Organisatie | Goeree-Overflakkee |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening Goeree-Overflakkee 2016 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Goeree-Overflakkee 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Algemene plaatselijke verordening Goeree-Overflakkee 2015.
Alle regelingen, vastgesteld op grond van de Algemene plaatselijke verordening 2015, blijven van kracht.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-01-2017 | 16-12-2020 | art. 1:3, 1:8, 2:1, 2:9, 2:10, 2:12, 2:23b, 2:23k, 2:25, 2:28, 2:29, 2:39, 2:57, 2:60, 2:64, 2:67, 2:72, 2:77, 3:3, 4:6, 4:6c, 4:6d, 4:11, 4:18, 5:2, 5:3, 5:4, 5:6, 5:7, 5:8, 5:11, 5:13, 5:18, 5:33, 5:34 | 15-12-2016 | Z-16-71649/8183 | |
13-07-2016 | 16-12-2020 | Nieuwe regeling | 16-06-2016 | Z-15-50961/46857 |
De raad van de gemeente Goeree-Overflakkee;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 mei 2016;
gelet op artikel 147 jo. artikel 149 Gemeentewet;
vast te stellen de navolgende verordening:
Algemene plaatselijke verordening Goeree-Overflakkee 2016
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Paragraaf 1: Bestrijding van ongeregeldheden
Paragraaf 3: Verspreiden van gedrukte stukken
Paragraaf 4: Vertoningen e.d. op de weg
Paragraaf 5: Bruikbaarheid ten aanzien van de weg
Paragraaf 6: Veiligheid op de weg
Paragraaf 6a: Verboden slaapverblijf
Paragraaf 6b: Veiligheid op het strand
Paragraaf 8: Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 8a: Bepalingen drank- en horecawet
Paragraaf 9: Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Paragraaf 10: Toezicht op speelgelegenheden
Paragraaf 11: Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Paragraaf 12: Bepalingen ter bestrijding van heling en goederen
Paragraaf 15: Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en
Cameratoezicht op openbare plaatsen
Hoofdstuk 3 Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen
Paragraaf 1: Algemene bepalingen
Paragraaf 2: Vergunningen seksbedrijf
Paragraaf 3: Uitoefenen seksbedrijf
Paragraaf 4: Overige bepalingen
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Paragraaf 1: Geluid- en lichthinder
Paragraaf 2: Bodem, weg en milieuverontreiniging
Paragraaf 3: Het bewaren van houtopstanden
Paragraaf 4: Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Paragraaf 5: Kamperen buiten kampeerterreinen
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Paragraaf 7: Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in Natuurgebied
Paragraaf 8: Verbod vuur te stoken
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen wordt vastgesteld op grond van artikel 20a WVW 1994. De grens van deze bebouwde kom wordt vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad en moet op grond van artikel 156a WVW 1994 worden aangeduid;
bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening Goeree-Overflakkee;
duinen: het gehele terrein tussen de Noordzee, Grevelingen, Haringvliet en strand Sluispad enerzijds en het achterliggende polderland anderzijds in zijn geheel vormende de natuurlijke kering tegen het water langs de kust van Goeree-Overflakkee, bestaande uit aaneengesloten zandruggen en tussengelegen duinvalleien met de zich daarin bevindende kunstwerken en met de daarin gelegen en daartoe behorende wegen, dijken, voet- en fietspaden, afritten en toegangstrappen;
gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;
openbare plaats: plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;
verkeer: verkeer als bedoel in artikel 1 onder van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 2.10, vierde lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 2.11 of artikel 4.11.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Paragraaf 1: Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141 en 142 Wetboek van Strafvordering zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Artikel 2:1a Messen en andere voorwerpen als wapen
wapens, behorend tot de categorieën I, II, III en IV van de Wet wapens en munitie;
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Paragraaf 5: bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Het plaatsen of geplaatst houden van voorwerpen of beplanting op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie ervan
In afwijking van het derde lid kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of de provinciale wegenverordening.
Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de wegenverordening of het provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde AVOI.
Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Paragraaf 6: Veiligheid op de weg
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd door gladheid.
Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf gelegen is in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcentrum. Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcomplex en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
Het in het eerste lid, onder b, bepaalde is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 2:14a Verbod rijden met skateboards, skelters, stepjes etc.
Het is verboden te rijden met skateboards, skelters, stepjes en andere soortgelijke voertuigen, indien men hierbij hinder of schade kan veroorzaken voor de omgeving.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op
zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er opandere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Het bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet of de Belemmeringenwet Privaatrecht.
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht of de provinciale vaarwegenverordening.
Paragraaf 6a: Verboden slaapverblijf
Artikel 2:23a Slaapverblijf op de weg, in voertuigen en in kampeermiddelen
Het is verboden tussen zonsondergang en zonsopgang op de weg, al dan niet in een motorvoertuig, te slapen, dan wel op of aan de weg een voertuig, woonwagen, tent, caravan of soortgelijk of ander onderkomen te plaatsen met het kennelijke doel dit als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel de gelegenheid daartoe te bieden.
Het verbod geldt niet voor zover daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Huisvestingswet, de Wet ruimtelijke ordening of het Arbeidstijdenbesluit vervoer.
Paragraaf 6b: Veiligheid op het strand
Artikel 2:23c Skivliegen en dergelijke
Het is de bestuurder van een motorboot, waaronder begrepen een jetski, dan wel motorvoertuig verboden de boot dan wel motorvoertuig te gebruiken voor het voorttrekken van een of meer personen die zich, direct of indirect verbonden met de boot dan wel het motorvoertuig, voortbewegen door de lucht aan een parachute, een vlieger of een soortgelijk voorwerp.
Artikel 2:23d Veiligheid zwemmen en baden
Bij afgaand water en aflandige wind, zomede ter plaatse waar en wanneer dat op de wijze als bedoeld in het eerste lid is kenbaar gemaakt, is het verboden zich met een luchtbed, luchtband of enig ander voorwerp, waarmee men zich drijvende kan houden, vanaf het strand in zee te gaan of zich daarmee in zee te bevinden.
Artikel 2:23f (Bedrijfsmatige) sportactiviteiten op het strand
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders in de uitoefening van een beroep of bedrijf sportactiviteiten op het strand te organiseren.
Artikel 2:23g Vaartuigen op zee
Het is verboden zich met een vaartuig te bevinden in die gedeelten van de zee of op die gedeelten van het strand, waar burgemeester en wethouders dit volgens een openbaar bekend gemaakt besluit, en door middel van borden of op een andere door hen te bepalen wijze, gevaarlijk achten voor de veiligheid van de strandgasten of zwemmers.
Artikel 2:23h Motorvoertuigen, bespannen en onbespannen wagens en (brom)fietsen
Het is verboden het strand te berijden met motorvoertuigen, bespannen- en onbespannen wagens en (brom-)fietsen of deze daar achter te laten. Dit verbod geldt niet voor kinderwagens, wandelwagentjes, invalidenwagens en andere soortgelijke voertuigen, welke met de hand worden voortgetrokken of voortgeduwd.
Artikel 2:23i Overnachten op het strand
Het is verboden tussen zonsondergang en zonsopgang op het strand, in de duinen of de onmiddellijk daaraan grenzende wegen of andere voor publiek toegankelijke plaatsen te overnachten.
Artikel 2:23k Paarden, pony’s, honden op het strand
Het is verboden een hond gedurende het badseizoen tussen 09.00 en 19.00 uur op het strand aanwezig te hebben, daar waar burgemeester en wethouders dit blijkens een openbaar bekend te maken besluit en door middel van borden of op een andere door hen te bepalen wijze, hinderlijk achten voor de strandgasten.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.
Paragraaf 8. toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2.27 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder bezoeker: degene die aanwezig is in de openbare inrichting met uitzondering van:
de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede personen bedoeld in artikel 438, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht;
Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting
De burgemeester weigert de vergunning indien:
de exploitant of de leidinggevende niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 8, eerste en tweede lid, van de Drank- en Horecawet gestelde eisen.
Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
Geen vergunning is vereist voor de openbare inrichting die zich bevindt in:
een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voorzover de exploitatie van de openbare inrichting een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit.
Artikel 2:28a Inhoud vergunning
De burgemeester weigert de wijziging van het aanhangsel indien de persoon als bedoeld in het tweede lid, niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 8, eerste en tweede lid, van de Drank- en Horecawet gestelde eisen.
Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2.28, vijfde lid, onder a, zijn de bij of krachtens de Winkeltijdenwet geldende sluitingstijden van toepassing.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
Het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet.
Artikel 2:30a Aanwezigheid exploitant of leidinggevende
In afwijking van het eerste lid is het een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet verboden de openbare inrichting voor bezoekers geopend te houden indien in deze inrichting niet aanwezig is:
een barvrijwilliger als bedoeld in artikel 24, tweede lid, onder c, van de Drank- en Horecawet.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:33 Burgemeester en wethouders als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treden burgemeester en wethouders bij de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
Paragraaf 8a Bepalingen drank- en horecawet
Artikel 2:34b Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Een paracommercieel rechtspersoon dat zich voornamelijk richt op het organiseren van activiteiten van sportieve, creatieve, religieuze aard kan, onverminderd artikel 2:29, alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf twee uur voor de aanvang en tot uiterlijk twee uur na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon.
Een paracommercieel rechtspersoon verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, als dit zou leiden tot oneerlijke mededinging.
Artikel 2:34c Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven
De burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet voorschriften verbinden en de vergunning beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank;
Artikel 2:34f Verbod happy hours
Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit op of het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze paragraaf wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Afdeling 10: Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
In dit artikel wordt verstaan onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de kansspelen vergunning is verleend, of;
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel l, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
In dit artikel wordt verstaan onder:
wet: de Wet op de kansspelen;
kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c. van de wet;
Paragraaf 11: Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten voor publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het is verboden tussen zonsondergang en zonsopgang op de weg te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Het vorige lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:48 Hinderlijk drankgebruik
Het is verboden op een openbare plaats alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken.
Het bepaalde in het tweede lid geldt niet voor:
een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet, en;
de plaats niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen of voor een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt e.d.
Het is verboden op de door burgemeester en wethouders of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door burgemeester en wethouders of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:57 Loslopende honden
De verboden genoemd in het eerste lid, onder a tot en met c, gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot sociale hulphond en/of geleidehond.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
De eigenaar of houder van een hond of hij die een hond onder zich heeft, is verplicht de uitwerpselen van de hond terstond te verwijderden indien hij zich met de hond binnen de bebouwde kom op de weg, op een voor het publiek toegankelijke plaats of op een andere door burgemeester en wethouders aangewezen plaats begeeft.
Het is de eigenaar of houder van een hond of hij die een hond onder zich heeft verboden zich binnen de bebouwde kom met de hond op de weg, op een voor het publiek toegankelijke plaats of op een andere door burgemeester en wethouders aangewezen plaats te begeven zonder een deugdelijk hulpmiddel voor het opruimen van de uitwerpselen van de hond bij zich te hebben.
Het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid is niet van toepassing op visueel gehandicapten, die geleid worden door een geleidehond of de houder van een hond welke is opgeleid door de Stichting Sociale Honden voor Gehandicapten Nederland of door de Stichting Servicehonden voor Auditief of Motorisch Gehandicapten en aan de houder ter beschikking is gesteld in verband met een motorisch gebrek.
Artikel 2:61a Verontreiniging door paarden
De eigenaar of houder van een paard dient op eerste verzoek van de opsporingsambtenaar de uitwerpselen te ontdoen van de openbare weg, het fietspad, paden bestemd voor wandelaars, of andere wegen gelegen binnen de bebouwde kom, dit op straffe van bestuursdwang als bedoeld in 5:21 Algemene wet bestuursrecht.
De rechthebbende op herkauwende of eenhoevige dieren of varkens (vee) die zich bevinden in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Paragraaf 12: Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: vuurwerk waarop het (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
De vorige leden gelden niet in situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:73a Verbod carbid schieten
Dit artikel is niet van toepassing voor zover de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Artikel 2:74 Drugshandel op de openbare weg
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de volgende artikelen overtreden:
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewette besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Artikel 2:78 Gebiedsontzegging
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan degene die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een verbod opleggen om zich gedurende drie aaneengesloten dagen te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de gedragingen hebben plaatsgehad.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan degene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie wordt geconstateerd dat hij opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste acht weken te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de gedragingen hebben plaatsgehad.
HOOFDSTUK 3 REGULERING PROSTITUTIE, SEKSBRANCHE EN AANVERWANTE ONDERWERPEN
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
De artikelen 1:2, 1:3 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester;
Paragraaf 2 Vergunning seksbedrijf
Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen
Burgemeester en wethouders kunnen delen van de gemeente aanwijzen waarbinnen voor het vestigen van een seksinrichting geen vergunning wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat de aanwijzing slechts geldt voor seksinrichtingen van seksbedrijven van een nader aangewezen aard.
Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke activiteit vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van de exploitant;
Een vergunning wordt geweigerd als:
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
de exploitant of leidinggevende minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500,- euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van de Algemene plaatselijke verordening Goeree-Overflakkee 2016;
de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
De exploitant meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan de burgemeester. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
Paragraaf 3 Uitoefenen seksbedrijf
Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel
Het is een exploitant verboden een prostituee voor of bij zich te laten werken die:
in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.
De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan de burgemeester. De wijziging wordt na goedkeuring van de burgemeester als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
Artikel 3:17 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf
De exploitant van een prostitutiebedrijf draagt er zorg voor dat:
er een deugdelijke bedrijfsadministratie wordt gevoerd waarin de actuele gegevens zijn opgenomen van in ieder geval;
1°. de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees;
3°. met betrekking tot alle voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees, de documentatie die ten grondslag ligt aan de vorming van het oordeel over de mate van zelfredzaamheid, bedoeld in artikel 3:15, tweede lid, onder k;
Artikel 3:19 Straatprostitutie
Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.
Artikel 3:20 Handhaving straatprostitutie
Een politieambtenaar of toezichthouder kan een persoon die zich op een weg als bedoeld in artikel 3:19 aangewezen weg bevindt, in het belang van de openbare orde, de woon- en leefomgeving, het voorkomen of beperken van overlast, de veiligheid, de zedelijkheid of de gezondheid van prostituees of klanten bevelen zich onmiddellijk in een door hem aangegeven richting te verwijderen.
Paragraaf 4 overige bepalingen
Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.
Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Paragraaf 1 Geluid- en lichthinder
In deze afdeling wordt verstaan onder:
besluit: het Activiteitenbesluit milieubeheer;
geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door burgemeester en wethouders per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148 van het besluit gelden niet voor door burgemeester en wethouders per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten in een inrichting
Het is een inrichting toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit burgemeester en wethouders daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit burgemeester en wethouders daarvan in kennis heeft gesteld.
De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.
De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer burgemeester en wethouders op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaan.
Artikel 4:3a Geluidsvoorschriften voor collectieve en incidentele festiviteiten bij inrichtingen in de buitenruimte
Het equivalente geluidsniveau gedurende 1 minuut (LAeq,1 min) tijdens een collectieve of incidentele festiviteit, veroorzaakt door muziekgeluid of stemgeluid afkomstig van het niet bebouwde deel van de inrichting mag tussen 09.00 en 23.45 uur op een afstand van 10 meter van de geluidsbron niet meer bedragen dan 85 dB(A).
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek binnen inrichtingen, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid 1 onder f en vijfde lid van het Besluit geldt dat:
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening
Artikel 4:6a (Geluid)hinder door dieren
Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder veroorzaakt.
Artikel 4:6b Geluidhinder door bromfietsen en dergelijke
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder ontstaat.
Artikel 4:6c (Geluid)hinder door vrachtauto’s
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een vrachtauto als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens voor 07.00 uur en na 22.00 uur op zodanige wijze te laden of te lossen dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt.
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer met een vrachtauto, als bedoeld in artikel 4:6c waarvan het ledig gewicht vermeerderd met het laadvermogen meer bedraagt dan 3.500 kg of die met inbegrip van de lading een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2 meter, tussen 23.00 en 07.00 uur op een andere dan door burgemeester en wethouders bij openbaar bekend te maken besluit aangewezen weg te rijden.
Paragraaf 2 Bodem, weg en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door burgemeester en wethouders ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Paragraaf 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
achtererfgebied: het achtererfgebied als bedoeld in artikel 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht;
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
houtopstand die deel uitmaakt van een als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwonderneming en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;
Artikel 4:12 Bescherming groenvoorzieningen
Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden enige schade toe te brengen aan een boom of een bloem-, gras- of heesterperk dan wel aldaar bloemen te plukken of te plaatsen.
Paragraaf 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door burgemeester en wethouders aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
mest, compost, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen. Het is verboden op een door burgemeester en wethouders aangewezen plaats een bepaald voorwerp of bepaalde stof op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben.
Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer, het Besluit landbouw milieubeheer of de provinciale verordeningen.
Paragraaf 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen, vaartuig of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
In deze afdeling wordt verstaan onder:
voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door burgemeester en wethouders in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: bij het aanbieden van geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder venten wordt niet verstaan:
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of artikel 5:22;
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
Onder standplaats wordt niet verstaan:
een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Het verbod van artikel 5:18, eerste lid, is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het provinciaal wegenreglement.
Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:
een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
De snuffelmarkt kan worden gehouden indien de burgemeester niet binnen twee werkdagen na ontvangst van de melding heeft beslist dat het organiseren van de snuffelmarkt wordt verboden op grond van artikel 1:8 Apv;
Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Vaarwegenverordening Zuid-Holland of de Provinciale landschapsverordening.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Vaarwegenverordening Zuid-Holland.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Vaarwegenverordening Zuid-Holland.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Vaarwegenverordening Zuid-Holland.
Paragraaf 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:31a Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
motorvoertuig; hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onder z, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder e, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden:
ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de bevoegde minister aangewezen hulpverleningsdiensten;
Paragraaf 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de provinciale milieuverordening.
Hoofdstuk 6 Straf- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie: de artikelen: 2:1, 2:1a, 2:18, 2:21, 2:28, 2:29, 2:30, 2:30a, 2:30b, 2:30c, 2:30d, 2:32, 2,33, 2:39, 2:40, 2:41, 2:44, 2:72, 2:73, 2:74, 2:74a, 2:74b, 2:74, 2:74a, 2:74b, 2:76, 2:77, 2:78, 3:4, 3:6, 3:7, 3:8, 3:9, 3:10, 3:11, 3:14, 3:15, 4:3, 4:5, 4:6, 4:6a, 4:6b, 4:6c, 4:6d, 4:6e, 4:6f, 4:13 en 4:18.
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie: de artikelen: 2:6, 2:9, 2:10, 2:12, 2:14, 2:14a, 2:16, 2:23, 2:23a, 2:23b, 2:23c, 2:23d, 2:23e, 2:23f, 2:23g, 2:23h, 2:23i, 2:23j, 2:23k, 2:25, 2:26, 2:31, 2:32, 2:36, 2:38, 2:42, 2:43, 2:45, 2:46, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:51, 2:52, 2:57, 2:58, 2:59, 2:60, 2:61, 2:61a, 2:61b, 2:62, 2:64, 2:65, 2:67, 2:68, 4:7, 4:8, 4:9, 4:11, 4:13, 4:15, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6, 5:7, 5:8, 5:9, 5:11, 5:12, 5:13, 5:15, 5:16, 5:18, 5:19, 5:23, 5:24, 5:25, 5:26, 5:27, 5:28, 5:29, 5:30, 5:31, 5:31b, 5:31c, 5:33, 5:32, 5:34, 5:36, 5:37 en 5:38.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast:
de opsporingsambtenaren als bedoeld in de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering;
de krachtens artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen ambtenaren;
Artikel 6:3 Binnentreden woning
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Besluiten die berusten op of genomen zijn krachtens de in artikel 6:5 genoemde verordening, die gelden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige bepalingen kent, gelden als besluiten die berusten op of genomen zijn krachtens deze verordening.
Artikel 6:5 Intrekken oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening Goeree-Overflakkee 2015 wordt ingetrokken.
Bijlage Bomenlijst gemeente Goeree-Overflakkee
Bomen waarvan de gemeente Goeree-Overflakkee eigenaar of onderhoudsplichtige is, met een stamdiameter van meer dan 20 centimeter*, | ||||||||
Bomen waarvan de gemeente Goeree-Overflakkee eigenaar of onderhoudsplichtige is, met een stamdiameter van meer dan 20 centimeter*, | |||||
Bomen waarvan de gemeente Goeree-Overflakkee eigenaar of onderhoudsplichtige is, met een stamdiameter van meer dan 20 centimeter*, | |||||
Bomen waarvan de gemeente Goeree-Overflakkee eigenaar of onderhoudsplichtige is, met een stamdiameter van meer dan 20 centimeter*, | |||||
Bomen waarvan de gemeente Goeree-Overflakkee eigenaar of onderhoudsplichtige is, met een stamdiameter van meer dan 20 centimeter*, | |||||
Bomen waarvan de gemeente Goeree-Overflakkee eigenaar of onderhoudsplichtige is, met een stamdiameter van meer dan 20 centimeter*, | |||||
Bomen waarvan de gemeente Goeree-Overflakkee eigenaar of onderhoudsplichtige is, met een stamdiameter van meer dan 20 centimeter*, | |||||||||||
Bomen waarvan de gemeente Goeree-Overflakkee eigenaar of onderhoudsplichtige is, met een stamdiameter van meer dan 20 centimeter*, | |||||
Bomen waarvan de gemeente Goeree-Overflakkee eigenaar of onderhoudsplichtige is, met een stamdiameter van meer dan 20 centimeter*, | |||||
Bomen waarvan de gemeente Goeree-Overflakkee eigenaar of onderhoudsplichtige is, met een stamdiameter van meer dan 20 centimeter*, | |||||
Bomen waarvan de gemeente Goeree-Overflakkee eigenaar of onderhoudsplichtige is, met een stamdiameter van meer dan 20 centimeter*, | |||||
Bomen waarvan de gemeente Goeree-Overflakkee eigenaar of onderhoudsplichtige is, met een stamdiameter van meer dan 20 centimeter*, | |||||