautoriteit blijkt dat sprake is van staatssteun, dan moet het project c.q. de betreffende activiteiten in het project voldoen aan de voorwaarden uit de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (Verordening nr. 651/2014) of de de-minimis verordening (Verordening nr. 1407/2013) of een andere Europese vrijstelling.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen Onder f EFRO Het EFRO is een van de Europese structuurfondsen waarmee het regionaal beleid van de EU wordt gerealiseerd ter zake convergentie, regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid en Europese territoriale samenwerking. Onder g Kostencatalogus De basis voor de regels omtrent subsidiabiliteit van kosten volgt uit Verordening 1303/2013 en 1299/2013 en gedelegeerde verordening 481/2014. Op basis van deze regels heeft de Managementautoriteit van het Interreg V-A programma Euregio Maas-Rijn in samenwerking met de programmapartners een Kostencatalogus opgesteld, waarin een nadere uitwerking met diverse voorbeelden is gegeven van de subsidiabiliteitsregels. Hierbij is rekening gehouden met verschillen (in wetgeving) tussen de drie lidstaten bij het berekenen van diverse subsidiabele kosten. De kostencatalogus is vastgesteld door het Comité van Toezicht en te vinden op de website van het samenwerkingsprogramma: www.interregemr.eu. Onder l Outputindicatoren Het samenwerkingsprogramma kent vier prioritaire assen en binnen elke as een of meer investeringsprioriteiten. Deze zijn uitgewerkt in hoofdstuk 2 van het samenwerkingsprogramma. De aanvraag moet passen binnen een van de investeringsprioriteiten en subdoelstellingen. Voor elke investeringsprioriteit is een set outputindicatoren ontwikkeld. In de subsidieaanvraag dient u de indicatoren die van toepassing zijn op uw project te selecteren en te kwantificeren.
Artikel 3 Aanvrager en begunstigde Een aanvrager is degene die namens het samenwerkingsverband de subsidie aanvraagt. Een begunstigde is een rechtspersoon die ook daadwerkelijk de subsidie ontvangt. Aan een begunstigde wordt subsidie toegekend op basis van de goedgekeurde subsidieaanvraag. Iedere begunstigde moet, al of niet via de lead partner, rapporteren over de inhoudelijke en financiële voortgang.
Artikel 4 Algemene subsidiecriteria Alle subsidieaanvragen moeten voldoen aan de algemene subsidiecriteria. Dit wordt beoordeeld door de Managementautoriteit. Indien sprake is van staatssteun dan kan alleen subsidie worden verstrekt indien het project past binnen de algemene groepsvrijstellingsverordening of voldoet aan de voorwaarden van de de-minimisverordening of een ander Europese vrijstelling. De Managementautoriteit kan aanvullende informatie opvragen om te kunnen beoordelen of sprake is van staatssteun en zo ja, of deze is toegestaan op grond van een van deze vrijstellingen.
Artikel 5 Specifieke deelterreinen Het samenwerkingsprogramma is opgebouwd rond vier centrale (inhoudelijke) prioritaire assen. Binnen elke prioritaire as zijn een of meer door de Europese Commissie voorgeschreven investeringsprioriteiten opgenomen. Aan de hand van deze investeringsprioriteiten zijn vervolgens specifieke doelstellingen geformuleerd. Subsidieaanvragen dienen te passen binnen één specifieke doelstelling van het programma. Nadere informatie over deze prioritaire assen en specifieke doelstellingen, met een omschrijving van de uitdaging, voorbeeld acties en verwachte resultaten is te vinden in hoofdstuk 1 en 2 van het Samenwerkingsprogramma.
Artikel 6 Selectiecriteria Om te beoordelen of de aanvraag voldoet aan het samenstel van de genoemde criteria, worden onderstaande deelaspecten meegenomen in die beoordeling:
a. Het project dient grensoverschrijdende samenwerking te versterken: - Wijze waarop en mate waarin het project de grensoverschrijdende samenwerking versterkt; - Mate waarin nieuwe en blijvende grensoverschrijdende contacten of netwerken tot stand komen en de mate waarin deze bijdragen aan grensoverschrijdende samenwerking in algemene zin; - Daadwerkelijke meerwaarde voor grensoverschrijdende samenwerking; noodzaak van grensoverschrijdende samenwerking om de resultaten van het project te kunnen behalen.
b. Het project levert een bijdrage aan de doelstellingen en resultaten van het samenwerkingsprogramma: - Wijze waarop en mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen en verwachte resultaten van het samenwerkingsprogramma; - Daadwerkelijke output van het project en de relevantie hiervan in het licht van het samenwerkingsprogramma.
c. Het project is haalbaar, duurzaam voor het programmagebied en heeft een meerwaarde voor andere projecten in het samenwerkingsprogramma: - Haalbaarheid van het project; eventuele risico(‘s) dat het project niet kan worden uitgevoerd zoals voorzien; - Voorzieningen die worden getroffen om ervoor te zorgen dat het resultaat van het project duurzaam is voor de regio; - Meerwaarde van het project voor andere projecten in het programmagebied, bijvoorbeeld als het gaat om leereffecten voor andere projecten; - Meerwaarde van het project, in geval sprake het project een vervolg is op een eerder project.
d. De resultaten van het project staan in verhouding tot het benodigde budget voor de uitvoering van het project (value for money): - Verhouding van het budget en de verwachte resultaten van het project tot het budget en de verwachte resultaten van het samenwerkingsprogramma; - Efficiëntie en doeltreffendheid van de beoogde activiteiten; - Verwachte impact van het project.
e. Het project heeft een innovatief karakter: - Bijdrage aan de innovatie van de economie of sociale structuur van het programmagebied; - Mate van innovativiteit in benadering of methodiek ten aanzien van de betrokken thema’s.
Artikel 10 Subsidieplafonds De subsidieplafonds zijn door het Comité van Toezicht vastgesteld in haar vergadering van 28 juni 2016. Lid 2 biedt het Comité van Toezicht de mogelijkheid om projecten die positief scoren op de diverse criteria, maar waarvoor het plafond zoals vermeld in artikel 1 ontoereikend zou zijn, toch goed te kunnen keuren. De Managementautoriteit adviseert het Comité van Toezicht over de mate waarin de subsidieaanvragen voldoen aan de selectiecriteria. Het Comité van Toezicht neemt een beslissing over de subsidieaanvragen en daarmee de wijze van verdeling van de beschikbare middelen.
Artikel 11 Subsidiebedrag Lid 1 Het Comité van Toezicht neemt alleen een besluit over de gevraagde EFRO bijdrage, niet over eventuele bijdragen van andere co-financiers. Lid 3 Indien sprake is van staatssteun dan mag het totaal aan publieke steun (EFRO plus andere overheidsbijdragen) niet meer bedragen dan het maximum zoals gesteld in de van toepassing zijnde vrijstelling op basis waarvan de steun geoorloofd is.
Artikel 13 Indienen aanvraag Voor het indienen van een aanvraag is een elektronisch systeem ontwikkeld. Het systeem voldoet aan de eisen van verordening 1303/2013, met name de eisen in artikel 122, derde lid, dat de uitwisseling van alle informatie tussen de subsidieontvanger en de Managementautoriteit, certificeringsautoriteit en auditautoriteit door middel van elektronische systemen voor gegevensuitwisseling kan plaatsvinden. Aanvragen worden alleen in behandeling genomen als gebruik wordt gemaakt van dit systeem.
Artikel 16 Betaling en bevoorschotting In artikel 132 van verordening 1303/2013 is bepaald dat de Managementautoriteit uiterlijk 90 dagen na het indienen van de betalingsaanvraag van de begunstigde betaalt. Dit betreft de betaling van voorschotten op de subsidie op basis van de door de begunstigde gedeclareerde kosten. Op deze termijn is het voorbehoud gemaakt van beschikbaarheid van financiering vanuit EFRO. Indien meerdere betalingsaanvragen gelijktijdig worden ingediend en er zijn onvoldoende financiële middelen beschikbaar uit het EFRO, gaat betaling aan MKB-ondernemingen voor op betaling aan overige subsidieontvangers. De bepaling laat onverlet de bevoegdheid van de Managementautoriteit de betalingstermijn op te schorten wegens onder andere gebrek aan gegevens om de betalingsaanvraag te beoordelen, conform artikel 132, tweede lid van verordening 1303/2013. De bepaling laat onverlet om eerder dan 90 dagen uit te betalen, waarbij spoedige betaling een expliciet doel van de Nederlandse overheid is.
Artikel 17 Vaststelling Lid 2 Projectcontroles door de auditautoriteit kunnen leiden tot een lagere subsidievaststelling. Indien de vaststellingsbeschikking door de MA wordt verleend voordat de laatste controle door de auditautoriteit heeft plaatsgevonden, wordt dit voorbehoud duidelijk aan de subsidieontvanger gecommuniceerd.