Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende het verstrekken van subsidie ter behoud van cultureel erfgoed (Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant 2016) |
Citeertitel | Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant 2016 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | cultuur, subsidies, financieel kader |
Geen
art. 2 Algemene subsidieverordening Noord-Brabant
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-06-2017 | 01-02-2018 | artikel 1.6, 1.9, 1.10, 1.12, 1.13, 2.8, 2.9, 3.6, 3.8 | 13-06-2017 | C2209216/4194709 | |
21-07-2016 | 23-06-2017 | nieuwe regeling | 19-07-2016 | 4006891 |
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten het beleidskader 2016 -2020, De (verbeeldings)kracht van Erfgoed, hebben vastgesteld op 13 november 2015;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten hebben besloten tot het beschikbaar stellen van €3.121.854 voor een sobere en doelmatige restauratie van Rijksmonumenten, welke in de vorm van subsidie wordt verstrekt;
Overwegende dat het behoud van eco-archeologische waarden en het behoud van informatie van en uit eco-archeologische waarden die zich buiten het archeologische bodemarchief bevinden in de provincie Noord-Brabant een bijdrage leveren aan de kennis over het klimaat, de flora en fauna en het menselijk handelen in het verleden in Noordwest Europa in het algemeen en in Brabant in het bijzonder;
Overwegende dat deze bron van kennis en daarmee deze kennis zonder financiële bijdrage ongezien vernietigd zou worden door ruimtelijke ontwikkelingen;
Overwegende dat de instandhouding van monumentale molens in Noord-Brabant bijdraagt aan een hoogwaardige leefomgeving waar het aantrekkelijk wonen is en bedrijven zich graag willen vestigen;
Overwegende dat in het kader van deregulering de Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant vervangen dient te worden;
Overwegende dat daar waar sprake is van staatssteun, in het kader van rechtvaardiging van deze staatssteun, de volgende vrijstellingsverordening wordt toegepast: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;
§1 Restauratie van rijksmonumenten
Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de restauratie van:
Artikel 1.7 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie in aanmerking de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die als subsidiabel zijn aangemerkt in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten 2013, die als bijlage is opgenomen bij de Subsidieregeling instandhouding monumenten van het Rijk.
Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.7 komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend in de tenderperiode van 4 juli 2017 tot en met 31 oktober 2017.
Gedeputeerde Staten stellen voor de periode, genoemd in artikel 1.9, het subsidieplafond vast op:
Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 1.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:
Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:
§ 2 Eco-archeologisch onderzoek
Artikel 2.7 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor het project voor subsidie in aanmerking.
Artikel 2.8 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen kunnen van 21 juni 2017 tot en met 15 december 2017 worden ingediend.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, voor de periode genoemd in artikel 2.9, vast op € 85.172.
Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de instandhouding van molens aangewezen als:
Artikel 3.7 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder a, de door het Rijk bij beschikking van het Rijk strekkende tot subsidieverlening op grond van het Brim 2013 voor de betreffende molen vastgestelde totale subsidiabele kosten voor subsidie in aanmerking.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder b en c, alle kosten voor subsidie in aanmerking, voor zover die kosten zijn opgenomen in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten 2013, die als bijlage is opgenomen bij de vigerende Subsidieregeling instandhouding monumenten van de Rijksoverheid.
Artikel 3.8 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend van 21 juni 2017 tot en met 15 december 2017.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de periode genoemd in artikel 3.8 vast op €93.000.
§ 4 Overgangs- en slotbepalingen
Gedeputeerde Staten zenden in 2016 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk
’s-Hertogenbosch, 19 juli 2016
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger
Toelichting behorende bij de Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant 2016.
Algemeen Erfgoed staat niet op zichzelf, maar is een waardevol onderdeel van onze leefomgeving. Monumenten, cultuurlandschappen en archeologisch erfgoed vertellen het verhaal van de Brabanders van toen, hoe ze ploeterden om hun brood te verdienen, hoe ze rouwden om hun doden, hoe ze streden voor hun vrijheid. De tastbare herinneringen aan deze verhalen maken dat de Brabanders van nu en de Brabanders van straks zich aan Brabant kunnen hechten. Zij vormen een wezenlijk onderdeel van de Brabantse identiteit. Erfgoed biedt kansen voor het verbeteren van de leefbaarheid van stad en platteland, voor de vestiging van nieuwe bedrijven en voor het trekken van toeristen. Het is aan de Brabanders om deze kansen te grijpen. Waar burgers en bedrijven het initiatief nemen om erfgoed te behouden en beleefbaar te maken, wil het provinciaal bestuur hen daarbij helpen. Onze hulp bestaat uit het bij elkaar brengen van partijen, uit het bieden van kennis, uit deelname in investeringen, uit borgstellingen voor investeringen en uit cofinanciering. Slechts deze laatste lijn wordt door middel van dit juridisch instrument geoperationaliseerd.
Met het beleidskader 2016 -2020, De (verbeeldings)kracht van Erfgoed, geeft het provinciaal bestuur van Brabant verder richting en vorm aan de koers die zij heeft uitgezet in de Agenda van Brabant, de Kaderstellende notitie Monumenten 2011 en De transitie van stad en platteland. Het doel van dit algehele proces is dat erfgoed toegankelijker wordt voor Brabanders en bezoekers aan Brabant, dat erfgoed behouden blijft, dat erfgoed nieuwe economische functies krijgt en dat kennis over erfgoed wordt opgebouwd. Onze inspanningen hebben als oogmerk dat meer Brabanders actief zijn met erfgoed in hun omgeving, er meer participatie, betrokkenheid en financiële inzet van burgers en ondernemers is, er meer zorg komt voor erfgoed vanuit samenwerkingsverbanden uit de hele maatschappij en vanuit overheden en er een (re)vitalisering van erfgoed plaatsvindt. Noord-Brabant zet in op een integrale aanpak – met name bij vraagstukken rond gebiedsontwikkeling – waarbij erfgoed wordt verbonden met leefbaarheid, vestigingsklimaat, ruimtelijke kwaliteit, ecologie, toerisme en economie. Hier is nog pionierswerk te doen waardoor de uitkomsten nog niet altijd concreet te maken zijn.
Juridisch kaderDe subsidieregeling in relatie tot andere wet- en regelgeving Het subsidierecht kent een gelaagde normstelling. Dat betekent dat een logische hiërarchie van begrippen wordt opgebouwd in lagen van verschillend abstractieniveau. Eerst worden de algemene normen beschreven, dan de meer bijzondere. Normen die op een hoger regelgevingsniveau al zijn geformuleerd worden daarom op een lager niveau niet meer herhaald. Dit betekent dat:
Ook in de verhouding tussen Europees recht en nationaal recht geldt een gelaagde normstelling. Normen die rechtstreeks gelden op basis van het Europees recht moeten op nationaal en provinciaal niveau in acht worden genomen en worden niet meer herhaald in deze Asv of de betreffende subsidieregeling. Voor Europese subsidies, dit zijn subsidies die geheel of gedeeltelijk ten laste van de EU-begroting worden verstrekt, gelden specifieke Europese regels. Dit zijn meestal Europese verordeningen of besluiten, maar soms ook Europese documenten met een zachtere juridische status (soft law). Vaak spelen nationale bestuursorganen, zoals de provincie, een rol bij de verstrekking van Europese subsidies. Naast de op de betreffende Europese subsidie(programma’s) van toepassing zijnde Europese uitvoeringsregels moet dan ook gebruik gemaakt worden van het nationale recht. In die gevallen kunnen dus zowel de Europese subsidieregels, soft law, de subsidietitel van de Awb, de subsidiekaderwetten van de verschillende ministeries en de specifieke provinciale subsidieregelingen van toepassing zijn. Concreet betekent dit dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht. Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
ArtikelsgewijsParagraaf 2 Eco-archeologisch onderzoek Recente archeologische ontdekkingen hebben duidelijk gemaakt hoe rijk en gedifferentieerd het archeologisch bodemarchief is in de Brabantse beekdalen. In veel gevallen blijkt de conservering van het bodemarchief zeer goed te zijn, vanwege de ligging van dit archief beneden het grondwater. De beekdalen hebben echter ook een groot maatschappelijk belang vanwege de actualiteit van het water- en natuurbeheer. De sterke wijzigingen in het mondiale klimaat alsook de verscherpte doelstellingen in het Europese milieubeleid dwingen met name waterschappen tot tal van nieuwe initiatieven op het gebied van het kwalitatieve en kwantitatieve waterbeheer. Dit heeft tot gevolg dat grootschalige ingrepen in de regionale beeksystemen onvermijdelijk zijn. Deze ingrepen zullen gelet op het Verdrag van Malta gepaard gaan met archeologische onderzoeken. Te voorzien is echter dat belangrijke eco-archeologische waarden onderzocht dienen te worden, omdat zij niet ter plekke behouden kunnen worden. Bij deze archeologische onderzoeken in met name natte contexten, zoals beekdalen, worden veelal zeer vergankelijk erfgoed aangetroffen, waarvan het onderzoek zeer kostenintensief is. Deze paragraaf is bedoeld voor de hulp voor het behoud van deze eco-archeologische waarden en het behoud van informatie van deze eco-archeologische waarden, indien en voor zover de initiatiefnemer van het ruimtelijk project de (mate van) aanwezigheid van deze waarden redelijkerwijze niet had kunnen voorzien. Het behoud van dit erfgoed levert een belangrijke bijdrage aan de kennis over het klimaat, de flora en fauna en het menselijk handelen in het verleden in de provincie Noord-Brabant.
Paragraaf 3 Instandhouding molens Deze paragraaf wordt uitgevoerd door de Monumentwacht Noord-Brabant en biedt een mogelijkheid tot financiële ondersteuning van de instandhouding van monumentale molens en molenrompen in de provincie Noord-Brabant met als oogmerk dat het erfgoed behouden blijft voor Brabanders en bezoekers aan Brabant. Belangrijke voorwaarde hierbij is dat de eigenaar en/of beheerder een instandhoudingsplan opstelt en uitvoert. Per molen kan één keer per zes jaar subsidie worden verleend.
Artikel 1.1 Onderdeel b Een parochie wordt beschouwd als eigenaar.
Artikel 1.5 weigeringsgronden De weigeringsgronden in dit artikel komen in aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 4:25 en 4:35 Awb en de weigeringsgronden uit artikel 8 van de Asv.
Artikel 1.5, onder f De monumenten die in ieder geval hieronder vallen, zijn:
Artikel 1.6 Subsidievereisten Onderdeel b De Rijks subsidieregeling instandhouding monumenten is alleen van toepassing op eigenaren van de in aanmerking komende monumenten. Het vereiste in onderdeel a is hiermee in overeenstemming. Onderdeel f Het monument dient in gebruik te zijn voor een langere periode en niet leeg te staan. Onderdeel h, onder 5º De bedoeling van het communicatieplan is het geven van een omschrijving over hoe en wat gecommuniceerd wordt over de restauratie, met de omvang van maximaal een A4.
Artikel 1.8 Subsidiabele kosten In de Rijks subsidieregeling instandhouding monumenten is bepaald dat alleen de extra kosten voor instandhouding en herstel van het monument voor vergoeding in aanmerking komen. Het gaat om de kosten die uit technisch oogpunt noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het monument. Kosten in verband met verbetering van het comfort of voor uitbreiding van de gebouwen zijn niet subsidiabel. Door aan te sluiten bij de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten 2013, wordt voldaan aan de eisen uit de rijkssubsidieregeling instandhouding monumenten. In de Leidraad zijn de kosten voor comfort of uitbreiding reeds uitgesloten.
Artikel 1.12 Verdeelcriteria Onderdeel a Bij de mate waarin een financiële bijdrage door derden geleverd wordt aan het project, wordt gekeken naar de hoogte van het totaal aan financiële middelen bij elkaar gebracht door derden.
Onderdeel b Hoe meer maatregelen worden getroffen des te hoger dit gewaardeerd wordt, daarnaast wordt de te treffen maatregel hoger gewaardeerd naarmate in de brochure de maatregel hoger wordt gewaardeerd middels het aantal toegekende groene symbolen. De brochure is te vinden op: http://www.stichtingerm.nl/doc/WAAIER%20DUURZAAMHEID%20def.pdf De mate waarin maatregelen leiden tot energiebesparing wordt hoog gewaardeerd omdat het reduceren van energiekosten bij een monumentaal gebouw substantieel bijdraagt aan een sluitende exploitatiebegroting voor de herbestemming van het pand.
Onderdeel c Hoe toegankelijker en vaker opengesteld voor publiek hoe meer punten. Publieke toegankelijkheid kan op verschillende manieren worden gerealiseerd. Het monument is opengesteld voor publiek maar ook andere wijze van het tonen van het monument kan, zoals 3d rondleidingen en websites.Onderdeel d Bij dit criterium wordt er gekeken welke functie of functies het monument heeft. Een monument dat meerdere functies heeft, wordt hierbij hoger gewaardeerd. Het duurzame aspect wordt bepaald door de mate waarin gegarandeerd kan worden dat een monument een functie voor een langere tijd behoudt en de gebruiker het monument kan onderhouden, onderbouwd middels bijvoorbeeld een huurcontract.
Onderdeel f tot en met l Energiebesparende maatregelen bij een monument vraagt om zorgvuldigheid, niet alle maatregelen zijn geschikt of moeten op een bepaalde manier toegepast worden. Belangrijk is dat de energiebesparende maatregelen passend zijn bij de monumentale waarden van het monument en deze respecteert en niet aantast. Dit vraagt maatwerk. Bij de beoordeling worden deze aspecten meegenomen.
Artikel 1.15 Onderdeel c Monumentenwacht inspecteert het monument tijdens de werkzaamheden en nadat de werkzaamheden zijn afgerond. Zij brengen naar aanleiding van hun inspectie advies uit aan Gedeputeerde Staten over de werkzaamheden.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter de secretaris prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger