Organisatie | Dronten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatregelen |
Citeertitel | Verordening maatregelen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen.
Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2004 | 15-04-2006 | nieuwe regeling | 18-12-2003 Gemeenteblad 2003, nr. 37 | 420452 |
De raad van de gemeente Dronten,
gelezen het voorstel van het college van 18 november 2003, No. 420452KO.R;
gelet op de Wet werk en bijstand;
gezien het advies van de Raadscommissie Algemene Zaken van 8 december 2003;
overwegende dat op grond van artikel 8, lid 1 onder b van de Wet werk en bijstand de gemeente bij verordening regels stelt met betrekking tot het verlagen van de bijstand en de langdurigheidstoeslag, bedoeld in artikel 18, tweede lid van de Wet werk en bijstand;
vast te stellen de hierna volgende "Verordening maatregelen".
Artikel 2. Verlaging van de bijstand met 5% van de bijstand gedurende 1 maand
Bij de volgende gedragingen van belanghebbende wordt de bijstand verlaagd met 5% van de bijstand gedurende 1 maand:
Artikel 3. Verlaging van de bijstand met 10% van de van bijstand gedurende 1 maand
Bij de volgende gedragingen van belanghebbende wordt de bijstand verlaagd met 10% van de bijstand gedurende 1 maand:
Artikel 4. Verlaging van de bijstand met 20% van de bijstand gedurende 1 maand
Bij de volgende gedragingen van belanghebbende wordt de bijstand verlaagd met 20% van de bijstand gedurende 1 maand:
Artikel 5. Verlaging van de bijstand met 100% van de bijstand gedurende 1 maand
Bij de volgende gedragingen van belanghebbende wordt de bijstand verlaagd met 100% van de bijstand gedurende 1 maand:
Artikel 7. Verlaging in verband met het niet gebruik maken van een voorliggende voorziening
Indien belanghebbende door eigen toedoen geen gebruik maakt van een voorliggende voorziening op de bijstand, verlaagt het college, indien deze gedraging heeft geleid tot hogere financiële uitgaven voor de gemeente, de bijstand met 10% voor de duur van de voorliggende voorziening met een maximum van 6 maanden.
Artikel 8. Verlaging van bijzondere bijstand of langdurigheidstoeslag
Het college kan besluiten bij gedragingen als genoemd onder artikel 2 onderdeel c, artikel 2 onderdeel d, artikel 3 onderdeel a, artikel 3 onderdeel b, artikel 5 onderdeel c en artikel 6 de langdurigheidstoeslag of de bijzondere bijstand te verlagen volgens de bij dat artikel genoemde percentages.
Artikel 9. Afwijking van de genoemde percentages
De in de artikelen 2 tot en met 6 van deze verordening genoemde percentages moeten als standaardpercentages worden beschouwd. Van de genoemde percentages kan naar beneden of naar boven worden afgeweken op grond van de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van belanghebbende.
Artikel 10. Recidive en cumulatie
Indien de belanghebbende binnen 12 maanden nadat de uitkering is verlaagd dan wel een schriftelijke waarschuwing is gegeven wegens een gedraging die is genoemd in de artikelen 2 tot en met 6 van deze verordening, een gedraging uit dezelfde of hogere categorie vertoont, wordt de duur van de verlaging verdubbeld.
Artikel 11. Volharding en heroverweging
Indien de belanghebbende binnen 12 maanden na de recidive genoemd in artikel 10, lid 1 van deze verordening volhardt in de gedraging, kunnen burgemeester en wethouders de uitkering voor onbepaalde tijd verlagen. Er dient dan telkens na uiterlijk 3 maanden een heroverweging van de verlaging plaats te vinden.
Artikel 12. Afzien van aanpassing van de uitkering
Van een aanpassing van de uitkering kan worden afgezien als er geen sprake is van verwijtbaarheid.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening indien de toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Toelichting bij de Verordening maatregelen
Ingevolge artikel 18 van de wet stemt het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Indien de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan of de uit de wet voortvloeiende verplichtingen niet nakomt, verlaagt het college overeenkomstig deze verordening de algemene bijstand, de bijzondere bijstand en/of de langdurigheidstoeslag.
De normering van de op te leggen maatregelen bestaat uit een categorisering van gedragingen die betrekking hebben op het niet nakomen van de aan de uitkering verbonden verplichtingen. In deze verordening komt tot uitdrukking welk gewicht het college toekent aan het niet voldoen van bepaalde verplichtingen door belanghebbende.
In artikel 1 worden een aantal begrippen omschreven. Het college heeft de mogelijkheid om de algemene bijstand te verlagen, de bijzondere bijstand en/of de langdurigheidstoeslag.
Het college moet te allen tijde het recht op bijstand kunnen vaststellen. Daarvoor zijn gegevens van de belanghebbende nodig. Wanneer de benodigde gegevens niet op tijd worden verstrekt, kan het college een hersteltermijn geven. Gedurende deze hersteltermijn krijgt belanghebbende alsnog de kans de benodigde gegevens te overleggen. Geeft belanghebbende hier niet (op tijd) gehoor aan, dan wordt een maatregel opgelegd. Indien in het geheel het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld, zal de bijstand uiteindelijk beëindigd worden. Indien het om een nieuwe aanvraag gaat, zal de aanvraag worden afgewezen.
In artikel 55, 56 en 57 van de wet (hoofdstuk 6, paragraaf 3) worden de aanvullende verplichtingen genoemd voor de belanghebbende. Ingevolge artikel 55 kan het college verplichtingen opleggen die strekken tot de arbeidsinschakeling, dan wel die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot vermindering of beëindiging. In artikel 56 is de verplichting opgenomen tot het instellen van een verzoek tot kinderalimentatie. Het artikel 57 is onder andere de verplichting opgelegd tot het meewerken aan betalingen die het college namens belanghebbende uit de bijstand verricht.
In het kader van doelmatigheid- en rechtmatigheidonderzoeken moet de belanghebbende op een aangegeven tijdstip en plaats aanwezig zijn. Geeft hij hieraan geen gehoor, dan wordt een maatregel opgelegd. Tevens kan aan belanghebbende de verplichting worden opgelegd om mee te werken aan een behandeling van medische aard. Verschijnt belanghebbende in het kader van deze behandeling niet aan de instantie die deze behandeling uitvoert, dan wordt ook hiervoor een maatregel opgelegd.
In artikel 3 is, net als in artikel 2, een bepaling opgenomen over het verstrekken van informatie die van belang is voor de arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. De maatregel is echter zwaarder dan de maatregel als genoemd in artikel 2 omdat rekening wordt gehouden met de financiële schade die de gemeente heeft geleden als gevolg van het niet verstrekken van informatie.
In de Wet werk en bijstand staat, voor personen jonger dan 65 jaar, het uitgangspunt “werk boven inkomen” centraal. Indien belanghebbende hier niet (voldoende) aan meewerkt, leidt dit tot een maatregel. Het recht op een uitkering is immers altijd verbonden aan de plicht zich in te zetten om weer onafhankelijk van de uitkering te worden.
In de “verordening activering en reïntegratie” zijn regels vastgelegd met betrekking tot het aanbieden van voorzieningen door de gemeente die gericht zijn op de arbeidsinschakeling van betrokkene. Betrokkene is ingevolge artikel 9 van de wet verplicht gebruik te maken van deze voorzieningen.
Indien betrokkene een zeer concrete mogelijkheid om zelfstandig in het bestaan te voorzien niet benut, is een zware maatregel op zijn plaats. Dit is het geval indien betrokkene algemeen geaccepteerde arbeid niet aanvaardt of door eigen toedoen werkloos wordt.
Als betrokkene zich zeer ernstig misdraagt jegens een medewerker die belast is met de uitvoering van de wet, zal dit tevens tot een zware maatregel leiden. Of er sprake is van het “zich ernstig misdragen”, zal beoordeeld worden aan de hand van het agressieprotocol sociale zaken van de gemeente Dronten. Er zal in ieder geval altijd sprake moeten zijn van een gedraging waarvoor de gemeente aangifte heeft gedaan bij de politie.
Behalve de gedragingen zoals genoemd in artikel 2 tot en met 5 van deze verordening, zijn er nog andere gedragingen die blijk geven van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Een drietal gedragingen die hierop duiden zijn expliciet in dit artikel. In alle overige gevallen zal het college een individuele afweging maken.
Het niet gebruik maken van een voorliggende voorziening, kan voor de gemeente grote financiële consequenties hebben. In dergelijke gevallen kan het college dan ook besluiten tot een verlaging van de uitkering. Indien belanghebbende bijvoorbeeld 8 maanden recht zou hebben op WW maar hier geen aanspraak op heeft gemaakt, zal dit leiden tot een verlaging van de bijstand met 10% gedurende het maximum van 6 maanden. Indien belanghebbende daarbij ook nog door eigen toedoen werkloos is geworden, zal het betekenen dat eerst een maatregel van 100% gedurende 1 maand wordt opgelegd conform artikel 5 en daarna gedurende 6 maanden een maatregel van 10% conform artikel 7.
Ingevolge artikel 18 van de wet is het college gerechtigd de bijstand of de langdurigheidstoeslag te verlagen indien sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid van betrokkene. Onder bijstand vallen zowel de algemene bijstand als de bijzondere bijstand.
Bij het opleggen van een maatregel zal het college altijd naar de individuele situatie en de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende moeten kijken. Op basis van artikel 8 van deze verordening kan besloten worden om af te wijken van de standaardpercentages zoals genoemd in artikel 2 tot en met 6.
Indien belanghebbende binnen 12 maanden na de eerste maatregel of waarschuwing opnieuw een maatregelwaardige gedraging vertoont uit dezelfde of hogere categorie, zal de duur van de verlaging worden verdubbeld.
Indien belanghebbende meerdere maatregelwaardige gedragingen tegelijkertijd vertoont worden de percentages die bij de verschillende gedragingen horen bij elkaar opgeteld. Indien belanghebbende bijvoorbeeld een gedraging conform artikel 2 (5% 1 maand) vertoont én een gedraging conform artikel 3 (10 % 1 maand) tegelijkertijd, dan zal dat leiden tot een verlaging van de bijstand met 15% gedurende 1 maand. De verlaging mag verdeeld worden over meerdere maanden als dat naar het oordeel van het college nodig is.
Indien belanghebbende een maatregelwaardige gedraging vertoont, zal dit in principe leiden tot een maatregel voor een bepaalde duur. Indien belanghebbende na recidive volhardt in de gedraging, kan de uitkering voor onbepaalde duur verlaagd worden. Het college zal dan telkens na 3 maanden moeten toetsen of het redelijk is om de maatregel voort te zetten.