Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Breda

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende regels omtrent het verstrekken van subsidie (Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBreda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende regels omtrent het verstrekken van subsidie (Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017)
CiteertitelNadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 156 Gemeentewet
  2. Algemene subsidieverordening Breda 2017
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-12-2020hoofdstuk 7, artikel 7.1, 7.2, 7.3, 7.4, 7.5, 7.6

15-12-2020

gmb-2020-351686

1162215
12-12-202031-12-2020paragraaf 10, 11, artikel 5:48, 5:49, 5:50, 5:51, 5:52, 5:53, 5:54, 5:55,

01-12-2020

gmb-2020-327629

1130330
17-11-202012-12-2020hoofdstuk 6, 7, paragraaf 1, 2, 3, 4, 5, 6, artikel 1:1, 5:55, 6:1, 6:2, 6:3, 6:4, 6:5, 6:6, 6:7, 6:8, 6:9, 6:10, 6:11, 6:12, 6:13, 6:14, 6:15, 6:16, 6:17, 6:18, 6:19, 6:20, 6:21, 6:22, 6:23, 6:24, 6:25, 6:26, 6:27, 6:28, 7:1, 7:2, 7:3, 7:4, 7:5, 7:6, 7:7

27-10-2020

gmb-2020-298531

1073594
24-10-202017-11-2020hoofdstuk 10, artikel 10:1, 10:2, 10:3, 10:4, 10:5, 10:6, 10:7, 10:8, 10:9, 10:10, 10:11, 10:12, bijlage 2

29-09-2020

gmb-2020-275414

1039651
22-10-202024-10-2020paragraaf 2.3, artikel 2:5, 2:7, 2:11. 2:13, 2:14, 2:15, 2:16

22-09-2020

gmb-2020-271369

1029244
21-07-202022-10-2020hoofdstuk 2, 5, 16, paragraaf 2.1, 2.2, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.11, artikel 1:1, 2:1, 2:2, 2:3, 2:4, 2:5, 2:6, 2:7, 2:8, 2:9, 2:10, 2:11, 2:12, 2:13, 2:14, 2:15, 2:16, 5:1, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6, 5:7, 5:8, 5:9, 5:10, 5:11, 5:12, 5:13, 5:14, 5:15, 5:16, 5:17, 5:18, 5:19, 5:20, 5:21, 5:22, 5:23, 5:24, 5:25, 5:26, 5:27, 5:28, 5:29, 5:30, 5:31, 5:32, 5:33, 5:34, 5:35, 5:36, 5:37, 5:38, 5:39, 5:40, 5:41, 5:42, 5:43, 5:44, 5:45, 5:46, 5:47, 5:48, 5:49, 5:50, 5:51, 5:52, 5:53, 5:54, 5:55, 16:1, 16:2, 16:3, 16:4, 16:5, 16:6, 16:7, 16:8, 16:9, 16:10, 16:11, 16:12, 16:13

30-06-2020

gmb-2020-185671

889458
29-05-202021-07-2020hoofdstuk 12, artikel 5:10, 12:1, 12:2, 12:3, 12:4, 12:5, 12:6

12-05-2020

gmb-2020-135203

714016
01-04-202029-05-2020hoofdstuk 10 artikel 10:1, 10:2, 10:3, 10:4, 10:5, 10:6, 10:7, 10:8, 10:9, 10:10, 10:11, 10:12, bijlage 2

24-03-2020

gmb-2020-83481

2019-2994
04-12-201901-04-2020paragraaf 2, 4, artikel 1.1, 1.9, 2.13, 2.14, 2.16, 5.1, 5.2, 5.3, 5.6, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.15, 5.16, 5.17, 5.18, 5.19, 5.20, 5.21, 5.22, 8.11, 8.14, 8.16, 8.17, 8.20,

02-12-2019

gmb-2019-295274

2019-2994
12-10-201904-12-2019artikel 1:1, 5:11, 5:12, 5:13, 5:14, paragraaf 3

03-09-2019

gmb-2019-240957

2019-2708
26-07-201905-10-2019hoofdstuk 2, paragraaf 2, 2.1, 2.2, 2.4, artikel 1:1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6, 1.7, 2:1, 2:2, 2:3, 2:4, 2:5, 2:6, 2:7, 2:8, 2:9, 2:10, 2:11, 2:12, 4:8, 12:5, bijlage 1

09-07-2019

gmb-2019-186674

2019-2660
22-03-201926-07-2019artikel 8:4, 8:5, 8:7, 8:8, 8:9, 8:10, 8:11, 8:12, 8:13, 8:14, 8:15, 8:16, 8:17, 8:18, 8:19, 8:20, 8:21

05-03-2019

gmb-2019-67742

2019-2237
20-03-201922-03-2019hoofdstuk 15, artikel 15:1, 15:2, 15:3, 15:4, 15:5

19-02-2019

gmb-2019-64351

2019-2284
11-01-201920-03-2019artikel 2:9, 5:4, 5:5, 5:6, 5:6, 5:7, 5:8, 5:9, 5:10, 8:4, 8:5, 8:7, 8:8, 8:9, 8:10, 8:11, 8:12, 8:13, 8:14, 8:15, 8:16, 8:17, 8:18, 8:19, 8:20, 8:21, 8:22, 8:23, 8:24, 8:25, paragraaf 5.1, 5.2, 8.3

18-12-2018

gmb-2019-6124

2018-2098
28-09-201811-01-2019hoofdstuk 3, artikel 3.1, 3.2, 3.3

28-08-2018

gmb-2018-204847

2018-1842
25-07-201828-09-2018hoofdstuk 5, 5a, artikel 2:3, 2:4, 2:5, 2:6, 2:9, 2:10, 2:13, 5:1, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6

03-07-2018

gmb-2018-158662

2018-1652
07-06-201801-04-201825-07-2018artikel 10:2, 10:5

30-04-2018

gmb-2018-116894

2018-1652
23-02-201801-01-201807-06-2018artikel 11:1, 11:2, 11:3, 11:4, 11:5, 11:6, hoofdstuk 11

30-01-2018

gmb-2018-37668

2017-1330
05-12-201723-02-2018hoofdstuk 13, artikel 13:1, 13:2, 13:3, 13:4, 13:5

14-11-2017

gmb-2017-212829

2017-1237
21-11-201705-12-2017hoofdstuk 14, artikel 14:1, 14:2, 14:3, 14:4, 14:5, 14:6, 14:7

24-10-2017

gmb-2017-203286

17-11-201701-09-201721-11-2017artikel 11:5

14-11-2017

gmb-2017-201397

2017-1220
08-09-201717-11-2017hoofdstuk 8, artikel 8:1, 8:2, 8:3, 8:4, 8:5, 8:6, 8:7, 8:8, 8:9, 8:10, 8:11, 8:12, 8:13, 8:14, 8:15, 8:16, 8:17, 8:18, 8:19, 8:20, 8:21, 8:22, 8:23, 8:24, 8:25

15-08-2017

Gemeenteblad 2017, 152978

2017-970
26-07-201708-09-2017artikel 5:1, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6, 5:7, 5:8, hoofdstuk 5

26-06-2017

Gemeenteblad 2017, 127330

2017-849
23-06-201726-07-2017hoofdstuk 12, artikel 12:1, 12:2, 12:3, 12:4, 12:5, 12:6

06-06-2017

Gemeenteblad 2017, 106470

2017-591
18-05-201723-06-2017hoofdstuk 9a, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20

02-05-2017

Gemeenteblad 2017, 82020

2017-510
02-05-201718-05-2017hoofdstuk 9a, artikel 9a:1, 9a:2, 9a:3, 9a:4, 9a:5, 9a:6, 9a:7

11-04-2017

Gemeenteblad 2017, 71651

2017-508
27-04-201702-05-2017artikel 2:2, 2:5, 2:11. 2:12, 2:13, 2:14, paragraaf 2.1, 2.2, 2.3, 2.4

04-04-2017

Gemeenteblad 2017, 68591

2017-490
24-12-201627-04-2017artikel 1.6, 2:1:, bijlage I

20-12-2016

Gemeenteblad 2016, 183320

2016-334
25-11-201624-12-2016artikel 8:1, 8:2, 8:3, 8:4, 8:5, 8:6, 8:7, 8:8, 8:9, 8:10, 8:11, 8:12, 8:13

26-09-2016

Gemeenteblad 2016, 164584

45144
04-10-201625-11-2016hoofdstuk 5a, artikel 5a:1, 5a:2, 5a:3, 5a:4, 5a:5, 5a:6, 5a:7, 5a:8

13-09-2016

Gemeenteblad 2016, 135288

45177
22-07-201604-10-2016nieuwe regeling

12-07-2016

Gemeenteblad 2016, 99929

45030

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende regels omtrent het verstrekken van subsidie (Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017)

 

Hoofdstuk 1 Algemene nadere regels

Artikel 1:1 Definities

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

 

Aanvullend uitvoeringsplan: een uitvoeringsplan dat betrekking heeft op de verdeling van de extra gelden die beschikbaar zijn als gevolg van een verhoging van het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2:11 lid 1.

 

Adviescommissie: de adviescommissie die het college van burgemeester en wethouders adviseert over aanvragen ingediend op grond van deze subsidieregeling. Adviescommissie BrabantStad Cultuur: adviescommissie benoemd door de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant

 

ASV: Algemene Subsidieverordening Breda 2011 en de hierna volgende wijzigingen.

 

BrabantStad: Provincie Noord-Brabant met daarin in het bijzonder en niet beperkt tot gemeente Breda, gemeente Eindhoven, gemeente Helmond, gemeente ’s-Hertogenbosch en gemeente Tilburg.

 

Code Diversiteit en Inclusie: een gedragscode om culturele diversiteit structureel in de instelling te verankeren https://www.codeculturediversiteit.com

 

Fair Practice Code: een gedragscode voor ondernemen en werken in kunst, cultuur en de creatieve industrie https://www.fairpracticecode.nl

 

Vastgesteld beleidskader: een door de raad vastgesteld document waarin de beleidsdoelen op een bepaald terrein zijn vastgesteld. Het vormt het kader waarbinnen alle (keuzes voor) inspanningen en beoogde resultaten dienen plaats te vinden.

 

Maatschappelijk effect: een op langere termijn beoogde verandering in een situatie of bij een doelgroep, die een positieve uitwerking heeft op verschillende delen van de samenleving.

 

Beleidsdoel: een doel dat zich richt op binnen een termijn beoogde concrete (meetbare) veranderingen in een situatie of bij een doelgroep die een directe bijdrage leveren aan het realiseren van geformuleerde maatschappelijke effecten.

 

Resultaat(afspraken): een concrete, waarneembare en toetsbare in woorden beschreven opbrengst, zonder gekwantificeerde normen, die een directe bijdrage levert aan het beoogde beleidsdoel.

 

Prestatie(afspraken): een prestatie die overeenkomt met een resultaat, maar is aangevuld met een gekwantificeerde norm.

 

Code of Good Governance: een code met daarin de waarborgen van samenhang en transparantie in het bestuur en toezicht van een organisatie, met het oog op een efficiënte en effectieve realisatie van beleidsdoelstellingen. Voor verschillende sectoren is in dit kader een eigen code ontwikkeld.

 

Duurzaam ondernemen: een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap waarbij mens, milieu en middelen in balans zijn.

 

BOB: het Bestuurlijk Overleg Breda waarin de bestuurders uit het primair en voortgezet onderwijs in Breda zitting hebben.

 

Sociaalculturele accommodatie: een door het college als zodanig benoemde accommodatie.

 

Culturele organisatie: Een organisatie met een in de statuten verankerde professionele culturele doelstelling.

 

Culturele amateurkunstorganisatie: een organisatie met een artistiek inhoudelijke doelstelling waarvan de deelnemers een bepaalde kunstvorm beoefenen op niet-beroepsmatige basis

 

Artistieke leiding: de artistieke leiding (dirigent, choreograaf, regisseur, docent) van een (amateur)kunstorganisatie die beschikt over professionele deskundigheid binnen de specifieke kunstdiscipline, aantoonbaar door diploma’s van erkende opleiding(en).

 

Culturele makers: mensen die op professionele basis een bepaalde kunstvorm beoefenen en daartoe een professionele opleiding hebben afgerond of op basis van ervaring de noodzakelijke culturele competenties hebben opgebouwd.

 

Cultuurcoach: professionele culturele maker of (culturele) instelling die op professionele basis de verbinding tussen de cultuur- en onderwijssector legt ter bevordering van actieve cultuurparticipatie onder inwoners.

 

Erfgoedorganisaties: organisaties die het cultureel erfgoed als hun aandachtsgebied beschouwen. Cultureel erfgoed omvat die materiële, immateriële, zichtbare en onzichtbare overblijfselen van onze maatschappelijke ontwikkeling, die het college waardevol vindt voor ons gemeenschappelijke geheugen en onze identiteit.

 

Professionele kunsten: werk dat primair gericht is op het vervaardigen, produceren van kunstproducten door kunstenaars die artistiek-inhoudelijk actief zijn in de kunsten en in die hoedanigheid aantoonbaar geïntegreerd zijn in de professionele kunstpraktijk van tenminste Breda en BrabantStad.

 

Subsidiabele kosten monumenten: kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden.

 

Inspectierapport: rapport met betrekking tot een beschermd monument dat de technische of fysieke staat van dat monument beschrijft en dat is opgesteld door een naar het oordeel van het college ter zake deskundige persoon of instantie.

 

Zelfstandig onderdeel: het onderdeel van een beschermd monument dat is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid en deel is van een park of tuinaanleg behorend aan één eigenaar.

 

Aangewezen organisaties voor monumentenbehoud: een privaatrechtelijke rechtspersoon die ten minste tien beschermde monumenten in eigendom heeft, en naar het oordeel van het college beschikt over voldoende professionele deskundigheid.

 

Schoolsporttoernooien: een- of meerdaagse sportwedstrijden, met deelname van scholenteams bestaande uit leerlingen van het primair en/of voortgezet onderwijs, met een minimale deelname van tien Bredase scholen voor primair onderwijs of vier Bredase scholen voor voortgezet onderwijs.

 

Side-events: sportactiviteiten die aangeboden worden naast het wedstrijdprogramma van een topsportevenement, die onder verantwoordelijkheid van dezelfde organisatie georganiseerd worden en die tot doel hebben een breed publiek met de betreffende sport kennis te laten maken.

 

Sportvereniging: een vereniging die activiteiten organiseert die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF en die is aangesloten bij een overkoepelende organisatie, dan wel een organisatie die activiteiten organiseert die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding een en ander ter beoordeling van het college.

 

Sportgala: een evenement waar op waardige wijze Bredase sporters (of sporters die lid zijn van een Bredase sportvereniging) worden geerd voor hun prestaties in het afgelopen jaar en waarbij onder andere de sportvrouw, -man, -ploeg en -talent van het jaar worden gekozen.

 

Thematafel: een door het college als zodanig aangeduide overlegstructuur gericht op in ieder geval het opstellen van een uitvoeringsplan of aanvullend uitvoeringsplan op één van de door het college aangewezen thema’s die staan benoemd in het beleidskader Kader Breda, samen doen 2021/2022.

 

Uitvoeringsplan: een door een thematafel opgesteld schriftelijk stuk dat een beschrijving geeft van de door de deelnemers aan de thematafel beoogde activiteiten en daarmee gemoeide bedragen die een bijdrage leveren aan de doelen en beoogde resultaten van het beleidskader Kader Breda, samen doen 2021/2022, voor de periode waar het beleidskader op ziet en met betrekking tot het voor de thematafel aangewezen thema.

 

Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

 

Mantelzorger: een persoon die mantelzorg verleent.

 

Zorgvrager: een persoon die woonachtig is in de gemeente Breda en die mantelzorg ontvangt.

 

Geregistreerde mantelzorger: een geregistreerde mantelzorger.

 

Crowdfunden:“Het financieren van een project, initiatief of onderneming door middel van vele relatief lage donaties of investeringen van een (grote) groep mensen (de crowd), meestal via het internet”. Oftewel het financieren van een specifiek doel met een grote groep mensen om het doel mogelijk te maken. Meestal gebeurt dit op het internet via een crowdfunding platform.

 

Erfgoedorganisatie: een organisatie met een in de statuten verankerde erfgoeddoelstelling.

 

Architectuurplatform: een organisatie met in de statuten verankerde doelstelling voor het organiseren van activiteiten voor een zo breed mogelijk publiek op de werkgebieden landschap, architectuur en stedenbouw.

Artikel 1:2 Algemene nadere regels

  • 1.

    De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle subsidieaanvragen die het college behandelt met uitzondering van de subsidies die direct en onverkort voortvloeien uit Europees, rijks- of provinciaal beleid, alsmede met uitzondering van aanvragen voor subsidie waarop hoofdstuk 2 van toepassing is.

  • 2.

    Een subsidieaanvraag, die naar het oordeel van het college, niet of niet in voldoende mate voldoet aan een of meer ingevolge de nadere regels op die aanvraag van toepassing zijnde criteria komt niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1:3 Beleidsdoelen

  • 1.

    Activiteiten dienen onderbouwd en aantoonbaar een bijdrage te leveren aan een of meerdere door de raad vastgestelde beleidsdoelen, welke verwoord zijn in vastgestelde beleidskaders.

  • 2.

    Uit de subsidieaanvraag wordt helder hoe de beoogde doelgroep(en) bereikt wordt/ worden en met welk beoogd resultaat. Het resultaat is SMART omschreven en bevat in ieder geval het beoogd aantal gebruikers/bezoekers/deelnemers/leden en geeft inzicht in hoe het resultaat wordt vastgelegd.

  • 3.

    Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen wordt getoetst in hoeverre zij voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      De mate van duurzaamheid van de beoogde resultaten, in hoeverre gaat het hier om langdurige effecten en inbedding in het reguliere activiteitenprogramma.

    • b.

      De mate van innovatie, in hoeverre is sprake van vernieuwing ten opzichte van het bestaande stedelijke aanbod.

    • c.

      De mate van uitvoerbaarheid, in hoeverre zijn activiteiten uitvoerbaar, is de begroting realistisch en is de organisatie solide.

    • d.

      De mate van gebiedsgerichte aanpak, in hoeverre is er sprake van ketenaanpak van activiteiten in eenzelfde gebied/wijk/buurt.

Artikel 1:4 Doelmatigheid

  • 1.

    Voorwaarde is een realistische verhouding tussen de verwachte resultaten en de gevraagde gemeentelijke bijdrage.

  • 2.

    De inzet van professionals is kwalitatief en kwantitatief in verhouding tot de te organiseren activiteiten en wordt ingezet tegen een realistische kostprijs.

  • 3.

    De kostprijs is bepaald op basis van een integrale kostprijs en is opgebouwd uit de volgende elementen: personele lasten, huisvestingslasten, overhead, activiteitlasten en organisatielasten.

  • 4.

    In de subsidieaanvraag wordt helder welke bijdrage van de beoogde doelgroep wordt gevraagd in financiële dan wel in personele zin.

Artikel 1:5 Samenwerking

  • 1.

    Bij een subsidieaanvraag dient te worden aangetoond dat wordt aangesloten bij én wordt samengewerkt met voorzieningen en/of organisaties in de keten.

  • 2.

    Subsidieaanvragen die samenwerking in een ketenaanpak beogen, worden in gezamenlijkheid door de ketenpartners ingediend.

  • 3.

    Subsidieaanvragen die samenwerking op het gebied van preventie, signalering, vroeghulp en behandeling beogen worden in gezamenlijkheid ingediend door ketenpartners, zowel vrijwilligersorganisaties of initiatieven als professionals.

  • 4.

    Het college kan advies vragen aan het Bestuurlijk Overleg Breda (BOB) voor wat betreft nieuwe subsidieaanvragen voor activiteiten die in en om school plaatsvinden.

Artikel 1:6 Projectsubsidie

  • 1.

    Een projectsubsidie is afgebakend in tijd en middelen en kan uitsluitend worden verstrekt voor zover dienaangaande specifieke nadere regels zijn gesteld.

  • 2.

    Het beschikbare budget voor alle projectsubsidies is het door het college vastgestelde subsidieplafond.

  • 3.

    Ten behoeve van een evenwichtige verdeling over het jaar van de projectsubsidies wordt dit budget verdeeld over vier kwartalen, waarbij geldt dat voor het eerste kwartaal maximaal 40% van het budget wordt besteed en er voor het vierde kwartaal nog minimaal 20% van het budget beschikbaar moet zijn.

Artikel 1:7 Jaarlijkse subsidie

  • 1.

    Jaarlijkse subsidie wordt alleen verstrekt aan organisaties die een aantoonbare rol in de maatschappelijke keten innemen en het meest optimaal bijdragen aan de beoogde resultaten, conform het gestelde in artikel 1:3 van deze nadere regels.

  • 2.

    Voor organisaties die een jaarlijkse subsidie aanvragen van € 50.000,-, of meer én professionele krachten in dienst hebben, gelden daarnaast in ieder geval de volgende criteria:

    • a.

      de efficiënte en effectieve manier om mensen vooruit te helpen in het leven;

    • b.

      de vernieuwing in de werkwijze;

    • c.

      de samenwerking;

    • d.

      wijkgericht werken;

    • e.

      de mate waarmee met vrijwilligers gewerkt wordt (vrijwillig waar het kan, professioneel waar het moet);

    • f.

      de inclusieve aanpak;

    • g.

      veilig (vrijwilligers)werk;

    • h.

      het toepassen van de ‘Code Good Governance’ voor de sector. Deze toepassing van de code wordt verantwoord in het jaarverslag.

  • 3.

    De organisaties nemen in hun aanvraag op, op welke wijze en in welke mate zij duurzaam ondernemen en social return implementeren in hun bedrijfsvoering. Zij verantwoorden dit in hun jaarverslag.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in de vorige leden, geldt voor organisaties die een jaarlijkse subsidie ontvangen van € 150.000,- of meer en een of meer professionele krachten in dienst hebben, de voorwaarde dat ten minste 5% van het ontvangen subsidiebedrag wordt besteed aan de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt uit de doelgroep Social Return zoals genoemd in het vijfde lid. Deze inzet geschiedt op de volgende wijze, overeenkomstig het bepaalde in de bijlage bij deze nadere regels:

     

    • a.

      De subsidieontvanger biedt personen die behoren tot de doelgroep een dienstverband, stageplaats of werkervaringsplaats aan. Indien hij dit wenst, kan de subsidieontvanger het gemeentelijk loket Social Return betrekken bij de selectie en aanlevering van deze personen. De begeleiding van deze personen is de verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger.

    • b.

      In het geval dat de inzet van personen met een afstand tot de arbeidsmarkt door de subsidieontvanger naar het oordeel van het college aantoonbaar niet mogelijk is, kan het college na overleg met de subsidieontvanger een creatieve invulling van Social Return opleggen. Onder creatieve invulling wordt verstaan het uitvoeren en/of mogelijk maken van activiteiten die ten goede komen aan de ontwikkeling, participatie en re-integratie van de doelgroep Social Return.

  • 5.

    De doelgroep Social Return bestaat uit:

    • a.

      personen die geregistreerd staan in het doelgroepenregister bij het UWV voor de Banenafspraak;

    • b.

      personen met een uitkering van een gemeente op grond van de Participatiewet (voorheen Wwb), IOAW of IOAZ.

    • c.

      personen met een uitkering van het UWV op grond van de WAO, WIA, WAZ of Wajong;

    • d.

      personen met een WSW-indicatie;

    • e.

      personen met een WW-uitkering;

    • f.

      personen die in aanmerking komen voor een leerwerkovereenkomst (BBL) of stage-overeenkomst (BOL) die opleidt tot niveau 1 of niveau 2. De subsidieontvanger sluit met deze personen een dergelijke overeenkomst.

    • g.

      leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) en praktijkonderwijs (PRO). De subsidieontvanger sluit met deze leerlingen een stage-overeenkomst voor een arbeidstoeleidingsstage.

  • 6.

    Het college ziet af van het opleggen van de in het vorige lid genoemde voorwaarden indien de subsidieontvanger minimaal voldoet aan trede 2 van de Prestatieladder Socialer Ondernemen.

  • 7.

    Het college kan gelet op de aard of duur van de activiteit waar de subsidie betrekking op heeft, dan wel gelet op de regionale arbeidsmarktsituatie afwijken van het percentage als genoemd in het vierde lid, indien toepassing van het percentage naar oordeel van het college tot onevenredige gevolgen zou leiden voor de subsidieontvanger.

Artikel 1:8 Algemeen

  • 1.

    Activiteiten moeten beschikbaar zijn voor alle inwoners van Breda, uitgangspunt is zoveel mogelijk inclusief aanbod.

  • 2.

    Voor alle subsidies boven de € 5.000,- wordt maximaal 95% van de subsidie bevoorschot. De resterende 5% wordt uitgekeerd indien de vaststelling van de subsidie daar aanleiding toe geeft.

  • 3.

    Voor alle subsidies boven de € 100.000,- geldt dat 95% wordt uitbetaald in termijnen; het college is bevoegd hiervan, gelet op de situatie, af te wijken. De resterende 5% wordt uitgekeerd indien de definitieve vaststelling van de subsidie daar aanleiding toe geeft.

  • 4.

    Jubilea en reprises en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten als zodanig kunnen niet in aanmerking komen voor subsidie.

Artikel 1:9 Indieningsdatum aanvraag tot vaststelling subsidie

De datum voor het indienen van de aanvraag tot vaststelling van de verleende subsidies van € 50.000,- of meer wordt, gelet op het bepaalde in artikel 7:4, vijfde lid, van de Algemene subsidieverordening Breda 2017, voor 2020 verschoven naar 1 juni 2020.

Hoofdstuk 2 Nadere regels voor het sociale domein

Paragraaf 2.1 Algemene bepalingen

 

Artikel 2:1 Toepassingsbereik

  • 1.

    Onder ‘Beleidskader’ wordt in dit hoofdstuk verstaan: Kader Breda, samen doen 2021/2022.

  • 2.

    Dit hoofdstuk is van toepassing op aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op een of meer van de thema’s die staan benoemd in het Beleidskader.

  • 3.

    Op aanvragen als bedoeld in het tweede lid is hoofdstuk 1 niet van toepassing, met uitzondering van artikel 1:1 en de overige bepalingen uit dat hoofdstuk die in dit hoofdstuk uitdrukkelijk van toepassing zijn verklaard.

  • 4.

    Op aanvragen als bedoeld in het tweede lid is dit hoofdstuk niet van toepassing indien op de aanvraag specifieke nadere regels als bedoeld in hoofdstuk 3 en verder van toepassing zijn.

Artikel 2:2 soorten subsidie

  • 1.

    Er wordt onderscheid gemaakt tussen basissubsidies en wijksubsidies.

  • 2.

    Basissubsidies zijn subsidies die zijn bestemd voor activiteiten waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de doelen en beoogde resultaten van een thema dat staat benoemd in het Beleidskader en voor zover die subsidies niet zijn aan te merken als wijksubsidies.

  • 3.

    Wijksubsidies zijn subsidies die zijn bestemd voor activiteiten die de leefbaarheid en maatschappelijke betrokkenheid van bewoners bij hun eigen wijk of directe woonomgeving stimuleren en bevorderen. Onder leefbaarheid wordt daarbij verstaan de mate waarin de leefomgeving aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners aan worden gesteld met het oog op de thema’s die staan benoemd in het Beleidskader.

  • 4.

    Voor wat betreft de betaling en bevoorschotting van de in dit artikel bedoelde subsidies, is het bepaalde in artikel 1:8, tweede en derde lid, van toepassing.

Paragraaf 2.2 Basissubsidies

2.2.1 Aanvraag op basis van een uitvoeringsplan

 

Artikel 2:3 Thematafels

  • 1.

    Een ieder kan deelnemen aan een thematafel.

  • 2.

    Een thematafel wordt voorgezeten door een door het college aangewezen voorzitter. De voorzitter bevordert de naleving van de spelregels als bedoeld in het vierde lid.

  • 3.

    Een deelnemer die een activiteit in aanmerking wil laten komen voor opname in het uitvoeringsplan meldt die activiteit schriftelijk aan bij de thematafel uiterlijk op 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin hij daarvoor subsidie wenst te ontvangen.

  • 4.

    Het college stelt met betrekking tot de thematafels spelregels vast. De spelregels hebben in ieder geval betrekking op de wijze van functioneren van de thematafel, de bevoegdheden van de voorzitter, de aanmelding als bedoeld in het derde lid, en de informatieverstrekking aan en door de deelnemers aan de thematafel.

  • 5.

    De spelregels worden bekend gemaakt in het gemeenteblad.

  • 6.

    Deelnemers aan de thematafel houden zich aan de spelregels.

Artikel 2:4 Criteria

  • 1.

    Het college kan een basissubsidie verstrekken voor een in het uitvoeringsplan opgenomen activiteit van een deelnemer aan de desbetreffende thematafel die deze deelnemer vermeldt in zijn aanvraag voor zover:

    • a.

      dat uitvoeringsplan voldoet aan de eisen zoals beschreven in hoofdstuk 4,5 en 6 van het Beleidskader; en

    • b.

      in het uitvoeringsplan het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2:10, eerste lid, en de binnen dat plafond geoormerkte bedragen als bedoeld in artikel 2:10, derde lid, zijn geëerbiedigd.

  • 2.

    Het college beoordeelt een aanvraag als bedoeld in het eerste lid aan de hand van hoofdstuk 4, 5 en 6 van het Beleidskader en het Breda’s toetsingskader zoals beschreven in het Beleidskader en beoordeelt zo nodig hoe de aanvraag zich verhoudt tot andere aanvragen als bedoeld in het eerste lid, alsmede tot aanvragen als bedoeld in artikel 2:6 eerste lid.

  • 3.

    De subsidie wordt om de 2 kalenderjaren verstrekt.

Artikel 2:5 procedure

  • 1.

    Een aanvraag als bedoeld in artikel 2:4 wordt uiterlijk ingediend op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier.

  • 3.

    De aanvraag gaat vergezeld van het uitvoeringsplan waarop de aanvraag betrekking heeft. Artikel 3, tweede lid onder a en b, ASV is niet van toepassing.

  • 4.

    Het college beslist binnen twee maanden na de uiterste indieningsdatum op de aanvraag. Het college kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste 30 dagen verdagen.

 

Aanvraag los van het uitvoeringsplan

Artikel 2:6 Criteria
  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 2:3 tot en met 2:5, kan het college een basissubsidie verstrekken op basis van een aanvraag die niet gebaseerd is op een uitvoeringsplan.

  • 2.

    Het college beoordeelt een aanvraag als bedoeld in het eerste lid aan de hand van hoofdstuk 4, 5 en 6 van het Beleidskader en het Breda’s toetsingskader zoals beschreven in het Beleidskader en beoordeelt zo nodig hoe de aanvraag zich verhoudt tot andere aanvragen als bedoeld in het eerste lid, alsmede tot aanvragen als bedoeld in artikel 2:4 eerste lid.

  • 3.

    De honorering van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid kan ten koste gaan van honorering van andere aanvragen op grond van het eerste lid en artikel 2:4, eerste lid.

  • 4.

    Artikel 2:4, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Het college verstrekt geen subsidie als bedoeld in het eerste lid aan een aanvrager die voor hetzelfde kalenderjaar en hetzelfde in het Beleidskader genoemde thema als waar de aanvraag betrekking op heeft, subsidie heeft aangevraagd als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid.

Artikel 2:7 Procedure

  • 1.

    Artikel 2:5, eerste, tweede en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op aanvragen als bedoeld in artikel 2:6, eerste lid.

 

2.2.3 Aanvraag voor kleine initiatieven

 

Artikel 2:8 Criteria

  • 1.

    Het college kan anders dan bij wijze van jaarlijkse subsidie, basissubsidies van ten hoogste € 5.000,- verstrekken.

  • 2.

    Het college beoordeelt een aanvraag voor subsidie als bedoeld in het eerste lid aan de hand van paragraaf 4a van het Beleidskader en het Breda’s toetsingskader zoals beschreven in het Beleidskader.

  • 3.

    Een aanvrager komt per kalenderjaar ten hoogste één keer in aanmerking voor subsidie als bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    Het college verleent geen subsidie als bedoeld in het eerste lid aan een aanvrager die in het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft reeds subsidie heeft ontvangen als bedoeld in artikel 2:4, 2:6 of 2:11 dan wel daartoe een aanvraag heeft ingediend waarop het college nog niet heeft beslist.

Artikel 2:9 Procedure

  • 1.

    Aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 2:8, eerste lid, kunnen het gehele jaar door worden ingediend.

  • 2.

    De beoordeling van aanvragen als bedoeld in het eerste lid geschiedt op volgorde van binnenkomst.

 

Subsidieplafonds

Artikel 2:10 Subsidieplafonds

  • 1.

    Het college stelt voor ieder in het Beleidskader genoemd thema een subsidieplafond vast voor subsidies als bedoeld in de artikelen 2:4, eerste lid en 2:6, eerste lid.

  • 2.

    Het college stelt voor ieder in het Beleidskader genoemd thema een subsidieplafond vast voor subsidies als bedoeld in artikel 2:8, eerste lid.

  • 3.

    Bij de vaststelling van een subsidieplafond op grond van het eerste of tweede lid kan het college bepalen dat daarin opgenomen bedragen geoormerkt zijn voor specifieke activiteiten.

Artikel 2:11 Verhoging van het subsidieplafond bij tweejaarlijkse subsidies

  • 1.

    Als na indiening van subsidieaanvragen of nadat het college heeft besloten op ingediende subsidieaanvragen, het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2:10, eerste lid, door het college wordt verhoogd, kunnen aanvullende subsidieaanvragen worden ingediend die betrekking hebben op de extra gelden.

  • 2.

    Artikel 2:10, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op een verhoging van het subsidieplafond als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college bepaalt de termijn waarbinnen de aanvullende subsidieaanvragen als bedoeld in het eerste lid moeten zijn ingediend.

  • 4.

    Bij verhoging van het subsidieplafond als bedoeld in het eerste lid, kan een thematafel een aanvullend uitvoeringsplan opstellen. Artikel 2:3, derde lid, is niet van toepassing.

  • 5.

    Het college kan een basissubsidie verstrekken voor een in het aanvullend uitvoeringsplan opgenomen activiteit van een deelnemer aan de desbetreffende thematafel die deze deelnemer vermeldt in zijn aanvullende aanvraag voor zover:

    • a.

      dat aanvullend uitvoeringsplan voldoet aan de eisen zoals beschreven in hoofdstuk 4,5 en 6 van het Beleidskader;

    • b.

      in het aanvullend uitvoeringsplan het subsidieplafond als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, en de binnen dat plafond geoormerkte bedragen als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, zijn geëerbiedigd.

  • 6.

    Op een aanvraag als bedoeld in het vijfde lid zijn artikel 2:4, tweede lid en artikel 2:5, tweede, derde lid en vierde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de aanvraag vergezeld dient te gaan van het aanvullende uitvoeringsplan.

  • 7.

    Het college kan een basissubsidie verstrekken op basis van aanvraag die niet gebaseerd is op een aanvullend uitvoeringsplan.

  • 8.

    Op de aanvraag als bedoeld in het zevende lid zijn artikel 2:4, tweede lid, artikel 2:5, tweede lid en vierde lid, 2:6 tweede en derde lid en 2:7, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat wordt beoordeeld hoe de aanvraag zich verhoudt tot andere aanvragen als bedoeld in het vijfde en zevende is van dit artikel en de honorering van de aanvraag ten koste kan gaan van de honorering van die aanvragen.

  • 9.

    Voor zover voor een aanvullende subsidieaanvraag vereiste gegevens reeds zijn verstrekt bij een eerdere aanvraag voor subsidie in hetzelfde kalenderjaar en onveranderd zijn gebleven, hoeven deze gegevens niet opnieuw te worden verstrekt.

 

Bijzondere en onvoorziene omstandigheden

Artikel 2:12 Bevoegdheden van het college 

  • 1.

    Het college kan in bijzondere omstandigheden bepalen dat een door deelnemers van een thematafel als uitvoeringsplan of aanvullend uitvoeringsplan aangemerkt document geen uitvoeringsplan is als bedoeld in artikel 1:1. Het college kan in ieder geval gebruik maken van deze bevoegdheid als artikel 2:3, zesde lid, niet is nageleefd of naar het oordeel van het college aannemelijk is dat het proces aan de thematafel niet op eerlijke wijze is verlopen.

  • 2.

    In gevallen waarin de Nadere regels niet voorzien beslist het college, onverminderd het bepaalde in de ASV.

 

Paragraaf 2.3: Wijk- en dorpssubsidies

Artikel 2:13 initiatieven

  • 1.

    Onder een initiatief wordt in deze paragraaf verstaan: een activiteit of een project die of en dat de leefbaarheid of maatschappelijke betrokkenheid van bewoners bij hun eigen wijk of directe woonomgeving stimuleert en bevordert en die of dat aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door bewoners aan worden gesteld ten aanzien van opgroeien, leren, ontwikkelen en werken, ontmoeten, betrokken zijn of leven.

  • 2.

    Een ieder met een beoogd initiatief kan zich wenden tot een wijkplatform voor overleg.

Artikel 2:14 wijkplatforms

  • 1.

    Onder een wijkplatform als bedoeld in deze paragraaf wordt verstaan: een door het college als zodanig aangeduide overlegstructuur gericht op het bespreken van beoogde iniatieven met als doel deze initiatieven te verrijken en te versterken. De bevindingen van het wijkplatform zijn input bij een eventuele subsidieaanvraag van de initiatiefnemer bij de gemeente.

Artikel 2:15 criteria

  • 1.

    Het college kan wijksubsidie verstrekken voor het uitvoeren van een initiatief voor zover dat van belang is voor de wijk waarin het plaatsvindt.

  • 2.

    Geen subsidie kan worden verstrekt voor zover het initiatief bestaat uit een straatfeest, jubileum, barbecue of reprise en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten. Indien de activiteit een open en toegankelijk karakter heeft en bijdraagt aan de sociale leefbaarheid en diversiteit in de wijk of dorp, kan subsidie worden verstrekt. Eten en drinken worden niet gesubsidieerd.

  • 3.

    Een subsidie kan voor maximaal twee jaar worden verstrekt.

  • 4.

    De maximale hoogte van de subsidie is gelijk aan de daadwerkelijke kosten van het initiatief.

Artikel 2:16 procedure

  • 1.

    Aanvragen voor wijksubsidies kunnen het gehele jaar door worden ingediend, maar moeten minimaal zes weken voor aanvang van de uitvoering van het initiatief worden ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, vergezeld te gaan van de bevindingen van het wijkplatform.

  • 3.

    Onder de bevindingen van het wijkplatform als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan een schriftelijk stuk waaruit gemotiveerd blijkt of en in hoeverre naar de mening van het wijkplatform:

    • a.

      Het initiatief van belang is voor de wijk;

    • b.

      Voor het initiatief een financiële bijdrage van de gemeente noodzakelijk is en wat de hoogte van die bijdrage is.

  • 4.

    Het college beslist uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de volledige subsidieaanvraag.

Hoofdstuk 3 Specifieke nadere regels wijk- en dorpsraden

Artikel 3.1 vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is het “Uitvoeringsakkoord 2019-2022” van de samenwerkende wijk- en dorpsraden Breda.

Artikel 3.2 Wie

Voor deze subsidie komen in aanmerking wijk- en dorpsraden die het ‘Uitvoeringsakkoord 2019-2022’ tussen de Gemeente en de samenwerkende wijk- en dorpsraden hebben ondertekend.

Artikel 3.3 Criteria

  • 1.

    Aan een wijk-of dorpsraad, als bedoeld in artikel 3.2, kan – met inachtneming van het Uitvoeringsakkoord 2019-2022 – jaarlijks een subsidie worden verstrekt van maximaal € 5.000,--. Deze subsidie bestaat uit:

    • a.

      een bedrag van maximaal € 2.500,-- voor algemene organisatiekosten om als wijkraad te kunnen functioneren;

    • b.

      een bedrag van maximaal € 2.500,- voor de uitvoering van activiteiten gericht op het bevorderen van de fysieke en sociale leefbaarheid in wijk of dorp.

  • 2.

    Onder algemene organisatiekosten, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan bureaukosten en kosten voor PR, communicatie, vergaderingen.

  • 3.

    Een subsidieaanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier en dient te zijn vergezeld van een activiteitenplan met begroting.

    In het activiteitenplan worden onderwerpen in het fysieke en sociale domein opgenomen die aandacht verdienen. Per onderwerp wordt inzichtelijk gemaakt wat de relatie is met (gemeentelijke) plannen en projecten en/of (bewoners)initiatieven op wijk- of dorpsniveau.

    Ook wordt inzichtelijk gemaakt op welke manier er wordt samengewerkt binnen het netwerk van relevante professionals en vrijwilligers.

  • 4.

    Het activiteitenplan, zoals bedoeld in het derde lid, wordt in samenspraak met de afdeling Wijkzaken c.q. de betrokken sociaal en fysiek wijkbeheerders vastgelegd en geëvalueerd.

Hoofdstuk 4 specifieke nadere regels aanpak Wijkimpuls Breda 2015-2018

Artikel 4:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is:

  • .

    Wijkimpuls Breda 2015 – 2018

Artikel 4:2 Wat

Met inachtneming van het in artikel 4:1 genoemde beleidskader kan als tijdelijke extra impuls een subsidie worden verstrekt voor initiatieven die naar het oordeel van het college in de betreffende wijkimpulswijk uitgaan van en leiden tot actief burgerschap en innovatie en zo een bijdrage leveren aan het doel genoemd in artikel 4:3.

Artikel 4:3 Doel

Subsidie kan worden verstrekt voor initiatieven die als doel hebben het verbeteren van de sociaal economische situatie in de wijken genoemd in Wijkimpuls Breda 2015-2018. Onder sociaal economische verbetering wordt verstaan verbetering op een of meer van de volgende drie gebieden:

  • a.

    leefbaarheid: een leefbare omgeving is een omgeving die schoon, heel en veilig is en aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners aan worden gesteld, bepaald op basis van:

    • I.

      leefklimaat

    • II.

      sociale samenhang

    • III.

      veiligheid

    • IV.

      woongedrag

    • V.

      aanzien van de wijk

    • VI.

      samenhangend aanbod van onderwijs, kinderopvang, sport en cultuur

    • VII.

      gebruik van het voorzieningenaanbod in de wijk

    • VIII.

      mogelijkheden voor ontmoeting

    • IX.

      versterking netwerken van wijkbewoners.

  • b.

    participatie: mensen stijgen op sociaal maatschappelijk niveau doordat ze zich meer inzetten, ontwikkelen, in staat zijn hun eigen financiën te regelen en een bijdrage leveren aan hun wijk, bepaald op basis van:

    • I.

      lidmaatschap verenigingen;

    • II.

      verrichten vrijwilligerswerk;

    • III.

      verlenen mantelzorg;

    • IV.

      bezoek aan culturele en sportactiviteiten

    • V.

      verminderen van afstand tot de arbeidsmarkt;

    • VI.

      mensen die een beroep doen op armoedevoorzieningen;

    • VII.

      mensen met een beperking die deelnemen aan reguliere activiteiten in de wijk;

    • VIII.

      het verrichten van betaald werk;

    • IX.

      deelname aan onderwijs.

  • c.

    werkgelegenheid: mensen werken zoveel mogelijk in een reguliere baan of zijn daarop voorbereid, bepaald op basis van:

    • I.

      aantal mensen met een gemeentelijke uitkering;

    • II.

      aantal mensen dat uit een uitkering stroomt;

    • III.

      aantal mensen met een beperking met een baan;

    • IV.

      aantal jongeren met een startkwalificatie

    • V.

      het aantal voortijdig schoolverlaters.

Artikel 4:4 Criteria

Subsidie kan worden verstrekt voor zover het initiatief bijdraagt aan het doel zoals genoemd onder artikel 4:3 en uitgaat van ‘actief burgerschap’. Onder actief burgerschap wordt verstaan dat de resultaten die het initiatief beoogt mede worden bereikt en niet anders kunnen worden bereikt dan door inzet van bewoners uit de wijk. De aanvraag dient daarnaast te voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    toegankelijkheid: het initiatief is gericht op en toegankelijk voor (groepen van) wijkbewoners en herkenbaar in de wijk aanwezig;

  • b.

    eenmalig: het betreft middelen die een initiatief eenmalig een impuls geven;

  • c.

    kennisdeling: het initiatief deelt de opgedane kennis en ervaringen volgens een nader af te spreken methode, zodanig dat deze beschikbaar komen voor andere en vervolginitiatieven. (‘lerende aanpak’).

Artikel 4:5 Subsidieplafond

  • 1.

    Het totale subsidiebudget voor de uitvoering van dit hoofdstuk bedraagt voor 2017 en 2018 maximaal € 1.000.000,- per jaar. Dit bedrag wordt vastgesteld in de betreffende begroting onder voorbehoud van het budgetrecht van de gemeenteraad. Voor zover de gemeenteraad in het kader van de begroting een lager bedrag vaststelt, vormt dat bedrag voor het betreffende jaar waarop de begroting betrekking heeft, het totale subsidiebudget. Per jaarschijf wordt door het college bepaald welk deel van dit budget beschikbaar is voor welke wijk.

  • 2.

    De aanvragen die volledig zijn, zullen in volgorde van ontvangst worden behandeld waarbij als datum van ontvangst de datum geldt waarop er sprake is van een volledige aanvraag.

Artikel 4:6: aanvragen

  • 1.

    Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, verzegeld te gaan van een advies van het wijkplatform.

  • 2.

    Onder een ‘advies van het wijkplatform’ als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan een schriftelijk stuk waaruit gemotiveerd blijkt of en in hoeverre naar het oordeel van het wijkplatform het initiatief in de betreffende wijkimpulswijk uitgaat van en leidt tot actief burgerschap en innovatie en zo een bijdrage levert aan het doel genoemd onder artikel 4:3.

Artikel 4:7 tijdelijke regeling

Dit hoofdstuk vervalt per 1 januari 2019.

Artikel 4:8 Experimenteerartikel BredaBreed

  • 1.

    Ten behoeve van initiatieven in impulswijken die via BredaBreed crowdfunden kan bij wijze van experiment in 2017 en 2018 een subsidie worden verstrekt ter ondersteuning van die initiatieven om hun doelbedrag te kunnen halen.

  • 2.

    de subsidie als bedoeld in het eerste lid bestaat uit het verschil tussen het doelbedrag dat is benodigd voor het initiatief en de door middel van crowdfunden als bedoeld in het eerste lid reeds verkregen of nog te verkrijgen middelen. Het subsidiebedrag is niet hoger dan 25% van het doelbedrag tot een maximum van € 5.000,-.

  • 3.

    een subsidie wordt slechts verstrekt als:

    • a.

      het project een bewonersinitiatief in een impulswijk is;

    • b.

      het project aantoonbaar bijdraagt aan participatie, werkgelegenheid en leefbaarheid als gesteld in artikel 4:3

    • c.

      de vergoeding volledig naar activiteiten gaat.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 5:2 van de ASV en artikel 1:8 van de nadere regels wordt geen voorschot verstrekt.

  • 5.

    de subsidie wordt door het college ambtshalve vastgesteld binnen zes weken na het verstrijken van een termijn van een jaar te rekenen vanaf de datum waarop de subsidie is verleend. Indien binnen de termijn van een jaar als bedoeld in de eerste volzin het doelbedrag wordt gehaald, wordt de subsidie binnen zes weken na het behalen van het doelbedrag vastgesteld. De aanvrager is verplicht het college onverwijld te berichten indien het doelbedrag is gehaald.

Hoofdstuk 5 Specifieke nadere regels Cultuur

Paragraaf 1 Algemene Bepalingen  

Artikel 5:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is de Cultuurvisie 2019-2024 //In verband met Cultuur//, zoals vastgesteld door de raad op 12 september 2019 en de uitvoeringsprogramma’s 2019-2024 //in verband met Cultuur// zoals vastgesteld door het college van B&W op 17 december 2019.

Artikel 5.2 Voor wie:

  • 1.

    Subsidies als bedoeld in dit hoofdstuk zijn bestemd voor:

    • a.

      Culturele organisaties;

    • b.

      Professionele kunsten;

    • c.

      Culturele amateurkunstorganisaties;

    • d.

      Professioneel werkende individuele culturele makers/ initiatiefnemers.

  • 2.

    Subsidies worden alleen verstrekt voor zover de activiteiten overeenkomstig artikel 4:1 lid 4 sub a van de Algemene Subsidieverordening Breda 2017 zich richten op de gemeente Breda en aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente Breda.

  • 3.

    Subsidies worden aangevraagd met gebruikmaking van het daartoe vastgestelde aanvraagformulier, zie (www.breda.nl/subsidies)

Paragraaf 2 Culturele Basisstructuur

Artikel 5:3 Subsidies culturele basisstructuur Breda

  • 1.

    Een subsidie voor maximaal vier jaar voor de periode 2021-2024 kan worden verstrekt aan de volgende organisaties:

    • a.

      Een organisatie voor cultuureducatie/bibliotheken;

    • b.

      Een schouwburg/ filmhuis;

    • c.

      Een poppodium;

    • d.

      Een stedelijk museum;

    • e.

      Bemiddelingsfunctie tussen onderwijs en culturele instellingen.

  • 2.

    Het college verstrekt per organisatie zoals opgenomen in het eerste lid van dit artikel ten hoogste aan één organisatie subsidie.

Artikel 5:4 Weigeringsgrond

In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 5:3 geweigerd, indien een organisatie een subsidie ontvangt op grond van artikel 5:7, 5:12 of artikel 5:41 van deze nadere regels.

Artikel 5:5 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5:3 lid 1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      De subsidieaanvrager is gevestigd in de gemeente Breda;

    • b.

      De subsidieaanvrager leeft de Governance Code Cultuur na;

    • c.

      De subsidieaanvrager verklaart dat hij de volgende codes onderschrijft:

      • 1.

        Fair Practice Code

      • 2.

        Code Diversiteit en Inclusie

    • d.

      De subsidieaanvrager voert de activiteiten uit in de periode 2021 tot en met 2024;

    • e.

      De subsidieaanvraag omschrijft in ieder geval:

      • 1.

        Zakelijke kwaliteit blijkend uit Governance Code Cultuur, de bedrijfsvoering, realiteitszin en haalbaarheid van de inhoudelijke plannen en begroting;

      • 2.

        Stedelijk belang blijkend uit de mate waarin de organisatie met haar activiteiten bijdraagt aan een evenwichtig cultureel aanbod in de gemeente Breda;

      • 3.

        De wijze waarop de subsidieaanvrager aanwezig is binnen het publieke domein;

      • 4.

        De wijze waarop de subsidieaanvrager invulling geeft aan cultuureducatie en/of cultuurparticipatie.

      • 5.

        De wijze waarop de subsidieaanvrager haar verbinding zoekt met en verantwoordelijkheid naar de (kleinere) culturele partners en makers neemt.

  • 2.

    Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:3 lid 1 sub a in aanmerking te komen, omvat de subsidieaanvraag in ieder geval een toelichting op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de kernfuncties van de organisatie die bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling en verbetering van de maatschappelijke kansen van het algemene publiek binnen de gemeente Breda door:

    • a.

      Het op zodanige wijze ter beschikking stellen van kennis en informatie dat daarmee een zo breed mogelijk publiek bereikt wordt;

    • b.

      Het bieden van mogelijkheden tot ontwikkeling en educatie door:

      • 1.

        de uitvoering van de wettelijke taken m.b.t. bibliotheken;

      • 2.

        de uitvoering van het programma “Tel mee met Taal”;

      • 3.

        het leveren van een bijdrage aan de strategische onderwijsagenda.

    • c.

      Het organiseren van ontmoeting en debat aansluitend op de kernfunctie.

  • 3.

    Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:3 lid 1 sub b, c en d in aanmerking te komen, omvat de subsidieaanvraag in ieder geval de volgende functievereisten:

    • a.

      De subsidieaanvrager biedt een breed en divers aanbod aan met een hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit. Dit heeft betrekking op visie, oorspronkelijkheid, vakmanschap en zeggingskracht van de organisatie/activiteiten;

    • b.

      De subsidieaanvrager beschrijft de wijze waarop de activiteiten publiekswerking hebben of gericht zijn op een specifieke doelgroep, wat betreft binding met het bestaande publiek of doelgroep en inspanningen voor duurzame opbouw en vernieuwing van publiek of doelgroep, passend bij de doelstellingen van de organisatie;

    • c.

      De subsidieaanvrager beschrijft de wijze waarop zij invulling geeft aan haar internationaliseringsprogramma wat een bijdrage levert aan de internationale profilering van Breda.

  • 4.

    Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:3 lid 1 sub e in aanmerking te komen, dient de subsidieaanvrager het samenbrengen van vraag en aanbod in de gemeente Breda te verzorgen op het gebied van culturele activiteiten tussen primair en voortgezet onderwijs enerzijds en culturele instellingen anderzijds.

 

Artikel 5:6 Subsidieplafond

Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze.

 

Paragraaf 3 Tweejarige subsidies

Artikel 5:7 Voor wie  

Een subsidie voor maximaal twee jaar gedurende de periode 2021-2022 en de periode 2023-2024 kan worden aangevraagd door culturele organisaties en professionele kunsten.

Artikel 5:8 Weigeringsgrond  

In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 5:7 geweigerd indien een organisatie een subsidie ontvangt op grond van artikel 5:3, 5:12 of artikel 5:41 van deze nadere regels.

Artikel 5:9 Subsidievereisten  

  • 1.

    Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:7 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      De subsidieaanvrager is gevestigd in de gemeente Breda of werkt samen met een in de gemeente Breda gevestigde culturele organisatie;

    • b.

      De subsidieaanvrager leeft de Governance Code Cultuur na;

    • c.

      De subsidieaanvrager verklaart dat hij de volgende codes onderschrijft:

      • 1.

        Fair Practice Code;

      • 2.

        Code Diversiteit en Inclusie.

    • d.

      De subsidieaanvrager heeft een aanvraag voor cofinanciering in de vorm van subsidie ingediend of gaat deze indienen bij een andere overheid/fonds, blijkende uit de begroting.

    • e.

      De activiteiten worden uitgevoerd in de perioden zoals genoemd in artikel 5:7.

  • 2.

    De subsidieaanvraag omschrijft in ieder geval:

    • a.

      De artistiek-inhoudelijke kwaliteit. Dit heeft betrekking op visie, oorspronkelijkheid, vakmanschap en zeggingskracht van de organisatie/activiteiten;

    • b.

      De zakelijke kwaliteit. Dit betreft een toelichting op de wijze waarop de bedrijfsvoering, het omgevingsbewustzijn, het ondernemerschap en de haalbaarheid van de inhoudelijke plannen en begroting inzichtelijk worden gemaakt;

    • c.

      De publiekswerking. De mate waarin de activiteiten publiekswerking hebben of gericht zijn op een specifieke doelgroep en de mate waarin er binding is met het bestaande publiek of doelgroep en inspanningen voor de duurzame opbouw en vernieuwing van publiek of doelgroep;

    • d.

      Het stedelijk en regionaal belang. De mate waarin activiteiten bijdragen aan een evenwichtige culturele infrastructuur waaronder het publieke domein. De mate waarin de activiteiten wat betreft spreiding en inhoud in Breda een bijdrage levert aan het (boven)lokale, regionale of landelijke cultuuraanbod.

Artikel 5:10 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Subsidieaanvragen voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 5:7 voor de eerste periode kunnen worden ingediend vanaf 1 juli 2020 tot en met 30 september 2020.

  • 2.

    Subsidieaanvragen voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 5:7 voor de tweede periode kunnen worden ingediend vanaf 1 april 2022 tot en met 30 september 2022.

Artikel 5:11 Subsidieplafond en verdeelcriteria

  • 1.

    Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze.

  • 2.

    Indien de, voor 1 oktober direct voorafgaand aan de kalenderjaren waarop de subsidieverlening betrekking heeft, ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond genoemd in het eerste lid van dit artikel te boven gaat, maakt het college voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de activiteiten een hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit hebben, wat betreft zeggingskracht, oorspronkelijkheid, visie en vakmanschap, te waarderen met maximaal 100 punten;

    • b.

      de mate waarin de activiteiten hoge zakelijke kwaliteit hebben, wat betreft omgevingsbewustzijn en ondernemerschap, te waarderen met maximaal 100 punten;

    • c.

      de mate waarin de activiteiten publiekswerking hebben of gericht zijn op een specifieke doelgroep, wat betreft binding met het bestaande publiek of doelgroep en inspanningen voor duurzame opbouw en vernieuwing van publiek of doelgroep, te waarderen met maximaal 100 punten;

    • d.

      de mate waarin de activiteiten bijdragen aan een evenwichtige culturele infrastructuur, wat betreft spreiding en inhoud in Breda en een bijdrage levert aan het bovenlokale, regionale of landelijke cultuuraanbod, te waarderen met maximaal 100 punten.

  • 3.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder d, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.

  • 4.

    Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder a, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.

  • 5.

    Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

  • 6.

    De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 7.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 8.

    De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt en komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

 

Paragraaf 4 Eenjarige subsidies  

Artikel 5:12 Voor wie

Een subsidie voor een jaar kan worden aangevraagd door culturele organisaties en professionele kunsten.

Artikel 5:13 Weigeringsgrond  

In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 5:12 geweigerd indien een organisatie een subsidie ontvangt op grond van artikel 5:3, 5:7 of artikel 5:41 van deze nadere regels.

Artikel 5:14 Subsidievereisten  

Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:12 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    De activiteiten worden uitgevoerd in de gemeente Breda;

  • b.

    De subsidieaanvrager is gevestigd in de gemeente Breda of werkt samen met een in de gemeente Breda gevestigde culturele organisatie;

  • c.

    Voldoende zakelijke kwaliteit. Dit betreft een toelichting op de bedrijfsvoering, realiteitszin en haalbaarheid van de inhoudelijke plannen en begroting;

  • d.

    Voldoende artistiek-inhoudelijke kwaliteit of een faciliterende bijdrage aan de culturele infrastructuur van Breda.

Artikel 5:15 Subsidieplafond  

Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze

Paragraaf 5 Basissubsidies Amateurkunst Breda

Artikel 5:16 Voor wie

Een subsidie amateurkunst Breda kan worden verstrekt aan culturele amateurkunstorganisaties of aan initiatieven op het gebied van amateurkunst. Het gaat daarbij om de volgende doelgroepen:

  • 1.

    Orkesten, koren en muziektheater;

  • 2.

    Instrumentale en vocale ensembles;

  • 3.

    Theater- en dansgroepen;

  • 4.

    Beeldend en audiovisueel;

  • 5.

    Groepen voor overige activiteiten op het gebied van amateurkunst.

Artikel 5:17 Subsidievereisten

Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:16 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    Een organisatie heeft een rechtsvorm zonder winstoogmerk (blijkende uit een inschrijving KVK);

  • b.

    Een organisatie is statutair gevestigd in de gemeente Breda;

  • c.

    Een organisatie is minimaal 2 jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag actief op het gebied van amateurkunst, wat blijkt uit gegeven presentaties in de gemeente Breda;

  • d.

    De organisatie heeft niet-beroepsmatige kunstbeoefening tot doel hetgeen blijkt uit de statuten;

  • e.

    Er is sprake van bewijsbaar professionele artistieke leiding blijkende uit het CV van de artistiek leider;

  • f.

    Per categorie is een minimum aantal actieve leden vereist om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • 1.

      Orkesten, koren en muziektheater: minimaal 20 actieve leden;

    • 2.

      Instrumentale en vocale ensembles: minimaal 10 actieve leden;

    • 3.

      Theater- en dansgroepen: minimaal 12 actieve leden;

    • 4.

      Beeldend en audiovisueel: minimaal 15 actieve leden;

    • 5.

      Groepen voor overige activiteiten op het gebied van amateurkunst: minimaal 12 actieve leden.

Artikel 5:18 Aanvraagtermijn

Subsidieaanvragen voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 5:16 kunnen worden ingediend overeenkomstig de aanvraagtermijn van jaarlijkse subsidies zoals deze in de Algemene Subsidieverordening Breda 2017 is opgenomen.

Artikel 5:19 Hoogte van de subsidie 

  • 1.

    De hoogte van de basissubsidie als bedoeld in artikel 5:16 bedraagt maximaal € 100,- per actief lid op 1 september voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 2.

    De subsidie als genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt verstrekt tot een maximum van het tekort in de begroting van de subsidieaanvrager over het jaar dat direct voorafgaat aan het jaar waarin de subsidieaanvraag voor het daaropvolgende jaar wordt ingediend.

Artikel 5:20 Subsidieplafond 

Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze.

Paragraaf 6 Bijzondere projecten Amateurkunst Breda

Artikel 5:21 Voor wie

  • 1.

    Een projectsubsidie bijzondere projecten amateurkunst kan worden verstrekt aan rechtspersonen en natuurlijke personen die (in relatie tot de activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd) een groep beoefenaars van amateurkunst vertegenwoordigen.

  • 2.

    De subsidie is bestemd voor unieke, vernieuwende kunstzinnige presentaties die door, voor of met amateurkunstenaars of vrijwilligers worden gerealiseerd.

Artikel 5:22 Weigeringsgronden

In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 5:21 geweigerd indien:

  • a.

    De activiteit primair een niet-culturele doelstelling heeft;

  • b.

    De activiteit gericht is op de viering van een jubileum overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk 1 van deze nadere regels, tenzij het jubileum de aanleiding vormt tot het organiseren van de bijzondere activiteit;

  • c.

    Het de publicatie van boeken, catalogi, platen, cd’s en dergelijke betreft, die bedoeld zijn ter promotie van een of meerdere individuele kunstenaars en gezelschappen.

  • d.

    Indien de aanvraag op grond van de subsidievereisten in artikel 5:23 op minder dan 30 punten is gewaardeerd.

Artikel 5:23 Subsidievereisten

Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:21 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan een of meer van de volgende vereisten:

  • a.

    De activiteit stimuleert actieve cultuurparticipatie, met name van die Bredanaars die hier nog niet of nauwelijks in participeren, waarbij het een voordeel is als er een nieuwe doelgroep wordt bereikt of betrokken wordt bij de uitvoering van de activiteit, te waarderen met maximaal 10 punten;

  • b.

    De activiteit streeft een duidelijk aantoonbaar, artistiek, maatschappelijk of stedelijk belang na, te waarderen met maximaal 10 punten;

  • c.

    De activiteit vindt op incidentele basis plaats, is er op gericht om publiek te bereiken en kent een toegankelijke presentatievorm, te waarderen met maximaal 10 punten;

  • d.

    De activiteit verbindt meerdere kunstdisciplines aan elkaar, te waarderen met maximaal 10 punten;

  • e.

    De activiteit bereikt jongeren, te waarderen met maximaal 10 punten;

  • f.

    De activiteit bevordert de dialoog tussen amateurkunst en professionele kunst, te waarderen met maximaal 10 punten.

  • g.

    De activiteit vindt plaats in de gemeente Breda;

  • h.

    De subsidieaanvrager/hoofdorganisator is gevestigd in de gemeente Breda.

Artikel 5:24 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Aanvragen voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:21 kunnen worden ingediend voor:

    • a.

      1 maart voor activiteiten die tot en met augustus in datzelfde kalenderjaar plaatsvinden;

    • b.

      1 augustus voor activiteiten die tot en met 1 mei van het daaropvolgende kalenderjaar plaatsvinden.

  • 2.

    Aanvragen moeten minimaal 8 weken voor de uitvoering van de activiteit zijn ingediend.

Artikel 5:25 Subsidiehoogte

De hoogte van een subsidie als bedoeld in artikel 5:21 is het tekort in de begroting voor de betreffende activiteit én bedraagt maximaal € 5.000,-.

Artikel 5:26 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze;

  • 2.

    Per aanvraagtermijn zoals opgenomen in artikel 5:24 lid 1 is de helft van het jaarlijkse subsidieplafond zoals bepaald in het eerste lid van dit artikel beschikbaar.

  • 3.

    Subsidieverstrekking vindt plaats op volgorde van ontvangst van volledige aanvragen totdat het voor de betreffende subsidietranche vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

Paragraaf 7 Projectsubsidies

Artikel 5:27 Voor wat

  • 1.

    Een projectsubsidie kan worden verleend voor culturele activiteiten waarvan de presentatie duidelijk afgebakend is in tijd en omvang.

  • 2.

    Het betreft een subsidie voor activiteiten gericht op:

    • a.

      ontwikkeling, productie of presentatie van professionele kunsten, of;

    • b.

      onderzoek, of;

    • c.

      talentontwikkeling of;

    • d.

      cultuureducatie, of;

    • e.

      cultuurparticipatie.

  • 3.

    De projectsubsidie kan zowel voor nieuwe als terugkerende culturele activiteiten worden verleend.

 

Artikel 5:28 Weigeringsgronden

In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 5:27 geweigerd:

  • a.

    Indien de subsidieaanvrager een subsidie ontvangt op grond van artikel 5:3, 5:7, 5:12, 5:16, 5:21 of 5:41 van deze nadere regels.

  • b.

    Indien de activiteit niet binnen de gemeente Breda plaatsvindt;

  • c.

    Indien de subsidieaanvrager geen rechtspersoonlijkheid bezit, blijkende uit een inschrijving KVK.

  • d.

    Indien de behaalde score op basis van de subsidievereisten van artikel 5:29 lager is dan 20.

Artikel 5:29 Criteria

Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:27 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    Het project stimuleert actieve cultuurparticipatie, met name van die Bredanaars die hier nog niet of nauwelijks in participeren, waarbij het een pré is als er een nieuwe doelgroep wordt bereikt of betrokken wordt bij de uitvoering van de activiteit, te waarderen met maximaal 10 punten;

  • b.

    Het project heeft voldoende artistiek-inhoudelijke kwaliteit en streeft een duidelijk aantoonbaar, artistiek, maatschappelijk of stedelijk belang na. Dit heeft betrekking op visie, oorspronkelijkheid, vakmanschap, zeggingskracht van het project. Tevens dient het een bijdrage te leveren aan een evenwichtig cultureel aanbod in de gemeente Breda, te waarderen met maximaal 10 punten

  • c.

    Het project levert een bijdrage aan het stimuleren van talentontwikkeling en/of deskundigheidsbevordering in de sector, te waarderen met maximaal 10 punten;

  • d.

    Het project heeft voldoende publiekswerking, blijkende uit de bediening van en binding met het bestaande publiek alsmede de visie op en investeringen in een duurzame opbouw van nieuw publiek, passend bij de doelstelling van het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

  • e.

    Het project heeft voldoende zakelijke kwaliteit. Dit betreft bedrijfsvoering, realiteitszin en haalbaarheid van de inhoudelijke plannen en begroting.

  • f.

    De subsidieaanvrager leeft de Governance Code Cultuur na;

  • g.

    De subsidieaanvrager verklaart dat hij de volgende codes onderschrijft:

    • 1.

      Fair Practice Code;

    • 2.

      Code Culturele Diversiteit;

  • h.

    De subsidieaanvrager heeft een aanvraag voor cofinanciering in de vorm van subsidie ingediend of gaat deze indienen bij een andere overheid/fonds, blijkende uit de begroting.

  • i.

    De subsidieaanvrager dient samen te werken met lokale en/of bovenlokale partijen, zowel financieel als inhoudelijk;

Artikel 5:30 Aanvraagtermijnen

  • 1.

    Subsidieaanvragen voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 5:27 kunnen het gehele jaar worden ingediend, maar moeten wel minimaal dertien weken voor aanvang van de uitvoering van het project worden ingediend.

  • 2.

    Subsidieaanvragen voor projecten die worden uitgevoerd in het daaropvolgende kalenderjaar kunnen vanaf 1 oktober het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het project wordt uitgevoerd, worden ingediend.

Artikel 5:31 Hoogte van de subsidie

De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 5:27 is maximaal 50% van de projectbegroting én bedraagt maximaal € 20.000,-.

Artikel 5:32 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze

  • 2.

    Subsidieverstrekking vindt plaats op volgorde van ontvangst van volledige aanvragen totdat het vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

Paragraaf 8 Makersregeling

Artikel 5:33 Voor wie

Een subsidie op grond van de makersregeling betreft een projectsubsidie en kan worden verleend aan professionele makers (individueel of een collectief van makers) met een thuisbasis in de gemeente Breda, die zich artistiek en/of zakelijk willen ontwikkelen binnen hun beroepspraktijk en hun ambities willen verwezenlijken.

 

Deze projectsubsidie staat open voor alle kunstdisciplines, interdisciplinaire projecten en crossovers.

Artikel 5:34 Weigeringsgrond

In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 5:33 geweigerd indien een maker een subsidie ontvangt op grond van artikel 5:27 van deze nadere regels.

Artikel 5:35 Subsidievereisten

Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 5:33 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    De subsidieaanvrager heeft zijn thuisbasis in de gemeente Breda;

  • b.

    De activiteit waarvoor een subsidie wordt aangevraagd vindt plaats binnen 12 maanden nadat een beslissing op de subsidieaanvraag is genomen.

  • c.

    Uit de aanvraag blijkt voldoende artistiek-inhoudelijke kwaliteit van de subsidieaanvrager en activiteit;

  • d.

    Uit de aanvraag blijkt, ingeval van een individuele maker, dat de subsidie een impuls geeft aan de professionele loopbaan van de subsidieaanvrager;

  • e.

    Uit de aanvraag blijkt voldoende zakelijke kwaliteit wat betreft financiële haalbaarheid en ondernemerschap;

  • f.

    Uit de aanvraag blijkt een reflectie op de wijze waarop de activiteit bij kan dragen aan een verbetering van de positionering van de subsidieaanvrager als maker in de gemeente Breda.

Artikel 5:36 Bij aanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op het gestelde in artikel 3:2 van de Algemene Subsidieverordening Breda 2017 dient een aanvraag op grond van deze paragraaf tevens voorzien te zijn van een CV van de maker(s) waaruit de reeds opgedane ervaringen binnen de artistieke loopbaan blijken.

Artikel 5:37 Aanvraagtermijnen

Aanvragen voor een subsidie kunnen het gehele jaar door worden ingediend, maar moeten minimaal zes weken voor aanvang van de werkzaamheden worden ingediend.

Artikel 5:38 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van een subsidie als bedoeld in artikel 5:33 is het tekort in de begroting van het project en bedraagt maximaal € 5.000,- voor een individuele maker.

  • 2.

    Voor zover er sprake is van een collectief kan een individuele maker een aanvraag indienen voor een gezamenlijk project. Per individuele maker geldt een maximum van € 5.000,- waarbij per project een maximum geldt van € 15.000,- ongeacht het aantal individuele makers wat in het project samenwerkt.

Artikel 5:39 Subsidieplafond

Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze

Paragraaf 9 Specifieke nadere regels Professionele Kunsten 2021-2024 Breda - Brabantstad

Artikel 5:40 Doelgroep en doel

Subsidie op grond van deze regeling kan worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen die als doel hebben: Het stimuleren van culturele activiteiten van professionele productie-, presentatie-en ontwikkelingsinstellingen met een bovenlokale impact.

Artikel 5:41 Wat

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    Activiteiten gericht op de volgende functies:

    • 1.

      het verzorgen van repertoire van podiumkunsten voor de jeugd tot 18 jaar;

    • 2.

      het presenteren van hedendaagse beeldende kunst in een internationale context;

  • b.

    Overige activiteiten gericht op het ontwikkelen, produceren of presenteren van professionele kunsten.

Artikel 5:42 Criteria

  • 1.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet worden voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      De activiteiten worden in belangrijke mate uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant en Breda;

    • b.

      De subsidieaanvrager is gevestigd in Breda en op het gebied van professionele kunsten een:

      • 1.

        producerende instelling;

      • 2.

        presentatie-instelling;

      • 3.

        ontwikkelinstelling.

    • c.

      De activiteiten zijn gericht op het ontwikkelen, produceren of presenteren van professionele kunsten; 

    • d.

      De subsidieaanvrager is een instelling met

      • 1.

        hoge artistieke-inhoudelijke kwaliteit, wat betreft zeggingskracht, oorspronkelijkheid, visie en vakmanschap;

      • 2.

        hoge zakelijke kwaliteit blijkend uit de bedrijfsvoering en haalbaarheid van de activiteiten;

      • 3.

        ten minste een bovenlokale functie;

      • 4.

        een missie en visie op haar rol in de Brabantse culturele infrastructuur;

    • e.

      De subsidieaanvrager verklaart dat hij de volgende codes onderschrijft:

      • 1.

        Governance Code Cultuur;

      • 2.

        Fair Practice Code;

      • 3.

        Code Culturele Diversiteit;

    • f.

      De activiteiten zijn gericht op publiekswerking of een specifieke doelgroep en monitoring daarvan, blijkend uit een communicatiestrategie;

    • g.

      De activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2021 tot en met 2024;

    • h.

      De subsidieaanvrager overlegt een activiteitenplan, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2.

        een sluitende en realistische begroting.

  • 2.

    Indien de subsidieaanvraag gericht is op de activiteiten, bedoeld in artikel 5:41 onder a, wordt in aanvulling op het eerste lid voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidieaanvrager voert een beleid dat talentontwikkeling bevordert;

    • b.

      de subsidieaanvrager voert een beleid dat cultuureducatie bevordert;

    • c.

      de subsidieaanvrager heeft een subsidieaanvraag ingediend voor een van de functies genoemd in artikelen 3.24 of 3.31 van de: ’Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2021-2024’ van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, blijkend uit een kopie van de ontvangstbevestiging.

  • 3.

    Indien de subsidieaanvraag gericht is op de activiteiten, bedoeld in artikel 5:41 onder b, wordt in aanvulling op het eerste lid voldaan aan het vereiste dat de subsidieaanvrager een aanvraag voor cofinanciering in de vorm van subsidie heeft ingediend of gaat indienen bij een andere overheid, blijkend uit de begroting.

Artikel 5:43 Procedure

  • 1.

    Aanvragen voor een subsidiebijdrage op grond van deze paragraaf worden ingediend in de periode van 1 december 2019 tot 1 februari 2020.

  • 2.

    Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgesteld formulier.

  • 3.

    De hoogte van de subsidiebijdrage voor de activiteiten genoemd in artikel 5:41 onder a sub 1 bedraagt maximaal € 160.000,- per jaar.

  • 4.

    De hoogte van de subsidiebijdrage voor de activiteiten genoemd in artikel 5:41 onder a sub 2 bedraagt maximaal € 200.000,- per jaar.

  • 5.

    De hoogte van de subsidiebijdrage voor de activiteiten genoemd in artikel 5:41 onder b bedraagt maximaal € 200.000,- per jaar.

  • 6.

    Het subsidieplafond voor de activiteiten genoemd in artikel 5:41:

    • 1.

      sub a: bedraagt € 160.000,- per jaar

    • 2.

      sub b: bedraagt € 750.000,- per jaar

 

Artikel 5:44 Verdeelcriteria

  • 1.

    Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen de vastgestelde subsidieplafonds, genoemd in artikel 5:43 te boven gaan, maakt het college voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de activiteiten een hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit hebben, wat betreft zeggingskracht, oorspronkelijkheid, visie en vakmanschap, te waarderen met maximaal 100 punten;

    • b.

      de mate waarin de activiteiten hoge zakelijke kwaliteit hebben, wat betreft omgevingsbewustzijn en ondernemerschap, te waarderen met maximaal 100 punten;

    • c.

      de mate waarin de activiteiten publiekswerking hebben of gericht zijn op een specifieke doelgroep, wat betreft binding met het bestaande publiek of doelgroep en inspanningen voor duurzame opbouw en vernieuwing van publiek of doelgroep, te waarderen met maximaal 100 punten;

    • d.

      de mate waarin de activiteiten bijdragen aan een evenwichtige culturele infrastructuur, wat betreft spreiding en inhoud in Brabant en bijdrage aan het bovenlokale, regionale of landelijke cultuuraanbod, te waarderen met maximaal 100 punten.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder d, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.

  • 3.

    Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder a, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.

  • 4.

    Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

  • 5.

    De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 6.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 7.

    De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.

  • 8.

    De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 9.

    Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 5:45 Externe adviescommissie

Het college legt aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 5:41 voor advies over artikel 5:42 en artikel 5:44 voor aan een door het college aan te wijzen externe adviescommissie

Artikel 5:46 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen

  • a.

    De subsidieontvanger past de volgende code toe:

    • 1.

      Governance Code Cultuur;

  • en hij/zij beschrijft hoe de volgende codes worden onderschreven:

    • 2.

      Fair Practice Code;

    • 3.

      Code Culturele Diversiteit;

  • c.

    De activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2021 tot en met 2024;

  • d.

    De subsidieontvanger zorgt voor communicatie over de activiteiten;

  • e.

    Bij subsidies van € 25.000,- tot € 125.000,- overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, bestaande uit jaarverslag en de jaarrekening;

  • f.

    Bij subsidies van € 125.000,- en hoger is een accountantsverklaring vereist;

  • g.

    De subsidieontvanger overlegt jaarlijks vóór 1 juli een voortgangsverslag over het voortgaand kalenderjaar, met ingang van 2022;

  • h.

    De subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan het college;

  • i.

    De subsidieontvanger verleent medewerking aan een gesprek over de voortgang van de activiteiten

Artikel 5:47 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies van € 25.000,- tot € 125.000,- toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de bepalingen over verantwoording zoals opgenomen in de ASV van de gemeente Breda.

  • 2.

    Bij subsidies van € 125.000,- en hoger toont de subsidieontvanger bij aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      Een activiteitenverslag

    • b.

      Een financieel verslag

    • c.

      Bepalingen in ASV Breda

Paragraaf 10 Fonds Cultuur en Cultureel erfgoed 2020

 

[vervallen]

Paragraaf 11 Makersregeling 2020

 

[vervallen]

Hoofdstuk 6 Specifieke nadere regels Erfgoedsubsidies

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 6.1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de erfgoedvisie Grondstof voor de Toekomst 2019, zoals vastgesteld door de raad op 23 januari 2020.

Artikel 6.2 Voor Wie

  • 1.

    Subsidies als bedoeld in dit hoofdstuk zijn bestemd voor:

    • a.

      erfgoedorganisaties;

    • b.

      natuurlijke personen die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op een gemeentelijk monument;

    • c.

      stichtingen die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op een gemeentelijk monument of op maalvaardige molens (monumentnummers 30490 en 30511);

    • d.

      aangewezen organisaties voor monumentenbehoud die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op een gemeentelijk of rijksmonument.

    • e.

      rechtspersonen die op projectbasis initiatieven ontplooien op het gebied van erfgoed ten aanzien van talentontwikkeling, erfgoededucatie en erfgoedparticipatie

  • 2.

    Subsidies worden alleen verstrekt voor zover de activiteiten overeenkomstig artikel 4:1 lid 4 sub a van de Algemene Subsidieverordening Breda 2017 zich richten op de gemeente Breda en aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente Breda.

Paragraaf 2 Erfgoed basisstructuur

Artikel 6:3 Criteria voor heemkundige en historische musea

  • 1.

    Een subsidie voor maximaal vier jaar voor de periode 2021-2024 kan worden verstrekt aan de volgende organisaties:

    • a.

      de organisatie die zorgdraagt voor de exploitatie, instandhouding en gratis openstelling van de Grote kerk

    • b.

      de organisatie die zorgdraagt voor de exploitatie en instandhouding van de Waalse kerk

    • c.

      een lokaal architectuurplatform;

    • d.

      de organisatie die zorgdraagt voor de organisatie van de Nassaudag Breda;

  • 2.

    Het college verstrekt per organisatie zoals opgenomen in het eerste lid van dit artikel ten hoogste aan één organisatie subsidie

Artikel 6:4 Aanvragen

In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 6:3 geweigerd indien een organisatie een subsidie ontvangt op grond van artikel 6:7, 6:11, 6:17 of artikel 6:23 van deze nadere regels.

Artikel 6:5 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6:3 lid 1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidieaanvrager is gevestigd in de gemeente Breda;

    • b.

      de subsidieaanvrager leeft de Governance Code Cultuur na

    • c.

      de subsidieaanvrager verklaart dat hij de volgende codes onderschrijft:

      • 1.

        Fair Practice Code

      • 2.

        Code Diversiteit en Inclusie

    • d.

      de activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2021 tot en met 2024, dan wel in de periode 2022 tot en met 2024;

    • e.

      de subsidieaanvraag omschrijft in ieder geval:

      • 1.

        zakelijke kwaliteit blijkend uit Governance Code Cultuur, de bedrijfsvoering, realiteitszin en haalbaarheid van de inhoudelijke plannen en begroting;

      • 2.

        stedelijk belang blijkend uit de mate waarin de organisatie met haar activiteiten bijdraagt aan een evenwichtig erfgoed aanbod in de gemeente Breda, waarbij bijzondere aandacht is voor de Collectie Breda en de erfgoedjaarthema’s;

      • 3.

        de wijze waarop de subsidieaanvrager aanwezig is binnen het publieke domein;

      • 4.

        de wijze waarop de subsidieaanvrager invulling geeft aan erfgoededucatie en/of erfgoedparticipatie;

      • 5.

        de wijze waarop de subsidieaanvrager haar verbinding zoekt met en verantwoordelijkheid naar de (kleinere) erfgoedorganisaties neemt.

Artikel 6:6 Subsidieplafond

Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze.

Paragraaf 3 Eenjarige subsidies

Artikel 6:7 Definitie

Een subsidie voor een jaar kan worden aangevraagd door erfgoedorganisaties.

Artikel 6:8 Weigeringsgrond

In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 6:7geweigerd indien een organisatie een subsidie ontvangt op grond van artikel 6:3, 6:11, 6:17 of artikel 6:23 van deze nadere regels.

Artikel 6:9 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 6:7 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de activiteiten worden uitgevoerd in de gemeente Breda;

    • b.

      de subsidieaanvrager is gevestigd in de gemeente Breda;

    • c.

      voldoende zakelijke kwaliteit. Dit betreft een toelichting op de bedrijfsvoering, realiteitszin en haalbaarheid van de inhoudelijke plannen en begroting;

    • d.

      voldoende erfgoed-inhoudelijke kwaliteit of een faciliterende bijdrage aan de erfgoed infrastructuur van Breda.

Artikel 6:10 Subsidieplafond

Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze.

Paragraaf 4 Heemkundige en historische musea

Artikel 6:11 Definitie

Een subsidie Heemkundige een historische musea kan worden verleend aan niet professionele erfgoedorganisaties voor het houden van wisselexposities met erfgoedthema’s, al dan niet in combinatie met een vaste expositie met één of meerdere erfgoedthema(‘s).

Artikel 6:12 Weigeringsgronden

In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 6.11geweigerd:

  • a.

    indien de subsidieaanvrager een subsidie ontvangt op grond van artikel 6:3, 6:7, 6:17 of 6.23 van deze nadere regels.

  • b.

    indien de activiteit niet binnen de gemeente Breda plaatsvindt;

  • c.

    indien de subsidieaanvrager geen rechtspersoonlijkheid bezit, blijkende uit een inschrijving KVK.

Artikel 6:13 Subsidievereisten

Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie voor heemkundige en historische musea gelden de volgende eisen:

  • a.

    heemkundige en historische musea dienen door het houden van wisselexposities, al dan niet in combinatie met een vaste expositie, bij te dragen aan de erfgoededucatie en collectie-ontsluiting binnen de Gemeente Breda. Doel van erfgoededucatie en collectie-ontsluiting is behoud en versterking van de identiteit van (delen van) de gemeente Breda.

  • b.

    de organisatie verzorgt jaarlijks ten minste twee wisselexposities die aansluiten bij de onder sub a genoemde doelstelling.

  • c.

    de organisatie draagt tenminste 20 maal per jaar zorg voor openstelling van het museum voor publiek.

Artikel 6:14 Aanvraagtermijn

Subsidieaanvragen voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 6.11 kunnen worden ingediend overeenkomstig de aanvraagtermijn van jaarlijkse subsidies zoals deze in artikel 3:3 van de Algemene Subsidieverordening Breda 2017 is opgenomen.

Artikel 6:15 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De hoogte van de basissubsidie als bedoeld in artikel 6.11 bedraagt maximaal € 5000,-

  • 2.

    Gezien het specifieke karakter van deze instellingen kan het college een extra aanvulling van maximaal € 1000,- op de huisvestingslasten verstrekken.

Artikel 6:16 Subsidieplafond

Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze.

Paragraaf 5 Instandhouding Monumenten

Artikel 6:17 Definitie

Een subsidie Instandhouding Monumenten kan worden verleend voor de instandhouding van één of meer beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen aan:

  • a.

    natuurlijke personen of stichtingen die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op een gemeentelijk monument of op maalvaardige molens (monumentnummers 30490 en 30511);

  • b.

    aangewezen organisaties voor monumentenbehoud die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op een gemeentelijk of rijksmonument.

Artikel 6:18 Weigeringsgronden

In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening Breda 2017 wordt een subsidie op grond van artikel 6.17 geweigerd:

  • a.

    indien de aanvraag betrekking heeft op een onroerende zaak dat niet als monument beschermd is, dan wel het monument niet binnen de gemeente Breda gelegen is;

  • b.

    indien de aanvraag betrekking heeft op een gemeentelijk monument dat geen onderdeel is van het privévermogen van de aanvrager of een rijksmonument, tenzij de aanvrager vooraf door het college is aangewezen als een organisaties voor monumentenbehoud of de aanvraag betrekking heeft op maalvaardige molens (monumentnummers 30490 en 30511);

  • c.

    indien de werkzaamheden waarvoor subsidie is aangevraagd niet noodzakelijk is voor de instandhouding van het beschermde monument, dan wel de werkzaamheden naar het oordeel van het college niet somber en doelmatig zijn;

  • d.

    indien de restauratiebehoefte naar oordeel van het college is ontstaan door onvoldoende onderhoud door de eigenaar van het beschermde monument;

  • e.

    indien voor de instandhouding van het monument of het zelfstandige onderdeel voor vergelijkbare werkzaamheden afgelopen 15 jaar subsidie is verstrekt;

  • f.

    indien het bedrag, dat overeenkomstig de bepalingen van deze nadere regels zou worden verstrekt, lager is dan € 3.000,-.

Artikel 6:19 Subsidievereisten

  • 1.

    De subsidieaanvraag omschrijft in ieder geval:

    • a

      een actueel inspectierapport per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel wat de technische of fysieke staat van dat monument beschrijft en dat is opgesteld door een naar het oordeel van het college ter zake deskundige persoon of instantie;

    • b

      een restauratieplan per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel waarin opgenomen een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden, een omschrijving van de daarmee beoogde resultaten en een begroting. Deze begroting dient te zijn opgezet in STABU systematiek;

    • c

      een kopie van de verleende omgevingsvergunning voor de betreffende werkzaamheden.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht voor de duur van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, een CascoAllRisk verzekering af te sluiten.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, op zijn kosten het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te verzekeren dan wel verzekerd te houden tegen brand-, storm- en bliksemschade.

  • 4.

    De subsidieontvanger is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, is gebracht.

  • 5.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te voorzien van een of meer installaties ter beperking van schade als gevolg van brand of blikseminslag, ter bescherming van de monumentale waarde van het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel.

  • 6.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten:

    • a

      mee te werken aan een onderzoek naar de bouw- of ontstaansgeschiedenis van het beschermd monument;

    • b

      mee te werken aan een onderzoek naar de uitvoering van het restauratieplan door een deskundige.

Artikel 6:20 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Aanvragen voor een subsidie als bedoeld in 6:17 kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend.

  • 2.

    Aanvragen dienen minimaal acht weken voor aanvang van de werkzaamheden zijn ingediend.

Artikel 6:21 Subsidiehoogte

  • 1.

    Het college stelt de subsidiabele kosten vast overeenkomstig de Leidraad subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4 van de Subsidieregeling instandhouding monumenten. Indien de subsidiabele kosten hoger zijn dan € 100.000,00 stelt het college deze vast op € 100.000,00.

  • 2.

    De subsidie bedraagt maximaal 30% van de vastgestelde subsidiabele kosten

  • 3.

    In afwijking van bovenstaande leden wordt voor de maalvaardige molens enkel subsidie beschikbaar gesteld voor het onderhoud van de molen in aanvulling op subsidie van het rijk. De gemeente Breda stelt een subsidie van maximaal € 5.000,- beschikbaar op basis van de volgende uitgangspunten:

    • a

      de subsidie van de gemeente Breda is nooit hoger dan de subsidie die de aanvrager van het rijk ontvangt;

    • b

      de totale subsidie van rijk en gemeente Breda bedraagt nooit meer dan 100% van de kosten van de voorgenomen werkzaamheden

Artikel 6:22 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven wijze.

  • 2.

    Subsidieverstrekking vindt plaats op volgorde van ontvangst van aanvragen totdat het vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

Paragraaf 6 Projectsubsidies

Artikel 6:23 Definitie

  • 1.

    Een projectsubsidie kan worden verleend voor erfgoedactiviteiten waarvan de prestatie duidelijk is afgebakend in tijd en omvang.

  • 2.

    Het betreft een subsidie voor activiteiten gericht op de ontwikkeling, productie of presentatie van zaken die bijdragen aan:

    • a

      erfgoedtalentontwikkeling;

    • b

      erfgoededucatie;

    • c

      erfgoedparticipatie.

  • 3.

    De projectsubsidie kan zowel voor nieuwe als terugkerende erfgoedactiviteiten worden verleend.

Artikel 6:24 Weigeringsgronden

In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 4 Algemene Subsidieverordening wordt een subsidie op grond van artikel 6:23 geweigerd:

  • a.

    indien de aanvraag betrekking heeft op culturele activiteiten welke kunnen worden aangevraagd op grond van artikel 5:27;

  • b.

    indien de activiteit niet binnen de gemeente Breda plaatsvindt;

  • c.

    indien de subsidieaanvrager geen rechtspersoonlijkheid bezit, blijkende uit een inschrijving KVK.

  • d.

    indien de behaalde score op basis van de subsidievereisten van artikel 6:25 lager is dan 20.

Artikel 6:25 Subsidievereisten

Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 6:23 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a

    het project stimuleert actieve erfgoedparticipatie, met name van die Bredanaars die hier nog niet of nauwelijks in participeren, waarbij het een pré is als er een nieuwe doelgroep wordt bereikt of betrokken wordt bij de uitvoering van de activiteit, te waarderen met maximaal 10 punten;

  • b

    het project heeft voldoende inhoudelijke kwaliteit en streeft een duidelijk aantoonbaar maatschappelijk of stedelijk belang na. Dit heeft betrekking op visie, oorspronkelijkheid, vakmanschap, zeggingskracht van het project. Tevens dient het een bijdrage te leveren aan een evenwichtig erfgoed aanbod in de gemeente Breda, te waarderen met maximaal 10 punten;

  • c

    het project levert een bijdrage aan het stimuleren van talentontwikkeling en/of deskundigheidsbevordering in de sector, te waarderen met maximaal 10 punten;

  • d

    het project heeft voldoende publiekswerking, blijkende uit de bediening van en binding met het bestaande publiek alsmede de visie op en investeringen in een duurzame opbouw van nieuw publiek, passend bij de doelstelling van het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

  • e

    het project heeft voldoende zakelijke kwaliteit. Dit betreft bedrijfsvoering, realiteitszin en haalbaarheid van de inhoudelijke plannen en begroting.

Artikel 6:26 Aanvraagtermijnen

  • 1.

    Subsidieaanvragen voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 6:23 kunnen het gehele jaar worden ingediend, maar moeten wel minimaal dertien weken voor aanvang van de uitvoering van het project worden ingediend.

  • 2.

    Subsidieaanvragen voor projecten die worden uitgevoerd in het daaropvolgende kalenderjaar kunnen vanaf 1 oktober het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het project wordt uitgevoerd, worden ingediend.

Artikel 6:27 Hoogte van de subsidie

De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 6:23 is maximaal 50% van de projectbegroting én bedraagt maximaal € 5.000,-.

Artikel 6:28 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt het subsidieplafond vast en maakt deze bekend op de wettelijk voorgeschreven  wijze.

  • 2.

    Subsidieverstrekking vindt plaats op volgorde van ontvangst van aanvragen totdat het vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

Hoofdstuk 7 Specifieke nadere regels dierenweides

Artikel 7.1 Begripsomschrijving

Dierenweides: Een stichting die hobbymatig boerderijdieren houden in de vorm van een dierenweide of een kinderboerderij en vanuit maatschappelijk oogpunt van toegevoegde waarde zijn voor de vrijetijdsbesteding, als ontmoetingsplaats en educatie van buurtbewoners, in het bijzonder voor kinderen. De dierenweide of de kinderboerderij betreft altijd een publieke ruimte die vrij toegankelijk is.

 

Onkosten beheer : kosten die samenhangen met beheer van de dierenweides en kinderboerderijen en in aanmerking komen voor subsidie. Hieronder wordt verstaan:

  • a.

    Diervoer, inclusief hooi

  • b.

    Dierenartskosten

  • c.

    Kosten mestafvoer

  • d.

    Destructiekosten

  • e.

    Abonnementskosten GGD

  • f.

    Energiekosten vast (aansluiting)

  • g.

    Energiekosten variabel.

Artikel 7.2 Voor wie

Subsidie op grond van deze regeling kan eenmaal per jaar worden aangevraagd voor de onkosten beheer door alle stichtingen die formeel georganiseerde dierenweides en kinderboerderijen exploiteren, welke gemeentegrond om niet in bruikleen hebben gekregen van de gemeente Breda en bijdragen aan het bevorderen van een betere fysieke en sociale leefbaarheid in wijk of dorp.

Artikel 7.3 De aanvraag

Om voor subsidie is aanmerking te komen moet worden voldaan aan de volgende subsidiecriteria:

 

  • a.

    De aanvrager is een stichting die hobbymatig boerderijdieren houdt op een dierenweide of kinderboerderij gevestigd in Breda, vallend onder artikel 7.2, blijkend uit een inschrijving bij de KvK.

  • b.

    Bij de aanvraag dienen de volgende stukken te worden aangeleverd:

    • -

      Contactgegevens en inschrijving KvK;

    • -

      Begroting van het betreffende jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd met een specifiek overzicht van onkosten beheer;

    • -

      Eindbalans en/of jaarrekening van het voorgaande jaar.

Artikel 7.4 Subsidiebedrag

  • a.

    De maximale subsidie die eenmaal per jaar aangevraagd kan worden betreft €25.000.

  • b.

    Aanvragen worden beoordeeld op basis van kwalitatieve toetsing van de onkosten beheer.

  • c.

    Voor de uitvoering van deze regeling stelt het college elk jaar een subsidieplafond vast.

Artikel 7.5 Weigeringsgronden

In aanvulling op de weigeringsgronden zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Algemene subsidieverordening gemeente Breda 2017 wordt de subsidie in elk geval geweigerd:

 

  • a.

    Aan organisaties die geen dierenweide of kinderboerderij zijn als bedoeld in artikel 7.2.

  • b.

    Organisaties die buiten Breda gevestigd zijn.

  • c.

    Voor overige kosten die worden opgevoerd, hieronder wordt in elk geval verstaan: extra kosten die gemaakt worden voor nieuwe investeringen. Ook groot en klein onderhoud vallen buiten deze subsidieregeling.

  • d.

    Als blijkt dat er met de aangevraagde subsidie extra eigen vermogen wordt opgebouwd.

Artikel 7.6 Procedure

  • a.

    De subsidie wordt digitaal aangevraagd door middel van een volledig ingevuld en ondertekend digitaal aanvraagformulier.

  • b.

    De subsidie kan jaarlijks worden aangevraagd in de periode tussen 1 januari en 1 maart voor het betreffende subsidiejaar.

  • c.

    Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de ontvangen vergoeding van het voorgaande jaar.

  • d.

    Het college beslist uiterlijk binnen 8 weken na de indieningsdatum, mits de aanvraag volledig is en voorzien van de vereiste bijlagen zoals omschreven in artikel 7.3.

Hoofdstuk 8: Specifieke nadere regels sport

Paragraaf 1 Specifieke nadere regels sportsubsidies

 

Artikel 8:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is de nota Team Breda, Visie op sport & bewegen 2017-2030 en specifiek het bijbehorende uitvoeringsprogramma 2017-2022 zoals vastgesteld door de raad op 6 april 2017.

Artikel 8:2 Voor wie

Bredase sportverenigingen en andere sportorganisaties die als kerntaak hebben activiteiten te organiseren voor inwoners van Breda en gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF, dan wel organisaties die als kerntaak hebben activiteiten te organiseren voor inwoners van Breda die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding en ter beoordeling van het college. De organisatie dient met haar activiteiten een aantoonbare bijdrage te leveren aan de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader. 

Artikel 8:3 Met welk doel

Subsidie wordt verstrekt teneinde mede mogelijk te maken dat de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader gerealiseerd worden.

Artikel 8.4 Wat

Eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor uitsluitende volgende activiteiten c.q. maatregelen:

  • a.

    breedtesportevenementen;

  • b.

    topsportevenementen.

  • c.

    sportleerbedrijf;

  • d.

    talentontwikkeling.

Artikel 8:5 Breedtesportevenementen

  • 1.

    Onder breedtesportevenementen vallen:

    • Schoolsporttoernooien waarvan er maximaal twee toernooien per sport per jaar voor subsidie in aanmerking komen;

    • Side-events van Bredase topsportevenementen met minimaal 100 Bredase deelnemers aan de tot het side-event behorende activiteit

  • 2.

    De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen op de begroting;

Artikel 8:6 Topsportevenementen

  • 1.

    Een evenement wordt aangemerkt als een topsportevenement als het voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het betreft een Nationaal Kampioenschap, Europees Kampioenschap, Wereldkampioenschap dan wel een sportevenement dat een aantoonbare bijdrage levert aan de promotie van de desbetreffende sport in Breda; en

    • b.

      Er zijn minimaal drie deelnemers / deelnemende teams uit de top 8 ranking (Nationaal, Europees en Wereld).

  • 2.

    De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen. Er wordt geen subsidie verleend voor start- en prijzengelden.

Artikel 8:7 Sportleerbedrijf

Om in aanmerking te komen voor subsidie voor sportleerbedrijf dient de aanvrager te voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    er is sprake van een professionele organisatie die voor leerlingen van sportopleidingen in Breda en omstreken zorgt voor stageplekken, bij (leer)bedrijven die deze studenten optimaal kunnen begeleiden;

  • b.

    de organisatie is er op gericht studenten in hun persoonlijke ontwikkeling te stimuleren en de vitaliteit en gezondheid van de inwoners van Breda en West-Brabant te bevorderen;

  • c.

    er is sprake van samenwerking met het onderwijsveld, sportaanbieders en maatschappelijke organisaties;

  • d.

    de activiteit is er op gericht de vraag naar en het aanbod van studenten van sport(gelieerde) opleidingen op een effectieve en efficiënte manier af te stemmen, een duurzame structuur in het stagebeleid van de sportsector in Breda en omgeving te realiseren en het aantal in te zetten stagiaires in de sportsector in Breda en omgeving uit te breiden.

Artikel 8:8 Talentontwikkeling

Om in aanmerking te komen voor een subsidiebijdrage voor talentontwikkeling dient de aanvrager te voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    er is sprake van een professionele organisatie zonder commercieel oogmerk die gericht is op het stimuleren van talentvolle sporters tussen 11 en 18 jaar uit Breda en omgeving;

  • b.

    de activiteit is erop gericht sporters en sportverenigingen te ondersteunen en te begeleiden, als onderdeel van erkende opleidingsprogramma’s of regionale trainingscentra, gericht op de doorstroom van (individuele) sporters naar nationaal topsportniveau;

  • c.

    ten minste een derde van de begroting van het project is afkomstig uit andere inkomstenbronnen, zoals landelijke of provinciale bijdragen, deelnemersbijdragen of sponsoring;

  • d.

    er is sprake van erkende opleidingsprogramma’s, onder regie van de betreffende sportbond(en);

  • e.

    er is sprake van aantoonbare kwaliteit wat betreft de selectie en begeleiding van deelnemers;

  • f.

    er is afstemming met betrokken verenigingen, bonden, ouders, scholen en ondersteunende partijen over de activiteit;

  • g.

    de activiteit draagt bij aan talentidentificatie in het onderwijs en/of bij sportaanbieders en de verbetering van de kwaliteit van trainers en coaches;

  • h.

    er vindt samenwerking plaats met lokale en bovenlokale partijen, zowel financieel als inhoudelijk;

  • i.

    er is afstemming over de accommodaties die worden gebuikt;

  • j.

    de activiteit heeft een meerjarenperspectief;

  • k.

    de activiteit behoort niet tot de reguliere taken/activiteiten van een vereniging of andere sportaanbieder;

  • l.

    het project draagt bij aan versterking van de (top)sportinfrastructuur van de gemeente.

Artikel 8:9 Procedure

Aanvragen voor subsidie voor sportleerbedrijf en talentontwikkeling dienen jaarlijks voor 1 oktober te worden ingediend.

Paragraaf 2 Investeringsregeling ten behoeve van buitensportaccommodaties

 

Artikel 8:10 Definities

  • a.

    Buitensportvereniging: Een binnen de gemeente Breda gevestigde buitensportvereniging, die haar activiteiten in hoofdzaak ten behoeve van de inwoners van de gemeente Breda uitvoert op een gemeentelijk sportcomplex danwel een sportcomplex in eigen beheer.

  • b.

    Buitensportveld: Een sportvoorziening in de buitenlucht met een aangepaste ondergrond die noodzakelijk is om te kunnen trainen danwel wedstrijden op te spelen met daarbij behorende vaste elementen. (Denk aan ondergrond, hekwerk, veld of baanverlichting, verharding rondom het veld, publieksstroken opsluiting veld, dug-outs en vaste doelen)

  • c.

    Herstructurering: Een ontwikkeling waarbij de structuur van een gebied wordt omgevormd en de functie van de plek verandert. Dit betreft o.a. de eerste aanleg van een buitensportvoorziening of uitbreiding c.q. inbreiding danwel herindeling van een sportcomplex.

Artikel 8:11 Vigerend beleidskader

[vervallen]

Artikel 8:12 Voor wie

Bredase buitensportverenigingen die als kerntaak hebben activiteiten te organiseren voor inwoners van Breda die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF en gericht zijn op het stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding ter beoordeling van het college en die met de activiteiten een aantoonbare bijdrage leveren aan de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader.  

Het is toegestaan dat de sportvereniging bij het aanvragen van de investeringsregeling en/of garantstelling vertegenwoordigd wordt door een aan de vereniging gelieerde exploitatiestichting.

 

Artikel 8:13 Met welk doel

Subsidie wordt verstrekt teneinde mede mogelijk te maken dat de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader gerealiseerd worden.

Artikel 8:14 Wat

Eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor uitsluitend de volgende activiteiten c.q. maatregelen:

  • 1.

    investeringen in buitensportvelden:

    • a.

      aanpassing van een bestaand buitensportveld;

    • b.

      aanleg van een nieuw buitensportveld;

  • 2.

    investeringen in kleedwasaccommodaties:

    • a.

      aanpassing c.q. uitbreiding van een bestaande kleedwasaccommodatie;

    • b.

      bouw van een nieuwe kleedwasaccommodatie.

  • 3.

    Investeringen of aanpassingen die bijdragen aan de toegankelijkheid van het buitensportcomplex voor mindervaliden, inclusief de sportkantine.

 

Artikel 8:15 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1.

    Voor het subsidiëren van de activiteiten zoals bedoeld in artikel 8:14 is het bedrag beschikbaar zoals dat in de begroting voor het vigerende beleidskader is vastgesteld.

  • 2.

    De volledige ingediende aanvragen worden behandeld volgens vastgestelde criteria zoals opgesteld in artikel 8:17.

Artikel 8:16 Tranches

  • 1.

    Jaarlijks gelden voor het aanvragen van subsidie de volgende indieningstermijnen:

    • -

      voor uitkering subsidie in 2020: uiterste indiening aanvraag op 31 mei 2019;

    • -

      voor uitkering subsidie in 2021: uiterste indiening aanvraag op 31 mei 2020 en

    • -

      voor uitkering subsidie in 2022: uiterste indiening aanvraag op 31 mei 2021.

  • 2.

    Het college dient op volledige subsidieaanvragen voor het volgend jaar uiterlijk 31 december van het lopend jaar een besluit te nemen.

Artikel 8:17 Voorwaarden

  • 1.

    Sportverenigingen kunnen slechts eenmalig per drie jaar (dagtekening datum beschikking toekenning subsidie) een beroep doen op de subsidieverlening op grond van artikel 8:14.

  • 2.

    Uit de aanvraag voor de subsidie dient minimaal te blijken dat (indien van toepassing):

    • -

      aan alle geldende wetgeving wordt voldaan;

    • -

      de subsidie ten goede komt aan het faciliteren van activiteiten gelieerd aan het doel en strekking van de vereniging;

    • -

      er adequaat wordt ingespeeld op maatschappelijke en/of demografische ontwikkelingen of ondercapaciteit die uitwijzen dat er op termijn noodzaak is voor extra capaciteit voor de desbetreffende sport zoals uitgewezen in het rapport Capaciteitsonderzoek gemeente Breda 2017;

    • -

      door middel van de subsidie wordt voldaan aan de inrichtingseisen vermeld in de landelijke richtlijnen van het NOC*NSF en de sportbonden, alsmede vigerende wet- en regelgeving;  

    • -

      de investering ten goede komt aan de samenwerking of fusie met een andere vereniging (dan wel of niet zelfde sportsoort);

    • -

      er extra aandacht is voor verduurzaming van betreffende sportaccommodatie; 

    • -

      er extra aandacht is voor toegankelijkheid voor mindervaliden; 

    • -

      er extra aandacht is voor samenwerking met andere (maatschappelijke) partijen;

    • -

      er extra aandacht is voor de ontplooiing van activiteiten voor kwetsbare groepen in de samenleving;

  • 3.

    Aanvragen voor subsidie moeten zijn voorzien van:

    • -

      de balans en jaarrekening van de laatste twee boekjaren;

    • -

      duiding van de aanwezige financiële reserve;

    • -

      meerjarenbegrotingsoverzicht met minimaal een begroting voor de eerstkomende twee jaar;

    • -

      ontwikkelingsoverzicht van het ledenbestand (spelende leden), respectievelijk aantal verenigingsteams;

    • -

      stichtingskostenraming, voorzien van een open begroting welke inzicht biedt in de detailactiviteiten en kosten;

    • -

      projectplan, detailbegroting, risico analyse (t.b.v. veiligheid en omgevingsoverlast), plattegronden en offertes van de planvorming, aansluitend op de kwaliteitseisen/ normering die gesteld worden door de desbetreffende sportbond en gemeentelijke kaders en richtlijnen;

    • -

      verslag van de Algemene Ledenvergadering waaruit blijkt dat de meerderheid instemt met de plannen;

    • -

      een (beoogde) tijdsplanning, afgestemd met de afdeling Vastgoed van de Gemeente Breda.

  • 4.

    De subsidie bedraagt maximaal één derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen op de begroting.

  • 5.

    Het bedrag van de totale investering bedraagt minimaal € 15.000,-. De subsidie per aanvraag bedraagt maximaal € 250.000,-. Subsidie wordt berekend op basis van de begroting, inclusief BTW. Wanneer het college dit nodig acht, kan zij van het maximumbedrag per subsidieaanvraag afwijken.

  • 6.

    De subsidie is aanvullend op andere (bovenstaande) subsidiemogelijkheden. Opeenstapeling van gemeentelijke subsidies is in beginsel niet toegestaan.

  • 7.

    Er wordt geen subsidie verstrekt voor horeca gerelateerde investeringen zoals sportkantines, tenzij deze bijdragen aan de toegankelijkheid van minder validen. Tevens wordt geen subsidie verstrekt voor voorzieningen/ meerkosten ten behoeve van reclame-uitingen.

  • 8.

    In geval van herstructurering van een buitensportcomplex behoudt het college zich het recht voor om af te wijken van de subsidie op grond van artikel 8:13.

Artikel 8:18 Garantstelling

  • 1.

    Indien landelijk opererende waarborgfondsen niet tot 100% waarborgen kan de gemeente voor het resterende gedeelte een deelgarantie afgeven. Voorbeeld hiervan is stichting waarborgfonds sport (SWS).

  • 2.

    Bij aanvulling van de subsidie door middel van een lening waarvoor de Gemeente garant dient te staan, dient als voorliggende voorziening een garantstelling aangevraagd te worden bij Stichting Waarborgfonds Sport (SWS). Als er een gemeentegarantie wordt verstrekt worden in principe twee separate leningen afgesloten. Voor de ene lening staat SWS borg, voor de andere lening staat de gemeente garant. De looptijd van een borgstelling is maximaal 15 jaar, de borgstelling van SWS is nooit groter dan € 250.000* en nooit kleiner dan € 25.000* per project en bedraagt maximaal de helft van de aan te trekken lening.

    * Genoemde bedragen zijn onder voorbehoud van wijzigingen in het garantiebeleid van Stichting Waarborg Fonds Sport. Gemeente Breda volg in haar garantiebeleid de minima en maxima die SWS in haar actuele garantiebeleid hanteert.

  • 3.

    Bij deelgaranties - garantieverlening in samenwerking met SWS - volgt de gemeente de uitkomsten van de uitgevoerde krediettoets door SWS. De gemeente zal dan in principe zelf geen krediettoets uitvoeren. Aanvullende informatie dient enkel op aanvraag van de gemeente verstrekt te worden

  • 4.

    Er mag niet zijn/worden begonnen met de bouw of aanleg, voordat SWS en de gemeente de borgstelling heeft afgegeven.

  • 5.

    Bij deelgaranties - garantieverlening in samenwerking met de Stichting Waarborgfonds Sport wordt geen risico opslag in rekening gebracht. De aanvrager dient zich te houden aan het gemeentelijk garantiebeleid.

  • 6.

    Bij deelgaranties hanteert de gemeente Breda de criteria die SWS aanhoudt met betrekking tot het maximum garantiebedrag voor zover niet strijdig met het gemeentelijke garantiebeleid.

  • 7.

    In aanvulling op artikel 8:16, derde lid, legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • Een offerte van de geldlening van de geldverstrekker

    • Een kopie van de afgesloten geldlening

    • Een toegewezen garantstelling van Stichting Waarborgfonds Sport

    • De onderbouwing dat er geen andere financieringsmiddelen of eigen middelen aangewend kunnen worden voor de investering waarvoor garantie wordt aangevraagd,

    • De onderbouwing dat de financieringslasten van de investering passen binnen de structureel beschikbare budgetten van de aanvrager.

Artikel 8:19 Overname

  • 1.

    Wanneer de vereniging gebruik maakt van de investeringsregeling ten behoeve van buitensport zoals genoemd in artikel 8:13, stemt de vereniging in met de overname van het eigendom van desbetreffende veld of kleedwasaccommodaties en daarmee het beheer en onderhoud hiervan, voorafgaand aan de realisatie van de (ver)bouwing. De grond blijft hierbij in eigendom van de gemeente. In overleg met de gemeente Breda worden afspraken gemaakt omtrent het vestigen van zakelijk recht op de grond (erfpacht of opstalrecht), beheer en onderhoud. De vereniging dient voorafgaand aan het beschikking van de subsidie hierover principe-afspraken te maken met de gemeente.

  • 2.

    De beschikte subsidie dient pas aangewend te worden wanneer het veld waarvoor de subsidie verstrekt wordt formeel in eigendom is overgedragen aan de sportvereniging c.q. gelieerde exploitatiestichting.

Artikel 8:20 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Het college kan een subsidieaanvraag afwijzen, indien:

    • -

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd al in uitvoering zijn genomen;

    • -

      de aanvrager niet beschikt over een gezonde financiële positie en ledenbestand;

    • -

      de plannen niet aansluiten bij de toekomstige gebiedsontwikkeling;

    • -

      ingediende offertes niet overeenkomen met beeldvorming die het college heeft over de marktconforme prijshantering.

  • 2.

    Wanneer een vereniging niet in aanmerking komt voor de subsidie maar wel voor de garantieregeling benoemd in artikel 8:18 hanteert het college de lijn van het vigerend garantiebeleid van de gemeente Breda.

  • 3.

    .

Artikel 8:21 Aanvullende bepalingen

Alle aanvragen voor subsidie worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Paragraaf 3: Specifieke nadere regels sportcoaches

[vervallen.]

Artikel 8:21 Definities

[vervallen.]

Artikel 8:22 Voor wie

[vervallen.]

Artikel 8:23 Met welk doel

[vervallen.]

Artikel 8:24 Criteria

[vervallen.]

Artikel 8:25 Aanvullende bepalingen

[vervallen.]

Hoofdstuk 9: Specifieke nadere regels mantelzorgwaardering

Artikel 9:1 vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies voor deze regels is:

  • a.

    Wmo Beleidsplan 2015: “Goede zorg doen we samen”;

  • b.

    Actieprogramma Informele zorg 2015.

Artikel 9:2 doelgroep

Een vorm van mantelzorgwaardering kan gegeven worden aan een mantelzorger die aantoonbaar structureel mantelzorg geeft aan een zorgvrager die in Breda woont. Bijvoorbeeld iemand waarmee hij/zij een sociale relatie heeft zoals familie of iemand uit vrienden- en kennissenkring.

Artikel 9:3 aanvraag en uitvoering mantelzorgwaardering

  • 1.

    De mantelzorger registreert zich bij de uitvoerende organisatie.

  • 2.

    De geregistreerde mantelzorger ontvangt de mantelzorgwaardering.

  • 3.

    Voor de uitvoering van de mantelzorgwaardering wordt een maximaal bedrag per jaar als subsidieplafond vastgesteld.

  • 4.

    De uitvoerende organisatie:

    • a.

      beoordeelt het verzoek om een mantelzorgwaardering;

    • b.

      legt verantwoording af over de uitvoering;

    • c.

      draagt zorg voor een actueel bestand van mantelzorgers;

    • d.

      draagt zorg voor het vinden van zo veel mogelijk mantelzorgers

Artikel 9:4 vorm van mantelzorgwaardering

Mantelzorgwaardering bestaat uit:

  • a.

    een eenmalige waardering in de vorm van een waardebon ter waarde van € 75.- per geregistreerde mantelzorger;

  • b.

    ondersteuning op het gebied van administratie, sociaal-emotionele hulp, training en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten.

Artikel 9:5 inwerkingtreding en duur regeling

Deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 15 maart 2016.

Hoofdstuk 10 Subsidieregeling water en groen op eigen terrein

Artikel 10:1 Begripsomschrijvingen

Groene daken

Dit zijn beplante daken met een waterbergend vermogen, een substraat laag en met een gevarieerde samenstelling van sedum beplanting, grassen en kruiden en/of vaste planten.

 

Groene gevels

Dit zijn grondgebonden beplante gevels die indien nodig gebruik maken van klimsteunen in de vorm van een of meerdere vaste planten. De subsidie is niet van toepassing op de aanleg van gevelsystemen.

 

Regenwatervoorzieningen

Dit zijn voorzieningen die regenwater vasthouden en/of laten infiltreren in de bodem. Denk hierbij aan voorzieningen met een zelfde principewerking als een verlaging in de tuin voor de tijdelijke opvang van regenwater, een regenton of een infiltratiekoffer. Verharde opritten waar grint of grasbeton wordt aangelegd, zijn ook toegestaan.

 

Onttegelen- en vergroenen van tuinen

Dit zijn maatregelen waarin verharding wordt verwijderd en vervangen wordt door een robuuste vergroening in de voor- en achtertuin. Het gaat hier om de aanleg van gras, planten, struiken en bomen.

Artikel 10:2 Doel van de subsidieregeling

Het doel van deze subsidieregeling is het stimuleren van een maatregel(pakket):

  • 1.

    Die de afvoer van regenwater op de riolering vermindert en hiermee de kans op wateroverlast beperken;

  • 2.

    Die bijdraagt aan herstel van het natuurlijk watersysteem en hiermee verdroging van de bodem tegengaat;

  • 3.

    Die de leefomgeving voor planten en dieren bevordert;

  • 4.

    Die door het groene karakter een positieve bijdrage levert aan verkoeling van de buitenruimte.

Artikel 10:3 Doelgroep

De subsidieregeling staat open voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen (met uitzondering van woningbouwverenigingen), die eigenaar zijn van een bestaande opstal binnen de gemeente Breda waarvoor de subsidieaanvraag wordt gedaan.

Artikel 10:4 Maatregelen en subsidiabele kosten waarop de regeling van toepassing is

  • 1.

    De subsidieregeling is van toepassing op de volgende categorieën van maatregelen:

    • a.

      Groene daken;

    • b.

      Groene gevels;

    • c.

      Regenwatervoorzieningen;

    • d.

      Onttegelen en vergroenen van tuinen.

  • 2.

    Subsidiabele kosten

    • a.

      In bijlage 2 zijn de subsidiabele kosten en werkzaamheden per maatregel benoemd.

  • 3.

    Niet subsidiabele kosten

    • a.

      Kosten van constructieve voorzieningen, zoals nieuwbouw of aanpassingen van dakconstructies en overkappingen en bouwkundige kosten voor schutting, prieel, pergola en muurblokken;

    • b.

      Kosten ter vervanging van bestaande beplanting en groen;

    • c.

      Kosten – gederfde inkomsten daaronder begrepen – die verband houden met de eigen inzet of de inzet van eigen personeel van de aanvrager;

    • d.

      Kosten voor het opstellen en indienen van de subsidieaanvraag.

Artikel 10:5 Werkzaamheden waarop de subsidieregeling van toepassing is

  • 1.

    Constructief voorbereidend onderzoek ten behoeve van aanleg groen dak

    • a.

      Het onderzoeken van de technische mogelijkheden voor het vergroenen van een bestaand dak.

  • 2.

    Voorbereidend onderzoek ten behoeve van aanleg regenwatervoorziening (infiltratievoorziening en wadi):

    • a.

      Voorbereidend bodemonderzoek;

    • b.

      Onderzoek grondwaterstand;

  • 3.

    Uitvoering maatregel(pakket)

    • a.

      Het aanschaffen en aanbrengen van een maatregel(pakket);

    • b.

      Subsidie wordt zowel verstrekt wanneer de maatregel aangelegd wordt door derden als wanneer de maatregel wordt aangelegd in eigen persoon.

  • 4.

    Nadere bepalingen en uitzonderingen met betrekking tot de werkzaamheden die benoemd zijn in artikel 10:5 lid 1 t/m3 waarop de subsidieregeling van toepassing is zijn opgenomen in bijlage 2.

Artikel 10:6 Maximale hoogte van het subsidiebedrag

  • 1.

    Jaarlijks stelt het college een totaal subsidiebedrag beschikbaar. Dit zogenoemde subsidieplafond kan jaarlijks worden aangepast. Informatie over de hoogte van het plafond is beschikbaar op de website van Gemeente Breda

  • 2.

    Toekenning van een subsidie vindt plaats op basis van het voldoen aan de voorwaarden - zoals genoemd in artikel 10:9 en bijlage 2 - en op volgorde van binnenkomst.

  • 3.

    Er gelden maximum toe te kennen bedragen voor de maatregelpakketten, de maximum bedragen zijn gespecificeerd in bijlage 2. Aanvragen waarbij doelbewust een maatregel(pakket) is opgesplitst teneinde onder genoemde drempelwaarde te blijven worden afgewezen;

  • 4.

    In artikel 10:4 zijn de subsidiabele onderdelen gespecificeerd.

Artikel 10:7 Verantwoording na verstrekken van de subsidie

  • 1.

    Om te kunnen controleren of aan de activiteit waarvoor de subsidie is verleend is uitgevoerd verstrekt de aanvrager fotomateriaal aan het college indien dit wordt gevraagd. Het fotomateriaal dient te bestaan uit:

    • a.

      een foto van de situatie vóór aanpassing;

    • b.

      een foto van de situatie na aanleg waarmee wordt aangetoond dat de maatregel is uitgevoerd en daarmee aan de subsidievoorwaarden is voldaan.

  • 2.

    De aanvrager verleend toestemming om binnen vijf jaar na subsidieverlening één of meerdere controles te laten uitvoeren door of in opdracht van het college van de gemeente Breda om vast te stellen of de maatregel(pakket) daadwerkelijk is uitgevoerd, duurzaam wordt onderhouden en in stand gehouden is.

Artikel 10:8 Stapelen van subsidies  

De aanvrager mag de ‘subsidie groene daken, groene gevels en regenwatervoorzieningen’ stapelen met andere subsidies van waterschap, provincie of het rijk. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    De subsidie van het college is nooit hoger dan de subsidie die de aanvrager van het waterschap, provincie of rijk ontvangt;

  • 2.

    De gestapelde subsidie die wordt uitgekeerd bedraagt nooit meer dan 100% van de totale kosten van de voorgenomen maatregelen en bijbehorende werkzaamheden;

  • 3.

    De aanvrager meldt ten allen tijde bij het college wanneer door derden een subsidie of korting is verstrekt voor dezelfde maatregel(pakket);

  • 4.

    Bij constatering van het ten onrechte hebben ontvangen van de verleende subsidie wordt het door het college verstrekte subsidiebedrag teruggevorderd.

Artikel 10:9 Indieningsvoorwaarden

  • 1.

    De aanvrager dient de aanvraag in met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    De subsidieaanvraag dient uiterlijk zes weken na aanleg van de voorziening te zijn ontvangen. Bij de aanvraag benodigde gegevens zijn:

    • a.

      Volledig ingevuld aanvraagformulier;

    • b.

      Offerte(s) of factuur uitvoering van de maatregel of pakket aan maatregelen;

    • c.

      Indien van toepassing:

      • -

        Het onderzoeken van de technische mogelijkheden voor het vergroenen van een bestaand dak. Nadere bepalingen en uitzonderingen met betrekking tot constructief voorbereidend onderzoek zijn opgenomen in bijlage 2;

      • -

        Voorbereidend onderzoek ten behoeve van aanleg regenwatervoorziening (infiltratievoorziening en wadi). Nadere bepalingen en uitzonderingen met betrekking tot voorbereidend onderzoek zijn opgenomen in bijlage 2.

  • 3.

    Het college beslist op de aanvraag uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 4.

    Een subsidie voor een regenton/regenzuil kan enkel in combinatie met een subsidie voor een andere maatregel, niet zijnde een andere soort regenwatervoorziening, worden aangevraagd.

Artikel 10:10 Verantwoordelijkheden
  • 1.

    De constructieve sterke voor de aanleg van het groen dak of gevel en de capaciteit en afvoer van de regenwatervoorziening is de verantwoordelijkheid van de aanvrager;

  • 2.

    De aanvraag van een eventueel benodigde (omgevings-)vergunning is de verantwoordelijkheid van de aanvrager;

  • 3.

    De aanvrager is verantwoordelijk voor de instandhouding en het beheer en onderhoud van de voorziening voor een periode van minimaal 5 jaar;

Artikel 10:11 Weigeringsgronden

De ingediende subsidie aanvraag wordt geweigerd indien:

  • 1.

    Het ontwerp, installatie en onderhoud van de voorziening niet deugdelijk en zorgvuldig uitgevoerd wordt/is;

  • 2.

    De maatregel wordt toegepast waarbij niet voldaan wordt aan gestelde eisen voor veiligheid, toegankelijkheid en de ruimtelijke inpassing in de openbare ruimte;

  • 3.

    De voorziening of maatregel niet voldoet aan het vastgestelde welstandbeleid, de bouwverordening of andere wet- en regelgeving.

Artikel 10:12 Afwijkingen

Het college kan desgewenst in bijzondere omstandigheden afwijken van de beleidsregels en besluiten om een subsidie met een waarde hoger dan € 10.000,- toe te kennen.

Hoofdstuk 11 Specifieke nadere regels subsidies bereikbaarheidsmaatregelen (Betere Benutten Vervolg) Breda 2017

 

Artikel 11:1 toepassingsbereik

Dit hoofdstuk is van toepassing op aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op het terrein van mobiliteitsaanpak zoals beschreven in het kader “structuurvisie Breda 2030” door de raad aangenomen op 26 september 2013.

Artikel 11:2 Wat/waarvoor kan subsidie worden verstrekt

Het doel van deze subsidie is om activiteiten te stimuleren die bijdragen aan de doelstelling vanuit de aanpak van Beter Benutten Vervolg en de Bredaase aanpak hierbinnen: Multimodale Mobiliteitsaanpak Breda. Deze aanpak richt zich op een verbetering van de stedelijke bereikbaarheid ter versterking van de economie en heeft oog voor de verbetering van de leefbaarheid.

Subsidie kan worden verstrekt voor initiatieven die bijdragen aan deze doelstelling.

Artikel 11:3 Voor wie

  • 1.

    Voor subsidie op grond van dit hoofdstuk komt in aanmerking de community Claudius Prinsenlaan;

    dit is een samenwerkingsverband binnen een bepaald gebied met als doel de bereikbaarheid van deze gebieden op korte termijn te verbeteren.

    Deelnemers aan deze community zijn de volgende werkgevers:

    • -

      Avans;

    • -

      NHTV;

    • -

      Amphia;

    • -

      Trip van Zoudtland kazerne;

    • -

      Revant;

    • -

      gemeente Breda.

  • 2.

    Een aanvraag voor een subsidiebijdrage dient in afwijking van het bepaalde in de ASV door een organisatie/ bedrijf ingediend te worden en dient mede ondertekend te worden door minimaal 2 andere organisaties/ bedrijven uit de community waar de maatregel betrekking op heeft.

Artikel 11:4 Criteria

Om in aanmerking te komen voor een subsidiebijdrage voor een maatregel op het gebied van mobiliteit dient de aanvrager te voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    de maatregel moet bijdragen aan een verbetering van de bereikbaarheid door het voorkomen van ritten per auto in de spitsperioden; bijvoorbeeld door maatregelen die de automobiliteit in de spitsperioden stimuleren de rit te voorkomen, te veranderen en/ of gebruik te maken van een andere modaliteit dan de auto;

  • b.

    het effect van de maatregel moet vooraf worden ingeschat en worden uitgedrukt in het verwachte aantal spitsmijdingen; hierbij moet onderscheid worden gemaakt in doelgroepen (werknemers, scholieren, bezoekers, bewoners etc.); ter indicatie wordt uitgegaan van € 1.000,- benodigd budget per spitsmijding;

  • c.

    de maatregel moet in de tijd een duurzaam karakter hebben;

  • d.

    ten minste 55 % van de totale kosten van een maatregel is afkomstig uit andere inkomstenbronnen;

  • e.

    het subsidiebedrag per maatregel bedraagt maximaal € 100.000,-;

  • f.

    een maatregel dient voor 1 juli 2018 te worden gerealiseerd en geëvalueerd.

Artikel 11:5 Procedure

  • 1.

    Aanvragen voor subsidies voor initiatieven van community’ s kunnen tot en met 1 juni 2018 worden ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier.

  • 3.

    Alvorens het college beslist op een verzoek voor een subsidiebijdrage, vraagt zij een advies aan de toetsingsgroep; deze groep bestaat uit de programma manager Beter Benutten gemeente Breda en de provinciaal projectleider Brabant mobiliteitsnetwerk.

  • 4.

    Binnen vier weken na indiening van een volledige aanvraag, beslist het college.

  • 5.

    Binnen vier weken na afronding van het project, maar uiterlijk op 1 juli 2018 dient de aanvrager bij het college een verzoek in tot vaststelling van de verleende subsidiebijdrage.

Artikel 11:6 Looptijd

Deze regels vervallen per 1 januari 2019.

Hoofdstuk 12 Specifieke nadere regels subsidie “Toegepaste Technologie en Creativiteit Breda”

Artikel 12:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de Economische Visie Breda, zoals vastgesteld door de raad op 12 september 2019.

Artikel 12:2 Doel

Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking projecten die bijdragen aan de doelen van de Economische Visie Breda zijnde het toepassen van nieuwe technologie en creativiteit in de praktijk met als doel het versterken van de economische kracht en werkgelegenheid binnen de gemeente Breda. Daarvan is sprake indien het project zich richt op het toepassen van nieuwe technologie en/of creativiteit en tegelijkertijd een bijdrage levert aan één of meer van de volgende doelstellingen:

  • a.

    Ontwikkelen van nieuwe marktkansen en nieuwe bedrijvigheid in de gemeente Breda;

  • b.

    Groei van de werkgelegenheid in de gemeente Breda;

  • c.

    Het genereren van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen in de gemeente Breda, zoals op het vlak van zorg, mobiliteit en duurzaamheid;

  • d.

    Toekomstfit maken van het Bredase MKB bijvoorbeeld wat betreft digitalisering en verduurzaming;

  • e.

    Leveren van een aanzienlijke bijdrage aan de start of vorming van een met duidelijke randvoorwaarden omschreven ecosysteem in de gemeente Breda;

  • f.

    Skills-development van Bredase talenten en beroepsbevolking op het gebied van nieuwe technologie.

  • g.

    Behoud van talent/afstudeerders uit het onderwijs in de gemeente Breda.

Artikel 12:3 Voor wie

  • a.

    De subsidie kan alleen aangevraagd worden door een samenwerkingsverband van ten minste twee rechtspersonen waarvan één van de deelnemers penvoerder is voor het college. Het samenwerkingsverband stelt de penvoerder aan.

Artikel 12:4 Criteria

Het verzoek om subsidie dient aan elk van de volgende eisen te voldoen:

  • a.

    het project komt ten goede aan activiteiten die een substantiële economische waarde in Breda genereren, maar die partijen zonder subsidie niet kunnen financieren, omdat financiering niet leidt tot direct toerekenbare inkomsten of omdat het investeringsrisico zonder subsidie te groot is;

  • b.

    het project dient een groter belang dan het individuele belang van de aanvragende partij;

  • c.

    het project is niet alleen gericht op kennisontwikkeling; er dient perspectief te zijn op economisch rendement in relatie tot concurrentiepositie en werkgelegenheid;

  • d.

    het project heeft een sluitende begroting waarbij ten minste 50 % van de dekking van de begroting afkomstig is uit andere inkomstenbronnen dan van de Gemeente Breda;

  • e.

    het project heeft maximaal een looptijd van twee jaar.

  • f.

    de subsidie kan maximaal € 50.000,00 per project bedragen;

Artikel 12:5 Procedure

  • a.

    Een verzoek om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier;

  • b.

    De aanvragen kunnen tweemaal per jaar worden ingediend en wel in 2020 vóór 1 juni en vóór 1 oktober; voor de jaren 2021 en volgende vóór 1 maart en vóór 1 september van het betreffende jaar;

  • c.

    Het subsidieplafond bedraagt €300.000,- per jaar. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:6 lid 3 van de Nadere regels wordt het subsidiebudget als volgt over het jaar verdeeld: voor de voorjaarsronde is maximaal twee derde beschikbaar en voor de najaarsronde het restant van het betreffende jaar;

  • d.

    Alvorens het college op de aanvragen om subsidie een besluit neemt, vraagt zij een interne commissie om advies. Bij de advisering door de interne commissie wordt getoetst of het project voldoet aan het doel en de criteria van deze regeling en wordt de kwaliteit en diversiteit van het aanbod van projecten beoordeeld.

  • e.

    Alle aanvragen die tijdig en volledig zijn, en voldoen aan de criteria van artikel 12:4, concurreren om het beschikbare budget via een rankingsysteem. De aanvragen worden met elkaar vergeleken op basis van de criteria en weging zoals vermeld in artikel 12:5, lid f. De hoogst scorende in de ranking krijgen subsidie totdat het beschikbare subsidieplafond bereikt is. Dreigt het subsidieplafond te worden overschreden door meerdere aanvragen met een gelijk aantal punten in de ranking, dan zal worden overgegaan tot loting.

  • f.

    Punten ten behoeve van de ranking worden toegekend aan de hand van onderstaande selectie- en wegingscriteria:

     

    Criterium

    Maximale toekenning punten

    Weging

    Maximale totaalscore

    Toelichting

    Effectiviteit

    15 punten

    5

    75

    Mate waarin wordt bijgedragen aan de beleidsdoelen zoals genoemd in artikel 12.2

    Haalbaarheid / Kans op succes

    10 punten

    3

    30

    Kans dat het project succesvol uitgevoerd wordt en een blijvend effect creëert

    Efficiëntie

    5 punten

    2

    10

    Redelijkheid van de kosten die voor de activiteiten gemaakt worden in verhouding tot het te bereiken effect

    115

    Voorstellen dienen een totaalscore van ten minste 75 te hebben om voor subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 12:6 Verplichtingen

Het college kan de subsidieontvanger verplichten de opgedane kennis en ervaringen bij de uitvoering van het project volgens een nader af te spreken methode te delen met het college, zodanig dat deze beschikbaar komt voor andere en vervolginitiatieven die bijdragen aan de economische ontwikkeling van Breda.

Hoofdstuk 13 Specifieke nadere regels Evenementen

Artikel 13:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is de “Nota Evenementenbeleid Breda 2017”, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 13 juli 2017.

Artikel 13:2 Voor wie

Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking:

 

  • 1.

    organisatoren van evenementen die binnen de gemeente Breda plaatsvinden;

  • 2.

    organisatoren van evenementen die gedeeltelijk buiten de gemeente Breda plaatsvinden, uitsluitend indien het belang van het evenement voor de gemeente Breda groot genoeg is. Daarnaast zijn één of meer van onderstaande uitgangspunten van toepassing:

    • -

      de organisatie van het gehele evenement is binnen Breda redelijkerwijs niet mogelijk;

    • -

      het betreft een evenement dat over de gemeentegrenzen gaat en/of meerdere (festival) locaties heeft;

    • -

      het betreft een evenement dat door de gemeente Breda in gezamenlijkheid met andere gemeenten wordt ondersteund.

Artikel 13:3 Wat

Met inachtneming van het in artikel 13:1 genoemde beleidskader kan een subsidie worden verstrekt voor de organisatie van een evenement. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt op basis van de in artikel 13:4 genoemde criteria.

Artikel 13:4 Criteria

  • 1.

    Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking evenementen die bijdragen aan de doelen genoemd in het beleidskader “Nota Evenementenbeleid Breda 2017”.

    De evenementen dienen dan te voldoen aan de volgende uitgangspunten:

    • a.

      de subsidie aan een evenement wordt beschikt onder voorbehoud van het verkrijgen van de benodigde vergunning(en) voor het betreffende evenement. Indien de benodigde vergunning(en) niet verleend wordt / worden, houdt dit in dat het beschikte subsidiebedrag moet worden terugbetaald;

    • b.

      het evenement conflicteert niet met andere evenementen voor wat betreft inhoud, doelgroep, datum / tijd en plaats;

    • c.

      de organisator heeft oog voor de omgeving waarin het evenement georganiseerd wordt. Dit houdt in zorgvuldige communicatie en respectvolle omgang met omwonenden en omgeving en het tot een minimum beperken van de overlast;

    • d.

      de organisator beschikt aantoonbaar over de benodigde organisatiekracht en professionaliteit om het evenement te realiseren. Indien het een nieuwe organisator betreft, zal de in artikel 13:5, lid 3 genoemde adviescommissie hiervan een inschatting maken.

    • e.

      indien het evenement in het voorgaande jaar ook subsidie heeft ontvangen, geldt dat de integrale evaluatie van de voorgaande editie positief was. Indien dit niet het geval is, kan dit gevolgen hebben voor de (hoogte van de) subsidie.

    • f.

      een subsidie kan nooit meer bedragen dan een derde van de totale begroting van een evenement.

  • 2.

    De subsidieverzoeken zullen worden beoordeeld op de volgende criteria:

    • a.

      Sociaal-maatschappelijke relevantie en traditie

      • -

        de mate van draagvlak onder Bredase bevolking;

      • -

        de mate van versterking van de sociale cohesie;

      • -

        lokale verankering bij ondernemers, instellingen, organisaties en andere partijen;

      • -

        de mate waarin een evenement een traditie is (geworden).

    • b.

      Stadspromotie / citymarketing

      • -

        de verwachte publiciteitswaarde van een evenement voor de stad;

      • -

        de mate waarin een evenement de inhoud en betekenis van ‘Het Verhaal van Breda’ lading geeft;

      • -

        de kwaliteit van het marketingplan van het evenement.

    • c.

      Doelgroep

      • -

        kwantiteit van de doelgroep: hoeveel mensen worden bereikt;

      • -

        kwaliteit van de doelgroep: de mate waarin het evenement zich richt op een specifieke doelgroep die van belang is voor de stad (bijvoorbeeld blijkend uit andere beleidsdoelstellingen).

    • d.

      Economische spin-off

      • -

        de mate van stimuleren economische activiteit en werkgelegenheid;

      • -

        de mate van bevorderen uitgaven in de stad (detailhandel, horeca);

      • -

        de mate van bevorderen meerdaags verblijf in de stad (bevorderen toerisme en stimuleren van terugkerend bezoek).

    • e.

      Innovatie

      • -

        de mate van uniciteit ten opzichte van het totale evenementenaanbod;

      • -

        de mate van vernieuwing ten opzichte van voorgaande edities van het betreffende evenement;

      • -

        Stimuleren van lokaal talent (broedplaatsfunctie).

    • f.

      Excelleren

      • -

        de mate waarin een evenement boven het gemiddelde niveau uitstijgt. Een evenement kan op verschillende gebieden excelleren.

    • g.

      Aanjager van gebiedsontwikkeling

      • -

        de mate waarin een evenement een impuls geeft aan een gebied dat de gemeente in de toekomst wil ontwikkelen of om een andere reden wil stimuleren.

    • h.

      Duurzaamheid

Artikel 13:5 Procedure

  • 1.

    De organisator van een evenement dient vóór 1 oktober in het jaar voorafgaand aan het evenement aan het college het evenement een aanvraag voor een subsidie in. Voor 2018 geldt dat subsidieaanvragen voor 1 februari 2018 moeten zijn ingediend.

  • 2.

    Een verzoek om subsidie voor de organisatie van een evenement wordt met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier ingediend.

  • 3.

    Het college stelt een (interne) adviescommissie in, die tot taak heeft te adviseren over de aanvragen om subsidie om een evenement te organiseren.

  • 4.

    Indien een organisator van een evenement later dan 1 oktober indient, dient deze uiterlijk 13 weken vóór aanvang van het evenement te worden ingediend.

  • 5.

    Het college kan besluiten een aanvraag die later dan 1 oktober is ingediend af te wijzen.

Hoofdstuk 14 Specifieke nadere regels Uitvoeringsprogramma Klimaat 2017-2010

Artikel 14:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk wordt gevormd door de Bredase Klimaatnota “Steek positieve energie in het klimaat” uit 2008, de “Duurzaamheidsvisie Breda 2030” uit 2015, en de nota “ Strategie Duurzame Energietransitie, gemeente Breda (Update 2016), gekoppeld aan de lange termijn klimaatdoelstelling Breda CO2 neutraal 2044, zoals vastgesteld door het college als integraal onderdeel van het uitvoeringsprogramma klimaat 2017-2020, op 20 maart 2017. Daarnaast is eveneens het vastgestelde beleidskader “Impuls Ruimtelijke Adaptatie” uit 2016 van kracht.

Artikel 14:2 Doel

Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking projecten die bijdragen aan de doelen van het gemeentelijk Klimaatbeleid (vastgelegd in de beleidsnota Steek Positieve Energie in het Klimaat uit 2008) zijnde “Breda is een CO2-neutrale gemeente in 2044” en het doel “Breda Klimaatbestendig in 2050”. Daarvan is sprake indien het project, in combinatie met een CO2-reductie, een bijdrage levert aan één of meer van de andere doelstellingen uit de Actsheet Energie & klimaatmitigatie van de Duurzaamheidsvisie Breda 2030:

 

  • a.

    45% CO2-reductie (t.o.v. 2006) in 2020

  • b.

    realisatie van de projecten opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Klimaat 2017-2020

  • c.

    verlaging van de woon- en bedrijfslasten door middel van klimaatprojecten

  • d.

    bevordering van duurzame bedrijvigheid bevordering van nieuwe samenwerkingsvormen

  • e.

    ontwikkeling van duurzame werkgelegenheid op stedelijk niveau

  • f.

    toewerken naar een klimaatbestendige leefomgeving

 

De verleende projectsubsidies worden gedekt uit het reguliere jaarlijkse UPK-budget + eventueel beschikbare aanvullende middelen.

Artikel 14:3 Voor wie

  • 1.

    Naast rechtspersonen kunnen ook particuliere buurtprojecten vanaf een beoogd CO2-reductiedoel van min. 200gr per ingezette Euro, subsidie aanvragen

  • 2.

    Indien de subsidieaanvraag wordt ingediend door een samenwerkingsverband van rechtspersonen dan is één van de deelnemers penvoerder (naar het college toe).

Artikel 14:4 Toekenningsvoorwaarden

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt, indien:

    • a.

      het project een substantiële bijdrage levert aan de klimaatdoelen van Breda , waar de marktpartijen zonder subsidie deze niet tot het stadium voor realisatie en financiering kunnen brengen, omdat financiering niet leidt tot direct toerekenbare inkomsten of omdat het investeringsrisico zonder subsidie voor hen te groot wordt geacht;

    • b.

      het project een groter belang dient dan het individuele belang van de aanvragende partij en als oogmerk of effect heeft dat wordt bijgedragen aan schaalsprong, clusterkracht of het innovatief vermogen;

    • c.

      projecten niet alleen gericht zijn op kennisontwikkeling; er dient perspectief te zijn op feitelijke CO2-reductie; projecten worden o.a. hierop getoetst op economisch rendement en creatie van werkgelegenheid via een door het College formeel vastgestelde scorings-systematiek, het Toetsingskader UPK Uitvoeringsprogramma Klimaat.

    • d.

      een aanvullende toets aan landelijk en gemeentelijk beleid van de projectvoorstellen vindt plaats door middel van ranking van de projecten op basis van de eveneens vastgestelde waarderings-systematiek:

      • 1.

        passend in de Strategie Duurzame Energietransitie van de gemeente Breda;

      • 2.

        evenwicht in thema’s;

      • 3.

        beschikbare middelen;

      • 4.

        overlap projectdoelen;

      • 5.

        samenwerking tussen projecten.

Artikel 14:5 Procedure

  • 1.

    De aanvragen kunnen per jaar worden ingediend. Voor 2018 kunnen aanvragen worden ingediend van 30 oktober tot en met 1 december  2017;

  • 2.

    Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgesteld formulier met een Projectbeschrijving Uitvoeringsprogramma Klimaat 2017-2020 (met eventueel een verzoek tot ondersteuning);

  • 3.

    Aanvragers van lopende projecten, die voor het volgend kalenderjaar opnieuw subsidie hebben aangevraagd, kunnen hun project op eigen risico voortzetten gedurende de beoordeling van hun aanvraag;

  • 4.

    De subsidie kan maximaal € 100.000,00 per project bedragen;

  • 5.

    Het is niet toegestaan, zonder overleg met de subsidieverstrekker, winst te maken bij de uitvoering van het project , op de verstrekte subsidie.

  • 6.

    Alvorens het college op de aanvragen om subsidie een besluit neemt, vraagt zij een (extern) adviseur om advies. Bij de advisering door de interne commissie wordt getoetst of het project voldoet aan het doel en de (bovengenoemde 5 selectiecriteria) van deze regeling en wordt de kwaliteit en diversiteit van het aanbod van projecten beoordeeld.

  • 7.

    Bij onvoldoende financiële ruimte voor het toekennen van de subsidie in het betreffende jaar wordt aan de hand van een prioriteitentoetsing bepaald welke van de projecten als eerste worden gehonoreerd, in de eerstvolgende subsidieronde

  • 8.

    Bij het niet voldoen aan de afgesproken prestaties, wordt de subsidie inhoudelijk gemotiveerd na beoordeling van de omstandigheden, mogelijk naar beneden bijgesteld.

Artikel 14:6 Verplichtingen

Het college kan de subsidieontvanger verplichten de opgedane kennis en ervaringen bij de uitvoering van het project volgens een nader af te spreken methode te delen, zodanig dat deze beschikbaar komt voor andere en vervolginitiatieven.

Artikel 14:7 Doorlopende projecten

Er is géén automatische garantie op vervolgsubsidiering bij doorlopende projecten uit 2017. Aanvragers met doorlopende projecten uit 2017 kunnen het project op eigen risico voortzetten per 1 januari 2018

Hoofdstuk 15 Specifieke nadere regels 75 jaar Vrijheid Breda

Artikel 15:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk zijn de Nota Factor C 2009-2020, zoals deze is vastgesteld door de raad op 30 oktober 2008 en de Nota Erfgoed in context, zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008 en de notitie van uitgangspunten erfgoed “Grondstof voor de toekomst” zoals vastgesteld door het college op 12 juni 2017.

Artikel 15:2 Wat

Binnen deze specifieke nadere regels kennen we een project subsidiebijdrage bestemd voor de daadwerkelijke kosten van projecten / initiatieven in het teken van 75 jaar Vrijheid Breda.

Artikel 15:3 Wie

Subsidies als bedoeld in dit hoofdstuk zijn bestemd voor initiatiefnemers, die de activiteiten in Breda uitvoeren.

Artikel 15:4 Criteria

Voor een project subsidiebijdrage moeten de activiteiten voldoen aan de volgende doelstellingen:

  • -

    een impuls voor een nieuwe balans herdenken en vrijheid vieren;

  • -

    eigentijds en toekomstgericht

  • -

    aansluiten bij de verhaallijnen Polen/Maczek, Indië, de Vlucht;

(zie ook: https://www.brabantremembers.com/verhalen);

 

en daarnaast moeten de projecten voldoen aan de volgende criteria:

  • -

    tenminste 50 % van de begroting van het project is afkomstig uit andere inkomsten zoals eigen middelen en/of cofinanciering;

  • -

    de aanvrager dient samen te werken met lokale en/of bovenlokale partijen, zowel financieel als inhoudelijk

Artikel 15:5 Procedure

  • 1.

    Aanvragen voor subsidies op grond van dit hoofdstuk worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier, met een projectplan en een gedetailleerde beschrijving.

  • 2.

    Aanvragen voor een project subsidiebijdrage kunnen het gehele jaar door worden ingediend, maar moeten minimaal zes weken voor aanvang van de uitvoering van de activiteit worden ingediend.

  • 3.

    De aanvragen worden voorgelegd ter beoordeling aan een interne adviescommissie; deze commissie wordt bijgestaan door een externe adviseur.

Hoofdstuk 16 Specifieke nadere regels kinderopvang en voorschoolse educatie

Artikel 16:1 Begripsbepalingen

College:

Het college van burgemeester en wethouders gemeente Breda

 

Doelgroepkind:

Peuters in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar, met een VE-indicatie.

 

Gastouderopvang:

Gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang

 

VE-indicatie:

Een door het consultatiebureau van de  Jeugdgezondheidszorg  afgegeven verklaring dat de afgesproken criteria voor deelname aan VVE van toepassing zijn, die afname van 16 uur VVE rechtvaardigt

 

Jeugdgezondheidszorg (JGZ):

De publieke gezondheidszorg, waarbij een landelijk preventief gezondheidszorgpakket actief wordt aangeboden aan alle jeugdigen tot 18 jaar als bedoeld in artikel 1 van de Wet publieke gezondheid. De JGZ is verantwoordelijk voor het vaststellen of een kind binnen de doelgroep voor het VE- aanbod valt en de toeleiding naar een VE-locatie.

 

Kinderopvang:

Kinderopvang als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang

 

Kinderopvangtoeslag (KOT):

Een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de  kosten van kinderopvang;

 

Kindplaats

Een gesubsidieerde opvangplaats op een kinderopvang of bij gastouderopvang.

 

Landelijk Register Kinderopvang (LRK):

Het register bedoeld in artikel 1.47b Wet kinderopvang

 

Normtarief:

Het jaarlijks door de belastingdienst vastgestelde landelijk maximum uurtarief per opvangsoort

 

Ouder(s):

De bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een vergoeding op grond van de Jeugdwet buiten beschouwing blijft

 

Ouderbijdragetabel:  

Een jaarlijks opgestelde adviestabel van de VNG, op basis van toeslagen van de Belastingsdienst, over de hoogte van de eigen bijdrage voor ouders per uur, per inkomenscategorie.

 

Peuterregeling: 

De peuterregeling, voorheen Kostwinnersregeling, is een tegemoetkoming van gemeente Breda in de kosten voor de kinderopvang voor kinderen in de leeftijd van 2.5 tot 4 jaar, voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

 

Regeling Sociaal-Medische Indicatie (SMI):

De regeling op basis van een Sociaal-Medische Indicatie is een maatwerkregeling bedoeld om ouders tijdelijk te ontlasten die om sociaal-medische redenen niet de volledige zorg voor hun kind(eren) in de leeftijd van 0 tot 12 jaar kunnen dragen. SMI is een tijdelijke regeling (maximaal 6 maanden).

 

SMI-indicatie:  

Een door een jeugdprofessional afgegeven verklaring gebruik van de regeling SMI rechtvaardigt voor een specifiek gezin. Er is geen voorliggende regeling die ingezet kan worden, zoals KOT, VE, de peuterregeling of opvang binnen het eigen netwerk. Onderdeel van de indicatie is een plan van aanpak waarin is beschreven wie op welke termijn actie onderneemt om de geconstateerde knelpunten bij ouder of kind op te lossen, waardoor de regeling SMI niet meer nodig is.

 

Toetsingsinkomen:

Door de Belastingdienst gehanteerde term voor het inkomen dat meetelt voor het bepalen van de hoogte van toeslag, in dit geval de hoogte van de ouderbijdrage.

 

Voorschoolse educatie (VE):

Uitvoering van een door het college gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten. Het programma is gericht op kinderen die op basis van omschreven criteria meer risico hebben op een onderwijsachterstand.

Artikel 16:2 Beleid

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de “Strategische Onderwijsagenda Breda 2019/2020 – 2023/2024” en ‘Kader Breda Doet, Samen Doen 2021-2022’’

Artikel 16:3 Doel van subsidieregeling

Het doel van de subsidieregeling is het bieden van gelijke en optimale ontwikkelkansen voor alle Bredase kinderen door het subsidiëren van aanbod kinderopvang, en daar waar nodig een extra kwalitatief hoogwaardig programma van Voorschoolse Educatie (VE) voor kinderen die risico lopen op een onderwijsachterstand.

Artikel 16:4 Aanvrager

Subsidie kan enkel worden aangevraagd door een aanbieder van kinderopvang of gastouderopvang geregistreerd in het LRK en gevestigd in gemeente Breda.

Artikel 16:5 Doelgroepen

  • 1.

    Subsidie is beschikbaar voor de volgende doelgroepen:

    • a.

      Doelgroepkinderen die een VE kindplaats bezetten, en waarvan ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

    • b.

      Doelgroepkinderen die een VE kindplaats bezetten, en waarvan ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag;

    • c.

      (Doelgroep)kinderen die een reguliere kindplaats bezetten, en waarvan ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

    • d.

      Kinderen die een reguliere kindplaats bezetten, en waarvan ouders aantoonbaar een SMI-indicatie hebben, en geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

Artikel 16:6 Voorschoolse educatie 

  • 1.

    Subsidie kan worden versterkt voor Voorschoolse Educatie (VE); Het uitvoeren van VE aan Bredase Doelgroepkinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar voor tenminste 3 dagdelen en tenminste 16 uren per week, op tenminste 3 verschillende dagen per week, voor maximaal 40 weken per jaar, en de aanvullende activiteiten en materialen die door het Rijk verplicht zijn gesteld ten behoeve van de kwaliteit van de VE.

  • 2.

    De VE-uurprijs wordt bepaald door het Normtarief en een extra subsidie voor het uitvoeren van VE minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage al bedoeld in artikel 9. Jaarlijks stelt het college de VE-uurprijs vast. De hoogte van de subsidie aan de aanbieder wordt als volgt berekend:

    • a.

      Voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag een vergoeding over de eerste 8 uur ter hoogte van het verschil in uurprijs tussen het Normtarief en de VE-uurprijs gesubsidieerd. Voor de tweede 8 uur wordt de VE-uurprijs volledig gesubsidieerd door het college voor Doelgroepkinderen.

    • b.

      Voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag geldt voor de eerste 8 uur dat de VE-uurprijs wordt gesubsidieerd minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage op basis van het Normtarief, zoals bedoeld in artikel 9 Voor de tweede 8 uur wordt de VE-uurprijs volledig gesubsidieerd door het college voor Doelgroepkinderen.

  • 3.

    Het college kan een subsidie verlenen tot maximaal 5.000,- euro voor eventuele opleidingskosten en benodigdheden om de ruimte in te richten, wanneer een aanbieder start met het aanbieden van VE of wanneer een aanbieder moet uitbreiden met een nieuwe locatie. De hoogte van de verleende subsidie is afhankelijk van het aantal VE-kindplaatsen op de betreffende locatie. Het college subsidieert enkel datgene wat nodig is om te voldoen aan het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • 4.

    Om voor subsidie voor een kindplaats VE in aanmerking te komen moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      De aanvrager van een subsidie voor voorschoolse educatie voldoet aan de kwaliteitseisen van artikel 1.50.b van de Wet kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en aan de Regeling wet kinderopvang ;

    • b.

      De opvang vindt plaats in een LRK-geregistreerde kinderopvang, niet zijnde gastouderopvang, geregistreerd als VE-voorziening;

    • c.

      De subsidie voor een kindplaats VE mag alleen worden ingezet voor kinderen met een VE-indicatie, zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid onder a en b van deze regeling.

Artikel 16:7 Peuterregeling

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de Peuterregeling; het aanbieden van een tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang voor ouders die geen recht hebben op KOT, en die geen recht hebben op VE voor Bredase kinderen in de leeftijd van 2.5 tot 4 jaar voor maximaal 8 uur per week, voor maximaal 40 weken per jaar.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie wordt bepaald door het Normtarief voor maximaal 8 uur kinderopvang per week minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage als bedoeld in artikel 9.

  • 3.

    Om voor subsidie voor een kindplaats Peuterregeling in aanmerking te komen moet de opvang plaatsvinden in een LRK-geregistreerde kinderopvang, niet zijnde gastouderopvang.

Artikel 16:8 Sociaal-Medische Indicatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor het aanbieden van kinderopvang aan kinderen van ouders, die om sociaal-medisch redenen een aantal uren per week ontlast dienen te worden van de zorg van hun kinderen. Artikel 5, eerste lid onder d is onverkort van toepassing.

  • 2.

    De subsidie kan voor maximaal 26 weken per kalenderjaar en voor maximaal 160 uur kinderopvang per maand worden verstrekt.

  • 3.

    Om voor subsidie voor een kindplaats in aanmerking te komen moet de opvang plaatsvinden in een LRK-geregistreerde voorziening voor kinderopvang en gastouderopvang.

Artikel 16:9 Ouderbijdrage

  • 1.

    De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de aanbieder bepaald op basis van het verwachte Toetsingsinkomen over het betreffende jaar. Dit verwachte inkomen wordt bepaald aan de hand van de door ouders te overleggen inkomensverklaring.

  • 2.

    Na bepaling van het verwachte toetsingsinkomen van het betreffende jaar stelt de aanbieder de hoogte van de ouderbijdrage vast aan de hand van de Ouderbijdragetabel.

  • 3.

    Voor het gebruik maken van de regeling VE betaalt een ouder:

    • a.

      Zonder recht op kinderopvangtoeslag: voor de eerste 8 uur een inkomensafhankelijke bijdrage aan de hand van de Ouderbijdragetabel, plus het verschil tussen de vraagprijs van de aanbieder en het in dat jaar geldende normtarief. De tweede 8 uur zijn gratis voor Doelgroepkinderen.

    • b.

      Met recht op kinderopvangtoeslag: de eerste 8 uur betalen ouders zelf conform de vraagprijs van de voorziening. De tweede 8 uur zijn gratis voor Doelgroepkinderen.

  • 4.

    Voor de Peuterregeling betaalt een ouder de inkomensafhankelijke ouderbijdrage aan de hand van de Ouderbijdragetabel plus het verschil tussen de vraagprijs van de aanbieder en het in dat jaar geldende Normtarief

  • 5.

    Voor de regeling SMI betaalt een ouder de inkomensafhankelijke ouderbijdrage aan de hand van de Ouderbijdragetabel plus het verschil tussen de vraagprijs van de aanbieder en het in dat jaar geldende Normtarief

Artikel 16:10 Verantwoording

  • 1.

    De aanbieder levert jaarlijks vóór 1 juli en met de verantwoording (zoals bedoelt hoofdstuk 7 van de Algemene subsidieverordening Breda 2017) de volgende gegevens aan:

    • a.

      Naam, adres, LRK-registratie van de voorziening;

    • b.

      De verantwoording bevat per opvanglocatie de volgende gegevens:

      • i.

        het aantal kindplaatsen per het type regeling (en in het geval van VE het aantal ouders met en zonder recht op KOT);

      • ii.

        het aantal afgenomen uren kinderopvang;

      • iii.

        hoogte van de besteding van de subsidie;

  • 2.

    Het college kan bij de aanbieder nadere gegevens opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde voorwaarden te controleren. Daartoe is de aanbieder verplicht het college desgewenst inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:

    • e.

      Inkomensverklaringen of andere bewijzen hoogte gezinsinkomen;

    • f.

      Verklaringen dat ouders gedurende het subsidietijdvak geen aanspraak konden maken van een voorliggende voorziening, zoals KOT;

    • g.

      Plaatsingsovereenkomst kind waaruit aantal uren, soort kindplaats, ouderbijdrage en start- en (verwachte) einddatum blijken;

    • h.

      VE-indicaties voor plaatsingen van doelgroepkinderen

    • i.

      SMI-indicaties voor plaatsingen reguliere kinderen die gebruik maken van de SMI.

  • 3.

    De subsidie voor de VE, de Peuterregeling en de regeling SMI wordt vastgesteld op basis van het daadwerkelijke aantal afgenomen uren kinderopvang in het betreffende subsidietijdvak en het daarvoor geldende tarief, met aftrek van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

Artikel 16:11 Verplichting van de subsidie-ontvanger

De aanbieder van kinderopvang of het gastouderopvang is verplicht met de ouder van een te plaatsen kind een plaatsingscontract te sluiten.

Artikel 16:12 Nieuwe feiten en omstandigheden 

De aanbieder van kinderopvang doet op verzoek van het college en onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk is dat deze aanleiding kunnen geven tot heroverweging van het besluit tot het verlenen van subsidie.

Artikel 16:13 Hardheidsclausule 

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager of de betreffende ouder afwijken van de bepalingen van deze subsidieregeling indien toepassing van de subsidieregeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Hoofdstuk 17 gereserveerd

Hoofdstuk 18 gereserveerd

Hoofdstuk 19 gereserveerd

Hoofstuk 20 Slotbepaling

Artikel 20:1 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een of meerdere artikelen van deze nadere regels buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 20:2 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    ‘De Nadere Regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017’ treden in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De ‘Nadere Regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2016’ worden ingetrokken met ingang van de dag na die van bekendmaking als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat zij van kracht blijven op aanvragen die betrekking hebben op 2016 en eerder, alsmede op besluiten die naar aanleiding van die aanvragen zijn of worden genomen. Voor zover er ingevolge het overgangsrecht behorend bij de ‘Nadere Regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2016’ op aanvragen als bedoeld in de eerste volzin andere regels van toepassing zijn verklaard, blijven deze van toepassing op die aanvragen.

  • 3.

    Aanvragen voor subsidie voor het kalenderjaar 2017 en verder, ingediend vóór 1 januari 2017 worden afgedaan volgens de ‘Nadere Regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017’.

Artikel 20:3 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als ‘Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017’

Bijlage I bij de vierde wijziging van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017, bedoeld in artikel 1:7, vierde lid, onder a, van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017

Menukaart Social Return

 

 

Soort en eventuele duur van de uitkering

(op basis van jaarcontract uitkeringsvrij)

Waarde Social Return

Invulling Baanafspraak

€ 45.000,-

Participatiewet*

€ 25.000,-

WW ‹ 1 jaar

€ 10.000,-

WW › 1 jaar

€ 15.000,-

WIA / WGA / WAJONG ‹ 2 jaar

€ 15.000,-

WIA / WGA / WAJONG › 2 jaar

€ 25.000,-

BBL-traject

€ 10.000,-

BOL-traject

reële stagevergoeding, max. € 2.000,-

WSW-inzet

betaalde rekeningen aan SW-bedrijf

Activiteiten voor de doelgroep**

€ 1.500,- per dagdeel van 4 uur

* Bij aanvraag van loonkostensubsidie wordt deze in mindering gebracht op de vervulling Social Return.

** Deze activiteiten dienen de uitstroom uit de uitkering te bevorderen, en laten ruimte voor een creatieve invulling.

Bijlage 2: Voorwaarden behorend bij Subsidieregeling ‘water en groen op eigen terrein’ van de gemeente Breda

Artikel A: Nadere bepalingen voor het aanbrengen van een groen dak

Voor de aanvraag van een subsidie dient een volledig ingevuld subsidieformulier te worden ingediend (www.breda.nl/subsidies).

 

Constructief onderzoek

In het geval de aanvrager een factuur voor constructief onderzoek indient dient deze factuur minimaal een omschrijving van de uitgevoerde werkzaamheden te bevatten.

 

Werkzaamheden groen dak

Op de offerte of factuur van de maatregel dient het volgende te worden vermeld:

  • Aantal vierkante meter te vergroenen dakoppervlak;

  • Technische beschrijving waarop o.a. de volgende punten worden vermeld:

    • a.

      Waterbergend vermogen in l/m2;

    • b.

      Substraatdikte in mm;

    • c.

      Totaal aantal toegepaste soorten;

  • Kosten verdeling voor werkzaamheden

    • a.

      Aanlegkosten;

    • b.

      Transportkosten;

    • c.

      Materiaalkosten.

Subsidievoorwaarden

Constructief onderzoek

Subsidiabele kosten voor advies voor de aanleg van het groen dak bedragen:

  • a.

    bij een groen dak oppervlak tot 100 m2 maximaal € 250,-;

  • b.

    bij een groen dak oppervlak groter dan 100 m2 maximaal € 350,-.

  • c.

    Gemaakte advieskosten worden enkel gesubsidieerd wanneer het groen dak daadwerkelijk wordt aangelegd.

Aanleg groen dak

De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de oppervlakte van het groen dak.

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van de werkelijk gemaakte totale kosten.

Subsidiebedrag

€ 20,-/m2

waterbergend vermogen1 (l/m2)

≥ 25

substraatdikte (mm) 2

≥ 40

aantal soorten

≥ 8

maximum subsidiebedrag natuurlijke personen

€ 3.000,-

maximum subsidiebedrag

stichtingen en bedrijven

€ 10.000,-

1 Het waterbergend vermogen dient te worden bepaald volgens de onderzoeksmethode van het FLL (Forschungsgesellschaft Landschaftsentwicklung Landschaftsbau).

2 Bepaald aan de hand van het onderzoek door Green deal groene daken – facts and values factsheet groen daken - https://www.greendealgroenedaken.nl/facts-values/ ).

 

Artikel B: Nadere bepalingen voor het aanbrengen van grondgebonden groene gevel

 

Voor de aanvraag van een subsidie dient een volledig ingevuld subsidieformulier te worden ingediend (www.breda.nl/subsidies).

Bij de aanvraag dienen minimaal de volgende onderdelen te worden meegeleverd:

  • Offerte/factuur waarop vermeld staat:

    • a.

      Kosten aanbrengen voorzieningen/steunpunten aan gevel (indien van toepassing);

    • b.

      Kosten voor beplanting;

    • c.

      Kosten voor verwijderen verharding;

  • Situatieschets huidige en nieuwe situatie.

Aandachtspunten

  • -

    De aanvrager draagt zelf verantwoordelijkheid voor de aanvraag van een eventuele omgevingsvergunning zoals genoemd in nadere regels – artikel 10:10;

  • -

    De subsidie is niet van toepassing op groene gevelsystemen zoals genoemd in artikel 10:1.

Subsidievoorwaarden

De hoogte van de subsidie bedraagt 30% van de kosten van de maatregel met een plafondbedrag conform onderstaande tabel:

Maximale subsidie

maximum subsidiebedrag natuurlijke personen

€500,-

maximum subsidiebedrag

stichtingen en bedrijven

€1500,-

Artikel C: Nadere bepalingen voor het aanbrengen van een regenwatervoorziening

Voor de aanvraag van een subsidie dient een volledig ingevuld subsidieformulier te worden ingediend (www.breda.nl/subsidies).

  • 1.

    Regenton/regenzuil/waterschutting

    Bij de aanvraag dienen minimaal de volgende onderdelen te worden meegeleverd:

    • Factuur waarop vermeld staat:

      • a.

        Het type voorziening;

      • b.

        Inhoud van de regenwatervoorziening in liters;

    • Foto van de voorziening.

  • Subsidiabele kosten

    • Materiaal regenwatervoorziening;

    • Aansluitmateriaal (b.v. koppelstukken).

  • 2.

    Infiltratievoorziening/wadi

    Bij de aanvraag dienen minimaal de volgende onderdelen te worden meegeleverd:

    • Offerte/factuur waarop vermeld staat:

      • a.

        Het type voorziening;

      • b.

        De inhoud van de regenwatervoorziening in liters;

    • Begeleidend document met daarin:

      • a.

        Situatieschets bestaande situatie;

      • b.

        Situatieschets nieuwe situatie;

    • Indien van toepassing: factuur van gemaakte voorbereidende kosten:

      • a.

        Bodemonderzoek;

      • b.

        Onderzoek grondwaterstanden;

  • Subsidiabele kosten:

    • Materiaal regenwatervoorziening;

    • Aansluitmateriaal (b.v. koppelstukken);

    • Graafwerkzaamheden uitgevoerd door derden;

    • Voorbereidende kosten (bodemonderzoek en onderzoek grondwaterstanden).

Subsidievoorwaarden

De hoogte van de subsidie bedraagt 30% van de kosten van de regenwatervoorziening met plafondbedrag en voorwaarden conform onderstaande tabel:

Maximum subsidiebedrag

Maximum aan te vragen aantal

Regenton/regenzuil

  • -

    De voorziening kan niet solitair worden aangevraagd, hij dient met minimaal één andere maatregel te worden gecombineerd *

  • -

    Minimale inhoud van 100 liter

€ 250,-

2

Waterschutting met een minimale inhoud van 100 liter

€ 700,-

n.v.t.

infiltratievoorziening zoals een infiltratiekoffer, grindkoffer of gelijkwaardig alternatief

€ 500,-

n.v.t

Verlaging in de tuin, wadi of gelijkwaardig alternatief

€ 1.200,-

n.v.t.

*Uitzondering: indien aanvrager in het kalenderjaar al een maatregel (zoals een groen dak) heeft aangevraagd, is het toegestaan een losse regenton aan te vragen binnen dat kalenderjaar.

 

Artikel D: Nadere bepalingen voor het onttegelen en vergroenen van tuinen

Voor de aanvraag van een subsidie dient een volledig ingevuld subsidieformulier te worden ingediend (www.breda.nl/subsidies).

Bij de aanvraag dienen minimaal de volgende onderdelen te worden meegeleverd:

  • Offerte/factuur waarop vermeld wordt:

    • a.

      Aantal m2 te ontstenen en te vergroenen oppervlak;

    • b.

      Beplantingssoorten en aantallen;

  • Situatieschets oude situatie;

  • Situatieschets nieuwe situatie.

Subsidievoorwaarden

  • Bij de aanleg van een grasmat worden maximaal de werkelijk besteedde kosten vergoed;

  • Verhoogde borders en bloembakken zonder onderkant die in directe verbinding met de tuingrond staan zijn toegestaan;

  • De hoogte van de subsidie bedraagt €10,- per vierkante meter. Het maximumbedrag bedraagt €1.500.