Organisatie | Waterschap De Dommel |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Besluit van het algemeen bestuur van het Waterschap De Dommel houdende regels omtrent financien van waterschappenTreasurystatuut Waterschap De Dommel 2016 |
Citeertitel | Treasurystatuut Waterschap De Dommel 2016 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Treasurystatuut Waterschap De Dommel vastgesteld op 26 november 2008.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-07-2016 | nieuwe regeling | 13-07-2016 Waterschapsblad,1 augustus 2016 | . |
De regelgeving over de financiën van waterschappen is in 2008 in lijn gebracht met de aangepaste Waterschapswet. Na 2008 is de wetgeving op een aantal punten uitgebreid en gewijzigd. In dit treasurystatuut wordt hiermee rekening gehouden en wordt het beleidskader vastgelegd met betrekking tot de treasuryfunctie.
De belangrijkste wijzigingen van dit nieuwe treasurystatuut betreffen:
in de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido), de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), Besluit lening voorwaarden decentrale overheden (Bldo), Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo), Regeling schatkistbankieren decentrale overheden (Skb) en Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof) zijn de kaders gesteld voor een verantwoorde professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van de decentrale overheden. De belangrijkste doelstellingen van deze wet- en regelgeving zijn: het bevorderen van een solide financiering en kredietwaardigheid van de decentrale overheden, het beheersen van renterisico’s en het vergroten van transparantie.
Deze wet- en regelgeving en de daarin opgenomen bepalingen over kasgeldlimiet en renterisiconorm zijn het uitgangspunt voor het treasurybeleid van Waterschap De Dommel.
Het treasurybeleid kent een tweetal kwalitatieve randvoorwaarden waaruit volgt dat zogenaamd bankieren door decentrale overheden, niet is toegestaan. De eerste voorwaarde is dat het aangaan van leningen en het uitzetten van middelen alsmede het verlenen van garanties, alleen zijn toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak. De tweede houdt in dat uitzettingen en het gebruik van derivaten een prudent karakter dienen te hebben en niet gericht behoren te zijn op het genereren van inkomen in combinatie met het lopen van risico’s.
Om treasury binnen de organisatie uit te voeren is de wet- en regelgeving van belang en de manier waarop de organisatie hiermee omgaat. Dit wordt nader uitgewerkt in dit treasurystatuut. Het treasurystatuut is de beleidsmatige infrastructuur van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen richtlijnen en limieten. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het treasurystatuut wordt er jaarlijks een treasuryparagraaf in zowel het beleidsplan, de begroting, de burap als de jaarrekening opgenomen. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens en de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken.
In dit treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van het waterschap geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, financiering en kasbeheer. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid over de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces te beheersen.
Met de vaststelling van dit geactualiseerd treasurystatuut wordt voldaan aan de verplichting zoals die is opgenomen in artikel 108 en 109 van de Waterschapswet en artikel 16 van de Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie.
Ten behoeve van de leesbaarheid van het treasurystatuut is het aantal technische termen in dit statuut beperkt. Om misverstanden te voorkomen over de gehanteerde begrippen is het gebruik van vakjargon onafwendbaar.
3 DOEL VAN HET TREASURYSTATUUT
Het treasurystatuut (hierna: statuut) heeft tot doel een formeel kader te scheppen waar binnen de financiering- en beleggingsactiviteiten van Waterschap De Dommel dienen plaats te vinden. In het statuut moeten de vier elementen sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden in hun samenhang, duidelijkheid en transparantie garanderen. Het treasurystatuut is een door het algemeen bestuur vastgesteld financieel kader gebaseerd op basis van artikel108 Waterschapswet in verbinding met artikel 16 van de Verordening beleids-en verantwoordingsfunctie.
3.2 Algemene missie voor treasury
De Algemene missie voor treasury van Waterschap De Dommel is het zo optimaal mogelijk uitvoeren van haar publieke taken. In algemene zin zal het financieel beleid dienen bij te dragen aan en ondersteuning te bieden aan het uitvoeren van deze missie. Meer specifiek zal de financiële continuïteit op korte en lange termijn gewaarborgd dienen te worden.
Het treasurybeleid is erop gericht toegang te verkrijgen en te behouden tot de geld- en kapitaalmarkt om zo, binnen de financiële mogelijkheden van het waterschap, een optimaal rendement te verkrijgen dan wel de lasten zo veel mogelijk te reduceren.
Het aangaan en verstrekken van leningen evenals het verlenen van garanties en borgstellingen is alleen toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak.
Investeringen, deelnemingen en beleggingen die worden gedaan in het kader van de publieke taak, waarbij bewust risico’s worden aanvaard vallen buiten de kaders van dit statuut. In de voorkomende gevallen dient hiervoor steeds afzonderlijke besluitvorming plaats te vinden.
Meer gedetailleerd zijn de doelstellingen van het treasurybeleid:
De attitude van het Waterschap De Dommel ten aanzien van financieel risico is risicomijdend.
Risicomijdend houdt in ieder geval in:
Het beleid ten aanzien van financieringen is erop gericht een spreiding van toekomstige renterisico’s te bevorderen zodat voldaan wordt aan de renterisiconorm conform de eisen uit de Wet Fido en er geen overmatige blootstelling aan rentebewegingen optreedt.
·Het beleid is er op gericht om te komen tot een optimalisatie van de inkomende en uitgaande geldstromen middels het matchen van inkomsten en uitgaven in de loop van het jaar.
· Het beleid ten aanzien van beleggingen is zodanig dat alleen beleggingen kunnen worden gedaan van tijdelijke overschotten en gericht op de beheersing en vermindering van daaraan verbonden risico’s. Dit wordt ingekaderd door de regeling schatkistbankieren.
· Derivaten mogen uitsluitend worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.
Verder mag bij het gebruik van derivaten geen niet-effectieve positie worden ingenomen, dat wil zeggen dat de onderliggende waarde en de looptijd van
financiële derivaten overeen moeten komen met de financieringsbehoefte waarop zij betrekking hebben.
Dit betekent dat bij het komen tot de eerste voorstellen met betrekking tot het gebruik van derivaten het dagelijks bestuur nadrukkelijk vooraf moet worden geïnformeerd over en betrokken bij het besluit over het gebruik van derivaten zodat het doel en het effect van het te hanteren instrument helder en duidelijk gemaakt wordt alvorens te kunnen worden toegepast. Derivaten kunnen slechts worden ingezet ter beperking van renterisico’s.
4 DE ORGANISATIE VAN DE TREASURYFUNCTIE
Het dagelijks bestuur kan zich bij de uitvoering van het treasurybeleid c.q. concrete treasuryactiviteiten laten bijstaan door een door het dagelijks bestuur benoemde treasurycommissie.
De treasurycommissie wordt door het dagelijks bestuur benoemd en bestaat uit:
De treasurer is vaste secretaris en adviserend lid van de treasurycommissie en kan op verzoek van de voorzitter van de commissie, een directielid van de commissie dan zelf het initiatief nemen om de treasurycommisie bij elkaar te roepen en de commissie(leden) adviseren.
De treasurycommissie adviseert over de uitvoering van het beleid c.q. de wijze van uitvoering van de onder paragraaf 5.1. van dit treasurystatuut genoemde instrumenten. Concrete beslissingen over toepassing van de onder paragraaf 5.1. genoemde instrumenten worden steeds op initiatief van de treasurer genomen door 2 leden van de treasurycommissie, te weten: de portefeuillehouder financiën en de directeur bedrijfsvoering die - op verzoek van de treasurer - gezamenlijk beslissen. De de overige leden van de treasurycommissie en de treasurer hebben ter zake van die besluiten geen beslissingsbevoegdheid. Ten aanzien van het gebruik van derivaten geldt als extra eis dat beslissingsbevoegde leden ter zake van dat instrument geen beluit kunnen nemen dan op basis van een voorafgaande beslissing van het dagelijks bestuur. Om het renterisico te beperken, kan de treasurer een voorstel doen om leningen met uitgestelde storting af te sluiten of om een deel van de leningenportefeuille te herzien. Dit voorstel dient ten minste aan de twee genoemde leden van de treasurycommissie, de portefeuillehouder Financiën en bedrijfsvoering en de directeur Bedrijfsvoering, te worden voorgelegd. De twee genoemde leden van de treasurycommissie zijn gezamenlijk bevoegd om deze leningen met uitgestelde storting of herstructurering van de leningenportefeuille vast te stellen; eventueel middels een extra in te lassen vergadering.
Van de hiervoor omschreven verdeling van beslissingsbevoegdheden ter zake van de toepassing van de onder paragraaf 5.1. van dit treasurystatuut genoemde instrumenten wordt afgeweken indien en voorzover dit expliciet is aangegeven in de bijlagen bij dit treasurystatuut uitgewerkte procedures voor: het aangaan van geldleningen (bijlage1), het aangaan van kasgeldleningen(bijlage II) en procedure uitzetten van gelden (bijlage III).
Voor de procedure voor de toekenning van de beslissingsbevoegdheden wordt verder verwezen naar paragraaf 6.2 van dit treasurystatuut.
Wijzigingen in het statuut zijn alleen mogelijk na goedkeuring door het Algemeen Bestuur. Voorstellen tot wijzigingen kunnen worden ingediend bij de procesmanager Financiën, welke zorg draagt voor het onderhoud van het statuut.
De treasuryfunctie is een onderdeel van het Proces Financiën. Hier wordt de concrete uitvoering van het beleid verzorgd.
Een beleidsvoorstel wordt middels een vast format ter goedkeuring voorgelegd aan de treasurycommissie. De controle op het besluitvormingstraject, de uitvoering en de registratie ligt bij de concerncontroller. De concerncontroller heeft geen zitting in de Treasurycommissie maar kan wel als toehoorder bij deze commissie aanwezig zijn.
In de periodieke rapportages aan het bestuur wordt verantwoording afgelegd over het gevoerde treasurybeleid en de ontplooide activiteiten.
In de beschrijving van de Administratieve Organisatie zijn procedures opgenomen die betrekking hebben op de treasuryfunctie. In deze procedures zijn verantwoordelijkheden, activiteiten en functiescheidingen vastgelegd.
In het kader van dit treasurystatuut zijn de volgende procedures opgesteld, die als bijlagen bij dit statuut zijn opgenomen:
Bijlage 1: Procedure “Aangaan van leningen”;
Door functiescheiding te creëren tussen besluitvormende, registrerende en controlerende functies wordt misbruik zoveel als mogelijk voorkomen. Naast de externe controle door de accountant aan het einde van het proces vindt ook tijdens de processen interne controle plaats naar de juistheid en rechtmatigheid. De controle van de accountant vindt plaats in het kader van de controle op de jaarrekening. Hiermee strekt de controle van de accountant zich uit over het gehele uitvoeringstraject. De invulling hiervan is in de verordeningen en artikel 109 Waterschapswet (verordening op de controle van het financieel beleid en beheer) neergelegd.
5 INSTRUMENTEN, RICHTLIJNEN EN VOORWAARDEN
Voor het uitvoeren van transacties zijn in het kader van de treasury de volgende instrumenten beschikbaar:
Uitzettingsvormen (zoals deposito's);
Specifieke rente-instrumenten (zoals derivaten; zie paragraaf 3.4 voor de risico attitude).
Bij het gebruik van de voorgaande instrumenten moet men in ieder geval voldoen aan de onderstaande richtlijnen:
Geldleningen kunnen uitsluitend worden aangegaan of verstrekt in euro’s, waarbij de hoofdsom niet onderhevig is aan enige vorm van indexatie
Geld wordt uitsluitend uitgezet of opgenomen op basis van een recente liquiditeitsprognose en een actuele rentevisie.
De rentevisie / rentescenario’s van het Waterschap De Dommel zijn gebaseerd op informatie van gezaghebbende instanties.
De rentevisie krijgt een plaats in het beleidsplan en de begroting.
Deelnemingen zijn uitgesloten behalve voor zover deze samenhangen met de uitoefening van de publieke taak.
Waterschap de Dommel kwalificeert zich bij treasury-activiteiten als niet-professioneel belegger. Hierdoor wordt meer bescherming genoten bij het aangaan van bepaalde transacties.
Waterschap De Dommel gaat zeer terughoudend om met het verstrekken van leningen en garanties, waarbij het risico zo veel mogelijk wordt beperkt.
Waterschap De Dommel sluit ten gunste van personeel of politieke ambtsdragers geen contracten met betrekking tot hypothecaire leningen of garanties op de verstrekking van hypothecaire leningen door financiële instellingen.
·De renterisiconorm mag in principe niet worden overschreden.
Renterisico’s op de netto vlottende schuld zijn begrensd tot de normen van de kasgeldlimiet van de Wet FIDO.
Renterisico’s op de vaste schuld zijn begrensd tot de normen van de renterisico norm van de Wet FIDO.
Het gebruik van specifieke instrumenten dient te geschieden conform de ministeriële regeling uit hoofde van de Wet FIDO en de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden”.
Het aantrekken van langlopende leningen geschiedt conform de procedure “aangaan van leningen” zoals opgenomen in bijlage I.
Het aantrekken van kortlopende kasgeldleningen geschiedt conform de procedure “aangaan van kasgeldleningen” zoals opgenomen in bijlage II. Kortlopende kasgeldleningen worden alleen aangegaan wanneer verwacht wordt dat dit minder kosten of meer opbrengsten met zich meebrengt dan op de lopende rekening bij de huisbankier.
De Regeling schatkistbankieren decentrale overheden is van toepassing. Dit betekent dat overschotten van liquide middelen alleen bij het rijk (schatkistbankieren) of bij andere Nederlandse decentrale overheden kunnen worden uitgezet. Uitzettingen van liquide middelen die tijdelijk niet nodig zijn voor de publieke taak en die afkomstig zijn van aangetrokken leningen voor projectfinanciering hoeven niet in de schatkist te worden aangehouden, maar mogen worden uitgezet bij de financiële onderneming waar de desbetreffende leningen zijn aangegaan, mits deze financiële
onderneming voldoet aan de rating- en landeneisen van artikel 2, eerste en tweede lid van de Regeling uitzettingen en derivaten (“tijdelijk overtollige gelden in het kader van projectfinanciering”) (Ruddo, art. 2a, tweede lid).
Schatkistbankieren bij het rijk: Deelnemende instellingen houden hun publieke middelen aan op de eigen rekening-courant bij het ministerie van Financiën en ontvangen hiervoor van het ministerie van Financiën een rentevergoeding. De looptijd van deze uitzetting is variabel.
Binnen de regels die gelden voor schatkistbankieren:
zal Waterschap De Dommel geen leningen aangaan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten.
zullen middelen pas uitgezet worden als, en gedurende de periode dat, uit de liquiditeitsbegroting blijkt dat deze middelen overtollig zijn.
zal geld alleen uitgezet worden bij Nederlandse decentrale overheden of bij de financiële onderneming waar de desbetreffende leningen zijn aangegaan volgens de procedure Uitzetten van gelden zoals is opgenomen in bijlage III, wanneer het rendement hoger is dan in ‘s Rijks schatkist en deze financiële onderneming voldoet aan de rating- en landeneisen.
6 VOORBEREIDING EN VASTSTELLING VAN HET BELEID
Waterschap De Dommel gebruikt de jaarlijkse beleidscyclus voor het vaststellen van het treasurybeleid, voor het afleggen van verantwoording over dat beleid en voor bijstelling van het beleid door het jaar heen. De beleidscyclus kent een aantal sturings- en rapportagedocumenten.
Beleidsplan/Voorjaarsnota (inclusief Meerjarenraming): in het voorjaar wordt, mede als voorbereiding op de (beleids)begrotingsprocedure een voorjaarsnota opgesteld. In de voorjaarsnota worden de plannen voor de komende vier jaren opgenomen. De opgenomen plannen/ontwikkelingen worden geanalyseerd en doorgerekend. Dit analyseren en doorrekenen dient ook te gebeuren voor de liquiditeitenplanning en de risicoanalyse. Het beleidsplan vormt de basis voor de verdere begrotingsprocedure.
Beleidsbegroting: in het najaar wordt de beleidsbegroting opgesteld. In de beleidsbegroting zal ook de financieringsparagraaf worden opgenomen. Het treasurybeleid, zoals dit in de beleidsbegroting wordt opgenomen, wordt voorbereid door het proces Financiën en na behandeling door het management en het Dagelijks Bestuur, vastgesteld door het Algemeen Bestuur. In, of op basis van, de financieringsparagraaf kunnen mandaten worden vastgesteld om de daadwerkelijke transacties te laten uitvoeren. In de financieringsparagraaf zal ook aandacht worden geschonken aan de korte en lange termijn liquiditeitsprognose en de rentevisie.
Bestuursrapportages: twee keer per jaar wordt een bestuursrapportage gemaakt en wordt afgesloten met een jaarrapportage. Naar aanleiding van deze rapportages kan het beleid bijgesteld worden.
Jaarrekening: in de jaarrekening, die gezien moet worden als de verantwoording van de uitvoering van het beleid, wordt wederom een financieringsparagraaf opgenomen. Hierin wordt het beleid zoals het voorgenomen was in de financieringsparagraaf in de begroting getoetst aan het werkelijk uitgevoerde beleid. Verschillen dienen daarbij verklaard te worden.
Doel van de bovenstaande rapportages is het vaststellen van de beleidskaders en het verstrekken van relevante en tijdige informatie aan management en bestuur, zodat financiële en interne risico's beheerst kunnen worden. Daarnaast zijn ze bedoeld voor het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid.
De financieringsparagrafen in het beleidsplan, de beleidsbegroting, de burap en de jaarrekening worden met name gebruikt om het treasurybeleid te formuleren en te toetsen. De financieringsparagrafen kennen minimaal de volgende onderwerpen:
Het algemeen bestuur delegeert met de vaststelling van dit treasurystatuut de voor de uitvoering van dit treasurybeleid benodigde bevoegdheden om toepassing te kunnen geven aan de in artikel 5. van deze treasuryparagraaf genoemde instrumenten aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor het opnemen c.q. actualisatie van die bevoegdheden in de Bestuurlijke bevoegdhedenregeling. Het dagelijks bestuur legt het mandaat aan de bij de uitvoering van het treasurybeleid betrokken ambtenaren expliciet vast in de Ambtelijke bevoegdhedenregeling c.q het daarbij behorend Bevoegdhedenregister.
6.3 Tussentijdse bijstelling van het beleid
Indien op enig ander tijdstip door onverwachte omstandigheden, marktontwikkelingen en/of andere veranderingen een tussentijdse bijstelling van het beleid noodzakelijk is, zal de verantwoordelijke manager een wijzigingsvoorstel m.b.t. dit treasurystatuut opstellen. Dat voorstel moet na behandeling in het Dagelijks Bestuur door het Algemeen Bestuur worden vastgesteld. Indien door marktontwikkelingen haast is geboden kan op basis van een positief advies van de treasurycommissie en vooruitlopend op een formele wijziging van dit statuut gehandeld worden overeenkomstig het advies van de treasurycommissie over een tussentijdse afwijking van het beleid. Het dagelijks bestuur wordt daarover vooraf geïnformeerd.
De plaats van treasury binnen De Dommel is als volgt aan te geven:
De treasuryfunctie is een onderdeel van het Proces Financiën. Hier wordt de concrete uitvoering van het beleid verzorgd.
Een beleidsvoorstel wordt middels een vast format ter goedkeuring voorgelegd aan de Treasurycommissie. (Wanneer in de toekomst wordt gesproken over een rol van leden van de Treasurycommissie, dan betreft het alle leden van die commissie.
De controle op het besluitvormingstraject, de uitvoering en de registratie ligt bij de concerncontroller. De concerncontroller heeft geen zitting in de commissie Treasury maar kan wel als toehoorder bij deze commissie aanwezig zijn.
In de periodieke rapportages aan het bestuur wordt verantwoording afgelegd over het gevoerde treasurybeleid en de ontplooide activiteiten.
Essentieel onderdeel van de planning- en control cyclus is, dat zowel tijdens als na uitvoering van het beleid verantwoording afgelegd wordt middels verantwoordingsinformatie.
Controle op de uitvoering van het beleid vindt plaats middels de beleidsrapportage-cyclus zoals eerder beschreven in 6.1. evenals door de daartoe aangewezen functionarissen. Daarnaast vindt controle plaats op de betreffende transacties door de concerncontroller.
De uitvoering van het beleid wordt getoetst en verantwoord in de voorgeschreven financieringsparagraaf van de jaarrekening.
Bij het opstellen van de bestuursrapportages vindt bewaking plaats en naar aanleiding daarvan kunnen eventuele voorstellen tot bijstelling van het treasurybeleid worden gedaan
Het proces financiën zal van alle plannen, nota's en besluiten een dossier aanleggen.
Dit dossier staat op verzoek ter beschikking voor interne controle door de concerncontroller en externe controle door de accountant.
Om een correcte wijze van interne controle zeker te stellen, zullen de medewerkers, welke belast zijn met de controle-activiteiten, niet betrokken zijn bij het feitelijk administratief vastleggen van transacties en posities.
In het geval er bij de administratieve verwerking van de financiële transacties onregelmatigheden worden geconstateerd melden de medewerkers dit aan de concerncontroller. De concerncontroller stelt dan op basis van zijn onafhankelijke positie een onderzoek in naar de gevolgde handelswijze. Op basis van de constateringen tijdens het onderzoek zal de concerncontroller de noodzakelijk geachte vervolgstappen zetten. De concerncontroller legt in het controledossier Treasury de uitgevoerde werkzaamheden, de verslagen van de treasury-commissie, de constateringen en de eventuele vervolgstappen vast.
Het Waterschap De Dommel zal alle maatregelen treffen die noodzakelijk zijn voor het (doen) uitvoeren van een effectieve externe controle, door een accountant (artikel 109 lid 2 van de Waterschapswet).
De toetsing van de rechtmatigheid van de uitvoering van het treasurybeleid is object van de reguliere controle door de accountant.
Daarnaast zal het Waterschap De Dommel de volgende informatie beschikbaar stellen aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Driemaandelijks wordt een opgave verstrekt van de stand van het EMU-saldo op een voor het Centraal Bureau voor de Statistiek te bepalen wijze, zodat zij de informatie aan het Ministerie van Financiën kan presenteren. Deze informatie zal door het Proces Financiën worden verzorgd.
Waterschap de Dommel verstrekt aan de toezichthouder Provincie Noord-Brabant de volgende informatie:
a) Jaarlijks tezamen met de jaarrekening en de begroting een opgave van:
b) Aan het einde van ieder kwartaal wordt de gemiddelde netto-vlottende schuld vergeleken met de kasgeldlimiet voor het desbetreffende kalenderjaar. Bij overschrijding van de kasgeldlimiet in drie achtereenvolgende kwartalen wordt de toezichthouder tijdig op de hoogte gebracht. Tevens wordt een afdoend plan meegeleverd hoe de overschrijding kan worden teruggebracht tot onder de kasgeldlimiet.
c) Indien vereist zal voor een transactie vooraf toestemming worden gevraagd aan de toezichthouder.
Artikel 108 en artikel 109 van de Waterschapswet juncto artikel 16 Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie Waterschap De Dommel bepalen dat het Algemene Bestuur het treasurystatuut vast stelt.
Uiterlijk 14 dagen na vaststelling dient het treasurystatuut toegezonden te worden aan de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 13 juli 2016.
het algemeen bestuur,
mr. drs. P.C.G. Glas drs. A.G. Dekker MSc
watergraaf secretaris
Bijlage I: Procedure ”aangaan van leningen”.
In zijn algemeenheid geldt dat binnen het Waterschap De Dommel bij het aangaan van geldleningen het 4-ogen principe gehanteerd wordt.
Vanwege de snelheid waarmee tarieven wijzigen zal bij enkele aanbieders van geld vanaf het ontvangen van de offertes tot het door Waterschap de Dommel daadwerkelijk beslissen over de offertes een reactietijd beschikbaar zijn van vijf tot tien minuten.
Geldleningen kunnen alleen gestort worden op de lopende rekening bij de huisbankier, de Nederlandse Waterschapsbank.
De procedurestappen zijn als volgt:
Bijlage II: Procedure ”aangaan van kasgeldleningen”.
Kortlopende kasgeldleningen worden alleen aangegaan wanneer verwacht wordt dat dit minder kosten of meer opbrengsten met zich meebrengt dan de roodstand op de lopende rekening bij de huisbankier.
Kasgeldleningen kunnen alleen gestort worden op de lopende rekening bij de huisbankier, de Nederlandse Waterschapsbank.
De procedurestappen zijn als volgt:
Bijlage III: procedure ”uitzetten van gelden”.
Wanneer Waterschap De Dommel overtollige liquide middelen heeft, dan is de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden van toepassing.
Uitgangspunt bij Waterschap de Dommel is dat deze overtollige liquide middelen (voor kortere of langere tijd) aangehouden gaan worden in ’s Rijks schatkist.
In de wetgeving staan de volgende alternatieven:
Uitzettingen van liquide middelen die tijdelijk niet nodig zijn voor de publieke taak en die afkomstig zijn van aangetrokken leningen voor projectfinanciering hoeven niet in de schatkist te worden aangehouden, maar mogen worden uitgezet bij de financiële onderneming waar de desbetreffende leningen zijn aangegaan
Wanneer verwacht wordt dat het rendement dusdanig gunstig is dat dit opweegt tegen de kosten, wordt onderzocht of één van de alternatieven van toepassing kan zijn. In dit geval vindt afstemming plaats met twee leden van de Treasurycommissie, waaronder de portefeuillehouder Financiën en bedrijfsvoering of de directeur Bedrijfsvoering, welke hierover een besluit mogen nemen. Vooraf wordt de kredietwaardigheid nagegaan.
Aflossingen van geldleningen kunnen alleen gestort worden op de lopende rekening bij de huisbankier, de Nederlandse Waterschapsbank.
BIJLAGE IV: Belangrijkste bepalingen uit de wet Fido
Art. 2, lid 1: Openbare lichamen kunnen uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak leningen aangaan, middelen uitzetten of garanties verlenen. Voor het overige houden zij hun liquide middelen in ’s Rijks schatkist aan.
Art. 2a, lid 1: Openbare lichamen kunnen geldleningen slechts aangaan en verstrekken, dan wel de nakoming van uit geldleningen voortvloeiende verplichtingen ten aanzien van de betaling van rente en aflossing slechts garanderen, indien de geldleningen voldoen aan de daarvoor bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.
Art. 2a, lid 2: Openbare lichamen kunnen derivaten hanteren of de ingevolge artikel 2, vierde lid, uitgezonderde middelen uitzetten indien deze derivaten of uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Bij regeling van Onze Ministers worden ter zake van de uitvoering van dit lid nadere regels gesteld.
Art. 4, lid 1: De gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal van een openbaar lichaam overschrijdt de kasgeldlimiet niet.
Art. 4, lid 2: Indien een openbaar lichaam voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, stelt het daarvan de toezichthouder op de hoogte, en legt het de kwartaalrapportage en een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven ter goedkeuring voor aan de toezichthouder.
Art. 6, lid 1: Het renterisico op het begrotingstotaal van een openbaar lichaam overschrijdt de renterisiconorm niet.