Organisatie | Tholen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling ongewenst gedrag Gemeente Tholen 2006 |
Citeertitel | Regeling ongewenst gedrag gemeente Tholen 2006 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
hoofdstuk 2, artikel 4 lid 2 van de Arbeidsomstandighedenwet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2006 | 01-08-2013 | Onbekend | 04-04-2006 Onbekend | I 7. van 04-04-2006 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen;
Overwegende, dat het in het kader van goed werkgeversschap past een regeling te voeren met betrekking tot het beschermen van medewerkers tegen ongewenst gedrag;
gelet op het verzoek van de Stichting De Zeeuwse Ombudsman van 26 april 2004;
gelet op het bepaalde in hoofdstuk 2, artikel 4 lid 2 van de Arbeidsomstandighedenwet,
gelet op het instemmende besluit van de Ondernemingsraad d.d. 14 maart 2006;
vast te stellen de navolgende 'Regeling ongewenst gedrag gemeente Tholen 2006'.
Artikel 3 Taak vertrouwenspersoon
De vertrouwenspersoon heeft de mogelijkheid het college te informeren over gevallen van ongewenst gedrag die hem/haar ter ore zijn gekomen zonder dat een formele klacht bij de klachtencommissie is ingediend. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd deze informatie te gebruiken in een eventuele op een later moment in te stellen procedure op basis van de onderhavige klachtenregeling.
De vertrouwenspersoon onderneemt met betrekking tot een klacht inzake ongewenste omgangsvormen alleen actie indien de klager hiermee instemt, bijzondere omstandigheden daargelaten.
Artikel 7 - In-en externe deskundigen
De vertrouwenspersoon wordt naar behoefte ondersteund en begeleid door een of meerdere in-of externe deskundigen op het gebied van ongewenste omgangsvormen.
Het college van burgemeester en wethouders wijst de externe commissie Ongewenst Gedrag Zeeland van de Stichting De Zeeuwse Ombudsman aan die de klachtencommissie vormt. Deze commissie bestaat uit drie leden en drie plaatsvervangend leden, waarvan er één als voorzitter fungeert. Ten minste één van de drie leden is vrouw.
Artikel 9 Taken en bevoegdheden van de klachtencommissie
De klachtencommissie heeft tot taak:
Klager heeft het recht om de klacht in te trekken tot het moment waarop de klachtencommissie het rapport van bevindingen en eventueel advies aan het college heeft uitgebracht. Intrekking geschiedt door schriftelijke mededeling daarvan aan de klachtencommissie. De klachtencommissie zorgt in dat geval voor vernietiging van het dossier.
Artikel 11 In behandeling nemen van de klacht
Uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van de klacht beoordeelt de klachtencommissie of de klacht al dan niet in behandeling wordt genomen. Indien de klacht in behandeling wordt genomen, wordt dit terstond aan de klager gemeld. Tegelijkertijd wordt de aangeklaagde op de hoogte gesteld van de klacht door toezending van een afschrift van de klacht. Klager en aangeklaagde worden tevens uitgenodigd voor een gesprek. Ook wordt hen de samenstelling van de klachtencommissie bekend gemaakt die de klacht gaat behandelen.
Ten behoeve van het door de klachtencommissie te verrichten onderzoek heeft de commissie de bevoegdheid tot:
Artikel 14 Rapportage aan college
De klachtencommissie brengt, zo mogelijk, binnen zes weken na ontvangst van de klacht inzake ongewenste omgangsvormen een schriftelijke rapportage uit aan het college. Daarbij kan zij het college een advies geven omtrent een eventueel te nemen maatregel en/of sanctie. Zij kan het college ook aanbevelingen doen die gericht zijn op het voorkomen en bestrijden van ongewenste omgangsvormen op de desbetreffende werkplek of in het desbetreffende organisatieonderdeel.
Personen in dienst van de gemeente Tholen die op de hoogte geraken van een ingediende klacht ingevolge deze regeling zijn tot geheimhouding tegenover derden verplicht en dragen er zorg voor dat noch feiten noch schriftelijke stukken met betrekking tot de klacht ter kennis van derden komen.
Sint-Maartensdijk, 4 april 2006
Burgemeester en wethouders van Tholen,
de secretaris de burgemeester
S.Nieuwkoop W. Nuis
De regeling ongewenst gedrag gemeente Tholen komt in de plaats van de klachtenregeling ongewenst gedrag van 2003. Door de Stichting De Zeeuwse Ombudsman waar de regionale klachtencommissie onder ressorteert,is in april 2004 geadviseerd de regeling aan te passen.
De Regeling ongewenst gedrag gemeente Tholen bevat -evenals overigens de vorige regeling - gelet op het bepaalde in artikel 3,lid 1, aanhef en onder a van de Arbeidsomstandighedenwet, de volgende uitgangspunten:
Het reglement kent een duidelijke scheiding tussen de taak van de vertrouwenspersoon en de regionale klachtencommissie.
Het is de taak van de vertrouwenspersoon om de klager c.q. het slachtoffer van ongewenste omgangsvormen te ondersteunen en deze van raad en advies te dienen. De vertrouwenspersoon zal ook met de klager moeten bezien of en in hoeverre een informele oplossing mogelijk is. De regeling voorziet hierin.
Doel is het stoppen van de ongewenste omgangsvormen zonder nadelige gevolgen voor de klager. Te denken valt bijvoorbeeld aan een overleg met de aangeklaagde, al dan niet in het bijzijn van de klager. In dat geval vindt er geen onderzoek naar de gegrondheid van de klacht plaats.
Eventueel kan overleg plaatsvinden met de andere vertrouwenspersoon als die door de aangeklaagde is benaderd en beiden kunnen dan met elkaar in overleg treden.
Degenen die het overleg zal voeren dient echter wel het vertrouwen van zowel de klager als de aangeklaagde te genieten.
Als dat overleg niet mogelijk is of als er sprake is van een ernstige vorm van ongewenste omgangsvormen of als een van de partijen niet wenst kan er uiteraard geen sprake zijn van overleg om te komen tot een informele oplossing.
Door aansluiting te zoeken bij de regionale klachtencommissie van de Stichting de Zeeuwse Ombudsman kan de klachtencommissie op een onafhankelijke en zorgvuldige wijze de klacht onderzoeken.
Artikel 1 - Begripsomschrijving
De definitie van medewerker is ruim geformuleerd. Onder medewerker dient hier te verstaan: degene die werkzaam is (geweest) als ambtenaar, arbeidscontractant, stagiair, uitzendkracht enz.
Uit de definitie van ongewenste omgangsvormen volgt, dat er een relatie tussen het werk en bedoeld bedrag moet bestaan. Dit betekent niet dat het bedoeld gedrag daadwerkelijk op het werk of onder werktijd moet plaatsvinden. Voorbeelden van ongewenste omgangsvormen zijn seksuele intimidatie, psychische agressie (bijvoorbeeld treiteren), fysieke agressie, discriminatie/racisme.
Een medewerker die de organisatie heeft verlaten heeft tot maximaal twee jaar na het verlaten van de gemeente de mogelijkheid om een klacht op basis van deze regeling in te dienen. De termijn van twee jaar is opgenomen om oud werknemers de mogelijkheid voor verwerking van hetgeen gebeurd is te geven, zonder dat de mogelijkheid tot indiening van een klacht verloren gaat omdat hij/zij de organisatie heeft verlaten. De termijn van twee jaar dient ook om beperking in tijd aan te brengen om de herkenbaarheid van een klacht voor medewerkers en leidinggevende nog mogelijk te maken. De herkenbaarheid wordt steeds moeilijker als de tijd die verstreken is en langere termijn gaat beslaan.
De vertrouwenspersoon is slechts verantwoording schuldig aan het college.
Artikel 3 - Taak vertrouwenspersoon
In dit artikel worden de taakdelen van de vertrouwenspersoon vermeld.
Hierbij moet bedacht worden, dat het uitgangspunt is dat eventuele problemen zoveel mogelijk door de medewerker met het direct leidinggevende of de naast hogere leidinggevende behoren te worden besproken, bijvoorbeeld tijdens functioneringsgesprekken. Pas als dat niet mogelijk blijkt te zijn, bijvoorbeeld omdat de leiding onderdeel uitmaakt van het probleem, is een taak weggelegd voor de vertrouwenspersoon. Dit betekent dat de vertrouwenspersoon zich ervan moet gewissen dat aandacht is besteed aan deze eerste fase en de klager zonodig terugverwijst of de leiding inschakelt ten behoeve van een mogelijke oplossing.
De vertrouwenspersoon behandelt zaken strikt vertrouwelijk; elke stap wordt slechts genomen met toestemming van de klager. In bijzondere omstandigheden kan van dat principe worden afgeweken, bijv. als er sprake is van zeer ernstige gevallen van ongewenste omgangsvormen.
Artikel 5 - Faciliteiten en rechtspositie
De toegankelijkheid van de vertrouwenspersoon dient optimaal te zijn. Belangrijk is de mate van vertrouwen die de vertrouwenspersoon in de organisatie geniet. Verder is van belang: de bereikbaarheid, onafhankelijkheid ten opzichte van de aangeklaagde en ten opzichte van de organisatie. Het belangrijkste is echter dat hij./zij ongestoord zijn/haar taak moet kunnen vervullen.
De ontslag bescherming van de vertrouwenspersoon dient dezelfde te zijn als die voor de leden van de ondernemingsraad.
De vertrouwenspersoon kan niet verplicht worden tot het vrijgeven van vertrouwelijke informatie. Dit is essentieel voor de functie van vertrouwenspersoon.
Artikel 7 - In- en externe deskundigen
Voor een goed functioneren van de vertrouwenspersoon is het wenselijk dat hij/zij zich in voorkomende gevallen kan wenden tot in- of extern deskundigen voor ondersteuning en advies.
De gemeente heeft gekozen om aansluiting te zoeken bij de regionale klachtencommissie. Deze commissie maakt onderdeel uit van de Stichting de Zeeuwse Ombudsman. Hiermee is de onafhankelijkheid gewaarborgd.
Er is geen termijn opgenomen waarbinnen een klacht moet worden ingediend voor medewerkers (wel een termijn voor oud werknemers). Dit heeft te maken met het feit, dat er een grote variatie in de ernst van klachten kan zijn. Zou er tevens sprake zijn van een strafbaar feit (bijvoorbeeld verkrachting of aanranding), dan moet worden bedacht dat de verjaringstermijnen ter zake aanzienlijk zijn verruimd. De verjaringstermijnen (voor vervolging) met betrekking tot verkrachting of aanranding zijn 15 jaar respectievelijk 12 jaar. Anonieme klachten worden niet in behandeling genomen. Er zal immers moeten worden vastgesteld of de klager medewerker is in de zin van dit reglement en of een klacht ontvankelijk is.
Artikel 11 - In behandeling nemen van een klacht
Klachten tegen het opleggen van een disciplinaire maatregel worden eveneens niet in behandeling genomen. Hiervoor zijn de rechtsmiddelen aanwezig in het kader van de Algemene wet bestuursrecht.
Het horen van de klager en de aangeklaagde vindt niet plaats in elkaars aanwezigheid. Bedacht dient te worden, dat hier wordt afgeweken van het beginsel, neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht, dat het horen juist in elkaars aanwezigheid behoort plaats te vinden. Echter is het ten aanzien van ongewenste omgangsvormen zo dat ter wille van een zorgvuldige behandeling het horen afzonderlijk plaats vindt. Wel moet worden gewaarborgd, dat de klager en aangeklaagde weten wat er buiten hun aanwezigheid is verklaard. Dat betekent dat zij minimaal in de gelegenheid moeten worden gesteld te reageren op wat de ander heeft verklaard.
In dit artikel is een termijn gesteld aangezien het voor een ieder van belang is dat de zaak zo spoedig mogelijk wordt afgedaan. Niettemin dient het feitenonderzoek door de klachtencommissie zorgvuldig te geschieden. Dit kan meebrengen dat de gestelde termijn van zes weken wordt overschreden. De direct betrokkenen, klager en aangeklaagde, dienen daarvan op de hoogte te worden gesteld, waarbij tevens moet worden aangegeven binnen welke termijn de klachtencommissie haar onderzoek zal afronden.
De klachtencommissie kan in haar advies aangeven welke maatregelen of sanctie er moet worden getroffen. Dit betekent nog niet, dat het college dit moet volgen. Het college zal bij zijn beslissing - het gaat om een zorgvuldige belangenafweging - ook andere elementen dienen te betrekken, bijvoorbeeld de staat van dienst, al dan niet oplegging van een eerdere sanctie. Indien het college zijn besluit heeft genomen dient dit terstond schriftelijk bekend gemaakt te worden aan klager en aangeklaagde. Bij dit besluit behoort de rapportage van de klachtencommissie te worden gevoegd. Dit geldt ongeacht of het college het advies van de klachtencommissie heeft gevolgd. Betrokkenen moeten in kennis worden gesteld van de rapportage c.q. het advies van de klachtencommissie in verband met hun processuele positie.
Artikel 17 - Overige verplichtingen
Hierbij valt te denken aan verslechtering van carrièreperspectieven.