Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amersfoort

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amersfoort houdende regels omtrent financieel beheer Verordening Financieel Beleid en Beheer 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmersfoort
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Amersfoort houdende regels omtrent financieel beheer Verordening Financieel Beleid en Beheer 2016
CiteertitelVerordening voor het financieel beheer en beleid 2016
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. art. 147 Gemw
  2. art. 212 Gemw
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-06-2018artikel 3, 12

08-11-2016

gmb-2018-115151

5342712
28-07-201605-06-2018nieuwe regeling

05-07-2016

Gemeenteblad 2016, 127462

.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amersfoort houdende regels omtrent financieel beheer Verordening Financieel Beleid en Beheer 2016

De raad van de gemeente Amersfoort;

 

heeft het voorstel van burgemeester en wethouders gelezen van, Afdeling Financiën en Advies (nr. 5196652);

 

constaterend dat de huidige verordening dateert van 2008 en dus is verouderd

 

heeft artikel 147 en artikel 212 van de Gemeentewet gelezen

 

besluit vast te stellen: 

Verordening voor het financieel beheer en beleid 2016

 

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Verordening voor het financieel beheer en beleid 2016

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    Programma: Een samenhangend geheel van taakvelden.

  • -

    Taakveld: Voorgeschreven eenheden die betrekking hebben op de taken en daaraan gerelateerde activiteiten van gemeenten waar baten en lasten mee gemoeid zijn. De taakvelden worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

  • -

    BBV: Besluit Begroting en Verantwoording

HOOFDSTUK II BEGROTING EN VERANTWOORDING

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op basis van de door het college aan de programma’s toegewezen taakvelden de onderverdeling van de programma’s vast.

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante beleidsindicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • 4.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per taakveld weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per taakveld weergegeven.

  • 2.

    De taakvelden begroting wordt ingericht en vastgesteld door het college conform de regelgeving in het BBV.

  • 3.

    Bij de jaarstukken wordt de Raad geïnformeerd over de herziening van de grondexploitaties, de voortgang van grote projecten en de risico’s van de gemeente Amersfoort.

Artikel 4 Kaders voor de begroting

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders voor zowel de begroting voor het volgende begrotingsjaar als de meerjarenraming.

Artikel 5 Autorisatie begroting en Investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma voor het volgende begrotingsjaar en stelt de meerjarenbegroting vast.

  • 2.

    Zowel de uitbreidingsinvesteringen als de vervangingsinvesteringen worden bij het vaststellen van de begrotingsbehandeling geautoriseerd.

  • 3.

    Het college informeert de raad als ze verwacht dat de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten van een investeringskrediet dreigen te onderschrijden.

HOOFDSTUK III

Artikel 6 Begrotingsuitvoering en begrotingswijzigingen

  • 1.

    Het college is terughoudend met het doen van voorstellen aan de raad tot wijziging van de begroting op programmaniveau.

  • 2.

    Het college is terughoudend met het maken van tussentijdse begrotingswijzigingen binnen de programma’s.

  • 3.

    Bij het vaststellen van de jaarrekening stelt de raad het verschil tussen begroting en rekening vast.

  • 4.

    De financiële rapportage, zoals bedoeld in artikel 8 wordt niet in een begrotingswijziging verwerkt, tenzij de financiële rapportage tevens aanleiding geeft tot een nadrukkelijke inhoudelijke beleidswijziging.

  • 5.

    Indien gewijzigde regelgeving ten aanzien van begroting en rekening van kracht wordt, worden daaruit voortvloeiende begrotingsaanpassingen in een begrotingswijziging verwerkt.

  • 6.

    Indien de gemeenteraad in de loop van het jaar expliciete besluiten neemt met financiële gevolgen die afwijken van de begroting, dan wordt naar aanleiding van dat besluit een begrotingswijziging gemaakt

Artikel 7 Beleidsevaluatie

  • 1.

    Gedurende de raadsperiode wordt tenminste ieder programma onderworpen aan een evaluatie.

  • 2.

    Het college stelt de planning van de beleidsevaluatie vast en informeert de raad hierover bij aanvang van de Raadsperiode.

  • 3.

    In de beleidsevaluatie wordt ten minste aandacht besteed aan:

    • 1.

      De mate waarin de doelstellingen van beleid zijn behaald;

    • 2.

      De mate waarin de beoogde beleidsmatige inzet ook daadwerkelijk is gepleegd;

    • 3.

      De mate waarin de beoogde streefcijfers zijn gerealiseerd;

    • 4.

      De benutting van het budget dat beschikbaar is gesteld voor het realiseren van het beoogde effect dan wel de te leveren prestaties.

  • 4.

    De beleidsevaluatie van ieder programma wordt afgerond met conclusies die de basis kunnen vormen voor de bijstelling van het beleid.

  • 5.

    Met de permanente beleidsevaluatie wordt tevens invulling gegeven aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 213 a Gemeentewet.

Artikel 8 Zomerrapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van de zomerrapportage over de uitvoering en bijstelling van het beleid over het lopende boekjaar

  • 2.

    In de zomerrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van taakvelden en investeringskredieten in de begroting groter dan € 100.000,= toegelicht. Dit bedrag is ook van toepassing bij het toelichten van afwijkingen in de jaarrekening.

HOOFDSTUK IV FINANCIEEL BELEID

Artikel 9 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Investeringen worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd tenzij het investeringsbedrag lager is dan € 100.000.

  • 2.

    Materiële vaste activa worden lineair afgeschreven in de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 3.

    De afschrijving start in het jaar volgend op het jaar van ingebruikname van het actief .

Artikel 10 Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende gemeentelijke belastingen, heffingen en debiteuren Sociale Zekerheid wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 11 Reserves en Voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en betreft:

    • 1.

      de vorming en besteding van reserves;

    • 2.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • 3.

      de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen; en

    • 4.

      de categorisering van Reserves en Voorzieningen welke nader wordt uitgewerkt in de nota

  • 2.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • 1.

      het specifieke doel van de reserve;

    • 2.

      de voeding van de reserve;

    • 3.

      de minimale hoogte van de reserve;

    • 4.

      de maximale hoogte van een reserve en

    • 5.

      de maximale looptijd.

  • 3.

    Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen of voor het bereiken van een specifiek doel binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering dan wel tot het bereiken van het doel , valt de bestemmingsreserve vrij ten gunste van het rekeningsresultaat.

Artikel 12 Kostprijsberekening

  • i.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • ii.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor zover van toepassing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), de kosten van het kwijtscheldingsbeleid en overige door de gemeente verschuldigde belastingen en heffingen.

  • iii.

    De toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde FTE’s die worden besteed aan desbetreffende goederen, werken, diensten, rechten en heffingen, gedeeld door het aantal totale directe FTE’s.

  • iv.

    Rente vormt ook een component voor de integrale kostprijsberekening.

  • v.

    In geval van projectfinanciering worden de werkelijke rentekosten toegerekend

Artikel 13 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen en de tarieven voor rechten en leges.

  • 2.

    Uitgangspunt voor de vast te stellen rechten en leges is 100% kostendekking

Artikel 14 Financieringsfunctie

  • 1.

    Om uitvoering te geven aan de financieringsfunctie stelt de raad 1 x per 4 jaar een Treasurystatuut vast. In dit statuut wordt geregeld dat binnen de wettelijke kaders :

    • 1.

      Het college voldoende financiële middelen kan aantrekken om de programma's binnen de door de Raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren.

    • 2.

      Hoe de risico's verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico's, koersrisico's en kredietrisico’s maximaal worden beheerst.

    • 3.

      Het maximaal beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen.

    • 4.

      Dat het college bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak, zoveel als mogelijk zekerheden bedingt.

HOOFDSTUK V FINANCIELE ORGANISATIE EN BEHEER

Artikel 15 administratie

  • 1.

    Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • 2.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over onder andere ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

    • c

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

    • f

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 16 Financiële organisatie

  • 1.

    Het college draagt zorgt voor:

    • a

      een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

    • b

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

    • c

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • d

      de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

    • f

      het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

    • g

      het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

    • h

      het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

      opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 17 Interne Controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening heet Verordening voor het financieel beheer en beleid 2016.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 20 Intrekking vorige versie

De verordening van het financiële beleid en beheer 2008 wordt ingetrokken.

De verordening onderzoek doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het college gevoerde bestuur

( Verordening 213 a, februari 2003) wordt eveneens ingetrokken.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 5 juli 2016 .

de griffier,

de voorzitter,

HOOFDSTUK VII TOELICHTING OP VERORDEnING VOOR HET FINANCIEEL BEHEER EN BELEID 2016

Toelichting per artikel.

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening is het begrip programma gedefinieerd. De autorisatie van de budgetten zoals opgenomen in de programmabegroting vindt op dit niveau plaats. Gelet op de aankomende wijziging van het Besluit Begroting en Verantwoording (vanaf hier BBV) waarbij ondermeer het gebruik van Taakvelden verplicht wordt gesteld nemen wij ook de Taakvelden op in de verordening. De Taakvelden vervangen de tot op heden voorgeschreven producten. In de begroting van Amersfoort waren die producten niet zichtbaar en slechts administratief van aard om aan verschillende informatieverplichtingen te kunnen voldoen.

 

De Taakvelden worden bij ministeriële regeling voorgeschreven en dienen als instrument voor het college om sturing te geven aan de uitvoering van de begroting. De ongeveer 50 voorgeschreven taakvelden zullen over de programma’s worden verdeeld. Zij komen daarmee in de plaats van de deelprogramma’s maar zullen ook dienen voor verplichte informatievoorziening voor derden. Het staat de gemeente overigens vrij de taakvelden verder op te splitsen

 

 

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het (vernieuwde) BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de taakvelden aan de programma’s toewijst.

 

Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (derde lid artikel 189 Gemeentewet).

 

De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Er is voor gekozen de budgetten op programmaniveau beschikbaar te stellen. Op grond van het vierde lid van artikel 8 BBV kan een gemeente of provincie de baten en lasten van een programma onderverdelen in baten en lasten voor prioriteiten. (In sommige gemeenten wordt voor het begrip prioriteit ook wel de benaming deelprogramma of na de komende wijziging Taakvelden gehanteerd.) De raad kan in afwijking van het bepaalde in deze verordening er voor kiezen de budgetten per programma te autoriseren.

 

Het derde lid van artikel 2 van de financiële verordening bepaalt dat op voorstel van het college de raad niet-financiële indicatoren per programma vaststelt. Het is het zogenaamde SMART maken van de begroting. Het derde lid van artikel 8 BBV stelt namelijk dat per programma wordt aangegeven wat de doelstelling – in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten – is en hoe er naar wordt gestreefd deze effecten te bereiken. Overigens worden binnen het vernieuwde BBV 2017 ook verplichte indicatoren voorgeschreven. (± 50). Bij uitwerking daarvan zal blijken in hoeverre er nog behoefte bestaat aan aanvullende indicatoren.

Overigens bepaalt dit artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken moeten worden herzien. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en gebruikte indicatoren de vorige raadsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.

 

Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. Het vierde lid van artikel 2 van de financiële verordening bepaalt dat de raad bij aanvang een nieuwe raadsperiode kan aangeven welke paragrafen hij nog meer wenst.

 

 

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Het artikel schrijft een autorisatieniveau op het niveau van programma’s voor en bevat de bepaling dat de lasten en baten onder de programma’s in de begroting per taakveld worden weergegeven. Door deze bepaling is het afzonderlijk bijvoegen van de taakveldenraming bij de begroting en de taakveldenrealisatie bij het jaarverslag niet meer nodig. Voor de begroting 2017 worden de taakvelden als bijlage bijgevoegd. Dit in overeenstemming met de richtlijnen van de commissie BBV.

 

In het tweede lid wordt aangegeven de bevoegdheid van het college ten aanzien van de taakvelden. Het college stelt ze vast en geeft ze een plaats binnen de door de raad vastgestelde programma’s

 

In het derde lid wordt aangegeven dat jaarlijks, gelijktijdig met de jaarrekening, een projectenrapportage en een risicorapportage wordt aangeboden.

 

 

Artikel 4 Kaders Begroting

De kadernota waar artikel 4 op doelt biedt de kaders voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Hierin staan een aantal uitgangspunten die het college bij het opstellen van deze stukken in acht neemt. Dit in aanvulling op de bepalingen van de artikelen 189 en 193 Gemeentewet en het BBV. In dit artikel wordt bepaald dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen van de begroting een nota vaststelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de kaders voor de het eerstkomende begrotingsjaar en de daarop volgende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming.

 

 

Artikel 5: Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 5 van de financiële verordening bevat nadere regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Autorisatie van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van programma’s (eerste lid). Naast lopende uitgaven doet een gemeenten investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd – denk hierbij ook aan de grondexploitatie. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen (tweede lid). Het derde lid handelt over de actieve informatieplicht die het college heeft ten aanzien van verwachte afwijkingen binnen investeringskredieten.

 

 

Artikel 6: Begrotingsuitvoering en begrotingswijzigingen

Het maken en vast laten stellen leidt tot een verzwaarde politieke drukte en een administratieve last. Uitgangspunt is dat op Programmaniveau helemaal geen wijzigingen worden gemaakt. Binnen de programma’s alleen als daartoe een grote noodzaak bestaat. Hiervan kan sprake zijn als de beheersing van grote budgetten in het gevaar komt. Het uitgangspunt dat de realisatie in de jaarrekening wordt afgezet en geanalyseerd ten opzichte van de primitieve begroting blijft op deze wijze in stand.

 

 

Artikel 7: De beleidsevaluatie

Dit artikel regelt de permanente beleidsevaluatie. Een continu proces van beleidsverantwoording en –evaluatie vindt (gespreid) plaats gedurende de bestuurlijke periode van vier jaar. Het college informeert de raad over de planning bij aanvang van een raadsperiode. Deze planning kan in overleg met de raad aangepast worden als de actualiteit daartoe aanleiding geeft. In navolging op het advies van de Rekenkamer van 22 september 2015 is expliciet in de verordening opgenomen dat met de permanente beleidsevaluatie invulling wordt gegeven aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 213 a gemeentewet.

 

 

Artikel 8: De zomerrapportage

Artikel 8 regelt de totstandkoming van de tussentijdse rapportage. Overigens bestaat de verplichting voor het college om de Gemeenteraad op elk moment te informeren wanneer de actieve informatieplicht bedoeld in artikel 169 en artikel 180 van de Gemeentewet dat vereist. De zomerrapportage verschijnt éénmaal per jaar. Tevens wordt het grensbedrag aangegeven waarboven een afwijking moet worden gerapporteerd en toegelicht.

 

 

Artikel 9: Waardering en afschrijving vaste activa.

In het tweede lid, onder a, van artikel 212 Gemeentewet is opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 9 invulling gegeven. Voor de bepalingen over afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen van de materiële vaste activa wordt in de verordening verwezen naar de bijlage. In de bijlage zijn naast de methodiek de afschrijvingstermijnen voor de verschillende categorieën materiële vaste activa opgenomen. Deze vorm sluit aan bij de voorheen gebruikelijke werkwijze in sommige gemeenten om de afschrijvingstermijnen in een apart document vast te leggen. De materie ten aanzien van waardering en afschrijving is afdoende geregeld in het BBV en is derhalve niet in deze verordening uitgewerkt.

 

De afschrijvingstermijnen uit de bijlage en het startmoment van de afschrijvingen,zoals bedoeld in lid 3, gelden voor investeringen gedaan na 1 juli 2016.

 

 

Artikel 10 Voorziening voor oninbaarheid vorderingen

Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. Bij het artikel is onderscheid gemaakt tussen gemeentelijke aanslagen en heffingen die het karakter hebben van bulkfacturen en overige vorderingen.

Vorderingen worden individueel beoordeeld op oninbaarheid. Maar voor de in het tweede lid genoemde gemeentelijke aanslagen, heffingen en debiteuren Sociale Zekerheid wordt een voorziening getroffen op basis van het historisch percentage van oninbaarheid. Een individuele beoordeling per aanslag of heffing is bij dit soort vorderingen namelijk zeer bewerkelijk.

 

 

Artikel 11 Reserves en Voorzieningen

Het eerste lid bepaalt dat het college eens in een nader aantal te bepalen jaar een nota over de reserves en voorzieningen aan de raad aanbiedt. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen.

Voor een investeringsvoornemen kan de raad een bestemmingsreserve vormen. Een deel van de algemene reserve wordt hiervoor afgezonderd. Hiermee wordt op de balans van de gemeente tot uitdrukking gebracht dat een toekomstige investering een beslag op het eigen vermogen gaat leggen. In het tweede lid zijn de voorwaarden voor een voorstel voor een dergelijke bestemmingsreserve opgenomen.

Investeringsvoornemens leiden niet altijd tot investeringen. Ook worden doelen waarvoor een reserve is ingesteld niet altijd (volledig ) gerealiseerd. Er bestaat het gevaar dat bestemmingsreserves op de balans blijven staan waar tegenover in het geheel geen investeringsvoornemen meer bestaat dan wel het doel vervallen is. Door bij het instellen van een bestemmingsreserve een maximale “houdbaarheidsdatum” voor de reserve op te nemen kan dit worden voorkomen. Hiervoor is in de verordening de bepaling opgenomen worden opgenomen dat bestemmingsreserves die de houdbaarheidsdatum hebben overschreden, vrijvallen ten gunste van het rekeningsresultaat. Bij de bestemming daarvan kan besloten worden dit terug te laten vloeien naar de Algemene Reserve, maar ook een andere bestemming is mogelijk.

 

 

Artikel 12 Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten en heffingen. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de opbouw van de kostprijs van de goederen en diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 12 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten die worden geleverd aan derden. Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen. In het tweede lid is aangegeven dat onder de kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzieningen, de compensabele BTW, de kosten van het kwijtscheldingsbeleid en de overige door de gemeente verschuldigde belastingen en heffingen. Het derde lid geeft aan dat in de kostprijs ook de kosten van de financiering van materiële activa moet worden meegenomen in de vorm van een rente over het eigen vermogen en over het vreemd vermogen. Ten aanzien van de toerekening van rente aan grondexploitaties is de wet op de Vennootschapsbelasting leidend. Daarin wordt uitgegaan van rente over Vreemd Vermogen x de verhouding Vreemd Vermogen / Eigen Vermogen. Kaders voor de kostprijzen staan voor heffingen, rechten en leges in artikel 229b Gemeentewet en voor prijzen in de artikelen 25i, 25j en 25m van de Mededingingswet. De verordening sluit aan bij deze wettelijke regeling. De Renteomslag wordt niet meer toegepast met ingang van de begroting 2016. De renteomslag wordt met ingang van de begroting 2016 niet meer toegepast tenzij wet of regelgeving dat voorschrijft.

 

 

Artikel 13 Vaststelling hoogte belastingen, rechten heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffingen en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt.

Het vaststellen van prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, diensten of werken die niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet, is een privaatrechtelijke besluit. Deze besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet), maar hebben wel invloed op de hoogte van de inkomsten en raken daarom ook het budgetrecht van de raad.

 

 

Artikel 14 de Financieringsfunctie

1 x per 4 jaar stelt de raad het treasurystatuut vast waarin de regels voor het aantrekken van geldleningen en het verstrekken van geldleningen en garanties wordt geregeld. Het periodiek herzien van het treasurystatuut wordt daarmee geborgd. Kaders voor de inrichting van het treasurystatuut zijn opgenomen in deze verordening.

 

 

Artikel 15 Administratie

Onder artikel 15 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.

 

Artikel 16 Financiële organisatie

Artikel 16 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Het artikel geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels moet stellen. De organisatie verordening is noodzakelijk om invulling te geven aan de totale (financiële) organisatie. Daarnaast is het wenselijk dat het college een treasurystatuut vaststelt en dat het college de volmachten en mandaten vastlegt.

 

Bij het beleid en interne regels voor de inkoop en aanbesteding kan gedacht worden aan een inkoopreglement en ook aan gemeentelijke inkoopvoorwaarden.

 

Bij het beleid en interne regels voor steunverlening en subsidieverstrekking gaat het om procedures die naleving van de Europese staatssteunregels en regels voor diensten van algemeen economisch belang, de Algemene wet bestuursrecht en de gemeentelijke subsidieverordening waarborgen.

 

In geval van misbruik en oneigenlijk gebruik gaat het om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden.

 

De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen en getrouwheid van de jaarrekening.

 

 

Artikel 17. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 16 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

 

Het tweede lid bepaalt dat jaarlijks wordt gecontroleerd of de administratie van waardepapieren e.d. overeenkomen met hetgeen de gemeente daadwerkelijk bezit. Het lid gebiedt daarbij dat eens in de 4 jaar wordt gecontroleerd of de administratie van registergoederen en bedrijfsmiddelen overeenkomt met het daadwerkelijke bezit.

 

 

Artikel 18, 19 en 20

De citeertitel en de inwerkingtreding spreken voor zich. Het intrekkingsartikel betreft het intrekken van de huidige verordening die dateert uit 2008. Daarnaast wordt voorgelegd de nog steeds vigerende verordening 213 a, “Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het gemeentebestuur gevoerde beleid”, ook in te trekken. De reden hiervoor is er in gelegen dat in artikel 6 van de voorliggende verordening, handelend over de permanente beleidsevaluatie, door de raad wordt vastgelegd dat met die permanente beleidsevaluatie invulling wordt gegeven aan artikel 213 a en de daaruit voortvloeiende verplichtingen.