Organisatie | Papendrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bomenverordening 2010 |
Citeertitel | Bomenverordening 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
art. 149 Gemeentewet, Boswet, Planteziektwet
Beleidsregels voor het vellen van houtopstanden, Beleidsregels voor monumentale houtopstand
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2010 | 11-07-2013 | intrekking + nieuwe regeling | 01-07-2010 PN 14-07-2010 | 042/2010 |
Artikel 1: Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 3: Waardevolle en monumentale houtopstand
De burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen (noodkap), indien er sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid. Onverwijld wordt alsnog hiervoor een vergunning afgegeven waarbij een herplantplicht kan worden opgelegd.
Artikel 6: Vervaltermijn vergunning
Artikel 7: Bijzondere vergunningsvoorschriften
Artikel 8: Herplant- en instandhoudingsplicht
Het bevoegd gezag beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van de vergunning tot vellen op grond van artikel 17 juncto artikel 13 vierde lid van de Boswet.
Artikel 10: Afstand van de erfgrens
De afstand voor het planten van een houtopstand tot de erfgrens als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.
Artikel 11: bestrijding van boomziekten
Artikel 12: Bescherming publieke houtopstand
Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen personen, behoudens de beperkingen van deze personen bij wet gesteld.
Artikel 15: Betreden van gebouwen en terreinen
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg van de naleving daarvan zijn belast of daaraan meewerken, de bevoegdheid verleend om gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.
TOELICHTING OP BOMENVERODENING GEMEENTE PAPENDRECHT 2010
Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met de ondergrens van de bescherming. Hier is gekozen voor de maat van 20 centimeter dwarsdoorsnede gemeten op de standaardwijze binnen het professionele bomenvak. Deze maat lijkt passend gezien de locale bodemgesteldheid, die snelle groei van bomen mogelijke maakt en vergelijkbare diameters in omliggende en min of meer vergelijkbare gemeenten.
Een kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de vergunningplicht gebaseerd zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.
Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Voor het graven van sleuven voor kabels en leidingen is vaak naast een kapvergunning ook een andere vergunning, zoals een aanlegvergunning, nodig. Voor de aanleg van sleuven voor kabels en leidingen binnen een afstand van bijvoorbeeld vier meter van de stam
van een houtopstand zou daarnaast altijd de verplichting van aanvraag van een kapvergunning moeten worden gesteld. Meestal kan de uitvoerende cultuurtechnische dienst of firma de aanwezigheid van hoofdwortels niet zelf beoordelen. De vergunningverlener kan er echter voor zorgen dat de vergunningverlening gebeurt op basis van een boomdeskundig advies. Een dergelijk advies kan als voorschrift in de vergunning worden opgenomen (zie artikel 8). Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstanden eveneens vergunningplichtig.
De landelijk normerende richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de deskundigste methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden door justitie erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.
Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van een of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.
Aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk inheemse heesters, struiken en boomvormers.
Een houtig, opgaand gewas waarbij de hoofdtakken zich ontwikkelen vanaf de wortelhals.
Een houtig gewas zonder duidelijke ontwikkeling van hoofdtakken.
Een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken.
Een lintvormige aanplant van heesters of struiken, al dan niet in een vorm gesnoeid.
Beheervorm van een houtopstand waarbij de boomvormers, die na te zijn geveld opnieuw op de stronk uitlopen, periodiek geheel of gedeeltelijk worden geveld.
Lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers.
Met ‘zowel vitaal als afgestorven’ is bedoeld ook het vellen van dode of bijna dode bomen vergunningplichtig te maken. Hiervoor zijn drie redenen. Ten eerste kan het wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies voor vogels, insecten enz. Ten tweede kunnen in dode bomen wettelijk beschermde diersoorten als spechten, uilen, vleermuizen enz. nestelen. Ten derde kan hiermee voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar zijn boom, waarvoor een vergunning om te vellen is geweigerd, om zeep helpt en alsnog zou kunnen vellen. Wel zal het handhaven van dode bomen dienen te gebeuren met inachtneming van de openbare (verkeers)veiligheid.
In verband met de ontheffing d.d. 4.2.1977 door de provincie Zuid Holland voor de vaststelling van een bebouwde kom ingevolge artikel 1 lid 5 Boswet ontbreekt deze in de gemeente. Dit vanwege de voor de toepassing van de Boswet beperkte relevantie van het buitengebied.
Kapverbod. Dit verbod is in verschillende opzichten ruimer dan het lijkt. Vellen is meer dan alleen omzagen en houtopstand is meer dan alleen een boom (zie artikel 1). De strafbaarstelling op grond van het artikel 2 staat in artikel 13 Strafbepaling. Dit artikel is de rechtsgrond voor aangifte bij de (milieu)politie.
Deze beide uitzonderingen ten aanzien van tuinbomen is gebaseerd op de ervaring dat veel mensen in hun voor- of achtertuin een, uiteindelijk te groot wordende boom planten op een te kleine standplaats. Ook is meestal de betekenis van tuinbomen in kleinere tuinen voor het aangezicht van de gemeente minder van belang.
Artikel 15 lid 2 Boswet. De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft betrekking op de in artikel 15 lid 2 en lid 3 Boswet genoemde houtopstanden:
De in lid 4 van dit artikel genoemde uitzonderingen zijn in de praktijk wenselijk gebleken aanvullingen. De grondgedachte is dat niet ingrijpend, normaal beheer niet onder het kapverbod valt. Plantenziektewet. Voor ‘houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders’ geldt dus dat vervolgens wel weer een herplant- of instandhoudingsplicht kan worden opgelegd. Vanwege iepziekte op aanschrijving verwijderde iepen kunnen bijvoorbeeld wel aanleiding zijn tot het opleggen van een herplantplicht aan dezelfde eigenaar.
Dit lid gaat uit van het opstellen van een duidelijke lijst. Dit betekent dat burgemeester en wethouders de taak op zich nemen om zijn monumentale en waardevolle houtopstanden te inventariseren.
Adviescommissie: aangezien de omgang met monumentale houtopstand boomdeskundigheid vergt, kunnen burgemeester en wethouders besluiten overgegaan tot het instellen van een adviescommissie.
Particulieren die een landelijk geregistreerde boom bezitten, kunnen voor onderzoek en onderhoud ook een beroep doen op het door de Bomenstichting te Utrecht beheerde Bomenfonds.
Bestemmingsplan. Tegelijk met het instellen van een bomenverordening is het mogelijk te besluiten, dat waardevolle/monumentale bomen in bestemmingsplannen worden opgenomen. De bescherming door het bestemmingsplan kan worden geboden door opname van de maximale toekomstige kroonprojectie van waardevolle houtopstanden op de bestemmingsplankaart of bijvoorbeeld twee meter buiten deze projectie.
Weigeringsgronden. Dit artikel geeft de mogelijke weigeringsgronden, die in ieder besluit inzake een aanvraag tot vellen in het kader van de beleidsafweging genoemd moeten worden. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of (te) gevaarlijke bomen altijd voor vergunning in aanmerking zullen komen. Ervaring leert dat de algemene termen waarin hier genoemde weigeringsgronden gesteld zijn, nadere uitwerking behoeven van criteria voor boombelang en verwijderingsbelang. Deze criteria kunnen in een afwegingsmodel worden geplaatst dat als instrument bij de beoordeling van de aanvraag wordt gehanteerd. De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar beleidsbesluiten. Hiervoor is een beoordelingsformulier.
Deze waarden en beoordeling zijn verder uitgewerkt in beleidsregels. De Groenvisie 1991 hanteert de volgende beschermingswaardige categorieën zijn: hoofdverkeersgroen, verkeersgroen, oevergroen, recreatiegroen, industriegroen, wijkgroen, accentgroen en overig groen. Deze corresponderen als volgt met de in lid 2 genoemde waarden:
a) natuur- en milieuwaarden: oevergroen;
b) landschappelijke waarden: hoofdverkeersgroen, verkeersgroen;
c) cultuurhistorische waarden;
d) waarden van dorpsschoon; wijkgroen, accentgroen;
e) waarden voor recreatie en leefbaarheid: recreatiegroen, industriegroen.
Bij overig groen wordt in voorkomende gevallen aangegeven onder welk van bovenstaande waarden dit valt.
Voor bijzonder waardevolle of monumentale houtopstand dienen criteria en een lijst te worden opgesteld (zie artikel 3). De status van bomen op de landelijke monumentale bomenlijst wordt in dit artikel onderkend.
De afweging inzake het wel of niet verwijderen wordt gemaakt aan de hand van een beoordelingsformulier, waarbij een feitelijke beoordeling van de houtopstand plaatsvindt, de status van de houtopstand beschouwd wordt (wel/niet monumentaal), en toetsing aan de hand van in lid 2 genoemde waarden plaatsvindt.
Direct vellen als gevolg van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid. Uitsluitende bevoegdheid van de burgemeester o.g.v. art. 172 e.v. Gemeentewet.
In de praktijk blijkt het nodig om een houdbaarheidsdatum aan oude vergunningen te geven. De vervaltermijn begint niet te lopen op het moment van afgifte van de vergunning, maar op het moment van het juridisch definitief worden van de vergunning, dus als de termijnen voor bezwaar en beroep (ongebruikt) verstreken zijn. Bijvoorbeeld als geen bezwaar is aangetekend binnen zes weken na datum van afgifte. Bij langer lopende projecten, zoals bij de aanleg van grote infrastructurele werken, zal vanwege de vervaltermijn een goede planning en timing van deze vergunning gevergd worden. Werken met een langere termijn kan wellicht wenselijk zijn, maar wordt gezien de andersluidende rechtspraak afgeraden.
Doel van dit lid is dat er niet gekapt mag worden zolang de bezwaartermijn nog loopt. De rechtspraak kent vele uitspraken dat vanwege de onomkeerbaarheid van een velling gedurende de tijd van behandeling van een bezwaar een schorsing (voorlopige voorziening) wordt toegewezen. Schorsende werking. Dit lid is juridisch noodzakelijk voor de bevoegdheid om schorsende werking aan een bezwaar te verlenen op grond van het ‘krachtens wet’ in artikel 6:16 Algemene wet bestuursrecht. De rechtspraak heeft de bruikbaarheid van dit artikel reeds bevestigd.
De leden 2 en 3 van dit artikel bevatten de standaardvoorschriften voor het opleggen van een herplantplicht als voorschrift in een vergunning. De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort, grootte enz. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is.
Lid 4 maakt het mogelijk op grond van de geldende natuurbeschermingsregels, waaronder de Flora- en Faunawet, Europese vogel- en habitatrichtlijnen enz. nadere concrete voorschriften op te leggen, bijvoorbeeld het niet vellen zolang er vogels broeden in de bomen of niet vellen op zodanige wijze dat nabije beschermde soorten planten of paddestoelen vernield worden. Het niet mogen vellen in het broedseizoen dient in een vergunningsvoorschrift uitgewerkt te zijn. De bescherming van broedende vogels geldt reeds op grond van de wet (art. 12 Flora- en Faunawet), maar soms is er de behoefte van concretere afbakening van begrippen als broedseizoen, wijze van vellen, enz. Soms geeft men onder de vergunning een uitleg hoe de aanvrager met dit onderwerp om kan gaan. Indien er aanleiding toe is, kan de uitvoering van deze bepaling wel door voorschriften bij de vergunningverlening worden geregeld.
Herplantvoorschriften moeten concreet en eenduidig zijn en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid past. De wijze waarop de zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, vraagt dus om beleidsmatige uitwerking. Deze uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van het artikel. Onder het handhavingsbeleid vallen ook de richtlijnen voor het effectief uitvoeren van de strafvervolging door politie en daartoe aangestelde opsporingsambtenaren, zoals bedoeld in de artikelen 14 en 15.
Financiële herplant. Let op dat een financiële herplantplicht daadwerkelijk voor herplant elders gebruikt dient te worden blijkens de rechtspraak en niet voor extra snoeien of iets dergelijks. Bovendien moet die herplant zo nabij als mogelijk uitgevoerd worden.
De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel (onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te vellen geweigerd wordt.
Afstand in artikel 5:42 BW. Houtopstanden die door de verordening worden beschermd kunnen indien zij nabij de erfgrens staan onder het burenrecht vallen. Artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek maakt het mogelijk dat buren de kap van een boom, die (in beginsel) binnen twee meter van de erfgrens staat, kunnen afdwingen. Bij het opstellen van een gemeentelijke verordening kan echter van de twee meter afstand uit het Burgerlijk Wetboek worden afgeweken op grond van artikel 5:42 lid 2 BW. Omdat in de meer bebouwde omgeving, met name in de tuinen, de ruimte beperkt is, is in dit artikel gekozen voor een minimumafstand tot de erfgrens van 0,5 meter voor de hoog opgaande houtige gewassen. De juridische grondslag voor burengeschillen over bomen en daarmee het aantal geschillen zullen enigszins verminderen door de afstand tot de erfgrens in de verordening te verkleinen. In de praktijk komt het er vooral op neer belangen zorgvuldig af te wegen en, indien mogelijk, door beheerovereenkomsten klachten te voorkomen. Het is raadzaam zich als overheid niet in particuliere burengeschillen te mengen, tenzij men de betreffende houtopstand wil behouden. In dat geval dient men dat behoud zo spoedig mogelijk aan beide partijen kenbaar te maken.
De Bomenstichting geeft informatieve brochures en boeken over bomen en buren uit.
Zie voor afbakening van de begrippen boom, boomvormer, heester en heg de toelichting op artikel 1.
In een gemeente met vele bomen is dit artikel onmisbaar gebleken. Preventie. Het voorkomen van boomziekte kan behalve door versnipperen ook worden bereikt door het onbewerkte hout gedurende minimaal een jaar in het water te leggen of in een composthoop te verwerken waar de temperatuur oploopt tot 60 à 70 graden. Het ingraven van het hout is ook een mogelijkheid.
Ratio. De strafmaatbepalingen zijn de basis voor aangifte bij de politie en eventuele strafvervolging door justitie. De bepalingen zijn overeenkomstig de grenzen van de Gemeentewet vastgesteld. Soms kan de rechter overgaan tot maatregelen, zoals publicatie van een vonnis of voordeeltoekenning (d.w.z. dat justitie afziet van strafvervolging indien verdachte de schade vergoedt). Samenloop. Ook een samengaan met andere delicten (vernieling van eigendom, belediging van personen, enz.) is vaak aanleiding om een illegale kap of beschadiging door justitie aan te laten pakken. Schadevergoeding. De ingestelde strafvervolging staat het instellen van een privaatrechtelijke schadevordering als gevolg van waardevermindering of verlies van de boom niet in de weg. Wel blijken rechters en officieren in de praktijk terughoudend in het tweemaal juridisch aanpakken van hetzelfde feit.
Toelichting op artikel 14 en 15
Vanzelfsprekend zal uitsluitend indien er sprake is van verdenking een bevoegd opsporingsambtenaar zich toegang mogen verschaffen tot percelen.