Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Financiële verordening provincie Overijssel 2016 |
Citeertitel | Financiële verordening provincie Overijssel 2016 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | 01-01-2017 | 01-01-2020 | Wijziging artt. 6, 9, 10 | 17-10-2017 | PS/2017/773 |
16-07-2016 | 01-01-2016 | 01-01-2018 | nieuwe regeling | 06-07-2016 Provinciaal Blad nr,. 4082, d.d. 15 juli 2016 | PS/2016/420 |
Artikel 216 van de Provinciewet geeft aan dat Provinciale Staten een verordening vaststellen over de uitgangspunten van het financieel beleid, regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Het doel van het artikel 216 Provinciewet is, dat Provinciale Staten de uitgangspunten vastleggen voor de uitvoering van de financiële functie. De Financiële verordening 2016 bevat daarmee de kaders, waarbinnen Gedeputeerde Staten opereren.
1.2 Begroting en verantwoording
Artikel 3. Planning & controlcyclus 3
Via de Statenplanning bieden Gedeputeerde Staten overzicht in de data door het aanbieden van de Jaarstukken, de Perspectiefnota, de tussentijdse rapportages en de begroting aan Provinciale Staten.
Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken 4
Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen in activa per categorie het benodigde investeringsbudget weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringsbudget en de raming van de uitputting van het budget in het lopende boekjaar weergegeven.
Artikel 6. Autorisatie begroting en wijzigingen daarop
Gedeputeerde Staten dragen er bij de uitvoering van de begroting zorg voor dat de lasten van een beleidsdoel niet dusdanig overschreden worden dat de realisatie van andere beleidsdoelen binnen hetzelfde Programma onder druk komen te staan. Provinciale Staten mandateren Gedeputeerde Staten om binnen een kerntaak/programma te schuiven met het budget indien: 7a. dit de realisatie van beleidsdoelen niet nadelig beïnvloedt en
Gedeputeerde Staten doen en accorderen bij tussentijdse rapportages in principe alleen voorstellen met neutrale wijzigingen waarbij lasten en baten in evenwicht zijn. Uitzondering hierop vormen de voorstellen ten aanzien van de vrijval van voorzieningen. 1
De onderstaande budgettair neutrale en technische wijzigingen worden door Gedeputeerde Staten geaccordeerd en achteraf via de tussentijdse rapportages door Provinciale Staten geautoriseerd: 9a. Verwerking van reeds genomen Statenbesluiten.
Bij de Jaarstukken vindt in principe geen resultaatbestemming plaats met niet bestede delen van structurele budgetten. 10
Artikel 6b. Autorisatie investeringsbudgetten voor materiële vaste activa en wijzigingen daarop
Artikel 8 Financieringsbehoefte
Gedeputeerde Staten nemen bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:
Het uitzetten van tijdelijk overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend conform de Wet Fido via het verplicht Schatkistbankieren bij het Ministerie van Financiën; hiervan zijn uitgezonderd uitzettingen vanuit de publieke taak van de provincie, alsmede het uitlenen aan c.q. inlenen van andere decentrale overheden die niet onder toezicht staan van de provincie;
Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van borg- en garantstellingen en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingen Gedeputeerde Staten zoveel mogelijk zekerheden. Gedeputeerde Staten motiveren in hun besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.
Bij het verstrekken van een borg- of een garantstelling wordt ten laste van de begroting een risicoreservering opgenomen ter grote van het risico dat de provincie met de borg- of garantstelling loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening of risicoreservering, dan doet het college voorafgaand aan de verstrekking van de borg- of garantstelling een voorstel aan Provinciale Staten tot wijziging van de begroting.
Artikel 10. Reserves, voorzieningen en doeluitkeringen
Voorzieningen worden ingesteld op grond van het BBV. Er zijn situaties waarin het verplicht is om een voorziening in te stellen. Wanneer een voorziening wordt ingesteld worden de volgende criteria gehanteerd: Gedeputeerde Staten stellen een voorziening in. In het voorstel tot instellen van een voorziening wordt ingegaan op:
Doeluitkeringen worden ingesteld, gewijzigd en opgeheven door Gedeputeerde Staten. Een doeluitkering wordt opgeheven als de middelen zijn besteed of zijn terugbetaald. Op de middelen rust een terugbetalingsverplichting. Daar waar het instellen, wijzigen of opheffen budgettaire consequenties met zich meebrengt blijft de goedkeuring door Provinciale Staten vereist.
Artikel 11. Verwerking van baten en lasten
Indien er bij de afronding van verplichtingen financiële ruimte ontstaat wordt:
Na afloop van het jaar de financiële ruimte toegevoegd aan de Algemene Reserve, met uitzondering van vrijval op verplichtingen die gefinancierd zijn ten laste van nog niet afgeronde Kwaliteit van Overijssel programma's, verplichtingen oorspronkelijk vastgelegd ten laste van het programma EHS, de overige bestemmingsreserves, voorzieningen, doeluitkeringen en bijdragen van derden. Deze middelen worden toegevoegd aan het oorspronkelijke doel.
Artikel 12. Kostprijsberekening 17
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de provincie Overijssel wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de provincie verleende diensten.
Artikel 13. Lokale heffingen en leges
Met leges wordt bedoeld de rechten als beschreven in artikel 223 van de Provinciewet. Leges worden geheven inzake een beschikking van Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koning op een aanvraag om een vergunning, ontheffing, toestemming, vrijstelling of ander beschikking, alsmede voor andere op aanvraag verstrekte diensten zoals drukwerken en dergelijke.
De tarieven van leges worden zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de leges kostendekkend zijn indien dit enigszins ‘redelijk en mogelijk' is. Voor het bepalen van de kosten worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken die rechtstreeks samenhangen met de door de provincie verleende diensten. Dit kunnen zowel apparaatskosten zijn als programmatische lasten.
In de begroting en het jaarverslag worden in afzonderlijke paragrafen de beleidslijnen vastgelegd met betrekking tot relevante beheersmatige aspecten, alsmede tot de lokale heffingen. In de paragrafen wordt tenminste opgenomen datgene dat nader bepaald is in de artikelen 9 tot en met 16 van de BBV. Er wordt in een apart programma ingegaan op de paragraaf Bedrijfsvoering.
1.5 Financieel beheer en interne controle
Artikel 16. Interne controle 21
Gedeputeerde Staten zorgen ten behoeve van het getrouwe beeld van het Jaarverslag en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen nemen Gedeputeerde Staten maatregelen tot herstel.
Gedeputeerde Staten zorgen voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de provincie met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie nemen Gedeputeerde Staten maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Artikel 20. Overgangsbepalingen 25
Investeringen die zijn geactiveerd voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgeschreven volgens de destijds vastgestelde afschrijvingstermijnen en methodiek, voor zover Provinciale Staten niet hebben aangegeven dat deze investeringen onder deze verordening vallen of in het geval van investeringen in maatschappelijk nut vervroegd moeten worden afgeschreven.
[Toelichting: Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Provinciewet, de Wet Fido, het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.]
[Toelichting: Het artikel bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van Provinciale Staten tot uiting komt. Provinciale Staten leggen op basis van dit artikel een belangrijk deel van de inrichting van de begroting vast, evenals de kengetallen waarop zij wil sturen en controleren. Gebruikelijk is om de indeling voor een gehele Statenperiode vast te stellen. Provinciale Staten kunnen, als daar aanleiding toe bestaat deze indeling wijzigen. Voor de consistentie van de administratie en de vergelijkbaarheid van cijfers in de loop van de jaren is tussentijdse wijziging van de programma-indeling niet wenselijk. Ditzelfde geldt bij de start van een nieuwe Statenperiode om de relatie en consistentie met het verleden in tact te houden.
Sinds het hoofdlijnenakkoord Kracht van Overijssel is gekozen om de Programma's volgend uit het rapport Lodders als indeling te gebruiken voor de begroting. Hier zijn de programma's Gebiedsontwikkelingen, Sociale Kwaliteit en Bedrijfsvoering aan toegevoegd. Programma's in de begroting zijn daarmee programma's als bedoeld in artikel 8 van het BBV.
De indicatoren (kengetallen) waarop Provinciale Staten willen sturen en controleren worden ook door Provinciale Staten vastgesteld. Een programma moet het antwoord geven op de drie W-vragen: Wat willen we bereiken; Wat gaan we daar voor doen; en Wat mag het kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk indicatoren nodig zijn. Aan de hand van indicatoren kunnen Provinciale Staten hun kaderstellende functie invullen. Indicatoren zijn ook belangrijk voor de controlerende functie omdat deze Provinciale Staten de gelegenheid bieden de uitkomsten en resultaten van de programma's te beoordelen.]
[Toelichting: Het artikel bepaalt dat Gedeputeerde Staten ieder jaar aan Provinciale Staten overzicht bieden in de data waarop belangrijke financiële stukken in vergaderingen van Provinciale Staten worden geagendeerd. Provinciale Staten besluiten in haar agendering rekening te houden met de wettelijke termijnen.]
[Toelichting: In de Planning & Controldocumenten worden de lasten en baten minimaal per beleidsdoel weergegeven. In dit artikel wordt de verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht va de investeringen wordt gegeven.]
[Toelichting: Dit artikel gaat over de kaders voor het opstellen van de Perspectiefnota en de meerjarenraming. Hierin staan een aantal uitgangspunten die Gedeputeerde Staten bij het opstellen van deze stukken in acht moeten nemen. Dit in aanvulling op de bepalingen van de artikelen 193 en 197 Provinciewet, het BBV en het achterliggende document bij het BBV 'Uitgangspunten gemodificeerd stelsel van baten en lasten provincies en gemeenten' (in dit document staan in aanvulling op het BBV de basisregels voor het opstellen van de Perspectiefnota en de meerjarenraming). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat Gedeputeerde Staten vooraf aan het opstellen aan de begroting (voor de zomer) een nota vaststellen waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd.
Artikel 8, zesde lid van het BBV zegt dat het bedrag voor onvoorzien wordt geraamd voor de begroting in zijn geheel of per programma. In het tweede lid van artikel 5 wordt een nadere invulling aan deze wettelijke verplichtingen gegeven. De meeste gemeenten en provincies nemen een bedrag voor onvoorzien op onder de algemene dekkingsmiddelen als één totaalbedrag. Het derde lid van het artikel bevat als aanvullend kader voor het opstellen van de Perspectiefnota
dat de onderhoudsbudgetten worden geraamd op grond van de onderhoudsplannen zoals die door de Staten zijn vastgesteld. Indien een provincie geen onderhoudsplannen heeft voor de kaderstelling kan men hier het alternatief opnemen dat in de Perspectiefnota voor de onderhoudsbudgetten
de geautoriseerde bedragen uit de vorige begroting worden overgenomen, waarbij deze bedragen voor inflatie worden gecorrigeerd. In de Perspectiefnota worden de indexeringspercentages vastgesteld ter compensatie van inflatoire effecten. Meestal is dit één uniform percentage waarmee de indexeringsbedragen van de volgende onderdelen bepaald worden.
- Investeringsbudgetten voor activa
- Rentetoevoegingen aan reserves, voor zover niet anders besloten door Provinciale Staten
- Instandhoudingsbijdragen aan voorzieningen, voor zover niet anders besloten door Provinciale Staten
De volgende budgetten in de begroting worden niet geïndexeerd met vermelding van de redenen
- Afschrijvingslasten; deze muteren als gevolg van de indexering van investeringsbudgetten voor activa.
- Toegerekende rentelasten aan activa; deze lasten worden bepaald door het gestelde in artikel 7, derde en vierde lid van deze verordening.
- Incidentele budgetten (al dan niet gefinancierd uit reserves); inflatoire effecten dienen bij het aanvragen van incidentele budgetten voorzien te zijn. Dit houdt in dat bij het opstellen van kostenramingen rekening gehouden moet worden met toekomstige kostenontwikkelingen en dat nadien geen indexeringsclaims ingediend worden. Voor budgetten ten laste van reserves is - indien van toepassing - daarenboven de rentetoevoeging bedoeld voor bedoelde effecten.
- Bestedingen ten laste van voorzieningen; daar waar het risicobedrag in de tijd toeneemt met inflatoire effecten wordt dit gemitigeerd via de instandhoudingsbijdragen aan deze voorzieningen.]
[Toelichting: Met de controle op de juiste toepassing van het begrotingscriterium toetst de accountant of het budgetrecht van Provinciale Staten is gerespecteerd. Zij beoordelen bij hun controle de overschrijdingen ten opzichte van de begrote lasten per beleidsdoel. De beleidsdoelen maken onderdeel uit van de kerntaken in de begroting van de provincie Overijssel. Dit betreft enkel de lasten omdat hierop een beoordeling en rapportering van de accountant wordt gevraagd vanuit de Kadernota Rechtmatigheid.]
[Toelichting: Het tweede lid van dit artikel draagt Gedeputeerde Staten op om in de besteding van de middelen én de realisatie van de beleidsdoelen evenwichtigheid te behouden. Dit artikel verplichten Gedeputeerde Staten om bij grote, politiekgevoelig geachte afwijkingen deze expliciet voor te leggen aan Provinciale Staten. Hiervan is sprake als de lasten van een beleidsdoel dusdanig overschreden worden dat de realisatie van andere beleidsdoelen binnen hetzelfde Programma onder druk komen te staan. Provinciale Staten kunnen via de verantwoordingsdocumenten zowel de GS- als PS-wijzigingen raadplegen inclusief de toelichting die daarbij hoort. Wijzigingen tussen prestaties die worden gevoed uit de uKvO dienen altijd aan Provinciale Staten worden voorgelegd, conform de spelregels van uKvO. ]
[Toelichting: Het vierde lid van dit artikel geven Gedeputeerde Staten de bevoegdheid de begroting te actualiseren zonder een expliciet besluit vooraf van Provinciale Staten. Dit is ter vereenvoudiging en vermindering van het aantal wijzigingsvoorstellen dat aan Provinciale Staten worden voorgelegd. Bij sub a van het vierde lid kan gedacht worden aan een amendement of een resultaatbestemming. Bij sub b van het vierde lid kan gedacht worden aan een gemeentelijke cofinancieringbijdrage. Het vierde lid, onderdeel c verwijst naar de specifieke spelregels, die op grond van de toelichting op artikel 27 BBV voor een aantal reserves zijn opgenomen (op moment van schrijven gaat het hier om de bestemmingsreserves uKvO en uEHS).]
[Toelichting: Naast lopende uitgaven doet de provincie investeringen in materiële vaste activa. Voor de autorisatie van nieuwe investeringsbudgetten is in het eerste lid gekozen deze bij begrotingsbehandeling mee te nemen. Het tweede lid van dit artikel behandelt wanneer wijzigingsvoorstellen voor investeringsbudgetten voor activa aan Provinciale Staten kunnen worden voorgelegd. Het derde lid behandelt de wijze waarop met niet bestede (delen van) investeringsbudgetten voor activa wordt omgegaan. De besteding van de budgetten voor vervangingsinvesteringen volgen niet altijd het begrotingsritme, maar worden bepaald door de werkelijke investeringen en de geschatte levensduur. Niet bestede budgetten vallen vrij ten gunste van de Algemene Reserve.
Soms komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens in activa op tafel die bij het opstellen van de ontwerpbegroting nog niet waren voorzien. Het laatste lid van het artikel regelt de autorisatie van de investeringsbudgetten voor deze investeringen.]
[Toelichting: Een belangrijk onderdeel van de Planning- en Controlcyclus voor Provinciale Staten zijn de tussentijdse rapportages. Op basis van tussenrapportages worden Provinciale Staten geïnformeerd over de uitputting van budgetten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. Hiervoor wordt de monitor Overijssel als instrument gehanteerd. Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage. Het derde lid bepaalt over welke afwijkingen ten opzichte van de begroting Gedeputeerde Staten zich in de rapportage moeten verantwoorden.]
[Toelichting: In artikel 8 zijn de uitgangspunten voor het uitoefenen van de financieringsfunctie nader beschreven. Deze uitgangspunten zijn geactualiseerd aan de hand van Wet Fido en de introductie van de Wet Schatkistbankieren, alsmede aan de wet Ruddo zoals gewijzigd per 18 december 2014. Lid vier bepaalt dat voor het verlenen van borgstellingen en garanties een risicoreservering wordt opgenomen voor het risico dat de provincie loopt. Dit kan bijvoorbeeld door een extra toevoeging aan de Algemene risicoreserve. De risico's worden ingeschat op basis van een risicoanalyse. Een en ander conform de ‘Uitvoeringsregels risicomanagement'.]
[Toelichting: In dit artikel zijn de wijze van waarderen en afschrijven gedefinieerd voor zover afwijkend van of aanvullend op artikel 59 t/m 65 van het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten. In het wijzigingsbesluit van het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten van 5 maart 2016 is onder andere vastgesteld dat investeringen met een maatschappelijk nut, evenals investeringen met een economisch nut, moeten worden geactiveerd en over de verwachte toekomstige gebruiksduur moeten worden afgeschreven. Door deze wijziging is de systematiek van activering en afschrijving voor alle investeringen gelijk getrokken. Daarom is er ook geen onderscheid meer gemaakt tussen investeringen met maatschappelijk nut en investeringen met economisch nut (lid 7 t/m 11). Bij de bepaling van de afschrijvingstermijnen van materiële vaste activa is rekening gehouden met de levensduur van het actief.
Ruilgronden, restgronden en projectgronden binnen de begrensde EHS worden als onderhanden beschouwd en dus gewaardeerd onder de voorraad.]
[Toelichting: In dit artikel zijn de wijze van instellen, wijzigen en opheffen van reserves, voorzieningen en doeluiterkingen toegelicht.
Reserves zijn vermogensbestandsdelen die als eigen vermogen zijn aan te merken en vrij besteedbaar zijn. Reserves worden alleen gevormd, gewijzigd en opgeheven via een Statenbesluit. Reservevorming is slechts mogelijk onder bepaalde voorwaarden en er wordt niet meer gereserveerd dan nodig is om het aanvaarde beleid uit te voeren.
Op basis van de indeling van het BBV worden reserves gesplitst in algemene reserves en bestemmingsreserves. Toevoegingen mogen niet lager en onttrekkingen aan reserves niet hoger zijn dan het in de actuele begroting (primitieve begroting inclusief begrotingswijzigingen) vastgestelde bedrag, tenzij Provinciale Staten expliciet hebben besloten hiervan af te wijken, bijvoorbeeld door de onttrekking te koppelen aan bepaalde uitgaven (conform uitzonderingspositie art 27 BBV).
In Overijssel speelt dit voor de Uitvoeringsreserve Natuurnetwerk Nederland en de reserve Uitvoering Kwaliteit van Overijssel (Statenvoorstel PS/2012/155). Voor de reserve Uitvoering Kwaliteit van Overijssel mogen Gedeputeerde Staten via een GS-begrotingswijziging binnen prestaties budget verschuiven tussen begrotingsjaren (PS/2012/155). Voor de uitvoeringsreserve EHS mogen Gedeputeerde Staten daarnaast budget verschuiven tussen gespecificeerde prestaties (PS/2014/62). De hierdoor gecreëerde budgetflexibiliteit biedt de mogelijkheid om met snelheid, uitvoeringsgerichtheid en aanpassingvermogen adequaat in te spelen op de kansen en wensen van de gebieden in Overijssel. De mutaties worden in het lopende boekjaar achteraf door Provinciale Staten geautoriseerd.
Voorzieningen worden gevormd voor min of meer onzekere verplichtingen die te zijner tijd tot schulden kunnen worden (zoals garantstellingen), of voor schattingen van de lasten voortvloeiend uit risico's die samenhangen met de bedrijfsvoering (zoals rechtsgedingen en reorganisaties). Ook kunnen voorzieningen worden gevormd ter egalisatie van de in de tijd onregelmatig gespreide lasten (zoals groot onderhoud). Kenmerkend voor een voorziening is dat:
- Deze moet worden gevormd vanuit een verplichting volgend uit bedrijfsactiviteiten;
- Deze een verplichte bestedingsrichting heeft;
- Deze tot het vreemde vermogen behoort.
Voor de gevolgen van toekomstige gebeurtenissen, die niet in causale relatie staan tot de bedrijfsvoering in de periode voorafgaande aan de balansdatum, kunnen geen voorzieningen worden gevormd. Het is ook niet toegestaan om voorzieningen te vormen voor jaarlijks terugkerende arbeidskostengerelateerde verplichtingen van een vergelijkbaar volume.
Het BBV schrijft voor dat niet bestede middelen van Europese en Nederlandse overheidslichamen, die moeten worden besteed aan een specifiek doel op de balans als schuld worden verantwoord onder het kopje overlopend passief en als doeluitkering geclassificeerd.
Een overlopend passief valt niet onder het begrip voorzieningen omdat hierbij geen onzekerheid bestaat over de omvang van de verplichting.]
[Toelichting: Lid 2 bepaalt de lastneming bij inkopen. Bij opdrachtverstrekking binnen programmabudgetten worden programmakosten toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Om op balansdatum een verplichting op de balans op te nemen moet de prestatie geheel zijn geleverd. Indien diensten niet in één begrotingsjaar plaatsvinden worden de uitgaven zo goed mogelijk toegerekend aan de twee begrotingsjaren. In het vigerende verplichtingenbeleid mag de last volledig ten laste worden gebracht van het lopende boekjaar, wanneer de verplichting voor
meer dan 75% aantoonbaar is gerealiseerd. Met ingang van de vorige verordening is dit beleid aangepast. De last wordt genomen op het moment dat de onderliggende prestatie voor een verkregen factuur geheel is gerealiseerd.
Bij subsidies (lid 3) wordt het uiteindelijk toekennen van een subsidie gezien als prestatie van het subsidieproces. Om de last te verantwoorden dient te zijn vastgesteld dat voldaan is aan de subsidievoorwaarden en dat sprake is van een adequaat subsidieproces. Hierbij dient onder elke beschikking een deugdelijke subsidieaanvraag te liggen (inclusief bestek, planning e.d.). Dit resulteert in een voorlopige toekenning. Door het aangaan van een voorlopige toekenning
wordt een onherroepelijke verplichting aangegaan. Op basis van het voorzichtigheidsprincipe is in principe dit het moment dat de last in onze provinciale jaarrekening dient te worden verantwoord.
De lasten als gevolg van voorlopige toekenningen worden genomen op het moment van het beschikken (afgeven van de beschikking), tenzij:
a. De hoogte van de subsidie expliciet is verbonden aan de te leveren prestaties (p x q subsidies), voorbeeld hiervan is een vast bedrag aan subsidie per aangelegd bushokje. Bij deze subsidie is inzicht in de realisatie noodzakelijk om de subsidie te kwantificeren. De last kan worden verantwoord op basis van een schatting van de prestaties. Gedurende het jaar dient op basis van het subsidiemonitoringproces (en de daarin beschikbare informatie) een best mogelijke inschatting te worden gemaakt van de last. Indien op basis van verkregen informatie blijkt dat de werkelijke prestaties afwijken van de schatting, dan dienen de lasten hierop te worden aangepast.
b. De subsidie op basis van de subsidiebeschikking expliciet toe te rekenen is aan volgende begrotingsjaren (bijvoorbeeld (1) een subsidie jeugdzorg toegekend in 2012, maar voor exploitatiejaar 2013, (2) een toekenning in 2012 van een beschikking voor een project, maar in de beschikking wordt expliciet aangegeven dat het project uitgevoerd zal worden in 2014);
c. Het subsidietoekenningsproces niet geheel via de gebruikelijke procedure verlopen is en er bijvoorbeeld aan de subsidiebeschikking geen deugdelijke aanvraag (inclusief eventueel bestek, planning, plan) ten grondslag lig;
d. Per balansdatum reeds een betrouwbare schatting kan worden gemaakt van de eventueel terug te vorderen subsidie (dit corrigeren op de last)
In de loop van het jaar worden er verplichtingen vastgelegd om een bepaalde (deel)prestatie te bereiken. Lid 4 bepaalt dat indien er bij de afronding van verplichtingen in het lopende jaar financiële ruimte ontstaat , dit de financiële ruimte vergroot om andere activiteiten te kunnen ontplooien om de prestatie die in de begroting is afgesproken te kunnen realiseren.
Wanneer na afloop van het jaar een verplichting wordt afgerekend, dan heeft dit betrekking op een prestatie uit een vorig jaar. Eventuele ontstane financiële ruimte kan daarom terugvloeien naar de Algemene Reserve. Voor verplichtingen die gefinancierd zijn ten laste van nog niet afgeronde Kwaliteit van Overijssel programma's, verplichtingen oorspronkelijk vastgelegd ten laste van het programma EHS, de overige bestemmingsreserves, voorzieningen, doeluitkeringen en bijdragen van derden, geldt een andere redenering. Deze middelen worden toegevoegd aan het oorspronkelijke doel vanwege de specifieke afspraken die gemaakt zijn om deze middelen in stand te houden.]
[Toelichting: Op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten heeft de provincie een keuzemogelijkheid voor de te hanteren renteomslagsystematiek. De keuze bestaat uit geen renteomslag toepassen, alleen de werkelijk te betalen rente in de omslagrente opnemen of de te betalen rente en de bespaarde rente in de renteomslag opnemen. De provincie Overijssel hanteert de systematiek waarbij alleen de werkelijk betaalde rente wordt verwerkt in de renteomslag.]
[Toelichting: Het eerste lid van artikel 13 regelt, dat de provinciale tarieven, heffingen en prijzen vastgelegd worden in een provinciale verordening en wat daarin opgenomen moet worden. In artikel 225 Provinciewet, artikel 15.44 Wet milieubeheer (heffing nazorg gesloten stortplaatsen) en artikel 7.7 Waterwet (grondwaterheffing) worden randvoorwaarden gesteld aan de hoogte van de tarieven en heffingen. De tarieven en heffingen mogen het bedrag van de geraamde kostprijs niet te boven gaan. In afwijking van het voorgaande is bij meer producten en diensten opgenomen in één verordening het mogelijk dat een bepaald product hoger wordt geprijsd dan de geraamde kostprijs zolang het totaal van de geraamde opbrengst de totale kosten van de in de verordening genoemde producten en diensten niet overschrijdt. Dit is het geval bij de leges, welke in de regel bijeen worden gebracht in één verordening.
In dit artikel worden in het derde lid de uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven. Het uitgangspunt is dat de leges in principe kostendekkend dienen te zijn. Het derde lid bepaalt, dat naast de direct toe te rekenen kosten ook de indirecte kosten die rechtstreeks samenhangen met de te leveren dienst worden meegenomen voor de kostprijsbepaling. Voor de meeste in rekening te brengen leges gaat het daarbij om de directe programmatische lasten en de directe en indirecte (overhead) apparaatskosten van de ambtenaren die werkzaamheden verrichten in het kader van de uitvoering van de legesgrondslag (meestal een wet).]
[Toelichting: Voor de invulling van de Paragrafen in de begroting en de jaarstukken wordt het BBV gevolgd en wordt tenminste opgenomen datgene dat nader bepaald is in de artikelen 9 tot en met 16 van de BBV.
De commissie Depla heeft in 2014 aanbevelingen gedaan over aanpassingen van het BBV. Conform de aanbeveling van commissie Depla gaan wij vanaf de begroting 2016 in een apart programma, in plaats van in de paragrafen, in op het onderdeel Bedrijfsvoering. In de definitieve wijziging van het BBV is, anders dan de aanbeveling van de commissie Depla, de paragraaf Bedrijfsvoering in stand gehouden. In de begroting 2017 bekijken wij daarom nader of het voor de provincie noodzakelijk is om de paragraaf bedrijfsvoering op te nemen.]
[Toelichting: De accountant toetst jaarlijks van de provinciale rekening of deze een getrouw beeld geeft van de provinciale financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 16 dragen Gedeputeerde Staten op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de provincie zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.]
[Toelichting: Artikel 17 bepaalt dat in provinciale regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van provinciale regelingen en eigendommen te beperken. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een provinciale subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant.]
[Toelichting: Artikel 18 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid sub c van artikel 158 Provinciewet zijn Gedeputeerde Staten bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de provincie, met uitzondering van de organisatie van de Griffie. Gedeputeerde Staten worden onder sub c van artikel 18 opgedragen de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringsbudgetten, vast te leggen in besluiten. De regels bedoeld onder sub c hebben Gedeputeerde Staten gezamenlijk vastgelegd in een organisatieregeling.]
[Toelichting: De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 216 van de Provinciewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De Jaarstukken van het vorig begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.]