Organisatie | Rheden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de Commissie Cultuurhistorie Rheden 2010 |
Citeertitel | Verordening op de Commissie Cultuurhistorie Rheden 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-10-2010 | 01-10-2010 | Nieuwe regeling | 28-09-2010 Regiobode, 13-10-2010 | Geen |
Artikel 1 Taken en bevoegdheden
Er is een Commissie Cultuurhistorie in de gemeente Rheden, die het college op verzoek of uit eigen beweging adviseert ten aanzien van:
De rayonarchitect en de kunsthistoricus van het Gelders Genootschap .zijn uit hoofde van hun functie lid van de commissie. Hun benoeming treedt in werking bij hun benoeming als rayonarchitect respectievelijk kunsthistoricus voor het rayon waar Rheden deel van uitmaakt voor de duur van die benoeming. Aan deze benoeming is geen maximale zittingstermijn verbonden.
Artikel 4 Schriftelijke adviezen
De adviezen van de commissie worden schriftelijk vastgelegd, zijn met redenen omkleed en vermelden het eventuele minderheidsstandpunt van één of meer leden indien daarom wordt verzocht.
De commissie vergadert in het openbaar, tenzij de voorzitter een besloten vergadering nodig acht. De commissie kan hierover een besluit nemen.
De inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op 1 oktober 2010 vereist aanpassing van de Monumentenverordening 1994. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt om tevens enkele wijzigingen aan te brengen in de Verordening op de Commissie Cultuurhistorie Rheden: de terminologie is aangepast aan de Erfgoedverordening Rheden 2010, die de Monumentenverordening 1994 vervangt.
De Monumentenwet 1988 betekende destijds een vergaande decentralisatie van taken op het gebied van het monumentenbeleid. Gemeenten kregen de mogelijkheid om eigen monumentencommissies in te stellen. Criteria waar deze commissies voor wat betreft deskundigheid en professionaliteit aan moesten voldoen werden echter niet in de wet opgenomen. De Wet beperking adviesplicht heeft hier in 2009 verandering in gebracht. Om de deskundigheid en onafhankelijkheid van commissies te bevorderen, stelt deze wet twee belangrijke voorwaarden. Leden moeten deskundig zijn op het gebied van cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratie en landschap/stedenbouw. Verder mag de commissie niet worden geleid door bestuurlijke en/of ambtelijke belangen.
De gemeente Rheden draagt er door haar benoemingsbeleid reeds lang zorg voor dat de Commissie Cultuurhistorie aan beide eisen voldoet. De eis van onafhankelijkheid was echter nog niet in de verordening vastgelegd. Artikel 3 in het voorliggende ontwerp voorziet hier in. De formulering van het nieuwe artikel 3 is ontleend aan het gebod van onpartijdigheid in de Algemene wet bestuursrecht.
Het monumentenbeleid is in de afgelopen jaren geëvolueerd van een objectgericht monumentenbeleid naar een integraal beleid dat niet alleen betrekking heeft op de historische stedenbouw maar eveneens op archeologie en historische geografie. Deze ontwikkeling wordt niet alleen zichtbaar in het ruimtelijk beleid van de gemeente maar eveneens in de landelijke regelgeving, de fusie van rijksdiensten op deze werkterreinen, de gebiedsgerichte aanpak van de provincie in regelgeving en subsidiebeleid etc. De adviestaken van de commissie richten zich op alle zaken die zich in het kader van de Monumentenwet en de Erfgoedverordening kunnen voordoen. De commissie kan gevraagd en ongevraagd adviseren.
De maximale zittingstermijn voor de leden is vier jaar met de mogelijkheid om één keer te worden herbenoemd voor de periode van vier jaar. Hiermee wordt voorkomen dat de commissie te lang dezelfde samenstelling kent. Het college meent dat dit een onwenselijke situatie is en wordt daarin ondersteund door de commissie. Een uitzondering wordt hierbij gemaakt voor de rayonarchitect en de kunsthistoricus van het Gelders Genootschap. Deze functionarissen zitten qualitate qua in de commissie.
Hun benoemingstermijn hangt af van de periode waarin zij vanuit het Gelders Genootschap zijn ingedeeld in het rayon waar Rheden deel van uitmaakt.
Het college benoemt de voorzitter op voordracht van de commissie. Op deze wijze kan het college er zorg voor dragen dat een voorzitter wordt benoemd die met gezag en onafhankelijkheid kan optreden.
Deze artikelen zijn -behoudens een enkele wijziging van redactionele aard- overgenomen uit de Verordening op de Commissie Cultuurhistorie Rheden. Het betreft regels voor de werkwijze van de commissie en de openbaarheid van de vergaderingen. Hierin hoeven geen wijzigingen te worden aangebracht. Artikel 10 betreft de inwerkingtreding.