Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Papendrecht

Bomenverordening 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePapendrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBomenverordening 2010
CiteertitelBomenverordening 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

art. 149 Gemeentewet, Boswet, Planteziektwet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Beleidsregels voor het vellen van houtopstanden, Beleidsregels voor monumentale houtopstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-201011-07-2013intrekking + nieuwe regeling

01-07-2010

PN 14-07-2010

042/2010

Tekst van de regeling

Intitulé

Bomenverordening 2010

 

 

 

Bomenverordening 2010

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

Boom

:

Een houtachtig, opgaand gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. Indien het betreft houtopstand in privaat eigendom, geldt in afwijking van het in het vorige zin bepaalde een dwarsdoorsnede van 20 centimeter op 1,3 meter hoogte. Ingeval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

b.

Houtopstand

:

Eén of meer bomen, boomvormers, een beplating van bosplantsoen, een struweel, een heg, een beplanting van hakhout, een houtwal, met de onder sub a genoemde minimale dwarsdoorsnede.

c.

Vellen

:

Rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent kroonvolume, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

d.

Rooien

:

Het geheel verwijderen van het bovengrondse en ondergrondse deel van houtopstand.

e.

Kappen

:

Het geheel of gedeeltelijk verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand.

f.

Kandelaberen

:

Het uitdunnen van de kroon van een boom en waarbij de resterende takken tot ongeveer de helft van hun lengte worden teruggesnoeid.

g.

Knotten

:

Geheel of gedeeltelijk verwijderen van uitgelopen takhout tot op de oude snoeiplaats.

h.

Monumentale boom

:

Bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd, of met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een bijzondere functie voor de omgeving.

i.

Bevoegd gezag

 

Conform artikel 1.1 eerste lid Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

j.

Monetaire boomwaarde

:

De financiële waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB).

Artikel 2: Verbod tot vellen

1.

Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen.

2.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstand in privaat eigendom, zijnde:

a.in voortuinen met een oppervlakte die kleiner is dan 30m2, tenzij het houtopstand betreft als in artikel 3;

b.in achtertuinen met een oppervlakte die kleiner is dan 100m2, tenzij het houtopstand betreft als in artikel 3.

3.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden, die aantoonbaar op bosbouwkundige of bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 lid 2 en 3 van de Boswet:

·wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voorzover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

·vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

·fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

·kweekgoed;

·bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen die niet gelegen zijn binnen de bebouwde kom.

4.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

a.houtopstand die moeten worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in artikelen 8 en 9 van deze verordening;

b.het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

c.het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

d.wilgen en populieren met een dwarsdoorsnede van de stam van minder dan 50 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld, tenzij deze geknot, en voor zover deze niet voorkomen op de lijst zoals bedoeld in artikel 3.

Artikel 3: Waardevolle en monumentale houtopstand

1.

Burgemeester en wethouders stellen een lijst op met waardevolle en monumentale houtopstand. Deze lijst omvat in ieder geval de houtopstanden die voorkomen in het landelijke register van monumentale bomen van de Bomenstichting, lokale waardevolle en monumentale houtopstand, herdenkingsbomen ongeacht hun leeftijd en toekomstige monumentale houtopstand. Deze lijst wordt elke vier jaar herzien.

2.

De lijst bevat minimaal de volgende gegevens, inzake de te beschermen monumentale waardevolle en monumentale houtopstand:

·redengevende beschrijving;

·soort boom;

·standplaats;

·kadastrale gegevens;

·eigendomsgegevens;

·foto’s.

3.

De eigenaar van een houtopstand die vermeld staat op de lijst van waardevolle en monumentale houtopstand is verplicht burgemeester en wethouders onmiddellijk mededeling te doen van:

a.eigendomsoverdracht van de houtopstand;

b.het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand, anders dan door velling op grond van een verleende vergunning;

c.de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

4.

Burgemeester en wethouders kunnen aan de standplaats van waardevolle en monumentale houtopstand in een bestemmingsplan de bestemming “groeiplaats houtopstand” verlenen. Deze standplaats is op plankaart aangegeven met ten minste het oppervlak dat de kroon van een boom als volledig volgroeid exemplaar nodig heeft.

5.

Burgemeester en wethouders kunnen beleidsregels opstellen ten behoeve van de bevoegdheid vermeld in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 4: Criteria

1.

Het bevoegd gezag kan de vergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

2.

Het bevoegd gezag weigert een vergunning om te vellen indien het belang van verlening niet opweegt tegen één of meer van de volgende waarden:

a.natuur- en milieuwaarden;

b.landschappelijke waarden;

c.cultuurhistorische waarden;

d.waarden van stads- en dorpsschoon;

e.waarden voor recreatie en leefbaarheid.

3.

Geen vergunning om te vellen wordt verleend voor houtopstand voorkomende op de in artikel 3 genoemde lijst van waardevolle en monumentale houtopstand, tenzij er sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid of andere acute noodtoestand.

4.

Het bevoegd gezag verwijst in de vergunning zo mogelijk naar beleidsregels ter onderbouwing van de in het tweede lid genoemde waarden.

5.

Burgemeester en wethouders kunnen beleidsregels opstellen ter beoordeling kapvergunningen en beoordeling van de in het tweede lid genoemde waarden.

6.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het opstellen van een beoordelingsformulier waarin een zo objectief mogelijk afwegingsmodel wordt vastgelegd.

Artikel 5: Noodkap

De burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen (noodkap), indien er sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid. Onverwijld wordt alsnog hiervoor een vergunning afgegeven waarbij een herplantplicht kan worden opgelegd.

Artikel 6: Vervaltermijn vergunning

1.

De vergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning gebruik is gemaakt.

2.

In het geval het een vergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, is de vergunning voor alle bomen slechts één jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn.

Artikel 7: Bijzondere vergunningsvoorschriften

1.

Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften behoort het standaard voorschrift dat niet tot vellen mag worden overgegaan en de vergunning pas van kracht wordt met ingang van de dag na de dag waarop de bezwaartermijn afloopt en dat indien gedurende de bezwaartermijn een bezwaar is ingediend of een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, de vergunning niet van kracht wordt voordat op ingediend bezwaar of dat verzoek is beslist.

2.

Tot aan de vergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig het door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

3.

In een voorschrift als bedoeld in het tweede lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

4.

Tot aan de vergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan behoren aanwijzingen ter bescherming van nabijgelegen houtopstand en voorschriften ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

5.

Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een vergunning tot vellen te verbinden voorschrift behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in de kas van de gemeente ten behoeve van herplant.

6.

De verplichtingen en voorschriften in dit artikel kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 genoemde minimum maat.

7.

Het bevoegd gezag kan bij het onder voorschriften verlenen van een vergunning tot vellen tevens de monetaire boomwaarde als motivering hanteren.

8.

Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 8: Herplant- en instandhoudingsplicht

1.

Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kunnen burgemeester en wethoudersaan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hen in te stellen termijn.

2.

Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een vergunning tot vellen te verbinden voorschrift behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in de kas van de gemeente ten behoeve van herplant.

3.

De verplichtingen en voorschriften van dit artikel kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 van deze verordening genoemde minimum maat.

4.

Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

5.

Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

6.

Degene aan wie een verplichting of een voorschrift als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 9: Schadevergoeding

Het bevoegd gezag beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van de vergunning tot vellen op grond van artikel 17 juncto artikel 13 vierde lid van de Boswet.

Artikel 10: Afstand van de erfgrens

De afstand voor het planten van een houtopstand tot de erfgrens als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.

Artikel 11: bestrijding van boomziekten

1.

Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

a.de houtopstand te vellen;

b.conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

2.

Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

3.

Burgmeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder het tweede lid van dit artikel gestelde verbod.

4.

Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens burgemeester en wethouders kunnen worden verricht.

Artikel 12: Bescherming publieke houtopstand

1.

Het is verboden om houtopstanden, die publiek eigendom zijn:

a.te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

b.daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.

2.

Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een publieke houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens ontheffing van burgemeester en wethouders.

Artikel 13: Strafbepaling

1.

Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 3, derde lid, artikel 4, eerste lid, artikel 6, eerste en tweede lid, artikel 7 eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende lid, artikel 11, eerste, derde en vierde lid is gegeven, onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde, vijfde en zesde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

2.

Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, artikel 11, tweede lid, artikel 12, eerste en tweede lid dan wel een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan er een rechterlijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden.

3.

Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de monetaire boomwaarde.

Artikel 14: Opsporing

Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen personen, behoudens de beperkingen van deze personen bij wet gesteld.

Artikel 15: Betreden van gebouwen en terreinen

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg van de naleving daarvan zijn belast of daaraan meewerken, de bevoegdheid verleend om gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.

Artikel 16: Slotbepaling

1.

Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening 2010

2.

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt. Op datzelfde tijdstip vervalt de Bomenverordening 2004.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van

de griffier,

A.P.M.A.F. Bergmans

de voorzitter,

C.J.M. de Bruin

TOELICHTING OP BOMENVERODENING GEMEENTE PAPENDRECHT 2010

Toelichting op artikel 1

a. Boom

Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met de ondergrens van de bescherming. Hier is gekozen voor de maat van 20 centimeter dwarsdoorsnede gemeten op de standaardwijze binnen het professionele bomenvak. Deze maat lijkt passend gezien de locale bodemgesteldheid, die snelle groei van bomen mogelijke maakt en vergelijkbare diameters in omliggende en min of meer vergelijkbare gemeenten.

b. Houtopstand

Een kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de vergunningplicht gebaseerd zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.

c. Vellen

Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Voor het graven van sleuven voor kabels en leidingen is vaak naast een kapvergunning ook een andere vergunning, zoals een aanlegvergunning, nodig. Voor de aanleg van sleuven voor kabels en leidingen binnen een afstand van bijvoorbeeld vier meter van de stam

van een houtopstand zou daarnaast altijd de verplichting van aanvraag van een kapvergunning moeten worden gesteld. Meestal kan de uitvoerende cultuurtechnische dienst of firma de aanwezigheid van hoofdwortels niet zelf beoordelen. De vergunningverlener kan er echter voor zorgen dat de vergunningverlening gebeurt op basis van een boomdeskundig advies. Een dergelijk advies kan als voorschrift in de vergunning worden opgenomen (zie artikel 8). Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstanden eveneens vergunningplichtig.

j. Monetaire boomwaarde

De landelijk normerende richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de deskundigste methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden door justitie erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.

Aanvullende omschrijvingen:

Boomvormer

Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van een of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.

Bosplantsoen

Aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk inheemse heesters, struiken en boomvormers.

Struik

Een houtig, opgaand gewas waarbij de hoofdtakken zich ontwikkelen vanaf de wortelhals.

Heester

Een houtig gewas zonder duidelijke ontwikkeling van hoofdtakken.

Struweel

Een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken.

Heg (of haag)

Een lintvormige aanplant van heesters of struiken, al dan niet in een vorm gesnoeid.

Hakhout

Beheervorm van een houtopstand waarbij de boomvormers, die na te zijn geveld opnieuw op de stronk uitlopen, periodiek geheel of gedeeltelijk worden geveld.

Houtwal

Lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers.

Dode bomen

Met ‘zowel vitaal als afgestorven’ is bedoeld ook het vellen van dode of bijna dode bomen vergunningplichtig te maken. Hiervoor zijn drie redenen. Ten eerste kan het wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies voor vogels, insecten enz. Ten tweede kunnen in dode bomen wettelijk beschermde diersoorten als spechten, uilen, vleermuizen enz. nestelen. Ten derde kan hiermee voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar zijn boom, waarvoor een vergunning om te vellen is geweigerd, om zeep helpt en alsnog zou kunnen vellen. Wel zal het handhaven van dode bomen dienen te gebeuren met inachtneming van de openbare (verkeers)veiligheid.

Boswet

In verband met de ontheffing d.d. 4.2.1977 door de provincie Zuid Holland voor de vaststelling van een bebouwde kom ingevolge artikel 1 lid 5 Boswet ontbreekt deze in de gemeente. Dit vanwege de voor de toepassing van de Boswet beperkte relevantie van het buitengebied.

Toelichting op artikel 2

Kapverbod. Dit verbod is in verschillende opzichten ruimer dan het lijkt. Vellen is meer dan alleen omzagen en houtopstand is meer dan alleen een boom (zie artikel 1). De strafbaarstelling op grond van het artikel 2 staat in artikel 13 Strafbepaling. Dit artikel is de rechtsgrond voor aangifte bij de (milieu)politie.

Lid 2

Deze beide uitzonderingen ten aanzien van tuinbomen is gebaseerd op de ervaring dat veel mensen in hun voor- of achtertuin een, uiteindelijk te groot wordende boom planten op een te kleine standplaats. Ook is meestal de betekenis van tuinbomen in kleinere tuinen voor het aangezicht van de gemeente minder van belang.

Lid 3

Artikel 15 lid 2 Boswet. De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft betrekking op de in artikel 15 lid 2 en lid 3 Boswet genoemde houtopstanden:

  • -

    wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

  • -

    vruchtbomen, en windschermen om boomgaarden;

  • -

    fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

  • -

    kweekgoed;

  • -

    bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen die niet gelegen zijn binnen de bebouwde kom.

Lid 4

De in lid 4 van dit artikel genoemde uitzonderingen zijn in de praktijk wenselijk gebleken aanvullingen. De grondgedachte is dat niet ingrijpend, normaal beheer niet onder het kapverbod valt. Plantenziektewet. Voor ‘houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders’ geldt dus dat vervolgens wel weer een herplant- of instandhoudingsplicht kan worden opgelegd. Vanwege iepziekte op aanschrijving verwijderde iepen kunnen bijvoorbeeld wel aanleiding zijn tot het opleggen van een herplantplicht aan dezelfde eigenaar.

Toelichting op artikel 3

Lid 1

Dit lid gaat uit van het opstellen van een duidelijke lijst. Dit betekent dat burgemeester en wethouders de taak op zich nemen om zijn monumentale en waardevolle houtopstanden te inventariseren.

Adviescommissie: aangezien de omgang met monumentale houtopstand boomdeskundigheid vergt, kunnen burgemeester en wethouders besluiten overgegaan tot het instellen van een adviescommissie.

Particulieren die een landelijk geregistreerde boom bezitten, kunnen voor onderzoek en onderhoud ook een beroep doen op het door de Bomenstichting te Utrecht beheerde Bomenfonds.

Lid 4

Bestemmingsplan. Tegelijk met het instellen van een bomenverordening is het mogelijk te besluiten, dat waardevolle/monumentale bomen in bestemmingsplannen worden opgenomen. De bescherming door het bestemmingsplan kan worden geboden door opname van de maximale toekomstige kroonprojectie van waardevolle houtopstanden op de bestemmingsplankaart of bijvoorbeeld twee meter buiten deze projectie.

Toelichting op artikel 4

Weigeringsgronden. Dit artikel geeft de mogelijke weigeringsgronden, die in ieder besluit inzake een aanvraag tot vellen in het kader van de beleidsafweging genoemd moeten worden. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of (te) gevaarlijke bomen altijd voor vergunning in aanmerking zullen komen. Ervaring leert dat de algemene termen waarin hier genoemde weigeringsgronden gesteld zijn, nadere uitwerking behoeven van criteria voor boombelang en verwijderingsbelang. Deze criteria kunnen in een afwegingsmodel worden geplaatst dat als instrument bij de beoordeling van de aanvraag wordt gehanteerd. De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar beleidsbesluiten. Hiervoor is een beoordelingsformulier.

Lid 2, 4 en 5

Deze waarden en beoordeling zijn verder uitgewerkt in beleidsregels. De Groenvisie 1991 hanteert de volgende beschermingswaardige categorieën zijn: hoofdverkeersgroen, verkeersgroen, oevergroen, recreatiegroen, industriegroen, wijkgroen, accentgroen en overig groen. Deze corresponderen als volgt met de in lid 2 genoemde waarden:

a) natuur- en milieuwaarden: oevergroen;

b) landschappelijke waarden: hoofdverkeersgroen, verkeersgroen;

c) cultuurhistorische waarden;

d) waarden van dorpsschoon; wijkgroen, accentgroen;

e) waarden voor recreatie en leefbaarheid: recreatiegroen, industriegroen.

Bij overig groen wordt in voorkomende gevallen aangegeven onder welk van bovenstaande waarden dit valt.

Lid 3

Voor bijzonder waardevolle of monumentale houtopstand dienen criteria en een lijst te worden opgesteld (zie artikel 3). De status van bomen op de landelijke monumentale bomenlijst wordt in dit artikel onderkend.

Lid 6

De afweging inzake het wel of niet verwijderen wordt gemaakt aan de hand van een beoordelingsformulier, waarbij een feitelijke beoordeling van de houtopstand plaatsvindt, de status van de houtopstand beschouwd wordt (wel/niet monumentaal), en toetsing aan de hand van in lid 2 genoemde waarden plaatsvindt.

Toelichting op artikel 5

Direct vellen als gevolg van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid. Uitsluitende bevoegdheid van de burgemeester o.g.v. art. 172 e.v. Gemeentewet.

Toelichting op artikel 6

In de praktijk blijkt het nodig om een houdbaarheidsdatum aan oude vergunningen te geven. De vervaltermijn begint niet te lopen op het moment van afgifte van de vergunning, maar op het moment van het juridisch definitief worden van de vergunning, dus als de termijnen voor bezwaar en beroep (ongebruikt) verstreken zijn. Bijvoorbeeld als geen bezwaar is aangetekend binnen zes weken na datum van afgifte. Bij langer lopende projecten, zoals bij de aanleg van grote infrastructurele werken, zal vanwege de vervaltermijn een goede planning en timing van deze vergunning gevergd worden. Werken met een langere termijn kan wellicht wenselijk zijn, maar wordt gezien de andersluidende rechtspraak afgeraden.

Toelichting op artikel 7

Lid 1

Doel van dit lid is dat er niet gekapt mag worden zolang de bezwaartermijn nog loopt. De rechtspraak kent vele uitspraken dat vanwege de onomkeerbaarheid van een velling gedurende de tijd van behandeling van een bezwaar een schorsing (voorlopige voorziening) wordt toegewezen. Schorsende werking. Dit lid is juridisch noodzakelijk voor de bevoegdheid om schorsende werking aan een bezwaar te verlenen op grond van het ‘krachtens wet’ in artikel 6:16 Algemene wet bestuursrecht. De rechtspraak heeft de bruikbaarheid van dit artikel reeds bevestigd.

Lid 2 en 3

De leden 2 en 3 van dit artikel bevatten de standaardvoorschriften voor het opleggen van een herplantplicht als voorschrift in een vergunning. De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort, grootte enz. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is.

Lid 4

Lid 4 maakt het mogelijk op grond van de geldende natuurbeschermingsregels, waaronder de Flora- en Faunawet, Europese vogel- en habitatrichtlijnen enz. nadere concrete voorschriften op te leggen, bijvoorbeeld het niet vellen zolang er vogels broeden in de bomen of niet vellen op zodanige wijze dat nabije beschermde soorten planten of paddestoelen vernield worden. Het niet mogen vellen in het broedseizoen dient in een vergunningsvoorschrift uitgewerkt te zijn. De bescherming van broedende vogels geldt reeds op grond van de wet (art. 12 Flora- en Faunawet), maar soms is er de behoefte van concretere afbakening van begrippen als broedseizoen, wijze van vellen, enz. Soms geeft men onder de vergunning een uitleg hoe de aanvrager met dit onderwerp om kan gaan. Indien er aanleiding toe is, kan de uitvoering van deze bepaling wel door voorschriften bij de vergunningverlening worden geregeld.

Toelichting op artikel 8

Herplantvoorschriften moeten concreet en eenduidig zijn en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid past. De wijze waarop de zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, vraagt dus om beleidsmatige uitwerking. Deze uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van het artikel. Onder het handhavingsbeleid vallen ook de richtlijnen voor het effectief uitvoeren van de strafvervolging door politie en daartoe aangestelde opsporingsambtenaren, zoals bedoeld in de artikelen 14 en 15.

Lid 2

Financiële herplant. Let op dat een financiële herplantplicht daadwerkelijk voor herplant elders gebruikt dient te worden blijkens de rechtspraak en niet voor extra snoeien of iets dergelijks. Bovendien moet die herplant zo nabij als mogelijk uitgevoerd worden.

Toelichting op artikel 9

De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel (onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te vellen geweigerd wordt.

Toelichting op artikel 10

Afstand in artikel 5:42 BW. Houtopstanden die door de verordening worden beschermd kunnen indien zij nabij de erfgrens staan onder het burenrecht vallen. Artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek maakt het mogelijk dat buren de kap van een boom, die (in beginsel) binnen twee meter van de erfgrens staat, kunnen afdwingen. Bij het opstellen van een gemeentelijke verordening kan echter van de twee meter afstand uit het Burgerlijk Wetboek worden afgeweken op grond van artikel 5:42 lid 2 BW. Omdat in de meer bebouwde omgeving, met name in de tuinen, de ruimte beperkt is, is in dit artikel gekozen voor een minimumafstand tot de erfgrens van 0,5 meter voor de hoog opgaande houtige gewassen. De juridische grondslag voor burengeschillen over bomen en daarmee het aantal geschillen zullen enigszins verminderen door de afstand tot de erfgrens in de verordening te verkleinen. In de praktijk komt het er vooral op neer belangen zorgvuldig af te wegen en, indien mogelijk, door beheerovereenkomsten klachten te voorkomen. Het is raadzaam zich als overheid niet in particuliere burengeschillen te mengen, tenzij men de betreffende houtopstand wil behouden. In dat geval dient men dat behoud zo spoedig mogelijk aan beide partijen kenbaar te maken.

De Bomenstichting geeft informatieve brochures en boeken over bomen en buren uit.

Zie voor afbakening van de begrippen boom, boomvormer, heester en heg de toelichting op artikel 1.

Toelichting op artikel 11

In een gemeente met vele bomen is dit artikel onmisbaar gebleken. Preventie. Het voorkomen van boomziekte kan behalve door versnipperen ook worden bereikt door het onbewerkte hout gedurende minimaal een jaar in het water te leggen of in een composthoop te verwerken waar de temperatuur oploopt tot 60 à 70 graden. Het ingraven van het hout is ook een mogelijkheid.

Toelichting op artikel 12

Geen toelichting nodig.

Toelichting op artikel 13

Ratio. De strafmaatbepalingen zijn de basis voor aangifte bij de politie en eventuele strafvervolging door justitie. De bepalingen zijn overeenkomstig de grenzen van de Gemeentewet vastgesteld. Soms kan de rechter overgaan tot maatregelen, zoals publicatie van een vonnis of voordeeltoekenning (d.w.z. dat justitie afziet van strafvervolging indien verdachte de schade vergoedt). Samenloop. Ook een samengaan met andere delicten (vernieling van eigendom, belediging van personen, enz.) is vaak aanleiding om een illegale kap of beschadiging door justitie aan te laten pakken. Schadevergoeding. De ingestelde strafvervolging staat het instellen van een privaatrechtelijke schadevordering als gevolg van waardevermindering of verlies van de boom niet in de weg. Wel blijken rechters en officieren in de praktijk terughoudend in het tweemaal juridisch aanpakken van hetzelfde feit.

Toelichting op artikel 14 en 15

Vanzelfsprekend zal uitsluitend indien er sprake is van verdenking een bevoegd opsporingsambtenaar zich toegang mogen verschaffen tot percelen.