Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tholen

Regeling ongewenst gedrag Gemeente Tholen 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTholen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling ongewenst gedrag Gemeente Tholen 2006
CiteertitelRegeling ongewenst gedrag gemeente Tholen 2006
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

hoofdstuk 2, artikel 4 lid 2 van de Arbeidsomstandighedenwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-200601-08-2013Onbekend

04-04-2006

Onbekend

I 7. van 04-04-2006

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling ongewenst gedrag gemeente Tholen 2006

Burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen;

Overwegende, dat het in het kader van goed werkgeversschap past een regeling te voeren met betrekking tot het beschermen van medewerkers tegen ongewenst gedrag;

gelet op het verzoek van de Stichting De Zeeuwse Ombudsman van 26 april 2004;

gelet op het bepaalde in hoofdstuk 2, artikel 4 lid 2 van de Arbeidsomstandighedenwet,

gelet op het instemmende besluit van de Ondernemingsraad d.d. 14 maart 2006;

b e s l u i t e n :

vast te stellen de navolgende 'Regeling ongewenst gedrag gemeente Tholen 2006'.

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen;

  • 2.

    medewerker: een ieder die werkzaam is of tot uiterlijk twee jaar voor indiening van een klacht werkzaam is geweest bij de gemeente Tholen;

  • 3.

    ongewenste omgangsvormen:elke handeling, gedraging of feitelijkheid bij of in verband met de arbeid, die een ander kwetst of redelijkerwijs kan kwetsen. De handeling, gedraging of feitelijkheid is van zodanige aard dat het de waardigheid en/of lichamelijke integriteit van de medewerker aantast;

  • 4.

    klager: de medewerker die zich wendt tot de vertrouwenspersoon, dan wel een klacht inzake de ongewenste omgangsvormen indient bij de klachtencommissie;

  • 5.

    aangeklaagde: de medewerker tegen wie de klacht inzake ongewenste omgangsvormen is gericht;

  • 6.

    vertrouwenspersoon: de door het college benoemde functionaris tot opvang en ondersteuning van klager;

  • 7.

    klachtencommissie: de regionale klachtencommissie ongewenst gedrag Zeeland die door het college aangewezen is ter behandeling van klachten inzake ongewenste omgangsvormen.

Artikel 2 Benoeming vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college benoemt ten minste twee vertrouwenspersonen voor klachten inzake ongewenste omgangsvormen, waarvan één intern en één extern.

  • 2.

    De benoeming geschiedt in beginsel voor onbepaalde tijd, doch ten hoogste voor de duur van het dienstverband.

  • 3.

    De vertrouwenspersoon is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording verschuldigd aan het college;

  • 4.

    Het college kan een vertrouwenspersoon, al dan niet op zijn/haar verzoek, ontheffen uit de functie van vertrouwenspersoon;

  • 5.

    De vertrouwenspersoon mag niet direct betrokken zijn of zijn geweest bij de ongewenste omgangsvormen waarover de klacht is ingediend. In dat geval vindt zo nodig tijdelijke ontheffing uit de functie van vertrouwenspersoon plaats.

Artikel 3 Taak vertrouwenspersoon

  • 1.

    De vertrouwenspersoon heeft tot taak de medewerker die zich met klachten inzake ongewenste omgangsvormen tot hem/haar wendt te ondersteunen en te adviseren.

    Taakdelen van de vertrouwenspersoon in dit verband zijn:

    • a.

      het fungeren als aanspreekpunt voor medewerkers, die met ongewenste omgangsvormen worden geconfronteerd;

    • b.

      het opvangen, begeleiden en van advies dienen van de klager, alsmede het zo nodig doorverwijzen van de klager naar ter zake deskundigen;

    • c.

      het inwinnen van inlichtingen die noodzakelijk zijn om tot een goed inzicht te komen omtrent de klacht en de mogelijkheden om te komen tot een oplossing;

    • d.

      het adviseren aan c.q. behulpzaam zijn van de klager over eventueel verder te nemen stappen;

    • e.

      het indienen van een klacht bij de klachtencommissie, ingeval klager zulks wenst;

    • f.

      het geven van voorlichting op het gebied van ongewenst gedrag;

    • g.

      het verzorgen van een jaarlijkse rapportage;

    • h.

      het verlenen van nazorg aan de klager die is geconfronteerd met ongewenst gedrag.

  • 2.

    De vertrouwenspersoon heeft de mogelijkheid het college te informeren over gevallen van ongewenst gedrag die hem/haar ter ore zijn gekomen zonder dat een formele klacht bij de klachtencommissie is ingediend. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd deze informatie te gebruiken in een eventuele op een later moment in te stellen procedure op basis van de onderhavige klachtenregeling.

  • 3.

    De vertrouwenspersoon heeft een zwijgplicht betreffende de hem/haar ter kennis gekomen feiten die de privacy van de klager kunnen schaden. Slechts met uitdrukkelijke toestemming van de klager kan hiervan worden afgeweken.

  • 4.

    De vertrouwenspersoon kan indien zowel klager als aangeklaagde daarmee instemmen initiatief nemen om partijen tot elkaar te laten komen tot een voor alle bij het conflict betrokken partijen

  • 5.

    De aangeklaagde kan eveneens een beroep doen op de externe vertrouwenspersoon, voor zover deze functionaris niet betrokken is bij de ondersteuning van de klager.

Artikel 4 Actie ondernemen

De vertrouwenspersoon onderneemt met betrekking tot een klacht inzake ongewenste omgangsvormen alleen actie indien de klager hiermee instemt, bijzondere omstandigheden daargelaten.

Artikel 5 Faciliteiten en rechtspositie

  • 1.

    De vertrouwenspersoon wordt naar redelijkheid alle faciliteiten geboden om zijn/haar taak op een goede manier te kunnen vervullen;

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat de vertrouwenspersoon niet uit hoofde van zijn/haar functie wordt benadeeld in zijn/haar rechtspositie.

Artikel 6 Verschoningsrecht

Aan de vertrouwenspersoon komt het verschoningsrecht toe.

Artikel 7 - In-en externe deskundigen

De vertrouwenspersoon wordt naar behoefte ondersteund en begeleid door een of meerdere in-of externe deskundigen op het gebied van ongewenste omgangsvormen.

Artikel 8 Klachtencommissie

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders wijst de externe commissie Ongewenst Gedrag Zeeland van de Stichting De Zeeuwse Ombudsman aan die de klachtencommissie vormt. Deze commissie bestaat uit drie leden en drie plaatsvervangend leden, waarvan er één als voorzitter fungeert. Ten minste één van de drie leden is vrouw.

  • 2.

    De klachtencommissie dient te beschikken over specifieke deskundigheid op het gebied van ongewenste omgangsvormen;

  • 3.

    De aanwijzing van de commissie geschiedt voor de periode van maximaal 6 jaar.

Artikel 9 Taken en bevoegdheden van de klachtencommissie

De klachtencommissie heeft tot taak:

  • 1.

    Het instellen van een onderzoek naar iedere door haar in behandeling genomen klacht omtrent ongewenste omgangsvormen;

  • 2.

    Het college schriftelijk te adviseren op basis van een ingesteld onderzoek over de gegrondheid van de klacht en de eventuele maatregelen;

  • 3.

    Het uitbrengen van een schriftelijk advies aan het college over het eventueel treffen van tijdelijke maatregelen gedurende het onderzoek naar de klacht;

  • 4.

    Het college gevraagd en ongevraagd te adviseren ter zake van problemen, die verband houden met ongewenste omgangsvormen.

Artikel 10 Klager

  • 1.

    De medewerker die met ongewenste omgangsvormen wordt geconfronteerd kan een klacht indienen bij de klachtencommissie. Op verzoek van de klager kan, uitsluitend indien hij op medisch/psychische gronden daartoe niet zelf in staat is, een klacht ook door de vertrouwenspersoon worden ingediend;

  • 2.

    Een klacht dient schriftelijk te worden ingediend en bevat ten minste de volgende gegevens/stukken:

    • -

      Een concrete en zakelijke omschrijving van de gedragingen waarop de klacht betrekking heeft.

    • -

      De naam en adres van klager en eventueel van de vertrouwenspersoon.

    • -

      De naam van de aangeklaagde;

    • -

      De dagtekening en ondertekening van de klacht door de klager;

    • -

      De ter zake door de klager ondernomen stappen en de daarop betrekking hebbende schriftelijke stukken.

  • 3.

    Indien niet voldaan is aan een van de eisen, vermeld in lid 2, wordt de klager gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen. De behandeltermijn als genoemd in artikel 14 wordt dan met twee weken verlengd. Anonieme klachten worden niet in behandeling genomen.

  • 4.

    Klager heeft het recht om de klacht in te trekken tot het moment waarop de klachtencommissie het rapport van bevindingen en eventueel advies aan het college heeft uitgebracht. Intrekking geschiedt door schriftelijke mededeling daarvan aan de klachtencommissie. De klachtencommissie zorgt in dat geval voor vernietiging van het dossier.

Artikel 11 In behandeling nemen van de klacht

  • 1.

    Na ontvangst van de klacht door de klachtencommissie ontvangt de klager terstond een schriftelijke ontvangstbevestiging.

  • 2.

    Uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van de klacht beoordeelt de klachtencommissie of de klacht al dan niet in behandeling wordt genomen. Indien de klacht in behandeling wordt genomen, wordt dit terstond aan de klager gemeld. Tegelijkertijd wordt de aangeklaagde op de hoogte gesteld van de klacht door toezending van een afschrift van de klacht. Klager en aangeklaagde worden tevens uitgenodigd voor een gesprek. Ook wordt hen de samenstelling van de klachtencommissie bekend gemaakt die de klacht gaat behandelen.

  • 3.

    Een klacht wordt in behandeling genomen, indien:

    • -

      de klacht voldoet aan hetgeen in artikel 1 onder ongewenste omgangsvormen wordt verstaan;

    • -

      de klager of aangeklaagde onder de definitiebepaling valt van medewerker;

    • -

      de klacht schriftelijk, conform het bepaalde in artikel 10,lid 2 is ingediend;

    • -

      het binnen de bevoegdheid van het College ligt om ter zake maatregelen te nemen

    • -

      de klacht geen betrekking heeft op rechtspositionele maatregelen.

  • 4.

    Indien de klacht naar het oordeel van de klachtencommissie niet in behandeling kan worden genomen, stelt de klachtencommissie klager en aangeklaagde gelijktijdig op de hoogte van het feit dat zij gemotiveerd aan het college hebben gerapporteerd.

  • 5.

    Het college wordt van het in behandeling nemen van de klacht hierover door de klachtencommissie op de hoogte gesteld, met de namen van de klager en de aangeklaagde. Het een en ander geschiedt onder strikte geheimhouding.

Artikel 12 Horen

  • 1.

    De klachtencommissie hoort de klager en de aangeklaagde afzonderlijk;

  • 2.

    Daarnaast kan de klachtencommissie ook anderen horen, al dan niet op verzoek van klager of aangeklaagde;

  • 3.

    Iedere medewerker die in het kader van het onderzoek wordt gehoord is verplicht te verschijnen en naar waarheid de vragen van de commissie te beantwoorden;

  • 4.

    Indien de klachtencommissie dat voor het onderzoek noodzakelijk acht, stelt zij een onderzoek ter plaatse in;

  • 5.

    Van elke hoorzitting wordt een verslag gemaakt. Dit wordt ter ondertekening aan degene die gehoord is voor akkoord, al dan niet voorzien van kanttekeningen, voorgelegd;

  • 6.

    De zittingen van de klachtencommissie zijn niet openbaar.

Artikel 13 Onderzoek

Ten behoeve van het door de klachtencommissie te verrichten onderzoek heeft de commissie de bevoegdheid tot:

  • a.

    het horen van getuigen en/of andere betrokkenen die inlichtingen kunnen verschaffen over de omstandigheden, waaronder de seksuele intimidatie, de agressie of het geweld heeft plaatsgevonden of die aanvullende informatie zouden kunnen verschaffen;

  • b.

    het raadplegen van deskundigen;

  • c.

    het in ogenschouw nemen van de werkplek;

  • d.

    het verkrijgen van personeelsgegevens van klager en aangeklaagde.

Artikel 14 Rapportage aan college

  • 1.

    De klachtencommissie brengt, zo mogelijk, binnen zes weken na ontvangst van de klacht inzake ongewenste omgangsvormen een schriftelijke rapportage uit aan het college. Daarbij kan zij het college een advies geven omtrent een eventueel te nemen maatregel en/of sanctie. Zij kan het college ook aanbevelingen doen die gericht zijn op het voorkomen en bestrijden van ongewenste omgangsvormen op de desbetreffende werkplek of in het desbetreffende organisatieonderdeel.

  • 2.

    De klachtencommissie geeft in haar schriftelijke rapportage een gemotiveerd oordeel over de gegrondheid dan wel ongegrondheid van de klacht.

  • 3.

    De klachtencommissie voegt bij haar rapportage de verslagen van de gehouden hoorzittingen.

  • 4.

    Indien de rapportage niet binnen de termijn als bedoeld in het eerste lid aan het college kan worden uitgebracht, stelt de klachtencommissie de klager en aangeklaagde daarvan in kennis. Zij noemt dan een redelijke termijn waarbinnen de rapportage en het advies te verwachten zijn.

Artikel 15 Besluit college

  • 1.

    Binnen twee weken na ontvangst van het rapport en het advies van de klachtencommissie beslist het college. Deze beslissing wordt terstond schriftelijk aan de klager en aangeklaagde medegedeeld. De klachtencommissie wordt daarover schriftelijk geïnformeerd.

  • 2.

    Het college kan naar aanleiding van het advies van de klachtencommissie op grond van de CAR/UWO disciplinaire maatregelen nemen tegen aangeklaagde.

  • 3.

    Het college kan alleen gemotiveerd afwijken van het advies van de klachtencommissie.

Artikel 16 Geheimhouding

Personen in dienst van de gemeente Tholen die op de hoogte geraken van een ingediende klacht ingevolge deze regeling zijn tot geheimhouding tegenover derden verplicht en dragen er zorg voor dat noch feiten noch schriftelijke stukken met betrekking tot de klacht ter kennis van derden komen.

Artikel 17 Overige verplichtingen

Het college ziet er na afhandeling van een klacht op toe dat:

  • 1.

    de klager geen nadelige gevolgen ondervindt van het indienen van de klacht, tenzij er klaarblijkelijk sprake is van een te kwader trouw ingediende valse klacht;

  • 2.

    ingeval de commissie de klacht niet ontvankelijk of ongegrond acht, de aangeklaagde daarvan geen nadelige gevolgen ondervindt.

Artikel 18 Jaarverslag

  • 1.

    Jaarlijks wordt door de klachtencommissie een verslag opgemaakt.

  • 2.

    In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de terzake geldende wettelijke bepalingen gemeld:

    • a.

      het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand;

    • b.

      het aantal meldingen dat niet tot een onderzoek geleid heeft;

    • c.

      het aantal onderzoeken die het meldpunt heeft verricht, en

    • d.

      het aantal adviezen en de aard van de adviezen die het meldpunt heeft uitgebracht

  • 3.

    Dit jaarverslag wordt aan de gemeenteraad en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Artikel 19 Slotbepalingen

Deze regeling wordt aangehaald als 'Regeling ongewenst gedrag gemeente Tholen 2006' en treedt in werking de eerste dag volgende op die van bekendmaking. Met ingang van de inwerkingtreding van deze regeling vervalt de Regeling ongewenst gedrag gemeente Tholen 2003.

Sint-Maartensdijk, 4 april 2006

Burgemeester en wethouders van Tholen,

de secretaris de burgemeester

S.Nieuwkoop W. Nuis

Toelichting

Algemeen

De regeling ongewenst gedrag gemeente Tholen komt in de plaats van de klachtenregeling ongewenst gedrag van 2003. Door de Stichting De Zeeuwse Ombudsman waar de regionale klachtencommissie onder ressorteert,is in april 2004 geadviseerd de regeling aan te passen.

 

De Regeling ongewenst gedrag gemeente Tholen bevat -evenals overigens de vorige regeling - gelet op het bepaalde in artikel 3,lid 1, aanhef en onder a van de Arbeidsomstandighedenwet, de volgende uitgangspunten:

  • -

    ongewenste omgangsvormen dienen te stoppen;

  • -

    de klager mag geen nadelige gevolgen ondervinden van het indienen van een klacht;

  • -

    tegen de aangeklaagde dienen maatregelen te worden genomen, indien de klacht gegrond wordt bevonden;

  • -

    de oorzaak dient te worden aangepakt of anders gezegd: er moet worden gezorgd voor (een) veilige werksituatie/werkomstandigheden.

 

Het reglement kent een duidelijke scheiding tussen de taak van de vertrouwenspersoon en de regionale klachtencommissie.

Het is de taak van de vertrouwenspersoon om de klager c.q. het slachtoffer van ongewenste omgangsvormen te ondersteunen en deze van raad en advies te dienen. De vertrouwenspersoon zal ook met de klager moeten bezien of en in hoeverre een informele oplossing mogelijk is. De regeling voorziet hierin.

Doel is het stoppen van de ongewenste omgangsvormen zonder nadelige gevolgen voor de klager. Te denken valt bijvoorbeeld aan een overleg met de aangeklaagde, al dan niet in het bijzijn van de klager. In dat geval vindt er geen onderzoek naar de gegrondheid van de klacht plaats.

Eventueel kan overleg plaatsvinden met de andere vertrouwenspersoon als die door de aangeklaagde is benaderd en beiden kunnen dan met elkaar in overleg treden.

 

Degenen die het overleg zal voeren dient echter wel het vertrouwen van zowel de klager als de aangeklaagde te genieten.

Als dat overleg niet mogelijk is of als er sprake is van een ernstige vorm van ongewenste omgangsvormen of als een van de partijen niet wenst kan er uiteraard geen sprake zijn van overleg om te komen tot een informele oplossing.

 

Door aansluiting te zoeken bij de regionale klachtencommissie van de Stichting de Zeeuwse Ombudsman kan de klachtencommissie op een onafhankelijke en zorgvuldige wijze de klacht onderzoeken.

 

Artikel 1 - Begripsomschrijving

De definitie van medewerker is ruim geformuleerd. Onder medewerker dient hier te verstaan: degene die werkzaam is (geweest) als ambtenaar, arbeidscontractant, stagiair, uitzendkracht enz.

 

Uit de definitie van ongewenste omgangsvormen volgt, dat er een relatie tussen het werk en bedoeld bedrag moet bestaan. Dit betekent niet dat het bedoeld gedrag daadwerkelijk op het werk of onder werktijd moet plaatsvinden. Voorbeelden van ongewenste omgangsvormen zijn seksuele intimidatie, psychische agressie (bijvoorbeeld treiteren), fysieke agressie, discriminatie/racisme.

 

Een medewerker die de organisatie heeft verlaten heeft tot maximaal twee jaar na het verlaten van de gemeente de mogelijkheid om een klacht op basis van deze regeling in te dienen. De termijn van twee jaar is opgenomen om oud werknemers de mogelijkheid voor verwerking van hetgeen gebeurd is te geven, zonder dat de mogelijkheid tot indiening van een klacht verloren gaat omdat hij/zij de organisatie heeft verlaten. De termijn van twee jaar dient ook om beperking in tijd aan te brengen om de herkenbaarheid van een klacht voor medewerkers en leidinggevende nog mogelijk te maken. De herkenbaarheid wordt steeds moeilijker als de tijd die verstreken is en  langere termijn gaat beslaan.

 

Artikel 2 - Benoeming

De vertrouwenspersoon is slechts verantwoording schuldig aan het college.

 

Artikel 3 - Taak vertrouwenspersoon

In dit artikel worden de taakdelen van de vertrouwenspersoon vermeld.

Hierbij moet bedacht worden, dat het uitgangspunt is dat eventuele problemen zoveel mogelijk door de medewerker met het direct leidinggevende of de naast hogere leidinggevende behoren te worden besproken, bijvoorbeeld tijdens functioneringsgesprekken. Pas als dat niet mogelijk blijkt te zijn, bijvoorbeeld omdat de leiding onderdeel uitmaakt van het probleem, is een taak weggelegd voor de vertrouwenspersoon. Dit betekent dat de vertrouwenspersoon zich ervan moet gewissen dat aandacht is besteed aan deze eerste fase en de klager zonodig terugverwijst of de leiding inschakelt ten behoeve van een mogelijke oplossing.

 

De vertrouwenspersoon behandelt zaken strikt vertrouwelijk; elke stap wordt slechts genomen met toestemming van de klager. In bijzondere omstandigheden kan van dat principe worden afgeweken, bijv. als er sprake is van zeer ernstige gevallen van ongewenste omgangsvormen.

 

Artikel 5 - Faciliteiten en rechtspositie

De toegankelijkheid van de vertrouwenspersoon dient optimaal te zijn. Belangrijk is de mate van vertrouwen die de vertrouwenspersoon in de organisatie geniet. Verder is van belang: de bereikbaarheid, onafhankelijkheid ten opzichte van de aangeklaagde en ten opzichte van de organisatie. Het belangrijkste is echter dat hij./zij ongestoord zijn/haar taak moet kunnen vervullen.

 

De ontslag bescherming van de vertrouwenspersoon dient dezelfde te zijn als die voor de leden van de ondernemingsraad.

 

Artikel 6 - Verschoningsrecht

De vertrouwenspersoon kan niet verplicht worden tot het vrijgeven van vertrouwelijke informatie. Dit is essentieel voor de functie van vertrouwenspersoon.

 

Artikel 7 - In- en externe deskundigen

Voor een goed functioneren van de vertrouwenspersoon is het wenselijk dat hij/zij zich in voorkomende gevallen kan wenden tot in- of extern deskundigen voor ondersteuning en advies.

 

Artikel 8 - Klachtencommissie

De gemeente heeft gekozen om aansluiting te zoeken bij de regionale klachtencommissie. Deze commissie maakt onderdeel uit van de Stichting de Zeeuwse Ombudsman. Hiermee is de onafhankelijkheid gewaarborgd.

 

Artikel 10 - Klager

Er is geen termijn opgenomen waarbinnen een klacht moet worden ingediend voor medewerkers (wel een termijn voor oud werknemers). Dit heeft te maken met het feit, dat er een grote variatie in de ernst van klachten kan zijn. Zou er tevens sprake zijn van een strafbaar feit (bijvoorbeeld verkrachting of aanranding), dan moet worden bedacht dat de verjaringstermijnen ter zake aanzienlijk zijn verruimd. De verjaringstermijnen (voor vervolging) met betrekking tot verkrachting of aanranding zijn 15 jaar respectievelijk 12 jaar. Anonieme klachten worden niet in behandeling genomen. Er zal immers moeten worden vastgesteld of de klager medewerker is in de zin van dit reglement en of een klacht ontvankelijk is.

 

Artikel 11 - In behandeling nemen van een klacht

Klachten tegen het opleggen van een disciplinaire maatregel worden eveneens niet in behandeling genomen. Hiervoor zijn de rechtsmiddelen aanwezig in het kader van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 13 - Horen

Het horen van de klager en de aangeklaagde vindt niet plaats in elkaars aanwezigheid. Bedacht dient te worden, dat hier wordt afgeweken van het beginsel, neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht, dat het horen juist in elkaars aanwezigheid behoort plaats te vinden. Echter is het ten aanzien van ongewenste omgangsvormen zo dat ter wille van een zorgvuldige behandeling het horen afzonderlijk plaats vindt. Wel moet worden gewaarborgd, dat de klager en aangeklaagde weten wat er buiten hun aanwezigheid is verklaard. Dat betekent dat zij minimaal in de gelegenheid moeten worden gesteld te reageren op wat de ander heeft verklaard.

 

Artikel 14 - Advies

In dit artikel is een termijn gesteld aangezien het voor een ieder van belang is dat de zaak zo spoedig mogelijk wordt afgedaan. Niettemin dient het feitenonderzoek door de klachtencommissie zorgvuldig te geschieden. Dit kan meebrengen dat de gestelde termijn van zes weken wordt overschreden. De direct betrokkenen, klager en aangeklaagde, dienen daarvan op de hoogte te worden gesteld, waarbij tevens moet worden aangegeven binnen welke termijn de klachtencommissie haar onderzoek zal afronden.

 

Artikel 15 - Nader standpunt

De klachtencommissie kan in haar advies aangeven welke maatregelen of sanctie er moet worden getroffen. Dit betekent nog niet, dat het college dit moet volgen. Het college zal bij zijn beslissing - het gaat om een zorgvuldige belangenafweging - ook andere elementen dienen te betrekken, bijvoorbeeld de staat van dienst, al dan niet oplegging van een eerdere sanctie. Indien het college zijn besluit heeft genomen dient dit terstond schriftelijk bekend gemaakt te worden aan klager en aangeklaagde. Bij dit besluit behoort de rapportage van de klachtencommissie te worden gevoegd. Dit geldt ongeacht of het college het advies van de klachtencommissie heeft gevolgd. Betrokkenen moeten in kennis worden gesteld van de rapportage c.q. het advies van de klachtencommissie in verband met hun processuele positie.

 

Artikel 17 - Overige verplichtingen

Hierbij valt te denken aan verslechtering van carrièreperspectieven.