Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017 |
Citeertitel | Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-07-2022 | hoofdstuk 3, 4, 10, 12, 17, paragraaf 1, 2, artikel 1:9, 2:1, 2:15, 3;1, 3:2, 3:3, 3:4, 3:5, 3:6, 4:1, 4:2, 4:3, 4:4, 4:5, 4:6, 4:7, 4:8, 5:7, 5:9, 5:11, 5:12, 5:15, 5:17, 10:1, 10:2, 10:3, 10:4, 10:5, 10:6, 10:7, 10:8, 10:9, 10:10, 10:11, 12:1, 12:2, 12:3, 12:4, 12:5, 12:6, 12:7, 12:8, 12:9, 12:10, 12:11, 12:12, 12:13, 13:4, 13:5, 17:1, 17:2, 17:3, 17:4, 17:5, 17:6, 17:7, bijlage 2 | 05-07-2022 | 2294594 | ||
16-04-2022 | 09-07-2022 | artikel 2:8, 5:10, 5:43 | 29-03-2022 | 2068139 | |
09-03-2022 | 16-04-2022 | artikel 5:15 | 27-01-2022 | 1909660 | |
01-10-2021 | 09-03-2022 | hoofdstuk 4, 5, paragraaf 2.3, 6, 7, 8, artikel 1:1, 2:13, 2:14, 2:15, 2:16, 5:1, 5:2, 5:21, 5:22, 5:23, 5:24, 5:25, 5:26, 5:27, 5:28, 5:29, 5:30, 5:31, 5:32, 5:33, 5:34, 5:35, 5:36, 5:37, 5:38, 5:39 | 28-09-2021 | 1668455 | |
07-08-2021 | 01-10-2021 | hoofdstuk 2, 5, 10, paragraaf 1, 2.1, 2.2, 2.2.1, 2.2.2, 2.2.3, 4, 5, artikel 1:1, 2:2, 2:3, 2:4, 2:5, 2:6, 2:7, 2:8, 2:9, 2:10, 2:11, 5:1, 5:2, 5:12, 5:13, 5:14, 5:15, 5:16, 5:17, 5:18, 5:19, 5:20, 5:43, 10:1, 10:2, 10:3, 10:4, 10:5, 10:6, 10:7, 10:8, 10:9, 10:10, 10:11, 10:12, bijlage 2 | 13-07-2021 | ||
31-12-2020 | 07-08-2021 | hoofdstuk 7, artikel 7.1, 7.2, 7.3, 7.4, 7.5, 7.6 | 15-12-2020 | 1162215 | |
12-12-2020 | 31-12-2020 | paragraaf 10, 11, artikel 5:48, 5:49, 5:50, 5:51, 5:52, 5:53, 5:54, 5:55, | 01-12-2020 | 1130330 | |
17-11-2020 | 12-12-2020 | hoofdstuk 6, 7, paragraaf 1, 2, 3, 4, 5, 6, artikel 1:1, 5:55, 6:1, 6:2, 6:3, 6:4, 6:5, 6:6, 6:7, 6:8, 6:9, 6:10, 6:11, 6:12, 6:13, 6:14, 6:15, 6:16, 6:17, 6:18, 6:19, 6:20, 6:21, 6:22, 6:23, 6:24, 6:25, 6:26, 6:27, 6:28, 7:1, 7:2, 7:3, 7:4, 7:5, 7:6, 7:7 | 27-10-2020 | 1073594 | |
24-10-2020 | 17-11-2020 | hoofdstuk 10, artikel 10:1, 10:2, 10:3, 10:4, 10:5, 10:6, 10:7, 10:8, 10:9, 10:10, 10:11, 10:12, bijlage 2 | 29-09-2020 | 1039651 | |
22-10-2020 | 24-10-2020 | paragraaf 2.3, artikel 2:5, 2:7, 2:11. 2:13, 2:14, 2:15, 2:16 | 22-09-2020 | 1029244 | |
21-07-2020 | 22-10-2020 | hoofdstuk 2, 5, 16, paragraaf 2.1, 2.2, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.11, artikel 1:1, 2:1, 2:2, 2:3, 2:4, 2:5, 2:6, 2:7, 2:8, 2:9, 2:10, 2:11, 2:12, 2:13, 2:14, 2:15, 2:16, 5:1, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6, 5:7, 5:8, 5:9, 5:10, 5:11, 5:12, 5:13, 5:14, 5:15, 5:16, 5:17, 5:18, 5:19, 5:20, 5:21, 5:22, 5:23, 5:24, 5:25, 5:26, 5:27, 5:28, 5:29, 5:30, 5:31, 5:32, 5:33, 5:34, 5:35, 5:36, 5:37, 5:38, 5:39, 5:40, 5:41, 5:42, 5:43, 5:44, 5:45, 5:46, 5:47, 5:48, 5:49, 5:50, 5:51, 5:52, 5:53, 5:54, 5:55, 16:1, 16:2, 16:3, 16:4, 16:5, 16:6, 16:7, 16:8, 16:9, 16:10, 16:11, 16:12, 16:13 | 30-06-2020 | 889458 | |
29-05-2020 | 21-07-2020 | hoofdstuk 12, artikel 5:10, 12:1, 12:2, 12:3, 12:4, 12:5, 12:6 | 12-05-2020 | 714016 | |
01-04-2020 | 29-05-2020 | hoofdstuk 10 artikel 10:1, 10:2, 10:3, 10:4, 10:5, 10:6, 10:7, 10:8, 10:9, 10:10, 10:11, 10:12, bijlage 2 | 24-03-2020 | 2019-2994 | |
04-12-2019 | 01-04-2020 | paragraaf 2, 4, artikel 1.1, 1.9, 2.13, 2.14, 2.16, 5.1, 5.2, 5.3, 5.6, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.15, 5.16, 5.17, 5.18, 5.19, 5.20, 5.21, 5.22, 8.11, 8.14, 8.16, 8.17, 8.20, | 02-12-2019 | 2019-2994 | |
12-10-2019 | 04-12-2019 | artikel 1:1, 5:11, 5:12, 5:13, 5:14, paragraaf 3 | 03-09-2019 | 2019-2708 | |
26-07-2019 | 05-10-2019 | hoofdstuk 2, paragraaf 2, 2.1, 2.2, 2.4, artikel 1:1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6, 1.7, 2:1, 2:2, 2:3, 2:4, 2:5, 2:6, 2:7, 2:8, 2:9, 2:10, 2:11, 2:12, 4:8, 12:5, bijlage 1 | 09-07-2019 | 2019-2660 | |
22-03-2019 | 26-07-2019 | artikel 8:4, 8:5, 8:7, 8:8, 8:9, 8:10, 8:11, 8:12, 8:13, 8:14, 8:15, 8:16, 8:17, 8:18, 8:19, 8:20, 8:21 | 05-03-2019 | 2019-2237 | |
20-03-2019 | 22-03-2019 | hoofdstuk 15, artikel 15:1, 15:2, 15:3, 15:4, 15:5 | 19-02-2019 | 2019-2284 | |
11-01-2019 | 20-03-2019 | artikel 2:9, 5:4, 5:5, 5:6, 5:6, 5:7, 5:8, 5:9, 5:10, 8:4, 8:5, 8:7, 8:8, 8:9, 8:10, 8:11, 8:12, 8:13, 8:14, 8:15, 8:16, 8:17, 8:18, 8:19, 8:20, 8:21, 8:22, 8:23, 8:24, 8:25, paragraaf 5.1, 5.2, 8.3 | 18-12-2018 | 2018-2098 | |
28-09-2018 | 11-01-2019 | hoofdstuk 3, artikel 3.1, 3.2, 3.3 | 28-08-2018 | 2018-1842 | |
25-07-2018 | 28-09-2018 | hoofdstuk 5, 5a, artikel 2:3, 2:4, 2:5, 2:6, 2:9, 2:10, 2:13, 5:1, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6 | 03-07-2018 | 2018-1652 | |
07-06-2018 | 01-04-2018 | 25-07-2018 | artikel 10:2, 10:5 | 30-04-2018 | 2018-1652 |
23-02-2018 | 01-01-2018 | 07-06-2018 | artikel 11:1, 11:2, 11:3, 11:4, 11:5, 11:6, hoofdstuk 11 | 30-01-2018 | 2017-1330 |
05-12-2017 | 23-02-2018 | hoofdstuk 13, artikel 13:1, 13:2, 13:3, 13:4, 13:5 | 14-11-2017 | 2017-1237 | |
21-11-2017 | 05-12-2017 | hoofdstuk 14, artikel 14:1, 14:2, 14:3, 14:4, 14:5, 14:6, 14:7 | 24-10-2017 | ||
17-11-2017 | 01-09-2017 | 21-11-2017 | artikel 11:5 | 14-11-2017 | 2017-1220 |
08-09-2017 | 17-11-2017 | hoofdstuk 8, artikel 8:1, 8:2, 8:3, 8:4, 8:5, 8:6, 8:7, 8:8, 8:9, 8:10, 8:11, 8:12, 8:13, 8:14, 8:15, 8:16, 8:17, 8:18, 8:19, 8:20, 8:21, 8:22, 8:23, 8:24, 8:25 | 15-08-2017 | 2017-970 | |
26-07-2017 | 08-09-2017 | artikel 5:1, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6, 5:7, 5:8, hoofdstuk 5 | 26-06-2017 | 2017-849 | |
23-06-2017 | 26-07-2017 | hoofdstuk 12, artikel 12:1, 12:2, 12:3, 12:4, 12:5, 12:6 | 06-06-2017 | 2017-591 | |
18-05-2017 | 23-06-2017 | hoofdstuk 9a, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20 | 02-05-2017 | 2017-510 | |
02-05-2017 | 18-05-2017 | hoofdstuk 9a, artikel 9a:1, 9a:2, 9a:3, 9a:4, 9a:5, 9a:6, 9a:7 | 11-04-2017 | 2017-508 | |
27-04-2017 | 02-05-2017 | artikel 2:2, 2:5, 2:11. 2:12, 2:13, 2:14, paragraaf 2.1, 2.2, 2.3, 2.4 | 04-04-2017 | 2017-490 | |
24-12-2016 | 27-04-2017 | artikel 1.6, 2:1:, bijlage I | 20-12-2016 | 2016-334 | |
25-11-2016 | 24-12-2016 | artikel 8:1, 8:2, 8:3, 8:4, 8:5, 8:6, 8:7, 8:8, 8:9, 8:10, 8:11, 8:12, 8:13 | 26-09-2016 | 45144 | |
04-10-2016 | 25-11-2016 | hoofdstuk 5a, artikel 5a:1, 5a:2, 5a:3, 5a:4, 5a:5, 5a:6, 5a:7, 5a:8 | 13-09-2016 | 45177 | |
22-07-2016 | 04-10-2016 | nieuwe regeling | 12-07-2016 | 45030 |
Hoofdstuk 1 Algemene nadere regels
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Aanvullend uitvoeringsplan: een uitvoeringsplan dat betrekking heeft op de verdeling van de extra gelden die beschikbaar zijn als gevolg van een verhoging van het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2:11 lid 1.
Adviescommissie: de adviescommissie die het college van burgemeester en wethouders adviseert over aanvragen ingediend op grond van deze subsidieregeling. Adviescommissie BrabantStad Cultuur: adviescommissie benoemd door de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant
ASV: Algemene Subsidieverordening Breda 2011 en de hierna volgende wijzigingen.
BrabantStad: Provincie Noord-Brabant met daarin in het bijzonder en niet beperkt tot gemeente Breda, gemeente Eindhoven, gemeente Helmond, gemeente ’s-Hertogenbosch en gemeente Tilburg.
Code Diversiteit en Inclusie: een gedragscode om culturele diversiteit structureel in de instelling te verankeren https://www.codeculturediversiteit.com
Fair Practice Code: een gedragscode voor ondernemen en werken in kunst, cultuur en de creatieve industrie https://www.fairpracticecode.nl
Vastgesteld beleidskader: een door de raad vastgesteld document waarin de beleidsdoelen op een bepaald terrein zijn vastgesteld. Het vormt het kader waarbinnen alle (keuzes voor) inspanningen en beoogde resultaten dienen plaats te vinden.
Maatschappelijk effect: een op langere termijn beoogde verandering in een situatie of bij een doelgroep, die een positieve uitwerking heeft op verschillende delen van de samenleving.
Beleidsdoel: een doel dat zich richt op binnen een termijn beoogde concrete (meetbare) veranderingen in een situatie of bij een doelgroep die een directe bijdrage leveren aan het realiseren van geformuleerde maatschappelijke effecten.
Resultaat(afspraken): een concrete, waarneembare en toetsbare in woorden beschreven opbrengst, zonder gekwantificeerde normen, die een directe bijdrage levert aan het beoogde beleidsdoel.
Prestatie(afspraken): een prestatie die overeenkomt met een resultaat, maar is aangevuld met een gekwantificeerde norm.
Code of Good Governance: een code met daarin de waarborgen van samenhang en transparantie in het bestuur en toezicht van een organisatie, met het oog op een efficiënte en effectieve realisatie van beleidsdoelstellingen. Voor verschillende sectoren is in dit kader een eigen code ontwikkeld.
Duurzaam ondernemen: een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap waarbij mens, milieu en middelen in balans zijn.
BOB: het Bestuurlijk Overleg Breda waarin de bestuurders uit het primair en voortgezet onderwijs in Breda zitting hebben.
Sociaalculturele accommodatie: een door het college als zodanig benoemde accommodatie.
Culturele organisatie: Een organisatie met een in de statuten verankerde culturele doelstelling, die niet valt onder de bepaling van een culturele amateurkunstorganisatie. Deze organisatie produceert zelf geen kunst maar bemiddelt tussen publiek en artiest en organiseert presentatiemogelijkheden en andere culturele activiteiten.
Culturele amateurkunstorganisatie: een organisatie met een artistiek inhoudelijke doelstelling waarvan de deelnemers een bepaalde kunstvorm beoefenen op niet-beroepsmatige basis
Artistieke leiding: de artistieke leiding (dirigent, choreograaf, regisseur, docent) van een (amateur)kunstorganisatie die beschikt over professionele deskundigheid binnen de specifieke kunstdiscipline, aantoonbaar door diploma’s van erkende opleiding(en).
Culturele makers: personen die op professionele (beroepsmatige) basis een bepaalde kunstvorm beoefenen en daartoe een professionele opleiding hebben afgerond of op basis van ervaring de noodzakelijke artistieke competenties hebben opgebouwd, door minimaal twee jaar de culturele beroepspraktijk te hebben uitgeoefend.
Cultuurcoach: professionele culturele maker of (culturele) instelling die op professionele basis de verbinding tussen de cultuur- en onderwijssector legt ter bevordering van actieve cultuurparticipatie onder inwoners.
Erfgoedorganisaties: organisaties die het cultureel erfgoed als hun aandachtsgebied beschouwen. Cultureel erfgoed omvat die materiële, immateriële, zichtbare en onzichtbare overblijfselen van onze maatschappelijke ontwikkeling, die het college waardevol vindt voor ons gemeenschappelijke geheugen en onze identiteit.
Professionele kunsten: werk dat primair gericht is op het vervaardigen, produceren van kunstproducten door kunstenaars die artistiek-inhoudelijk actief zijn in de kunsten en in die hoedanigheid aantoonbaar geïntegreerd zijn in de professionele kunstpraktijk van tenminste Breda en BrabantStad.
Subsidiabele kosten monumenten: kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden.
Inspectierapport: rapport met betrekking tot een beschermd monument dat de technische of fysieke staat van dat monument beschrijft en dat is opgesteld door een naar het oordeel van het college ter zake deskundige persoon of instantie.
Zelfstandig onderdeel: het onderdeel van een beschermd monument dat is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid en deel is van een park of tuinaanleg behorend aan één eigenaar.
Aangewezen organisaties voor monumentenbehoud: een privaatrechtelijke rechtspersoon die ten minste tien beschermde monumenten in eigendom heeft, en naar het oordeel van het college beschikt over voldoende professionele deskundigheid.
Schoolsporttoernooien: een- of meerdaagse sportwedstrijden, met deelname van scholenteams bestaande uit leerlingen van het primair en/of voortgezet onderwijs, met een minimale deelname van tien Bredase scholen voor primair onderwijs of vier Bredase scholen voor voortgezet onderwijs.
Side-events: sportactiviteiten die aangeboden worden naast het wedstrijdprogramma van een topsportevenement, die onder verantwoordelijkheid van dezelfde organisatie georganiseerd worden en die tot doel hebben een breed publiek met de betreffende sport kennis te laten maken.
Sportvereniging: een vereniging die activiteiten organiseert die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF en die is aangesloten bij een overkoepelende organisatie, dan wel een organisatie die activiteiten organiseert die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding een en ander ter beoordeling van het college.
Sportgala: een evenement waar op waardige wijze Bredase sporters (of sporters die lid zijn van een Bredase sportvereniging) worden geerd voor hun prestaties in het afgelopen jaar en waarbij onder andere de sportvrouw, -man, -ploeg en -talent van het jaar worden gekozen.
Thematafel: een door het college als zodanig aangeduide overlegstructuur gericht op in ieder geval het opstellen van een uitvoeringsplan of aanvullend uitvoeringsplan op één van de door het college aangewezen thema’s die staan benoemd in het beleidskader Kader Breda, samen doen 2021/2022.
Uitvoeringsplan: een door een thematafel opgesteld schriftelijk stuk dat een beschrijving geeft van de door de deelnemers aan de thematafel beoogde activiteiten en daarmee gemoeide bedragen die een bijdrage leveren aan de doelen en beoogde resultaten van het beleidskader Kader Breda, samen doen 2021/2022, voor de periode waar het beleidskader op ziet en met betrekking tot het voor de thematafel aangewezen thema.
Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
Mantelzorger: een persoon die mantelzorg verleent.
Zorgvrager: een persoon die woonachtig is in de gemeente Breda en die mantelzorg ontvangt.
Geregistreerde mantelzorger: een geregistreerde mantelzorger.
Crowdfunden:“Het financieren van een project, initiatief of onderneming door middel van vele relatief lage donaties of investeringen van een (grote) groep mensen (de crowd), meestal via het internet”. Oftewel het financieren van een specifiek doel met een grote groep mensen om het doel mogelijk te maken. Meestal gebeurt dit op het internet via een crowdfunding platform.
Erfgoedorganisatie: een organisatie met een in de statuten verankerde erfgoeddoelstelling.
Architectuurplatform: een organisatie met in de statuten verankerde doelstelling voor het organiseren van activiteiten voor een zo breed mogelijk publiek op de werkgebieden landschap, architectuur en stedenbouw.
Urban Sports & Culture: Dit uit zich in vele verschillende muzikale, visuele, fysieke en creatieve uitingen van mensen in de stad. Met een sterke jongerencultuur die zich niet volledig thuis voelt in de wetten en regels van de traditionele cultuur, maar op zoek is naar meer vrijheid en creativiteit. Creatievelingen die geïnspireerd raken door ontmoetingen op straat, via internet en die door middel van sociale media hun leeftijdsgenoten vinden. (Urban city scan)
Artikel 1:2 Algemene nadere regels
De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle subsidieaanvragen die het college behandelt met uitzondering van de subsidies die direct en onverkort voortvloeien uit Europees, rijks- of provinciaal beleid, alsmede met uitzondering van aanvragen voor subsidie waarop hoofdstuk 2 van toepassing is.
Artikel 1:7 Jaarlijkse subsidie
Onverminderd het bepaalde in de vorige leden, geldt voor organisaties die een jaarlijkse subsidie ontvangen van € 150.000,- of meer en een of meer professionele krachten in dienst hebben, de voorwaarde dat ten minste 5% van het ontvangen subsidiebedrag wordt besteed aan de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt uit de doelgroep Social Return zoals genoemd in het vijfde lid. Deze inzet geschiedt op de volgende wijze, overeenkomstig het bepaalde in de bijlage bij deze nadere regels:
De subsidieontvanger biedt personen die behoren tot de doelgroep een dienstverband, stageplaats of werkervaringsplaats aan. Indien hij dit wenst, kan de subsidieontvanger het gemeentelijk loket Social Return betrekken bij de selectie en aanlevering van deze personen. De begeleiding van deze personen is de verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger.
In het geval dat de inzet van personen met een afstand tot de arbeidsmarkt door de subsidieontvanger naar het oordeel van het college aantoonbaar niet mogelijk is, kan het college na overleg met de subsidieontvanger een creatieve invulling van Social Return opleggen. Onder creatieve invulling wordt verstaan het uitvoeren en/of mogelijk maken van activiteiten die ten goede komen aan de ontwikkeling, participatie en re-integratie van de doelgroep Social Return.
Het college kan gelet op de aard of duur van de activiteit waar de subsidie betrekking op heeft, dan wel gelet op de regionale arbeidsmarktsituatie afwijken van het percentage als genoemd in het vierde lid, indien toepassing van het percentage naar oordeel van het college tot onevenredige gevolgen zou leiden voor de subsidieontvanger.
Artikel 1:9 Indieningsdatum aanvraag tot vaststelling subsidie
Hoofdstuk 2 Nadere regels voor het sociale domein
Wijksubsidies zijn subsidies die zijn bestemd voor activiteiten die de leefbaarheid en maatschappelijke betrokkenheid van bewoners bij hun eigen wijk of directe woonomgeving stimuleren en bevorderen. Onder leefbaarheid wordt daarbij verstaan de mate waarin de leefomgeving aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners aan worden gesteld met het oog op de thema’s die staan benoemd in het Beleidskader.
Het college stelt met betrekking tot de thematafels spelregels vast. De spelregels hebben in ieder geval betrekking op de wijze van functioneren van de thematafel, de bevoegdheden van de voorzitter, de aanmelding als bedoeld in het derde lid, en de informatieverstrekking aan en door de deelnemers aan de thematafel.
Het college maakt bij de beoordeling als bedoeld in artikel 2:4 lid 2 en 2:6 lid 2 een rangschikking van de bij aanvragen behorende activiteiten. Het college past daarbij de criteria uit het Beleidskader op de wijze zoals hierna weergegeven en met de daarbij genoemde weging, toe:
Kostprijs per klant: De prijs per bereikt lid uit de doelgroep. Ook hoort hierbij: een schatting van de kosten die bespaard kunnen worden door maatwerkvoorzieningen (indien van toepassing, weergave businesscase). Kan de kostprijs worden onderbouwd? Hoe verhoudt de prijs zich tot andere aanvragen? Weging 20 punten, minimum te behalen punten 3.
Vakmanschap: Wat is de toegevoegde waarde van de inzet van betaalde professionals? Anders gezegd: wat doen betaalde en opgeleide professionals beter of anders dan een willekeurige buurvrouw? En waar kan iemand die er weinig kennis van heeft dat aan zien? Weging 15 punten, minimum te behalen punten 5.
Samenwerking: Draagt de activiteit bij aan het realiseren van een ambitie? Kan deze activiteit door slim samenwerken zo goed mogelijk, zo snel mogelijk en zo goedkoop mogelijk uitgevoerd worden? In welke mate wordt samengewerkt met andere partners binnen het thema? Wat levert deze samenwerking op? Weging 10 punten, minimum te behalen punten 3.
Tevredenheid: Hoe tevreden is de klant en zijn/haar omgeving? Maar ook: hoe tevreden zijn financiers, medewerkers, toezichthouders? De activiteiten moeten in de eerste plaats belangrijk en nuttig zijn voor de klant. Ook moeten alle betrokkenen in beeld zijn. Wat vindt de omgeving belangrijk? Hoe kun je daaraan bijdragen? En hoe kun je daar steeds beter in worden? We noemen dit omgevingssensitiviteit. Het gaat hierbij om hoe je tevredenheid in kaart brengt, voor nieuwe of bestaande activiteiten. Weging 5 punten.
Als twee of meer aanvragen voorzien in dezelfde activiteit, terwijl het niet wenselijk wordt geacht dat die meermaals wordt aangeboden, worden deze aanvragen onderling vergeleken op het behaalde puntenaantal. Van deze aanvragen wordt alleen de aanvraag met het hoogste puntenaantal opgenomen in de rangschikking, de andere aanvraag wordt of de andere aanvragen worden afgewezen.
Artikel 2:10 Verhoging van het subsidieplafond bij jaarlijkse subsidies
Op de aanvraag als bedoeld in het zevende lid zijn artikel 2:5, tweede lid en vierde lid, 2:6 tweede en derde lid en 2:7 tweede tot en met negende lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat wordt beoordeeld hoe de aanvraag zich verhoudt tot andere aanvragen als bedoeld in het vijfde en zevende is van dit artikel en de honorering van de aanvraag ten koste kan gaan van de honorering van die aanvragen.
Het college kan in bijzondere omstandigheden bepalen dat een door deelnemers van een thematafel als uitvoeringsplan of aanvullend uitvoeringsplan aangemerkt document geen uitvoeringsplan is als bedoeld in artikel 1:1. Het college kan in ieder geval gebruik maken van deze bevoegdheid als artikel 2:3, zesde lid, niet is nageleefd of naar het oordeel van het college aannemelijk is dat het proces aan de thematafel niet op eerlijke wijze is verlopen.
Paragraaf 2.3 Wijk- en dorpssubsidies
Onder een initiatief wordt in deze paragraaf verstaan: een activiteit of een project die of en dat de leefbaarheid of maatschappelijke betrokkenheid van bewoners bij hun eigen wijk of directe woonomgeving stimuleert en bevordert en die of dat aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door bewoners aan worden gesteld ten aanzien van opgroeien, leren, ontwikkelen en werken, ontmoeten, betrokken zijn of leven.
Onder een wijkplatform als bedoeld in deze paragraaf wordt verstaan: een door het college als zodanig aangeduide overlegstructuur gericht op het bespreken van beoogde initiatieven met als doel deze initiatieven te verrijken en te versterken. De bevindingen van het wijkplatform zijn input bij een eventuele subsidieaanvraag van de initiatiefnemer bij de gemeente.
Geen subsidie kan worden verstrekt voor zover het initiatief bestaat uit een straatfeest, jubileum, barbecue of reprise en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten. Indien de activiteit een open en toegankelijk karakter heeft en bijdraagt aan de sociale leefbaarheid en diversiteit in de wijk of dorp, kan subsidie worden verstrekt. Eten en drinken worden niet gesubsidieerd.
Hoofdstuk 3 Specifieke nadere regels wijk- en dorpsraden
Deze regeling is bedoeld voor de wijk- en dorpsraden die het algemeen belang behartigen door hun signalerende en adviserende rol ten aanzien van de sociale en fysieke leefbaarheid en actieve betrokkenheid bij vraaggerichte (gemeentelijke) projecten en plannen op wijk- en dorpsniveau, waarbij zij daarmee een relevante samenwerkingspartner voor de gemeente zijn.
Subsidie op grond van deze regeling kan worden aangevraagd door wijk- en dorpsraden in Breda die aan de doelstelling van artikel 3:1 voldoen.
Artikel 3:5 Bij de aanvraag in te dienen stukken
Bij de aanvraag moeten de volgende stukken gevoegd zijn:
Een activiteitenplan, bestaande uit: onderwerpen in het fysieke en sociale domein opgenomen die aandacht verdienen in de wijk of dorp. Per onderwerp wordt inzichtelijk gemaakt wat de relatie is met (gemeentelijke) plannen en projecten en/of (bewoners)initiatieven op wijk- of dorpsniveau. Dit activiteitenplan wordt in samenspraak met de gemeente afgestemd en geëvalueerd.
Hoofdstuk 4 Nadere regels voor Geweld in afhankelijkheidsrelaties en Meldpunt Crisiszorg
Subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het daarvoor bestemde aanvraagformulier, zie (www.breda.nl/subsidies).
Als na indiening van subsidieaanvragen of nadat het college heeft besloten op ingediende subsidieaanvragen, het subsidieplafond als bedoeld in lid 1, door het college wordt verhoogd, kunnen aanvullende subsidieaanvragen worden ingediend die betrekking hebben op de extra gelden. Daarbij gelden dezelfde voorwaarden als in deze regeling is beschreven.
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 4 Algemene subsidieverordening Breda 2017 kan een subsidie worden geweigerd indien:
De activiteiten alleen zijn bedoeld voor inwoners van een bepaalde gemeente of gemeenten en dus niet regionaal van aard zijn. Tenzij er sprake is van een pilot/proef, dienen subsidies ten goede te komen aan alle inwoners van West-Brabant die te maken hebben met geweld in afhankelijkheidsrelaties of crises (acuut en niet-acuut);
Hoofdstuk 5 Specifieke nadere regels Cultuur
Artikel 5:1 Vigerend beleidskader
Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is de Cultuurvisie 2019-2024 //In verband met Cultuur//, zoals vastgesteld door de raad op 12 september 2019 en de uitvoeringsprogramma’s 2019-2024 //in verband met Cultuur// zoals vastgesteld door het college van B&W op 17 december 2019.
Subsidies worden aangevraagd met gebruikmaking van het daartoe vastgestelde aanvraagformulier, zie (www.breda.nl/subsidies).
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 5:3 geweigerd, indien een organisatie een subsidie ontvangt op grond van artikel 5:7, 5:12 of artikel 5:41 van deze nadere regels.
Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:3 lid 1 sub a in aanmerking te komen, omvat de subsidieaanvraag in ieder geval een toelichting op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de kernfuncties van de organisatie die bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling en verbetering van de maatschappelijke kansen van het algemene publiek binnen de gemeente Breda door:
Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:3 lid 1 sub b, c en d in aanmerking te komen, omvat de subsidieaanvraag in ieder geval de volgende functievereisten:
De subsidieaanvrager beschrijft de wijze waarop de activiteiten publiekswerking hebben of gericht zijn op een specifieke doelgroep, wat betreft binding met het bestaande publiek of doelgroep en inspanningen voor duurzame opbouw en vernieuwing van publiek of doelgroep, passend bij de doelstellingen van de organisatie;
Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:3 lid 1 sub e in aanmerking te komen, dient de subsidieaanvrager het samenbrengen van vraag en aanbod in de gemeente Breda te verzorgen op het gebied van culturele activiteiten tussen primair en voortgezet onderwijs enerzijds en culturele instellingen anderzijds.
Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze.
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 5:7 geweigerd indien een organisatie een subsidie ontvangt op grond van artikel 5:3, 5:12 of artikel 5:41 van deze nadere regels.
De subsidieaanvraag omschrijft in ieder geval:
Het stedelijk en regionaal belang. De mate waarin activiteiten bijdragen aan een evenwichtige culturele infrastructuur waaronder het publieke domein. De mate waarin de activiteiten wat betreft spreiding en inhoud in Breda een bijdrage levert aan het (boven)lokale, regionale of landelijke cultuuraanbod.
Artikel 5:11 Subsidieplafond en verdeelcriteria
Indien de tot en met 30 september 2022 ingediende volledige subsidieaanvragen, het vastgestelde subsidieplafond genoemd in het eerste lid van dit artikel te boven gaat, maakt het college voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:
Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het derde lid, onder d, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.
Indien toepassing van het vijfde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het derde lid, onder a, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.
Paragraaf 4 Eenjarige subsidies
Een subsidie voor een jaar kan uiterlijk 1 december 2022 worden aangevraagd door culturele organisaties, professionele kunsten en crossovers binnen de verschillende disciplines van Urban Sports & Culture.
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 5:12 geweigerd indien een organisatie een subsidie ontvangt op grond van artikel 5:3, 5:7 of artikel 5:41 van deze nadere regels.
Artikel 5:14 Subsidievereisten
Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:12 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Paragraaf 5 Basissubsidies Amateurkunst Breda
Een subsidie amateurkunst Breda kan worden verstrekt aan culturele amateurkunstorganisaties of aan initiatieven op het gebied van amateurkunst.
Het gaat daarbij om de volgende doelgroepen:
Artikel 5:17 Subsidievereisten
Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:16 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Er is sprake van bewijsbaar professionele artistieke leiding blijkende uit het CV van de artistiek leider. Bij groepen voor overige activiteiten op het gebied van amateurkunst is er sprake van bewijsbaar professionele artistieke leiding blijkende uit het CV en/of is er sprake van samenwerking met een culturele instelling;
Subsidieaanvragen voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 5:16 kunnen worden ingediend overeenkomstig de aanvraagtermijn van jaarlijkse subsidies zoals deze in de Algemene Subsidieverordening Breda 2017 is opgenomen.
Paragraaf 6 Bijzondere projecten Amateurkunst Breda
Artikel 5:22 Weigeringsgronden
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 5:21 geweigerd indien:
Artikel 5:23 Subsidievereisten
Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:21 in aanmerking te komen dient het project een duidelijk aantoonbaar, artistiek, maatschappelijk of stedelijk belang na te streven én moet worden voldaan aan een of meer van de volgende vereisten:
Artikel 5:29 Weigeringsgronden
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 5:28 geweigerd indien:
Artikel 5:30 Subsidievereisten 5:28 lid 1 sub a en/of b
Voor aanvragen op grond van artikel 5:28 lid 1 sub a en/of b zijn aanvullende vereisten opgenomen naast de vereisten in het eerste lid van dit artikel:
Het project heeft voldoende publiekswerking, blijkende uit de bediening van én binding met het bestaande publiek alsmede de visie op en investeringen in een duurzame opbouw van nieuw publiek, passend bij de doelstelling van het project, waarbij het een pré is als er een nieuw doelgroep wordt bereikt of betrokken wordt bij de uitvoering van het project.
Een subsidie op grond van de makersregeling betreft een projectsubsidie en kan worden verleend aan een culturele maker (individueel of een collectief van makers) die woont of werkt in de gemeente Breda én zich artistiek en/of zakelijk wil ontwikkelen binnen zijn/haar beroepspraktijk om ambities te verwezenlijken.
Artikel 5:35 Subsidievereisten
Om voor een subsidie op grond van deze regeling in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 5:36 Bij aanvraag in te dienen gegevens
Op grond van het gestelde in artikel 3:2 lid 6 van de Algemene Subsidieverordening Breda 2017 dient een aanvraag op grond van deze paragraaf tevens voorzien te zijn van:
Paragraaf 9 Specifieke nadere regels Professionele Kunsten 2021-2024 Breda - Brabantstad
Artikel 5:40 Doelgroep en doel
Subsidie op grond van deze regeling kan worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen die als doel hebben: Het stimuleren van culturele activiteiten van professionele productie-, presentatie-en ontwikkelingsinstellingen met een bovenlokale impact.
Indien de subsidieaanvraag gericht is op de activiteiten, bedoeld in artikel 5:41 onder b, wordt in aanvulling op het eerste lid voldaan aan het vereiste dat de subsidieaanvrager een aanvraag voor cofinanciering in de vorm van subsidie heeft ingediend of gaat indienen bij een andere overheid, blijkend uit de begroting.
Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen de vastgestelde subsidieplafonds, genoemd in artikel 5:43 te boven gaan, maakt het college voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:
Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder d, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.
Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder a, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.
Artikel 5:45 Externe adviescommissie
Het college legt aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 5:41 voor advies over artikel 5:42 en artikel 5:44 voor aan een door het college aan te wijzen externe adviescommissie
Artikel 5:46 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen
Artikel 5:47 Prestatieverantwoording
Bij subsidies van € 25.000,- tot € 125.000,- toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de bepalingen over verantwoording zoals opgenomen in de ASV van de gemeente Breda.
Hoofdstuk 6 Specifieke nadere regels Erfgoedsubsidies
Artikel 6.1 Vigerend beleidskader
Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de erfgoedvisie Grondstof voor de Toekomst 2019, zoals vastgesteld door de raad op 23 januari 2020.
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 6:3 geweigerd indien een organisatie een subsidie ontvangt op grond van artikel 6:7, 6:11, 6:17 of artikel 6:23 van deze nadere regels.
Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze.
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 6:7geweigerd indien een organisatie een subsidie ontvangt op grond van artikel 6:3, 6:11, 6:17 of artikel 6:23 van deze nadere regels.
Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze.
Paragraaf 4 Heemkundige en historische musea
Een subsidie Heemkundige een historische musea kan worden verleend aan niet professionele erfgoedorganisaties voor het houden van wisselexposities met erfgoedthema’s, al dan niet in combinatie met een vaste expositie met één of meerdere erfgoedthema(‘s).
Artikel 6:12 Weigeringsgronden
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 6.11geweigerd:
Artikel 6:13 Subsidievereisten
Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie voor heemkundige en historische musea gelden de volgende eisen:
heemkundige en historische musea dienen door het houden van wisselexposities, al dan niet in combinatie met een vaste expositie, bij te dragen aan de erfgoededucatie en collectie-ontsluiting binnen de Gemeente Breda. Doel van erfgoededucatie en collectie-ontsluiting is behoud en versterking van de identiteit van (delen van) de gemeente Breda.
Subsidieaanvragen voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 6.11 kunnen worden ingediend overeenkomstig de aanvraagtermijn van jaarlijkse subsidies zoals deze in artikel 3:3 van de Algemene Subsidieverordening Breda 2017 is opgenomen.
Paragraaf 5 Instandhouding Monumenten
Een subsidie Instandhouding Monumenten kan worden verleend voor de instandhouding van één of meer beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen aan:
Artikel 6:18 Weigeringsgronden
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 6.17 geweigerd:
indien de aanvraag betrekking heeft op een gemeentelijk monument dat geen onderdeel is van het privévermogen van de aanvrager of een rijksmonument, tenzij de aanvrager vooraf door het college is aangewezen als een organisaties voor monumentenbehoud of de aanvraag betrekking heeft op maalvaardige molens (monumentnummers 30490 en 30511);
Artikel 6:19 Subsidievereisten
Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te voorzien van een of meer installaties ter beperking van schade als gevolg van brand of blikseminslag, ter bescherming van de monumentale waarde van het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel.
Artikel 6:24 Weigeringsgronden
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening wordt een subsidie op grond van artikel 6:23 geweigerd:
Artikel 6:25 Subsidievereisten
Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 6:23 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
het project heeft voldoende inhoudelijke kwaliteit en streeft een duidelijk aantoonbaar maatschappelijk of stedelijk belang na. Dit heeft betrekking op visie, oorspronkelijkheid, vakmanschap, zeggingskracht van het project. Tevens dient het een bijdrage te leveren aan een evenwichtig erfgoed aanbod in de gemeente Breda, te waarderen met maximaal 10 punten;
Hoofdstuk 7 Specifieke nadere regels dierenweides
Artikel 7.1 Begripsomschrijving
Dierenweides: Een stichting die hobbymatig boerderijdieren houden in de vorm van een dierenweide of een kinderboerderij en vanuit maatschappelijk oogpunt van toegevoegde waarde zijn voor de vrijetijdsbesteding, als ontmoetingsplaats en educatie van buurtbewoners, in het bijzonder voor kinderen. De dierenweide of de kinderboerderij betreft altijd een publieke ruimte die vrij toegankelijk is.
Onkosten beheer : kosten die samenhangen met beheer van de dierenweides en kinderboerderijen en in aanmerking komen voor subsidie. Hieronder wordt verstaan:
Subsidie op grond van deze regeling kan eenmaal per jaar worden aangevraagd voor de onkosten beheer door alle stichtingen die formeel georganiseerde dierenweides en kinderboerderijen exploiteren, welke gemeentegrond om niet in bruikleen hebben gekregen van de gemeente Breda en bijdragen aan het bevorderen van een betere fysieke en sociale leefbaarheid in wijk of dorp.
In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Algemene subsidieverordening gemeente Breda 2017 wordt de subsidie in elk geval geweigerd:
Hoofdstuk 8: Specifieke nadere regels sport
Artikel 8:1 Vigerend beleidskader
Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is de nota Team Breda, Visie op sport & bewegen 2017-2030 en specifiek het bijbehorende uitvoeringsprogramma 2017-2022 zoals vastgesteld door de raad op 6 april 2017.
Bredase sportverenigingen en andere sportorganisaties die als kerntaak hebben activiteiten te organiseren voor inwoners van Breda en gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF, dan wel organisaties die als kerntaak hebben activiteiten te organiseren voor inwoners van Breda die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding en ter beoordeling van het college. De organisatie dient met haar activiteiten een aantoonbare bijdrage te leveren aan de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader.
Subsidie wordt verstrekt teneinde mede mogelijk te maken dat de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader gerealiseerd worden.
Eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor uitsluitende volgende activiteiten c.q. maatregelen:
Om in aanmerking te komen voor subsidie voor sportleerbedrijf dient de aanvrager te voldoen aan de volgende criteria:
de activiteit is er op gericht de vraag naar en het aanbod van studenten van sport(gelieerde) opleidingen op een effectieve en efficiënte manier af te stemmen, een duurzame structuur in het stagebeleid van de sportsector in Breda en omgeving te realiseren en het aantal in te zetten stagiaires in de sportsector in Breda en omgeving uit te breiden.
Artikel 8:8 Talentontwikkeling
Om in aanmerking te komen voor een subsidiebijdrage voor talentontwikkeling dient de aanvrager te voldoen aan de volgende criteria:
Aanvragen voor subsidie voor sportleerbedrijf en talentontwikkeling dienen jaarlijks voor 1 oktober te worden ingediend.
Buitensportveld: Een sportvoorziening in de buitenlucht met een aangepaste ondergrond die noodzakelijk is om te kunnen trainen danwel wedstrijden op te spelen met daarbij behorende vaste elementen. (Denk aan ondergrond, hekwerk, veld of baanverlichting, verharding rondom het veld, publieksstroken opsluiting veld, dug-outs en vaste doelen)
Bredase buitensportverenigingen die als kerntaak hebben activiteiten te organiseren voor inwoners van Breda die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF en gericht zijn op het stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding ter beoordeling van het college en die met de activiteiten een aantoonbare bijdrage leveren aan de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader.
Het is toegestaan dat de sportvereniging bij het aanvragen van de investeringsregeling en/of garantstelling vertegenwoordigd wordt door een aan de vereniging gelieerde exploitatiestichting.
Subsidie wordt verstrekt teneinde mede mogelijk te maken dat de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader gerealiseerd worden.
Eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor uitsluitend de volgende activiteiten c.q. maatregelen:
Bij aanvulling van de subsidie door middel van een lening waarvoor de Gemeente garant dient te staan, dient als voorliggende voorziening een garantstelling aangevraagd te worden bij Stichting Waarborgfonds Sport (SWS). Als er een gemeentegarantie wordt verstrekt worden in principe twee separate leningen afgesloten. Voor de ene lening staat SWS borg, voor de andere lening staat de gemeente garant. De looptijd van een borgstelling is maximaal 15 jaar, de borgstelling van SWS is nooit groter dan € 250.000* en nooit kleiner dan € 25.000* per project en bedraagt maximaal de helft van de aan te trekken lening.
* Genoemde bedragen zijn onder voorbehoud van wijzigingen in het garantiebeleid van Stichting Waarborg Fonds Sport. Gemeente Breda volg in haar garantiebeleid de minima en maxima die SWS in haar actuele garantiebeleid hanteert.
Wanneer de vereniging gebruik maakt van de investeringsregeling ten behoeve van buitensport zoals genoemd in artikel 8:13, stemt de vereniging in met de overname van het eigendom van desbetreffende veld of kleedwasaccommodaties en daarmee het beheer en onderhoud hiervan, voorafgaand aan de realisatie van de (ver)bouwing. De grond blijft hierbij in eigendom van de gemeente. In overleg met de gemeente Breda worden afspraken gemaakt omtrent het vestigen van zakelijk recht op de grond (erfpacht of opstalrecht), beheer en onderhoud. De vereniging dient voorafgaand aan het beschikking van de subsidie hierover principe-afspraken te maken met de gemeente.
Hoofdstuk 9: Specifieke nadere regels mantelzorgwaardering
Een vorm van mantelzorgwaardering kan gegeven worden aan een mantelzorger die aantoonbaar structureel mantelzorg geeft aan een zorgvrager die in Breda woont. Bijvoorbeeld iemand waarmee hij/zij een sociale relatie heeft zoals familie of iemand uit vrienden- en kennissenkring.
Hoofdstuk 10 Subsidieregeling water en groen op eigen terrein
Artikel 10:1 Begripsomschrijvingen
Dit zijn beplante daken met een waterbergend vermogen, een substraat laag en met een gevarieerde samenstelling van sedum beplanting, grassen, kruiden en/of vaste planten.
Dit zijn grondgebonden beplante gevels die indien nodig gebruik maken van klimsteunen in de vorm van een of meerdere vaste planten.
Dit zijn voorzieningen die regenwater vasthouden en/of laten infiltreren in de bodem, zoals een voorziening met een zelfde principewerking als een verlaging in de tuin voor de tijdelijke opvang van regenwater, een regenton of een infiltratiekoffer. Verharde opritten waar grint of grasbeton wordt aangelegd, zijn ook toegestaan.
Onttegelen- en vergroenen van tuinen
Dit zijn maatregelen waarin verharding wordt verwijderd en vervangen wordt door een robuuste vergroening in de voor- en/of achtertuin. Het gaat hier om de aanleg van gras, planten, struiken en bomen.
Rioolstelsel via welke uitsluitend hemelwater wordt afgevoerd.
Een groen schoolplein is een natuurlijke speel- en leeromgeving. Een groen schoolplein biedt een rijk speel- en leerlandschap waar zowel ruimte is voor kinderen om vrij te spelen als voor natuur om zich te ontwikkelen en draagt bij aan biodiversiteit en aan het voorkomen van wateroverlast en hittestress.
Een landschappelijke visie op het water- en groen van een (deel van een) bedrijventerrein met een doelstelling om richting te geven aan een universeel en herkenbaar toekomstbeeld van het (deel van een) bedrijventerrein. De groenvisie dient als richtsnoer voor losse projecten om met slim gekozen ontwerpprincipes, materialen en planten toe te werken naar (groene) uniformiteit.
Artikel 10:2 Doel van de subsidieregeling
Het doel van deze subsidieregeling specifiek voor groene Schoolpleinen is, naast de doelen uit lid 1:
Minimaal 35% van de bespeelbare oppervlakte van de schoolomgeving heeft een natuurlijk karakter, zoals: groen oppervlak (gras, struiken en bomen), onthard oppervlak (boomsnippers, zand). Er zijn verschillende vormen van groen te onderscheiden, zoals: speelgroen (spelen in en met groen), educatief groen, eet- en ruikgroen;
De subsidie voor het opstellen van een groenvisie staat open voor een coalitie van minimaal tien aangrenzende en/of tegenover elkaar liggende bedrijven (eigenaren en huurders) op een bedrijventerrein in de gemeente Breda maximaal onderbroken door één bedrijf, gezien vanaf de hoofdentree van het bedrijf.
Artikel 10:4 Maatregelen en subsidiabele kosten waarop de subsidieregeling van toepassing is
De subsidieregeling is van toepassing op de volgende categorieën van maatregelen voor alle doelgroepen:
Regenwatervoorzieningen (regenton, infiltratievoorziening, verlaging, wadi). Een subsidie voor een regenton/regenzuil kan enkel in combinatie met een subsidie voor een andere maatregel worden aangevraagd.
Artikel 10:6 Verantwoording na verstrekken van de subsidie
Om te kunnen controleren of de activiteit waarvoor de subsidie is verleend is uitgevoerd, verstrekt de aanvrager een getekende offerte (indien van toepassing), fotomateriaal aan het college. De foto’s zijn vrij van rechten door de gemeente gebruikt kunnen worden. Het fotomateriaal dient te bestaan uit:
Artikel 10:8 Indieningsvoorwaarden
De aanvrager is verantwoordelijk voor de instandhouding en het beheer en onderhoud van de voorziening voor een periode van minimaal 5 jaar.
Hoofdstuk 11 Specifieke nadere regels subsidies bereikbaarheidsmaatregelen (Betere Benutten Vervolg) Breda 2017
Artikel 11:1 toepassingsbereik
Dit hoofdstuk is van toepassing op aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op het terrein van mobiliteitsaanpak zoals beschreven in het kader “structuurvisie Breda 2030” door de raad aangenomen op 26 september 2013.
Artikel 11:2 Wat/waarvoor kan subsidie worden verstrekt
Het doel van deze subsidie is om activiteiten te stimuleren die bijdragen aan de doelstelling vanuit de aanpak van Beter Benutten Vervolg en de Bredaase aanpak hierbinnen: Multimodale Mobiliteitsaanpak Breda. Deze aanpak richt zich op een verbetering van de stedelijke bereikbaarheid ter versterking van de economie en heeft oog voor de verbetering van de leefbaarheid.
Subsidie kan worden verstrekt voor initiatieven die bijdragen aan deze doelstelling.
Om in aanmerking te komen voor een subsidiebijdrage voor een maatregel op het gebied van mobiliteit dient de aanvrager te voldoen aan de volgende criteria:
de maatregel moet bijdragen aan een verbetering van de bereikbaarheid door het voorkomen van ritten per auto in de spitsperioden; bijvoorbeeld door maatregelen die de automobiliteit in de spitsperioden stimuleren de rit te voorkomen, te veranderen en/ of gebruik te maken van een andere modaliteit dan de auto;
het effect van de maatregel moet vooraf worden ingeschat en worden uitgedrukt in het verwachte aantal spitsmijdingen; hierbij moet onderscheid worden gemaakt in doelgroepen (werknemers, scholieren, bezoekers, bewoners etc.); ter indicatie wordt uitgegaan van € 1.000,- benodigd budget per spitsmijding;
Hoofdstuk 12 Specifieke nadere regels subsidie “Toegepaste Technologie en Creativiteit Breda”
Artikel 12:1 Vigerend beleidskader
Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de Economische Visie Breda, zoals vastgesteld door de raad op 12 september 2019.
Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking projecten die bijdragen aan de doelen van de Economische Visie Breda zijnde het toepassen van nieuwe technologie en creativiteit in de praktijk met als doel het versterken van de economische concurrentiekracht en werkgelegenheid binnen de gemeente Breda. Daarvan is sprake indien het project zich richt op het toepassen van nieuwe technologie en/of creativiteit en tegelijkertijd een bijdrage levert aan één of meer van de volgende doelstellingen:
De subsidie kan alleen aangevraagd worden door een samenwerkingsverband van ten minste twee rechtspersonen waarvan één van de deelnemers penvoerder is voor het college. Het samenwerkingsverband stelt de penvoerder aan.
Het verzoek om subsidie dient aan elk van de volgende eisen te voldoen:
het project komt ten goede aan activiteiten die een substantiële economische waarde in Breda genereren, maar die partijen zonder subsidie niet kunnen financieren, omdat financiering niet leidt tot direct toerekenbare inkomsten voor het samenwerkingsverband of omdat het investeringsrisico zonder subsidie te groot is;
Het college maakt het subsidieplafond voor de jaren 2023 tot en met 2026 op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:6 lid 3 van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017 wordt het subsidiebudget als volgt over het jaar verdeeld: voor de eerste ronde is maximaal de helft beschikbaar en voor de tweede ronde het restant van het betreffende jaar;
Alvorens het college op de aanvragen om subsidie een besluit neemt, vraagt zij een interne commissie om advies. Bij de advisering door de interne commissie wordt getoetst of het project voldoet aan het doel en de criteria van deze regeling en wordt de kwaliteit van het aanbod van projecten beoordeeld.
Het college kan de subsidieontvanger verplichten de opgedane kennis en ervaringen bij de uitvoering van het project volgens een nader af te spreken methode te delen met het college, zodanig dat deze beschikbaar komt voor andere en vervolginitiatieven die bijdragen aan de economische ontwikkeling van Breda.
Paragraaf 2: Innovatieclusters
De subsidie Innovatieclusters is bedoeld voor het verder ontwikkelen en professionaliseren van de specifieke innovatieclusters zoals genoemd in artikel 12:8. Deze innovatieclusters leveren met hun activiteiten een bijdrage aan de uitvoering van de Economische Visie Breda.
Artikel 12:9 Aanvraagprocedure
Een aanvraag kan worden ingediend vóór 1 september 2022 voor de periode 1 oktober 2022 en verder of vóór 1 oktober van de daaropvolgende jaren voor een periode vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar en verder; de laatste mogelijkheid is vóór 1 oktober 2025 voor de periode 1 januari tot en met 31 december 2026.
De aanvraag dient de volgende informatie te bevatten:
Economisch belang van het innovatiecluster, blijkend uit de manier waarop de organisatie met haar missie en visie bijdraagt aan het realiseren van de Bredase doelstelling om te excelleren als ‘internationale hotspot voor toegepaste technologie en creativiteit’, waarbij wordt ingegaan op de volgende doelen van de Economische Visie:
Inzicht in de ontwikkeling en impact van de sector, blijkend uit de wijze waarop het innovatiecluster periodiek onderzoekt en publiceert hoe de betreffende sector zich in Breda ontwikkelt t.a.v. zaken als werkgelegenheid, aantal bedrijven, starters, mkb’ers, maatschappelijke impact e.a. en dit vergelijkt met andere relevante steden/regio’s.
Artikel 12:13 Verantwoording en vaststelling
De subsidieaanvraag heeft, zoals vermeld in artikel 12:9 lid f en g, een activiteitenplan en begroting op hoofdlijnen. Tussentijds dienen uitgewerkte jaarplannen met activiteiten en bijbehorende begroting te worden ingestuurd; voor 2022 en 2023 gelijktijdig met de aanvraag vóór 1 september 2022; voor de jaren 2024 tot en met 2026 in het voorafgaande jaar vóór 1 oktober. Deze plannen moeten worden goedgekeurd en zijn de basis voor de bevoorschottingssystematiek zoals vermeld in artikel 12:11 lid 4.
Tussentijdse wijzigingen ten opzichte van de aanvraag dienen schriftelijk te worden aangevraagd bij subsidieloket@breda.nl en worden schriftelijk bevestigd.
Na beëindiging van de gehele subsidieperiode en uiterlijk 1 april 2027 moet een aanvraag tot vaststelling worden ingediend. Deze bestaat uit een inhoudelijk en financieel verslag over de gehele projectperiode. Deze verantwoording dient vergezeld te zijn door een controleverklaring van een daarvoor geaccrediteerde accountant volgens een door de Gemeente Breda beschikbaar gesteld controleprotocol.
Hoofdstuk 13 Specifieke nadere regels Evenementen
Artikel 13:1 Vigerend beleidskader
Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is de “Nota Evenementenbeleid Breda 2017”, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 13 juli 2017.
Met inachtneming van het in artikel 13:1 genoemde beleidskader kan een subsidie worden verstrekt voor de organisatie van een evenement. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt op basis van de in artikel 13:4 genoemde criteria.
Hoofdstuk 14 Specifieke nadere regels Uitvoeringsprogramma Klimaat 2017-2010
Artikel 14:1 Vigerend beleidskader
Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk wordt gevormd door de Bredase Klimaatnota “Steek positieve energie in het klimaat” uit 2008, de “Duurzaamheidsvisie Breda 2030” uit 2015, en de nota “ Strategie Duurzame Energietransitie, gemeente Breda (Update 2016), gekoppeld aan de lange termijn klimaatdoelstelling Breda CO2 neutraal 2044, zoals vastgesteld door het college als integraal onderdeel van het uitvoeringsprogramma klimaat 2017-2020, op 20 maart 2017. Daarnaast is eveneens het vastgestelde beleidskader “Impuls Ruimtelijke Adaptatie” uit 2016 van kracht.
Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking projecten die bijdragen aan de doelen van het gemeentelijk Klimaatbeleid (vastgelegd in de beleidsnota Steek Positieve Energie in het Klimaat uit 2008) zijnde “Breda is een CO2-neutrale gemeente in 2044” en het doel “Breda Klimaatbestendig in 2050”. Daarvan is sprake indien het project, in combinatie met een CO2-reductie, een bijdrage levert aan één of meer van de andere doelstellingen uit de Actsheet Energie & klimaatmitigatie van de Duurzaamheidsvisie Breda 2030:
De verleende projectsubsidies worden gedekt uit het reguliere jaarlijkse UPK-budget + eventueel beschikbare aanvullende middelen.
Artikel 14:4 Toekenningsvoorwaarden
Subsidie kan worden verstrekt, indien:
het project een substantiële bijdrage levert aan de klimaatdoelen van Breda , waar de marktpartijen zonder subsidie deze niet tot het stadium voor realisatie en financiering kunnen brengen, omdat financiering niet leidt tot direct toerekenbare inkomsten of omdat het investeringsrisico zonder subsidie voor hen te groot wordt geacht;
projecten niet alleen gericht zijn op kennisontwikkeling; er dient perspectief te zijn op feitelijke CO2-reductie; projecten worden o.a. hierop getoetst op economisch rendement en creatie van werkgelegenheid via een door het College formeel vastgestelde scorings-systematiek, het Toetsingskader UPK Uitvoeringsprogramma Klimaat.
Alvorens het college op de aanvragen om subsidie een besluit neemt, vraagt zij een (extern) adviseur om advies. Bij de advisering door de interne commissie wordt getoetst of het project voldoet aan het doel en de (bovengenoemde 5 selectiecriteria) van deze regeling en wordt de kwaliteit en diversiteit van het aanbod van projecten beoordeeld.
Hoofdstuk 15 Specifieke nadere regels 75 jaar Vrijheid Breda
Artikel 15:1 Vigerend beleidskader
Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk zijn de Nota Factor C 2009-2020, zoals deze is vastgesteld door de raad op 30 oktober 2008 en de Nota Erfgoed in context, zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008 en de notitie van uitgangspunten erfgoed “Grondstof voor de toekomst” zoals vastgesteld door het college op 12 juni 2017.
Binnen deze specifieke nadere regels kennen we een project subsidiebijdrage bestemd voor de daadwerkelijke kosten van projecten / initiatieven in het teken van 75 jaar Vrijheid Breda.
Subsidies als bedoeld in dit hoofdstuk zijn bestemd voor initiatiefnemers, die de activiteiten in Breda uitvoeren.
Voor een project subsidiebijdrage moeten de activiteiten voldoen aan de volgende doelstellingen:
(zie ook: https://www.brabantremembers.com/verhalen);
en daarnaast moeten de projecten voldoen aan de volgende criteria:
Hoofdstuk 16 Specifieke nadere regels kinderopvang en voorschoolse educatie
Artikel 16:1 Begripsbepalingen
Het college van burgemeester en wethouders gemeente Breda
Peuters in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar, met een VE-indicatie.
Gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang
Een door het consultatiebureau van de Jeugdgezondheidszorg afgegeven verklaring dat de afgesproken criteria voor deelname aan VVE van toepassing zijn, die afname van 16 uur VVE rechtvaardigt
De publieke gezondheidszorg, waarbij een landelijk preventief gezondheidszorgpakket actief wordt aangeboden aan alle jeugdigen tot 18 jaar als bedoeld in artikel 1 van de Wet publieke gezondheid. De JGZ is verantwoordelijk voor het vaststellen of een kind binnen de doelgroep voor het VE- aanbod valt en de toeleiding naar een VE-locatie.
Kinderopvang als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang
Een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van kinderopvang;
Een gesubsidieerde opvangplaats op een kinderopvang of bij gastouderopvang.
Landelijk Register Kinderopvang (LRK):
Het register bedoeld in artikel 1.47b Wet kinderopvang
Het jaarlijks door de belastingdienst vastgestelde landelijk maximum uurtarief per opvangsoort
De bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een vergoeding op grond van de Jeugdwet buiten beschouwing blijft
Een jaarlijks opgestelde adviestabel van de VNG, op basis van toeslagen van de Belastingsdienst, over de hoogte van de eigen bijdrage voor ouders per uur, per inkomenscategorie.
De peuterregeling, voorheen Kostwinnersregeling, is een tegemoetkoming van gemeente Breda in de kosten voor de kinderopvang voor kinderen in de leeftijd van 2.5 tot 4 jaar, voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.
Regeling Sociaal-Medische Indicatie (SMI):
De regeling op basis van een Sociaal-Medische Indicatie is een maatwerkregeling bedoeld om ouders tijdelijk te ontlasten die om sociaal-medische redenen niet de volledige zorg voor hun kind(eren) in de leeftijd van 0 tot 12 jaar kunnen dragen. SMI is een tijdelijke regeling (maximaal 6 maanden).
Een door een jeugdprofessional afgegeven verklaring gebruik van de regeling SMI rechtvaardigt voor een specifiek gezin. Er is geen voorliggende regeling die ingezet kan worden, zoals KOT, VE, de peuterregeling of opvang binnen het eigen netwerk. Onderdeel van de indicatie is een plan van aanpak waarin is beschreven wie op welke termijn actie onderneemt om de geconstateerde knelpunten bij ouder of kind op te lossen, waardoor de regeling SMI niet meer nodig is.
Door de Belastingdienst gehanteerde term voor het inkomen dat meetelt voor het bepalen van de hoogte van toeslag, in dit geval de hoogte van de ouderbijdrage.
Uitvoering van een door het college gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten. Het programma is gericht op kinderen die op basis van omschreven criteria meer risico hebben op een onderwijsachterstand.
Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de “Strategische Onderwijsagenda Breda 2019/2020 – 2023/2024” en ‘Kader Breda Doet, Samen Doen 2021-2022’’
Artikel 16:3 Doel van subsidieregeling
Het doel van de subsidieregeling is het bieden van gelijke en optimale ontwikkelkansen voor alle Bredase kinderen door het subsidiëren van aanbod kinderopvang, en daar waar nodig een extra kwalitatief hoogwaardig programma van Voorschoolse Educatie (VE) voor kinderen die risico lopen op een onderwijsachterstand.
Subsidie kan enkel worden aangevraagd door een aanbieder van kinderopvang of gastouderopvang geregistreerd in het LRK en gevestigd in gemeente Breda.
Artikel 16:6 Voorschoolse educatie
Subsidie kan worden versterkt voor Voorschoolse Educatie (VE); Het uitvoeren van VE aan Bredase Doelgroepkinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar voor tenminste 3 dagdelen en tenminste 16 uren per week, op tenminste 3 verschillende dagen per week, voor maximaal 40 weken per jaar, en de aanvullende activiteiten en materialen die door het Rijk verplicht zijn gesteld ten behoeve van de kwaliteit van de VE.
De VE-uurprijs wordt bepaald door het Normtarief en een extra subsidie voor het uitvoeren van VE minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage al bedoeld in artikel 9. Jaarlijks stelt het college de VE-uurprijs vast. De hoogte van de subsidie aan de aanbieder wordt als volgt berekend:
Voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag geldt voor de eerste 8 uur dat de VE-uurprijs wordt gesubsidieerd minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage op basis van het Normtarief, zoals bedoeld in artikel 9 Voor de tweede 8 uur wordt de VE-uurprijs volledig gesubsidieerd door het college voor Doelgroepkinderen.
Het college kan een subsidie verlenen tot maximaal 5.000,- euro voor eventuele opleidingskosten en benodigdheden om de ruimte in te richten, wanneer een aanbieder start met het aanbieden van VE of wanneer een aanbieder moet uitbreiden met een nieuwe locatie. De hoogte van de verleende subsidie is afhankelijk van het aantal VE-kindplaatsen op de betreffende locatie. Het college subsidieert enkel datgene wat nodig is om te voldoen aan het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.
Subsidie kan worden verstrekt voor de Peuterregeling; het aanbieden van een tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang voor ouders die geen recht hebben op KOT, en die geen recht hebben op VE voor Bredase kinderen in de leeftijd van 2.5 tot 4 jaar voor maximaal 8 uur per week, voor maximaal 40 weken per jaar.
Artikel 16:11 Verplichting van de subsidie-ontvanger
De aanbieder van kinderopvang of het gastouderopvang is verplicht met de ouder van een te plaatsen kind een plaatsingscontract te sluiten.
Artikel 16:12 Nieuwe feiten en omstandigheden
De aanbieder van kinderopvang doet op verzoek van het college en onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk is dat deze aanleiding kunnen geven tot heroverweging van het besluit tot het verlenen van subsidie.
Artikel 20:1 Hardheidsclausule
Het college kan, in bijzondere gevallen, een of meerdere artikelen van deze nadere regels buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 20:2 Inwerkingtreding en overgangsrecht
De ‘Nadere Regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2016’ worden ingetrokken met ingang van de dag na die van bekendmaking als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat zij van kracht blijven op aanvragen die betrekking hebben op 2016 en eerder, alsmede op besluiten die naar aanleiding van die aanvragen zijn of worden genomen. Voor zover er ingevolge het overgangsrecht behorend bij de ‘Nadere Regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2016’ op aanvragen als bedoeld in de eerste volzin andere regels van toepassing zijn verklaard, blijven deze van toepassing op die aanvragen.
Bijlage I bij de vierde wijziging van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017, bedoeld in artikel 1:7, vierde lid, onder a, van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017
* Bij aanvraag van loonkostensubsidie wordt deze in mindering gebracht op de vervulling Social Return.
** Deze activiteiten dienen de uitstroom uit de uitkering te bevorderen, en laten ruimte voor een creatieve invulling.
Bijlage 2: Voorwaarden behorend bij Subsidieregeling ‘water en groen op eigen terrein’ van de gemeente Breda
Bijlage 1: Subsidiabele maatregelen/criteria huiseigenaren en huurders (aanpassingen op eigen terrein) | ||||
|
|
| ||
|
|
| ||
|
|
| ||
|
|
| ||
Aansluiting op de hemelwaterriolering
|
|
|