Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent subsidie ter behoud van cultureel erfgoed (Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant 2016) |
Citeertitel | Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant 2016 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | cultuur, subsidies, financieel kader |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-07-2019 | 17-04-2020 | aanhef, artikel 1.1, 1.5, 1.6, 1.9, 1.10, 1.11, 1.12, 1.13, 1.14, 1.16, 2.5, 3.5, 3.8, 3.9, 3.11, 3.13, 3.14 | 18-06-2019 | C2247837/4544863 | |
27-02-2019 | 09-07-2019 | paragraaf 5, 6, artikel 2.6, 2.8, 2.9, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.11, 5.12, 5.13, 5.14, 5.15, 5.16, 6.1, 6.2, 6.3, 6.4 | 19-02-2019 | C2239736/ 4479686 | |
08-11-2018 | 27-02-2019 | paragraaf 4, 5, artikel 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.12, 4.13, 4.14, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4 | 30-10-2018 | C2233601/4429720 | |
01-06-2018 | 08-11-2018 | artikel 1.5, 1.6, 1.8, 1.9, 1.10, 1.12, 1.13, 2.2, 2.5, 2.8, 2.9, 3.1, 3.4, 3.6, 3.7, 3.8, 3.9, 3.10 | 22-05-2018 | C2226255/4356813 | |
01-02-2018 | 23-06-2017 | 01-06-2018 | artikel 1.10 | 23-01-2018 | 4304459 |
23-06-2017 | 01-02-2018 | artikel 1.6, 1.9, 1.10, 1.12, 1.13, 2.8, 2.9, 3.6, 3.8 | 13-06-2017 | C2209216/4194709 | |
21-07-2016 | 23-06-2017 | nieuwe regeling | 19-07-2016 | 4006891 |
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 7 april 2009 de Subsidieregeling Cultureel Erfgoed hebben vastgesteld om het Brabants erfgoed voor de toekomst te bewaren en voor het publiek beleefbaar en bereikbaar te maken.
Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 13 november 2015 het “Beleidskader erfgoed 2016 -2020, De (verbeeldings)kracht van Erfgoed”, hebben vastgesteld;
Overwegende dat dat nieuwe beleidskader leidt tot diverse wijzigingen en Gedeputeerde Staten derhalve een nieuwe aanbouwregeling voor cultureel erfgoed wensen vast te stellen;
Overwegende dat paragraaf 1 in die aanbouwregeling is gericht op een sobere en doelmatige restauratie van religieus erfgoed, militair erfgoed, industrieel erfgoed en landgoederen en kastelen;
Overwegende dat paragraaf 2 zich richt op het behoud van eco-archeologische waarden, omdat het behoud van eco-archeologische waarden en het behoud van informatie van en uit eco-archeologische waarden die zich buiten het archeologische bodemarchief bevinden in de provincie Noord-Brabant een bijdrage leveren aan de kennis over het klimaat, de flora en fauna en het menselijk handelen in het verleden in Noordwest Europa in het algemeen en in Brabant in het bijzonder en dat deze bron van kennis en daarmee deze kennis zonder financiële bijdrage ongezien vernietigd zou worden door ruimtelijke ontwikkelingen;
Overwegende dat paragraaf 3 ziet op de instandhouding van monumentale molens in Noord-Brabant, aangezien molens bijdragen aan een hoogwaardige leefomgeving, waar het aantrekkelijk wonen is en bedrijven zich graag willen vestigen;
Overwegende dat paragraaf 4 stimulering van onderzoek naar de herbestemming van monumenten betreft;
Overwegende dat paragraaf 5 zich richt op musea in de zin van het structureel vernieuwen van de manier van het tonen van de collectie, het realiseren van een toekomstbestendige publieksactiviteit en samenwerking tussen musea en andere instellingen;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten in de paragrafen 1 Restauratie van rijksmonumenten en 5 Musea, in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, artikel 1, juncto artikel 53, van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014 (Algemene groepsvrijstellingsverordening) van toepassing verklaren;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten van oordeel zijn dat de activiteiten in paragraaf 2 Eco-archeologisch onderzoek geen economische activiteiten betreffen en staatssteun derhalve niet aan de orde is;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten in de paragrafen 3 Instandhouding molens en 4 Vouchers onderzoek herbestemming monumenten, in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (De-minimisverordening) van toepassing verklaren;
§1 Restauratie van rijksmonumenten
Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de restauratie van:
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
het project omvat activiteiten die niet zijn vrijgesteld van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.5 a jo artikel 3a, eerste lid, van bijlage II Besluit omgevingsrecht, blijkend uit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
Artikel 1.7 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie in aanmerking de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die als subsidiabel zijn aangemerkt in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten 2013, die als bijlage is opgenomen bij de Subsidieregeling instandhouding monumenten van het Rijk.
Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.7 komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die als niet subsidiabel zijn aangemerkt in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten 2013, die als bijlage is opgenomen bij de Subsidieregeling instandhouding monumenten van het Rijk.
Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend in de tenderperiode van 1 oktober 2019 tot en met 12 december 2019.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode genoemd in artikel 1.9, vast op € 4.000.000.
Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:
Artikel 1.14 Prestatieverantwoording
De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:
§ 2 Eco-archeologisch onderzoek
Artikel 2.7 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor het project voor subsidie in aanmerking.
Artikel 2.8 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen kunnen van 28 februari 2019 tot en met 30 oktober 2019 worden ingediend.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, voor de periode genoemd in artikel 2.8, vast op € 33.628.
Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de instandhouding van molens.
Subsidie wordt geweigerd indien aan de subsidieaanvrager door Gedeputeerde Staten reeds eerder subsidie is verstrekt voor de instandhouding van de molen voor een of meerdere kalenderjaren van het instandhoudingsplan.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 3.7 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, de door het Rijk bij beschikking strekkende tot subsidieverlening op grond van de Sim voor de betreffende molen vastgestelde totale subsidiabele kosten, voor subsidie in aanmerking.
Artikel 3.8 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend van 9 juli tot en met 12 december 2019.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de periode genoemd in artikel 3.8 vast op €380.000.
De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt 20% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 10.000.
Artikel 3.12 Prestatieverantwoording
De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door toezending van een activiteitenverslag.
§ 4 Vouchers onderzoek herbestemming monumenten
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
woonhuis: monument dat in oorsprong is vervaardigd voor bewoning of dat voor meer dan de helft van de oppervlakte voor bewoning in gebruik is, tenzij het deel uitmaakt van een geregistreerd museum, kerkgebouw, kasteel, paleis, hoofdhuis van een buitenplaats, landhuis, gebouw van liefdadigheid, molen, gemaal, agrarisch gebouw of watertoren.
Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor het laten uitvoeren van onderzoek naar een herbestemming van een rijksmonument of gemeentelijk monument niet zijnde een woonhuis, welk onderzoek bestaat uit een van de volgende fases:
Onverminderd het eerste lid, wordt een subsidie voor het laten uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek als bedoeld in artikel 4.4, onder b, geweigerd indien in de afgelopen vijf jaar op grond van een rijkssubsidieregeling reeds subsidie is verleend voor het laten uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek voor hetzelfde monument.
Artikel 4.7 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend van 6 november 2018 tot en met 31 januari 2020.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode genoemd in artikel 4.7 vast op € 300.000.
Artikel 4.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:
Artikel 4.12 Prestatieverantwoording
De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.
Artikel 5.7 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten in ieder geval voor subsidie in aanmerking:
Artikel 5.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 5.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
kosten voor bescherming, instandhouding, restauratie en herstel van materieel en immaterieel cultuurhistorische of natuurhistorische objecten, met inbegrip van de kosten voor de opslag onder geschikte omstandigheden, speciale uitrusting, materialen en de kosten voor documentatie, publicatie en onderzoek van cultuurhistorische of natuurhistorische objecten;
Artikel 5.9 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 april 2019 tot en met 30 oktober 2019.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4, voor de periode, genoemd in artikel 5.9, vast op € 500.000.
Artikel 5.14 Prestatieverantwoording
§ 6 Overgangs- en slotbepalingen
Gedeputeerde Staten zenden in 2016 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk
’s-Hertogenbosch, 19 juli 2016
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger
Bijlage 1 behorende bij § 4 van de Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant 2016
In het onderzoek naar herbestemmingsmogelijkheden van een monument worden vier fases onderscheiden:
Fase 1: het ontwikkelen van een plan van aanpak
Dit houdt in elk geval de volgende, specifiek op het betrokken monument betrekking hebbende activiteiten in:
Fase 2: het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek
Deze fase houdt het doen van een verkenning gericht op de mogelijkheden van de herbestemming, op de volgende terreinen:
Fase 3: het ontwikkelen van een concept
Deze fase omvat het proces om van het vooronderzoek naar een ontwerp te komen, waarbij de haalbaarheid en uitvoerbaarheid wordt onderbouwd door in elk geval:
Fase 4: het opstellen van een business case
De business case biedt een integrale afweging van alle relevante belangen van het project en de betrokken partijen, waarbij in elk geval aandacht wordt besteed aan: