§ 1 Tijd van vergaderen, voorbereidingen
Artikel 3.1 Vergaderfrequentie
- 1.
Het college van hoofdingelanden vergadert volgens een daartoe van tevoren door hem vast te stellen vergaderschema.
- 2.
Het college van hoofdingelanden vergadert voorts indien de voorzitter of het college van dijkgraaf en hoogheemraden dit nodig oordelen of indien ten minste zes leden daarom schriftelijk en met opgave van redenen verzoeken.
Artikel 3.2 Dag, tijd en plaats van vergaderen
De voorzitter bepaalt de dag, het tijdstip en de plaats van de vergaderingen.
Artikel 3.3 Oproep, agenda
- 1.
De voorzitter zendt de leden ten minste twaalf dagen vóór een vergadering, spoedeisende vergaderingen uitgezonderd, een oproep onder vermelding van de dag, tijd en plaats van de vergadering.
- 2.
De oproeping vermeldt de onderwerpen die in de vergadering worden behandeld in de volgorde waarin deze aan de orde worden gesteld.
- 3.
Het college van hoofdingelanden kan besluiten de volgorde van behandeling te wijzigen.
- 4.
Het college van hoofdingelanden kan op voorstel van de voorzitter of een lid in spoedeisende gevallen besluiten onderwerpen die niet in de oproeping zijn vermeld terstond in behandeling te nemen.
- 5.
De voorzitter kan na het verzenden van de oproeping zo nodig een aanvullende agenda doen uitgaan. De daarop vermelde voorstellen worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee maal 24 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.
- 6.
Wanneer het college van hoofdingelanden een onderwerp onvoldoende voorbereid acht voor de openbare beraadslaging, kan het besluiten tot verwijzing naar een commissie of tot terugzending naar het college van dijkgraaf en hoogheemraden om nadere inlichtingen of om advies.
Artikel 3.4 Toezending stukken
- 1.
De voorzitter zorgt ervoor dat de te behandelen voorstellen, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste tien dagen vóór de vergadering aan de leden worden toegezonden.
- 2.
De notulen van de voorgaande vergadering worden zo mogelijk gelijktijdig met de overige voorstellen aan de leden toegezonden.
Artikel 3.5 Ter inzage leggen van stukken
- 1.
De stukken die dienen ter toelichting van de voorstellen en die niet in kopie aan de leden worden toegezonden, worden gelijktijdig met het verzenden van de voorstellen voor de leden in het kantoor van het hoogheemraadschap ter inzage gelegd. Indien na dit tijdstip stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.
- 2.
Een lid mag een origineel van een ter inzage gelegd stuk niet buiten het kantoor van het hoogheemraadschap brengen. Een lid mag een kopie van een ter inzage gelegd stuk slechts voor eigen gebruik buiten het kantoor van het hoogheemraadschap brengen.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid blijven stukken, omtrent de inhoud waarvan ingevolge artikel 37, eerste of tweede lid, van de Waterschapswet geheimhouding is opgelegd, onder berusting van de secretaris, die de leden inzage verleent.
- 4.
Indien leden dit wensen, verstrekt de secretaris of een door hem aan te wijzen medewerker hun de nodige toelichting op de te behandelen zaken.
Artikel 3.6 Openbare kennisgeving
- 1.
De vergadering wordt ter openbare kennis gebracht door aankondiging op de voorgeschreven wijze alsmede op de internetsite van het hoogheemraadschap.
- 2.
De openbare kennisgeving vermeldt:
- a.
de datum, de aanvangstijd en plaats alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;
- b.
de wijze waarop en de plaats waar de agenda en de daarbij behorende voorstellen kunnen worden ingezien;
- c.
de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht.
- 3.
De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, voor zover digitaal beschikbaar, ook op de internetsite van het hoogheemraadschap geplaatst.
§ 2 Orde van de vergaderingen
Artikel 3.7 Presentielijst, verhindering
- 1.
Ieder ter vergadering komend lid tekent onmiddellijk na binnenkomst in de vergaderzaal de presentielijst.
- 2.
Een lid dat is verhinderd de vergadering bij te wonen geeft daarvan zo mogelijk vóór de aanvang van de vergadering kennis aan de secretaris.
- 3.
Een lid dat vóór de sluiting de vergadering verlaat, geeft, onvoorziene gevallen uitgezonderd, daarvan bij het begin van de vergadering kennis aan de voorzitter.
- 4.
Na afloop van de vergadering wordt de presentielijst door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
Artikel 3.8 Zitplaatsen
- 1.
De leden hebben een vaste zitplaats, die hen door de voorzitter bij de aanvang van een nieuwe zittingsperiode van het college van hoofdingelanden en voorts telkenmale na de toelating van een nieuw lid wordt aangewezen.
- 2.
De leden van het college van dijkgraaf en hoogheemraden alsmede de secretaris nemen plaats ter weerszijden van de voorzitter, met dien verstande dat de secretaris plaatsneemt direct ter linkerzijde van de voorzitter.
Artikel 3.9 Openbaarheid, toehoorders en pers
- 1.
De vergaderingen van het college van hoofdingelanden zijn openbaar, tenzij toepassing is gegeven aan het bepaalde in paragraaf 5 van dit hoofdstuk.
- 2.
Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.
Artikel 3.10 Opening vergadering; vergaderquorum
- 1.
De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde tijdstip indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.
- 2.
Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, deelt de voorzitter, nadat hij de namen van de afwezige leden heeft voorgelezen, mee dat de vergadering niet wordt geopend.
- 3.
Indien ingevolge het tweede lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het verzenden van de oproeping is gelegen.
- 4.
Op de vergadering bedoeld in het derde lid zijn het eerste en tweede lid niet van toepassing. Het college van hoofdingelanden kan echter over andere aangelegenheden dan die voor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering waren geagendeerd alleen beraadslagen of besluiten indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.
Artikel 3.11 Notulen
- 1.
Tijdens elke vergadering worden zo mogelijk de notulen van de vorige vergadering vastgesteld.
- 2.
De notulen moeten ten minste inhouden:
- a.
de namen van de voorzitter, de secretaris en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die met of zonder kennisgeving afwezig waren;
- b.
een nauwgezet verslag van het gesprokene door de toehoorders die op grond van artikel 3.18 het woord voerden, met vermelding van hun namen;
- c.
een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;
- d.
een nauwgezet verslag van het gesprokene door de leden die het woord voerden, met vermelding van hun namen;
- e.
een overzicht van het verloop van elke stemming, met bij hoofdelijke stemming vermelding van de leden die voor of tegen stemden en de leden die op grond van artikel 38a van de Waterschapswet niet aan de stemming hebben deelgenomen;
- f.
de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties en amendementen;
- g.
bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 3.17 door het college van hoofdingelanden is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.
- 3.
De notulen worden opgesteld onder de zorg van de secretaris.
- 4.
De leden hebben het recht een voorstel tot verandering van de notulen aan het college van hoofdingelanden te doen, indien deze onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven wat gezegd of besloten is.
- 5.
De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
- 6.
De toehoorders die gebruik hebben gemaakt van het spreekrecht ontvangen een exemplaar van de vastgestelde notulen.
Artikel 3.12 Ingekomen stukken
De agenda vermeldt de ingekomen stukken die aan het college van hoofdingelanden gericht zijn. Het college van hoofdingelanden beslist op voorstel van de voorzitter over de afdoening daarvan.
Artikel 3.13 Spreekregels
- 1.
Een lid voert slechts het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van deze verkregen te hebben.
- 2.
De voorzitter verleent het woord in een door hem te bepalen volgorde.
- 3.
De leden spreken vanaf hun plaats en richten zich tot de voorzitter en via deze tot anderen.
- 4.
Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden vanaf een andere plaats spreken.
- 5.
Het college van hoofdingelanden kan op voorstel van de voorzitter of van een lid voor daarbij te bepalen onderwerpen regels stellen omtrent de spreektijd van leden of fracties.
Artikel 3.14 Spreektermijnen
- 1.
De beraadslaging over een voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij het college van hoofdingelanden anders beslist.
- 2.
Elke spreektermijn is afgesloten nadat het college van dijkgraaf en hoogheemraden of de voorzitter op het door de leden gesprokene hebben geantwoord.
- 3.
Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.
- 4.
In een tweede of volgende termijn worden in de regel geen elementen, feiten of punten behandeld die reeds in een vorige termijn aan de orde zijn geweest.
- 5.
Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing op:
- a.
- b.
de rapporteur van een commissie;
- c.
het lid dat een amendement, een subamendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor zover het betreft dat amendement, dat subamendement, die motie of dat voorstel.
- 6.
Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit of over een voorstel van orde.
Artikel 3.15 Handhaving orde
- 1.
De voorzitter kan de vergadering ter handhaving van de orde voor een door hem te bepalen tijd schorsen en deze, indien de orde na de heropening opnieuw wordt verstoord, sluiten.
- 2.
Een spreker mag in zijn rede niet worden gestoord, behoudens door de voorzitter om hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren.
- 3.
Interrupties zijn toegestaan, tenzij de voorzitter beslist dat de spreker zijn betoog zonder verdere interrupties zal afronden.
- 4.
Indien een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp dat in behandeling is, dan wel de orde verstoort, roept de voorzitter hem tot de orde. Indien het lid hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
- 5.
De voorzitter kan het college van hoofdingelanden voorstellen een lid dat door zijn gedragingen de goede gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming ervan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk; zo nodig laat de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Artikel 3.16 Beraadslaging
- 1.
De voorzitter kan voorstellen over een of meer onderdelen van een voorstel afzonderlijk te beraadslagen.
- 2.
Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan het college van hoofdingelanden besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college van dijkgraaf en hoogheemraden of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad.
- 3.
De beraadslaging wordt hervat nadat de schorsingsperiode is verstreken.
Artikel 3.17 Deelname aan de beraadslaging door anderen
- 1.
Het college van hoofdingelanden kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden deelnemen aan de beraadslaging.
- 2.
Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging over het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.
- 3.
Op degene die op grond van dit artikel deelneemt aan de beraadslaging zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.18 Spreekrecht toehoorders
- 1.
Na de opening van de vergadering kunnen toehoorders het woord voeren over onderwerpen die op de agenda opgenomen zijn, doch niet over onderwerpen die het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen betreffen.
- 2.
De toehoorders die van het spreekrecht gebruik willen maken melden dit voor de opening van de vergadering aan de voorzitter of aan een door deze aangewezen medewerker.
- 3.
De leden beperken zich tot het stellen van verhelderende vragen aan de insprekers.
- 4.
Zij die zich als spreker hebben aangemeld, verkrijgen van de voorzitter achtereenvolgens gedurende maximaal vijf minuten het woord, tenzij de voorzitter anders beslist, waarbij het recht om in te spreken voorop staat.
- 5.
De voorzitter kan een maximum stellen aan de spreektijd die totaal beschikbaar is voor toehoorders. Indien nodig wordt de beschikbare spreektijd evenredig over hen verdeeld.
- 6.
De voorzitter verleent het woord in het algemeen in de volgorde waarin het is gevraagd.
Artikel 3.19 Stemverklaring
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat het college van hoofdingelanden tot stemming overgaat heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Artikel 3.20 Beslissing
Na de beraadslaging en beslissing over eventuele amendementen en subamendementen wordt over het voorstel in zijn geheel, zoals het dan luidt, een eindbeslissing genomen.
Artikel 3.21 Voorstellen van orde
- 1.
De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.
- 2.
Een voorstel van orde betreft uitsluitend de orde van de vergadering.
- 3.
Over een voorstel van orde beslist het college van hoofdingelanden terstond.
Artikel 3.22 Orde toehoorders
- 1.
Het is toehoorders verboden tekenen van goed- of afkeuring te geven of op andere wijze de orde te verstoren.
- 2.
De voorzitter is bevoegd toehoorders die de orde op enigerlei wijze verstoren en zo nodig andere toehoorders het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen; zo nodig laat de voorzitter hen verwijderen.
- 3.
De voorzitter is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.
Artikel 3.23 Geluid- en beeldregistraties
- 1.
Degenen die tijdens de vergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. De voorzitter doet hiervan mededeling aan de vergadering.
- 2.
Het college van hoofdingelanden kan besluiten dat zijn vergaderingen via radio, televisie of internet kunnen worden gevolgd.
Artikel 3.24 Mobiele telefoons
Tijdens de vergadering is het niet toegestaan in de vergaderzaal mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering te gebruiken of ingeschakeld te houden, tenzij de voorzitter daarvoor toestemming heeft verleend.
§ 3 Rechten van leden
Artikel 3.25 Amendementen en subamendementen
- 1.
Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd tijdens de beraadslagingen amendementen voor te stellen op het voorliggende besluit.
- 2.
Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een subamendement voor te stellen.
- 3.
Een amendement of subamendement wordt schriftelijk bij de voorzitter ingediend, tenzij de voorzitter met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde oordeelt dat met mondelinge indiening kan worden volstaan.
- 4.
Voordat het college van hoofdingelanden over een amendement of een subamendement heeft besloten, kan dit te allen tijde door de indiener worden ingetrokken.
Artikel 3.26 Splitsing van voorstellen
- 1.
Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is kan tijdens de beraadslagingen voorstellen een voorstel te splitsen in een of meer onderdelen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.
- 2.
Een voorstel tot splitsing wordt schriftelijk bij de voorzitter ingediend, tenzij de voorzitter met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde oordeelt dat met mondelinge indiening kan worden volstaan.
Artikel 3.27 Moties
- 1.
Ieder in de vergadering aanwezig lid is bevoegd een motie in te dienen.
- 2.
Een motie wordt schriftelijk bij de voorzitter ingediend.
- 3.
De voorzitter plaatst de motie zo spoedig mogelijk op de agenda van een vergadering.
- 4.
De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.
- 5.
Intrekking van een motie door de indiener of indieners is mogelijk totdat besluitvorming over de motie heeft plaatsgevonden.
Artikel 3.28 Interpellaties
- 1.
Indien een lid over een onderwerp dat niet op de agenda voorkomt, inlichtingen verlangt van het college van dijkgraaf en hoogheemraden of een lid daarvan, kan hij aan de vergadering toestemming vragen tot het houden van een interpellatie.
- 2.
Een verzoek tot het houden van een interpellatie wordt tenminste zeven dagen voor de vergadering bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat tevens de bij de interpellatie te stellen vragen.
- 3.
De voorzitter draagt er zorg voor dat de overige leden zo spoedig mogelijk op de hoogte worden gesteld van het verzoek.
- 4.
Het college van hoofdingelanden beslist bij aanvang van de vergadering of toestemming wordt verleend tot het houden van de interpellatie en stelt, wanneer de toestemming wordt verleend, het tijdstip daarvoor vast. Als regel wordt de interpellatie nog in dezelfde vergadering gehouden.
- 5.
Bij een interpellatie kunnen moties over het in behandeling genomen onderwerp worden ingediend.
- 6.
Bij een interpellatie voert de interpellant niet meer dan tweemaal en andere leden, niet zijnde leden van het college van dijkgraaf en hoogheemraden, niet meer dan eenmaal het woord, tenzij de voorzitter hiervoor toestemming geeft. Wordt tijdens de interpellatie een motie ingediend, dan kan in derde termijn worden gesproken.
Artikel 3.29 Initiatiefvoorstellen
- 1.
Ieder lid heeft het recht voorstellen aan het college van hoofdingelanden te doen die buiten de agenda vallen.
- 2.
De voorzitter plaatst het voorstel zo spoedig mogelijk op de agenda van de vergadering.
- 3.
Op voorstel van het college beslist het college van hoofdingelanden of het voorstel voor kennisgeving wordt aangenomen, direct in behandeling wordt genomen of om advies in handen van het college van dijkgraaf en hoogheemraden wordt gesteld.
- 4.
Indien het college van hoofdingelanden beslist tot het direct in behandeling nemen van het voorstel, vindt behandeling van het voorstel plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.
Artikel 3.30 Schriftelijke vragen
- 1.
Ieder lid kan aan het college van dijkgraaf en hoogheemraden of de voorzitter schriftelijk vragen stellen. De vragen kunnen tevens inhouden een verzoek om inlichtingen te verstrekken over het door het college of de voorzitter gevoerde bestuur als bedoeld in de artikelen 89 en 97 van de Waterschapswet.
- 2.
De vragen worden kort en duidelijk geformuleerd en kunnen van een toelichting worden voorzien.
- 3.
De vragen worden bij de voorzitter ingediend.
- 4.
De beantwoording geschiedt schriftelijk en vindt zo spoedig mogelijk plaats, doch in elk geval binnen 30 dagen nadat de vragen zijn binnengekomen.
- 5.
Indien beantwoording niet binnen de in het vorige lid bedoelde termijn kan plaatsvinden, ontvangt de vragensteller daarvan gemotiveerd bericht, waarbij de termijn wordt aangegeven waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden.
- 6.
De vragen, de antwoorden en de berichten bedoeld in het vorige lid worden zo spoedig mogelijk aan de leden toegezonden.
Artikel 3.31 Mondelinge vragen
- 1.
Ieder lid dat ter vergadering aanwezig is heeft het recht de voorzitter of andere leden van het college van dijkgraaf en hoogheemraden door middel van korte mondelinge vragen verzoeken feitelijke informatie te verstrekken over onderwerpen die buiten de orde van de vergadering zijn.
- 2.
De voorzitter geeft gelegenheid tot het stellen van vragen aan het begin van iedere vergadering, bij de behandeling van de vaste agendapunten.
- 3.
De vragen worden uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering per brief of e-mail ter kennis van het college gebracht. De indieners kunnen hun vragen in de vergadering kort toelichten.
- 4.
De gevraagde informatie wordt ter vergadering mondeling of, indien dat niet mogelijk is, zo spoedig mogelijk na de vergadering schriftelijk verstrekt.
Artikel 3.32 Volgorde vragenstellers en spreektijden
- 1.
De voorzitter bepaalt de volgorde waarin de vragen tijdens de vergadering worden gesteld.
- 2.
De voorzitter kan weigeren een vraag te behandelen indien het onderwerp naar zijn oordeel niet voldoende nauwkeurig omschreven is, te gedetailleerd is of indien het onderwerp reeds in procedure is of op de agenda staat.
- 3.
De voorzitter kan een maximum stellen aan de tijd die totaal beschikbaar is voor mondelinge vragen.
- 4.
De vragensteller wordt voor ten hoogste twee minuten het woord verleend. Het lid van het college tot wie de vraag gericht is wordt voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om de vraag te beantwoorden.
- 5.
Na de beantwoording wordt de vragensteller twee minuten het woord verleend om aan een of meer leden van het college aanvullende vragen te stellen. Aan ieder tot wie de vragen gericht zijn wordt voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om de vragen te beantwoorden.
- 6.
Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden, ieder voor ten hoogste een minuut, het woord verlenen om vragen te stellen over hetzelfde onderwerp. Aan ieder tot wie vragen zijn gericht wordt voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om de vraag te beantwoorden.
- 7.
Tijdens het vragenstellen worden geen interrupties toegestaan en kunnen geen moties worden ingediend.
- 8.
Onderwerpen die aan het einde van het vragenstellen nog niet aan de orde zijn geweest komen te vervallen. Het lid kan het onderwerp voor de volgende vergadering opnieuw bij de voorzitter aanmelden.
§ 4 Stemmingen
Artikel 3.33 Wijze van stemming
- 1.
Nadat de beraadslaging is gesloten of indien niemand het woord verlangt, brengt de voorzitter het voorstel tot besluitvorming.
- 2.
De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt verlangd en ook de voorzitter stemming niet noodzakelijk acht, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.
- 3.
De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geschiedt schriftelijk.
- 4.
De stemming over zaken geschiedt bij handopsteken, tenzij de voorzitter of een van de leden hoofdelijke stemming verlangt.
Artikel 3.34 Schriftelijke stemming
- 1.
Een schriftelijke stemming geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes.
- 2.
De voorzitter benoemt drie leden tot stembureau.
- 3.
Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes zijn identiek.
- 4.
Over elke benoeming, voordracht of aanbeveling vindt een afzonderlijke stemming plaats. Het college van hoofdingelanden kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één stembriefje.
- 5.
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het derde lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
- 6.
Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid worden de leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd geacht geen stem te hebben uitgebracht. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje worden in elk geval verstaan:
- a.
- b.
een ondertekend stembriefje;
- c.
een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;
- d.
indien het een benoeming op voordracht betreft, een stembriefje waarbij op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;
- e.
een stembriefje waarbij op een ander persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.
- 7.
In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het college van hoofdingelanden op voorstel van de voorzitter.
- 8.
De uitslag van de stemming wordt onmiddellijk aan het college van hoofdingelanden bekend gemaakt.
- 9.
Onder de zorg van de secretaris worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.
Artikel 3.35 Herstemming bij schriftelijke stemming
- 1.
Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.
- 2.
Wanneer ook bij de tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd.
- 3.
Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming tussen die personen die een gelijk aantal stemmen hebben behaald, uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
- 4.
Indien bij een tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.
Artikel 3.36 Loting
- 1.
Wanneer een loting moet plaatsvinden, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben door de voorzitter op afzonderlijke, identieke briefjes geschreven.
- 2.
Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.
- 3.
Vervolgens neemt de voorzitter één van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje vermeld is, is gekozen dan wel toegelaten tot de derde stemming.
Artikel 3.37 Stemming over zaken
- 1.
Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van artikel 38a van de Waterschapswet van stemming moet onthouden, is verplicht zijn stem uit te brengen.
- 2.
Tenzij de vergadering voltallig is of de stemming een voorstel van orde betreft, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.
- 3.
Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het vorige lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.
- 4.
Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle zitting hebbende leden die aan de stemming mogen deelnemen, een stem hebben uitgebracht.
- 5.
Indien de stemmen staken bij de stemming over een voorstel van orde, is het voorstel niet aangenomen.
- 6.
De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.
- 7.
In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen dat zij geacht willen worden tegen een genomen besluit te hebben gestemd of dat zij op grond van een stemverbod als bedoeld in artikel 38a van de Waterschapswet niet aan de stemming hebben deelgenomen.
Artikel 3.38 Hoofdelijke stemming
- 1.
Indien hoofdelijke stemming wordt gevraagd, deelt de voorzitter mee bij welk lid de stemming aanvangt. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen. De stemming begint bij het lid wiens naam achter het volgnummer is vermeld. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.
- 2.
De voorzitter roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen of verzoekt de secretaris dit te doen.
- 3.
De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.
- 4.
Indien een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem heeft vergist, kan hij deze vergissing herstellen voordat het volgende lid heeft gestemd dan wel, indien hij als laatste stemde, totdat de voorzitter de uitslag van de stemming bekendmaakt. Merkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, alleen aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen wijziging.
Artikel 3.39 Stemming over amendementen, subamendementen en moties
- 1.
Indien op een voorstel een amendement is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.
- 2.
Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.
- 3.
Indien twee of meer amendementen of subamendementen zijn ingediend, wordt eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement gestemd.
- 4.
Wordt een amendement of subamendement van verdere strekking als bedoeld in het vorige lid aangenomen, dan vervallen de minder verstrekkende amendementen of subamendementen.
- 5.
Indien aangaande een voorstel een motie is of wordt ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.