Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kerkrade

Beleidsregels Jeugdhulp 2015 gemeente Kerkrade

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKerkrade
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Jeugdhulp 2015 gemeente Kerkrade
CiteertitelBeleidsregels Jeugdhulp 2015 gemeente Kerkrade
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening jeugdhulp gemeente Kerkrae 2015

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-04-2015nieuwe regeling

01-06-2015

Elektronisch gemeenteblad 04 mei 2016

15n00234

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Jeugdhulp 2015 gemeente Kerkrade

Inleiding

 

Vanaf 1 januari 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor het uitvoeren van de Jeugdwet. Hiermee is de gemeente verantwoordelijk voor de volgende taken:

 

  • *

    Lichte ambulante hulp

  • *

    Informatie en advies

  • *

    Persoonlijke verzorging en begeleiding

  • *

    Specialistische ambulante hulp

  • *

    Crisisopvang

  • *

    Forensische hulp

  • *

    JeugdzorgPlus

  • *

    Pleegzorg

  • *

    (Semi-)Residentiële hulp bij opgroei- en opvoedingsproblemen

  • *

    Residentiële hulp voor jeugdigen met verstandelijke beperkingen

  • *

    Specialistische dagbehandeling en verzorging verstandelijk beperkte jeugd

  • *

    Specialistische GGZ voor jeugdigen

  • *

    Verzorging van jeugd met een lichamelijke en zintuiglijke beperking

 

De wettelijke grondslag ligt in de Jeugdwet. In deze Jeugdwet is bepaald dat gemeenten bij verordening een aantal zaken rondom de Jeugdhulp moeten regelen. Hiertoe heeft de gemeente Kerkrade de ‘ Verordening jeugdhulp Kerkrade 2015’ vastgesteld.

 

Van toepassing zijnde wettelijk kader

 

  • 1.

    Jeugdwet 2015

  • 2.

    Beleidsplan “zo doen wij dat in de gemeente Kerkrade, samen met Parkstad Limburg en Zuid-Limburg 2015-2018”

  • 3.

    Verordening jeugdhulp gemeente Kerkrade 2015

       

De Jeugdhulp is onderdeel van het Sociaal Domein binnen de gemeente Kerkrade. Het toekomstperspectief gaat uit van vergaande samenwerking binnen het Sociaal Domein. De beleidsregels worden in 2015 nog per beleidsterrein vastgesteld.

 

De uitvoering van de Jeugdwet is voor onze gemeente georganiseerd op 4 niveaus. De onderstaande piramide geeft weer op welke schaalniveaus de verschillende taken worden voorbereid en uitgevoerd.

                

  • *

    De landelijke jeugdhulp omvat een klein aantal taken, het betreft zeer specialistische zorg voor een heel beperkt aantal cliënten.

  • *

    In Zuid-Limburg hebben we afspraken gemaakt over de zware specialistische jeugdhulp en de jeugdbescherming en jeugdreclassering.

  • *

    In Parkstad Limburg werken we samen op het gebied van de ambulante jeugdhulp. Op gemeentelijk niveau zijn de nieuwe taken: de toegang tot de jeugdhulp en de integrale aanpak van de drie decentralisaties (Jeugdwet, Wmo en Participatiewet).

  • *

    De gemeente houdt haar taken op het gebied van het preventieve jeugdbeleid en de jeugdgezondheidszorg.

 

De beleidskaders zijn vastgelegd in het beleidsplan jeugdhulp “Zo doen we dat in de gemeente Kerkrade, samen in Parkstad Limburg en Zuid-Limburg 2015-2018”. De onderhavige beleidsregels zijn bedoeld om de uitvoerders te helpen om besluiten te nemen over het toe- of afwijzen van voorzieningen in het kader van de Jeugdwet. Het is daarmee een leidraad voor het afwegen van belangen, het vaststellen van feiten of het uitleggen van wettelijke voorschriften. In de beschikking die op een aanvraag volgt kan naar de beleidsregels verwezen worden om daarmee een motivering te geven waarom al dan niet een recht toegekend wordt.

Artikel 1 Definities en begrippen

Alle definities die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Verordening jeugdhulp Kerkrade 2015.

Artikel 2 De niveaus van hulp

  • 2.1

    Drie niveaus van hulp

    In de toegangsprocedure wordt onderscheid gemaakt in zorg en ondersteuning op drie niveaus:

    • Sociale infrastructuur: eigen netwerk, informele zorg en ondersteuning;

    • Overige voorzieningen: de algemene vrij toegankelijk voorzieningen;

    • Individuele voorzieningen in het kader van specialistische jeugdhulp.

  • 2.2

    Sociale infrastructuur

    Het eerste niveau vormt de basis van de sociale infrastructuur. Binnen de jeugdhulp wordt ernaar gestreefd om ouder(s) zoveel mogelijk zelf verantwoordelijk te houden voor de opvoeding van hun kind. Hier zijn echter meer mensen bij betrokken, want een kind groeit niet op in een geïsoleerde omgeving. Naast de eigen netwerken van mensen zijn er allerlei particuliere initiatieven en vrijwilligersorganisaties in Kerkrade, die een belangrijke bijdrage leveren aan onderlinge hulp- en dienstverlening en het versterken van de sociale cohesie. Denk bijvoorbeeld aan de vrijwillige hulpdiensten (al dan niet van de buren), buurtteams en maatjesprojecten. Maar hier vallen uiteraard ook de scholen onder, de (sport)verenigingen, peuterspeelzalen etc.

     

    De sociale infrastructuur valt niet onder de reikwijdte van deze beleidsregels, maar wij vinden het van belang om het te noemen, omdat het aansluit bij de door de gemeente benoemde beleidsdoelstellingen voor de jeugdhulp.

  • 2.3

    Overige voorzieningen (vrij toegankelijke voorzieningen)

    Deze voorzieningen zijn voor iedereen toegankelijk en flexibel van inzet. Ouder(s) en kinderen die een lichte, eenvoudige ondersteuningsvraag hebben kunnen hier altijd rechtstreeks terecht.

  • 2.4

    Individuele voorzieningen in het kader van specialistische hulp

    Niet alle problemen zijn in de buurt en/of via de inzet van het eigen netwerk, informele zorg of overige voorzieningen op te lossen. Soms hebben jeugdigen specifieke, specialistische en/of intensieve ondersteuning nodig. Het gaat om voorzieningen die vaak bovenlokaal, regionaal of soms zelfs landelijk zijn georganiseerd, zoals crisisopvang, pleegzorg, jeugdbescherming. Ook als deze ‘zwaardere’ vormen van hulp nodig zijn, blijft het uitgangspunt van hulp dichtbij overeind. In situaties waar de basis niet voldoende ondersteuning biedt, moet snel en dichtbij ondersteuning vanuit individuele voorzieningen worden ingezet. Deze hulp ‘moet in een keer goed zijn’. Dat wil zeggen zo licht als het kan en zo zwaar als nodig.

  • 2.5

    Toeleidingsproces naar een individuele voorziening

    Tijdens de toegangsprocedure bekijkt de medewerker van het gemeentelijk team Jeugd, al dan niet aangevuld met de analyse van het sociaal team en overige professionals die al contact hebben gehad met het gezin, welke (combinatie) van zorg en ondersteuning passend is bij de hulpvraag van een jeugdige (1Gezin 1Plan 1Regisseur). De Jeugd-medewerkers zorgen ook voor de uitvoering met het oog op de wet, zoals het opstellen van de beschikking en/of de pgb afspraken.

     

    De inzet van specialistische jeugdhulp zal altijd worden gebaseerd op het oordeel van deskundigen.

Artikel 3 Vormen van jeugdhulp - de overige voorzieningen

  • 3.1

    Definitie overige voorziening

    Een overige voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder toegangsbeoordeling.

  • 3.2

    Beschikbare overige voorzieningen

    De overige voorzieningen sluiten zoveel als mogelijk aan op buurtniveau. Ze zijn volledig toegankelijk zonder toegangsbeoordeling en daarmee maximaal laagdrempelig. Deze voorzieningen geven ook invulling aan artikel 2.4 van de Jeugdwet, namelijk een voorziening die kosteloos en/of anoniem vragen van jongeren en/of ouder(s) kan beantwoorden. Deze overige voorzieningen in het kader van de jeugdhulp omvatten in elk geval de beschikbaarheid van:

    • Informatie, (opvoed)advies, voorlichting, cursussen en trainingen. Hieronder valt ook de advisering over de aangewezen individuele voorziening, specifiek voor kinderen met een beperking.

    • Online hulpverlening en E-diensten. Hieronder valt de ondersteuning die specifiek voor opvoed- en opgroeihulp digitaal wordt aangeboden en een plek biedt voor zelfhulp in het jeugddomein.

    • Versterking van de vrijwillige inzet en informele netwerken. Hieronder valt bijvoorbeeld cliëntondersteuning.

    • Mantelzorgondersteuning.

    • Jongerencoaching en participatiebevordering (jongerenwerk).

    • De jeugdgezondheidszorg. Op het consultatiebureau werken artsen en verpleegkundigen die gespecialiseerd zijn in de zorg voor nul- tot vierjarigen. Zij volgen kinderen in hun groei en ontwikkeling. Daarnaast doen zij onderzoek en geven inentingen, voorlichting en advies.

    • Kortlopende ondersteuningstrajecten

    Kortlopende trajecten worden ingezet ten behoeve van individuele vragen van ouders en/ of jeugdigen. Indien nodig wordt deze kortdurende ondersteuning in de school of thuissituatie gegeven. Het aantal contactmomenten varieert van 1 tot 6 momenten . Doel is het in kaart brengen van de situatie ( ZRM) en het bieden van kortdurende hulp en advies aan opvoeders met specifieke opgroei-/opvoedingsvragen. De inzet varieert van een eenmalig (advies) consult tot een 1ste lijns hulpverleningstraject . De hulp heeft een sterk preventief karakter of overbrugt de periode naar de inzet van intensieve zorg als blijkt dat de problematiek te complex is.

    • Triple P trajecten

    De naam 'Triple P' staat voor 'Positief Pedagogisch Programma' en is een methode voor opvoedingsondersteuning voor ouders met kinderen van 0 tot 16 jaar. Triple P is een laagdrempelig, integraal programma met als doel emotionele en gedragsproblemen bij kinderen te voorkomen door het aanleren van opvoedvaardigheden. Het is een methode waarin ouders op een positieve manier leren opvoeden. Hierdoor verminderen gedragsproblemen bij kinderen.

    Triple P leert ouders:

    a. een positieve opvoedstijl;

    b. beter omgaan met moeilijk gedrag van kinderen;

    c. betere communicatie tussen ouder en kind in alledaagse situaties.

    • Mediation

    Mediation is het gezamenlijk oplossen van een geschil met de hulp van een neutrale, vakbekwame conflictbemiddelaar: de mediator. Vrijwel elk geschil heeft een oplossing die aanvaardbaar is voor de betrokken deelnemers. Maar vaak zien de deelnemers deze oplossing niet, doordat zij in het conflict verwikkeld zijn. Hulp van een mediator kan daarin verandering brengen. Impuls zet Familie mediation in ten behoeve van ondersteuning van ouders die verwikkeld zijn in een vechtscheiding en een omgangsregeling moeten treffen.

    • Het schoolmaatschappelijk werk.

    De schoolmaatschappelijk werker geeft advies en ondersteuning aan ouder(s)/verzorgers en kinderen rondom de opvoeding en sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen door middel van gesprekken, maar is primair gericht op de schoolomgeving. Door een aansluiting te maken met de schoolomgeving van het kind, kunnen vraagstukken vroegtijdig worden opgepakt en kan er, samen met de betrokkenen, naar passende oplossingen gezocht worden. Indien nodig wordt doorverwezen naar ambulante jeugdhulp, die meer intensieve trajecten uitvoeren met gezinnen.

Artikel 4 Vormen van jeugdhulp - de individuele voorzieningen

  • 4.1

    De individuele voorzieningen

    Individuele voorzieningen in het kader van specialistische jeugdhulp, zijn er binnen de jeugdhulp sector in veel vormen. Hierbij wordt gelet op de doelgroep, de zwaarte en complexiteit van het vraagstuk en de intensiteit van de ondersteuning die benodigd is. Het uitgangspunt van de gemeente Kerkrade is dat alle kinderen een veilige omgeving dient te worden geboden door hun ouder(s) en dat individuele voorzieningen meestal, en hopelijk vrijwillig, kunnen bijdragen aan het bieden van dat veilige opvoedklimaat.

    Wanneer er sprake is of sterke vermoedens zijn van onveilige situaties voor het kind in het gezin, om welke reden dan ook, geldt dat het college altijd stappen zal zetten in samenwerking met Jeugdbescherming om de veiligheid van het kind te borgen.

    Hieronder staat weergegeven welke voorzieningen er beschikbaar zijn.

    1. Voorzieningen behorend bij flexibele ondersteuning, waaronder:

    • Specifieke jeugdhulptrajecten gericht op jeugdige en/of gezinssysteem;

    • Dag- of weekendopvang, respijtzorg;

    • Specifieke multidisciplinaire interventies

    • Zorgaanbod voor gezinnen met meervoudige problemen.

    2. Intensieve ondersteuning

    • Intensieve en meer langdurige interventies gericht op behandeling, herstel en/of rehabilitatie;

    • Intensieve dagbehandeling op maat;

    • Inzet van (tijdelijke) vervangende opvoedsituatie, verblijf (op maat) van cliënten buiten de gewone leef/gezinssituatie;

    • Inzet van spoedzorg en crisisopvang (bij acute onveiligheid en/of inzet van crisisplekken vanuit verblijfsfuncties;

    o - Gedwongen jeugdhulp en dwang en drangtrajecten;

    o - Specialistische diagnostiek.

  • 4.2

    Leeftijdsgrens

    1. Wanneer iemand op zijn 18e verjaardag gebruik maakt van een individuele jeugdhulpvoorziening wordt deze voorziening uiterlijk binnen een jaar na het bereiken van de 18-jarige leeftijd beëindigd. In dit jaar kan de overdracht naar de volwassenenzorg worden gerealiseerd.

    2. Bij het bereiken van de 18-jarige kan geen individuele jeugdhulpvoorziening worden verstrekt. Wanneer iemand op of na zijn 18e verjaardag een aanvraag doet voor een individuele jeugdhulpvoorziening wordt deze geweigerd. De jeugdige wordt dan doorverwezen naar de volwassenenzorg.

Artikel 5 Het afwegingskader

  • 5.1

    Hanteren afwegingskader

    De gemeente Kerkrade is vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de inrichting en uitvoering van de toegangsfuncties en de toeleiding naar passende hulp voor ouder(s)/opvoeders en jeugdigen. Daarbij neemt de omvang en verscheidenheid van de doelgroep waar gemeenten verantwoordelijk voor zijn significant toe. Om tot een eenduidig proces te komen voor de toegang en toeleiding naar passende individuele voorzieningen in de jeugdhulp, wordt een afwegingskader gehanteerd.

  • 5.2

    Doel afwegingskader

    In het afwegingskader wordt op hoofdlijnen het pad beschreven dat een jeugdige of gezin met een ondersteuningsvraag doorloopt, als richtinggevend kader voor de toeleiding naar passende ondersteuning. De wettelijke vereisten zijn daarin meegenomen. Belangrijkste argumenten om een afwegingskader te hanteren zijn:

    • Systematisch kunnen werken op basis van eenduidige ordeningsprincipes.

    • Borgen van het cliëntperspectief in het toeleidingsproces en de hulpverlening. Dit betekent: het op basis van doordachte criteria (zie bijlagen) nemen van besluiten welke voor jeugdigen en/of ouder(s) zeer belangrijk (en soms ingrijpend) zijn.

    • Het borgen van een gestructureerd professioneel oordeel en besluit in samenspraak en in overeenstemming met de jeugdige en/of ouder(s).

    • Het voorkomen van rechtsongelijkheid voor de jeugdige en/of ouder(s) door procedurele verschillen in het toeleidingstraject.

    • Het op hoofdlijnen uniformeren van het toeleidingtraject om inhoud te geven aan de noodzakelijke randvoorwaarden ten aanzien van sturing, (gerichte) inkoop, bekostiging en verrekening welke in verantwoordelijkheden en in de (geautomatiseerde) omgeving en organisatie moeten worden vastgelegd.

    • Het hanteren van een eenduidig inhoudelijk kader als funderende methodiek voor de ordening binnen de keten van jeugdhulp en de daaraan gekoppelde innovatieopgaven voor de zorgaanbieders.

  • 5.3

    Onderdelen afwegingskader

    In het proces van toegang tot jeugdhulp zijn eenduidige stappen te onderscheiden welke de jeugdige en/of de ouder door het traject van vraagstelling tot vraagbeantwoording heen leiden. Op hoofdlijnen betreft het de volgende stappen:

    1. Gestart wordt met de check op het woonplaatsbeginsel, om duidelijk te krijgen of de jeugdige onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Kerkrade valt.

    2. Als vervolg wordt bepaald of de opvoeders/jeugdigen bij de juiste hulpverlener zijn. Indien dit het geval blijkt volgt stap 3. Als dit niet het geval blijkt wordt doorverwezen naar het juiste plaats.

    2. Toetsen of eerdere ondersteuning/hulp heeft plaatsgevonden.

    3. Verkennen van de aard en de ernst van de problematiek.

    4. Inschatten van de veiligheid voor de jeugdige(n) waarbij alertheid is geboden op signalen van kindermishandeling/huiselijk geweld.

    5. Beoordelen van de verhouding draagkracht/draaglast, het probleembesef en de aard, ernst en urgentie van de problematiek.

    6. Bepalen van het geëigende vervolgtraject via het opstellen van een globale hypothese over aard van en oplossing voor de problematiek en het vaststellen van informatie die nog nodig is.

Artikel 6 Criteria persoonsgebonden budget

  • 6.1

    Pgb voor jeugdhulp

    Een persoonsgebonden budget (pgb) is een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouder(s), dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken. Bij een pgb hebben zij de vrijheid om zelf te kiezen welke zorgverleners zij willen en op welke tijdstippen zij de begeleiding wensen te ontvangen.

  • 6.2

    Voorwaarden pgb

    1. Verstrekking van een individuele voorziening als een pgb vindt plaats op basis van een gemotiveerd verzoek van de jeugdige of diens vertegenwoordiger, middels een persoonlijk plan.

    2. Uit het plan dient te kunnen worden afgeleid of, en in hoeverre:

    a) de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; en

    b) de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten; en

    c) naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.

    3. De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de jeugdige of zijn ouders bepaald. Indien het oordeel van de gemeente afwijkt van het standpunt van de jeugdige of zijn ouders, kan de gemeente besluiten om niet over te gaan tot het verstrekken van het PGB. Dit besluit zal door de gemeente worden gemotiveerd.

    4. In de beoordeling van de doelen van het persoonlijk plan betrekt het college in ieder geval de volgende aspecten in haar overweging:

    a) de benodigde ondersteuning is niet goed vooraf in te plannen;

    b) de benodigde ondersteuning moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

    c) de benodigde ondersteuning moet op veel korte momenten per dag geboden worden;

    d) de benodigde ondersteuning moet op verschillende locaties worden geleverd;

    e) als het noodzakelijk is om 24 uur ondersteuning op afroep te organiseren;

    f) als de ondersteuning door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden.

    g) er reeds op grond van andere wetten een pgb toegekend is aan de jeugdige of zijn ouders.

    Indien sprake is van één of meerdere genoemde punten, wordt dit gezien als voldoende motivatie voor een pgb.

  • 6.3

    Uitsluitingscriteria pgb

    1. Verstrekking van het pgb vindt niet plaats indien niet voldaan wordt aan de voorwaarden als genoemd in artikel 4 van dit Besluit.

    2. Het pgb mag niet besteed worden aan de bemiddeling bij het aanvragen en het beheer van het pgb.

    3. Het pgb wordt geweigerd voor zover de kosten van het betrekken van de jeugdhulp van derden hoger zijn dan de kosten van de individuele voorziening.

    4. Het pgb wordt geweigerd indien eerder besloten is om een pgb te herzien dan wel in te trekken omdat de jeugdige of zijn ouders niet hebben voldaan aan de voorwaarden van het pgb.

    5. Het pgb wordt geweigerd indien eerder besloten is om een pgb te herzien dan wel in te trekken omdat door de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.

    6. Het pgb wordt geweigerd indien eerder besloten is om een pgb te herzien dan wel in te trekken, omdat door de jeugdige of zijn ouders het pgb niet, voor het beoogde doel is gebruikt.

  • 6.4

    Controle pgb

    Het college onderzoekt periodiek of er aanleiding is een beslissing aangaande een pgb te heroverwegen.

  • 6.5

    Hoogte pgb

    1. Voor het vaststellen van de hoogte van het pgb voor professionals zal gebruik worden gemaakt van de geldende Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) horende bij de betreffende voorziening.

    2. De bedragen voor PGB professionals Jeugdhulp bedragen:

    Soort jeugdhulp

    Bedrag 2014 AWBZ

    Bedrag 2015 (na korting)

    Persoonlijke verzorging

    €27.02 per uur

    €24.32 per uur

    Begeleiding individueel

    €35.84 per uur

    €32.56 per uur

    Begeleiding groep (zonder vervoer)

    €44.30 per dagdeel

    €39.88 per dagdeel

    Begeleiding groep

    (met vervooer)

    €49.63 per dagdeel

    €44.67 per dagdeel

     

    3. Voor niet-professionals is het tarief gelijk aan 75% van het tarief voor professionals.

    4. De hoogte van het pgb-bedrag is voor professionals gemaximaliseerd tot de hoogte van het bruto-uurloon vermeerderd met vakantiegeld en vakantiedagen.

    5. De hoogte van de overige kosten is gebaseerd op de gegevens van de betreffende zorgaanbieder.

    6. Het PGB kent geen vrij besteedbaar bedrag.

  • 6.6

    Uitbetaling pgb

    1. Het pgb voor een individuele voorziening eventueel in combinatie met vervoer wordt na toekenning, op basis van declaratie, op grond van artikel 8.1.8 lid 1 van de Wet, uitgekeerd door de Sociale Verzekeringsbank.

    2. Het bruto pgb wordt uitbetaald. Dat wil zeggen dat de eigen bijdrage niet met het pgb verrekend mag worden.

  • 6.7

    Trekkingsrecht

    In de Jeugdwet is de verplichting opgenomen dat gemeenten pgb’s uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het pgb niet op de bankrekening van de budgethouder stort, maar op rekening van het servicecentrum pgb van de SVB. Budgethouder(s) betalen de zorgverleners niet meer zelf, ze moeten de SVB opdracht geven voor betalingen aan hun zorgverleners. De budgethouder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren hulp zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling aan de zorgverlener. De niet bestede pgb bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente.

     

    Om pgb via trekkingsrecht te kunnen uitvoeren, moet de budgethouder een zorgovereenkomst hebben met de zorgverlener. Bij elke betaalopdracht controleert de SVB of de betaling klopt met deze zorgovereenkomst. Als de SVB geen zorgovereenkomst heeft, kan de zorgverlener niet betaald worden.

     

    De budgethouder is verantwoordelijk voor het in de gaten houden van de betalingen uit het pgb. De budgethouder ontvangt elke maand een budgetoverzicht. Dit budgetoverzicht is ook digitaal in te zien.

  • 6.8

    Kwaliteit van dienstverlening

    De kwaliteit van de dienstverlening die ingezet wordt door een pgb moet van vergelijkbare kwaliteit zijn als de dienstverlening in zorg in natura. In het gemotiveerd plan dient aangetoond te worden op welke wijze deze kwaliteit geborgd is. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s, uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg.

  • 6.9

    Voorlichting

    Het is belangrijk dat belanghebbenden vooraf goed weten wat het pgb inhoudt en welke verantwoordelijkheden ze daarbij hebben. Deze voorlichting zal al bij het moment van aanvragen worden gegeven. Bij de beschikking worden de regels over het pgb meegestuurd. Daarnaast verzorgt het servicecentrum pgb van de Sociale verzekeringsbank (SVB) voorlichting voor en ondersteuning van budgethouders.

Artikel 7 Inwerkingtreding

De Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Kerkrade 2015 treden in werking op 15 april 2015.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouder van Kerkrade op 01 juni 2015.

Het college, de secretaris

J.J.M. Som H.J.M. Coumans MPM

Bijlage 1 De toepassing van het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet

De verantwoordelijke gemeente is in beginsel de gemeente waar de ouder met gezag woont. Als een jeugdige en zijn of haar ouders hulp nodig hebben, wordt eerst bekeken waar het gezag ligt. Daarna wordt vastgesteld wat het adres is. Zo wordt duidelijk welke gemeente verantwoordelijk is voor de desbetreffende jeugdige. Bij een verhuizing, een wijziging in het gezag of als de jeugdige meerderjarig wordt, verandert de situatie. Voor de nieuwe situatie moet opnieuw worden bepaald welke gemeente op dat moment de verantwoordelijke gemeente is.

 

Het vaststellen van de woon- of verblijfplaats

Bij het bepalen van het woonadres wordt aangesloten bij de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). Als een jeugdige zelf, of zijn of haar gezagsdrager, niet heeft gezorgd voor de inschrijving in de BRP, moet hij of zij gewezen worden op zijn of haar wettelijke plicht om zich in te schrijven. Als er geen inschrijving in de BRP is, wordt gekeken naar het werkelijke verblijf van de gezagsdrager. In sommige gevallen is het werkelijke verblijfplaats van de jeugdige bepalend voor de verantwoordelijke gemeente. Soms komt het voor dat het werkelijke verblijf van een jeugdige bij een nevenvestiging van een jeugdhulpaanbieder is. In die gevallen is het adres van de nevenvestiging het adres dat geldt. Als het moment van de hulpvraag wordt gehanteerd, geldt het eerste contact van de jeugdige bij de toegang.

 

Verhuizing

Een wijziging van de inschrijving in de BRP betekent de start van overleg tussen de gemeente die verantwoordelijk was en de gemeente die verantwoordelijk wordt. Dit overleg is gericht op de feitelijke overdracht.

Bij acute situaties wordt direct jeugdhulp aan de jeugdige geleverd of een kinderbeschermingsmaatregel uitgesproken. De gemeente die de acute hulp levert, stelt daarna vast welke gemeente formeel verantwoordelijk is. De kosten van alle geleverde acute hulp zijn immers voor rekening van die gemeente. Wanneer de Jeugdwet niet van toepassing is, is er geen gemeente direct verantwoordelijk voor de desbetreffende jeugdige.

 

Overgangsrecht in 2015

Met betrekking tot het overgangsrecht geldt de situatie zoals deze op 31 december 2014 bekend is. Een jeugdige heeft recht op (jeugd)hulp tot het moment waarop een indicatie of verwijzing of strafrechtelijke beslissing eindigt, tot maximaal het einde van 2015. Bij langdurige pleegzorg geldt het overgangsrecht tot het moment dat de jeugdige 18 jaar wordt.

 

Gescheiden ouder(s) in verschillende gemeenten

Als ouders na een echtscheiding in verschillende gemeenten wonen en de jeugdige bij beide ouders woont, moet er een hoofdverblijf worden aangewezen. De rechter kan bij de scheidingsuitspraak het hoofdverblijf bepalen. Als het hoofdverblijf niet door de rechter is bepaald, dan bepaalt het adres waarop de gezaghebbende ouder in het BRP staat ingeschreven welke gemeente verantwoordelijk is. Indien beide ouders het gezag hebben, dan dienen de ouder(s) aan te geven wat het hoofdverblijf van de jeugdige is. Kunnen of willen de ouder(s) dit niet aangeven dan gaan de twee desbetreffende gemeenten met elkaar in overleg.

 

Voorlopige voogdij

De kinderrechter kan om verschillende redenen een voorlopige voogdij uitspreken. Het gaat daarbij altijd om acute noodsituaties waarin een snel ingrijpen ter (tijdelijke) bescherming van de minderjarige nodig is. Zo kan het nodig zijn om een medische behandeling voor een kind mogelijk te maken, als toestemming door de ouder(s) wordt geweigerd. Voorlopige voogdij kan ook een tussenmaatregel zijn wanneer deze wordt uitgesproken gedurende het onderzoek naar een beëindiging van het ouderlijk gezag. Dan is het gezag van de ouder(s) geschorst, in afwachting van een definitieve maatregel. Bij de situatie van voorlopige voogdij is voor het bepalen van de woonplaats gekozen voor een praktische oplossing. Uitgangspunt is de situatie die gold voordat sprake was van voorlopige voogdij. De gemeente waar de ouder die het gezag had woont is verantwoordelijk. Als die ouder tijdens de duur van de situatie van voorlopige voogdij verhuist, wordt de gemeente waar deze ouder naar toe gaat verantwoordelijk.

 

Tijdelijke voogdij

Bij de situatie van tijdelijke voogdij is er tijdelijk in de voogdij voorzien. Deze situatie kan onbeperkt duren, tot het moment waarop ouder(s) terugkeren, bijvoorbeeld na het uitzitten van een gevangenisstraf in het buitenland, of totdat een jeugdige terugkeert naar het land van herkomst (Nidos heeft dan meestal de tijdelijke voogdij) of tot het moment waarop een jeugdige meerderjarig wordt. De verblijfplaats van de jeugdige is in deze situaties bepalend.

 

Instellingsvoogdij

Als de voogdij door een gecertificeerde instelling wordt uitgeoefend is het werkelijke verblijf van de jeugdige bepalend. Vaak woont deze jeugdige in een pleeggezin of in een residentiële instelling. Als de jeugdige in een residentiële instelling woont, geldt niet het adres van de hoofdvestiging van de jeugdhulpaanbieder maar het werkelijke verblijf van een jeugdige bij de nevenvestiging.

 

Meerderjarige jeugdige

Als een jeugdige 18 jaar wordt, is er volgens het burgerlijk wetboek geen gezagsrelatie meer. Daarom wordt in dat geval uitgegaan van het adres van de jeugdige.

 

Woonplaats van gezagsdrager(s) onbekend of in het buitenland

Als de woonplaats van de gezagsdrager(s) onbekend is, geldt het werkelijk verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag. Als de gezagsdrager(s) in het buitenland wonen en de jeugdige in Nederland verblijft, geldt het werkelijk verblijf van de jeugdige. Er is dus altijd een gemeente verantwoordelijk.

 

Woonplaats gezagsdrager en jeugdige in buitenland

Als ouder(s) en jeugdige in het buitenland wonen, is er geen recht op jeugdhulp. Gemeenten hoeven dan geen jeugdhulp te leveren.

 

Woonplaats gezagsdrager in Nederland en jeugdige in buitenland

De gemeente waar de gezagsdrager woont is verantwoordelijk.

 

Briefadres

Soms wordt iemand op een briefadres en niet op een woonadres ingeschreven in de BRP. Dit kan voorkomen als iemand bijvoorbeeld in een psychiatrische instelling, een Blijf van mijn Lijf-huis of in een gevangenis verblijft. Bij een briefadres geldt het werkelijke verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag. Wanneer zowel het briefadres als het woonadres bekend zijn in de BRP, wordt het woonadres gehanteerd.

Bijlage 2 Afwegingskader toegang gemeente Kerkrade

Toelichting

Vanaf 1 januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de zorg voor jeugd in zijn volle breedte. De gemeenten worden daarmee ook verantwoordelijk voor de toewijzing van specialistische vormen van jeugdhulp. De toegang via indicering door het CIZ en via indicering door Bureau Jeugdzorg komt te vervallen.

 

Om uitvoering te geven aan deze nieuwe taken is een afwegingskader ontworpen. Met dit kader voeren gemeenten regie op de inzet van (specialistische) vormen van jeugdhulp - volgens de bedoeling van de transitie en de gemeentelijke beleidskaders - zonder zelf in de 'inhoud' van de professionele oordeelsvorming te treden. Toepassing van het kader is dus vooral een stap in de 'professionele transformatie' naar een nieuwe werkwijze. Van de professionals die in het nieuwe stelsel (specialistische) zorg in kunnen roepen wordt commitment gevraagd aan dit vernieuwde proces.

 

Ter informatie

De nieuwe Jeugdwet kent een onderscheid tussen de vrij toegankelijke overige voorzieningen en de collectieve en individuele voorzieningen. Het vrij toegankelijke aanbod van een gemeente staat open voor elke burger. Mensen kunnen zichzelf opgeven, al of niet met behulp van een verwijzing van een beroepskracht.

 

Individuele en collectieve voorzieningen zijn niét vrij toegankelijk. Er is een verwijzing nodig van een daartoe speciaal aangewezen/bevoegde beroepskracht. De gemeente Kerkrade heeft deze bevoegdheid toegekend aan de Toegangsmedewerkers. Daarnaast zijn op basis van de Jeugdwet ook de jeugdartsen, medisch specialisten, huisartsen, de kinderrechter en jeugd en gezinsbeschermers (die op grond van een jeugdbeschermingsmaatregel in een gezin werken) gerechtigd om te verwijzen naar een individuele voorziening.

 

De gemeente verwacht van de Toegangsmedewerkers dat zij werken met het afwegingskader en bieden dit kader als handreiking aan de andere betrokken beroepsgroepen aan.

 

Doel van het afwegingskader

• Beslissingen over passende ondersteuning zijn op gelijke uitgangspunten gebaseerd en voldoen aan dezelfde (kwaliteits-)kenmerken.

• Burgers van Kerkrade hebben tijdig toegang tot de juiste hulp langs de kortst mogelijke weg en de voor hen logische route.

• Beslissingen dragen bij aan realisatie van de doelstellingen van de jeugdhulp:

o Bevorderen van eigen kracht van jeugdigen, gezinnen en hun netwerk;

o Beslissingen liggen steeds zo dicht als mogelijk is bij de klant;

o Beroepskrachten ondersteunen, nemen niet over;

o Ondersteuning is gericht op herstel van het gewone leven en wordt in de eigen leefomgeving geboden; Gezinnen en jeugdigen hebben te maken met een beperkt aantal schakels en een beperkt aantal professionele gezichten.

• Er wordt niet gedacht vanuit indicaties ('past deze cliënt bij dit aanbod?') maar vanuit maatwerk: ('welke inzet en expertise dragen in dit geval bij aan versterking van de eigen kracht en is in deze situatie nodig om resultaat voor kind en gezin te behalen?).

 

Gebruik van de werkbladen

De drie onderstaand weergegeven werkbladen bieden een checklist ter ondersteuning van het proces van oordeelsvorming. De eerste twee werkbladen zijn bedoeld om na te gaan of het proces van oordeelsvorming voldoet aan de vereisten van de gemeente en of de voor de gemeente wezenlijke punten van afweging ook bewust in dat proces betrokken zijn. Op het derde werkblad wordt vermeld welke ondersteuning/hulp daadwerkelijk wordt ingezet.

 

Wanneer?

De checklist wordt gebruikt in situaties waarin wordt overwogen om specialistisch aanbod (vanaf 1/1/2015 aangeduid als 'individuele voorziening') te betrekken bij de hulp in een gezin.

 

Hoe?

Het is niet nodig om de overweging op elk punt ook op papier te omschrijven. Een vinkje is genoeg! Wel is het de bedoeling dat je per werkblad een samenvatting geeft: een conclusie op basis van de gemaakte afwegingen:

• Op werkblad 1: een korte samenvatting van de vraag

• Op werkblad 2: een korte samenvatting van de professionele overweging

• Op werkblad 3: in te zetten ondersteuning en zorg.

 

De keuze bestaat om de checklist te gebruiken in het gesprek met de klant of om de checklist te gebruiken voor jezelf en/of in de consultatie van een collega-professional.

 

Het 'derde paar ogen'

Het afwegingskader gaat uit van besluitvorming in dialoog tussen de klant en de betrokkenprofessional. In bepaalde situaties is het echter goed dat een andere professional meekijkt, met name bij complexe, onderling samenhangende problemen.

 

Dat kan gaan om de volgende situaties:

• Onduidelijke situaties waarbij een nadere analyse nodig is.

• Enkelvoudige problematiek die oplosbaar schijnt, maar waarbij geen verbetering intreed.

• Enkelvoudige problematiek die toch vraagt om intensieve, specialistische inzet

• Chronische problematiek die onveranderbaar is en om een intensieve inzet vraagt.

• Vraagstukken waarbij de veiligheid in het geding is.

 

Afwegingskader Werkblad 1

 

DE KLANT EN ZIJN VRAAG

 

BLAD 1:

Wat is hier aan de hand?

Samen met jeugdige, ouder(s), netwerk en evt. ‘aanbrenger’

• Wil de klant zelf een plan opstellen (samen met familie/netwerk)?

Zo ja, dan kan dit format aangereikt worden ter ondersteuning van een familiegroepsplan.

• Is het duidelijk wie de vraag stelt? (jeugdige, ouder of professional?)

• Heb je de vraag mét de klant samen verkend en geformuleerd?

• Heb je daarbij het perspectief van het kind expliciet betrokken en heb je het kind gesproken en/of gezien?

• Heb je eerder verleende hulp in kaart gebracht en dat werk betrokken in de formulering van de vraag?

 

Voldoende breed en diep

• Heb je verkend of de volgende facetten een rol spelen in de vraag/situatie?

• Zijn er vragen over de ontwikkeling van kind(eren)?

• Zijn er vragen over de opvoeding?

• Hoe ziet het netwerk er uit?

• Spelen sociaal maatschappelijke factoren een rol?

• Zijn er medische of psychische bijzonderheden?

 

Aard en urgentie wegen

• Heb je aard, ernst en urgentie van de problematiek gewogen?

Heb je de kwetsbaarheid van kinderen (leeftijd/veiligheid) in de vraagformulering betrokken?

• Welk instrument heb je hiervoor gebruikt?

 

.................................................................................................................................................

Korte samenvatting van de vraag

 

.................................................................................................................................................

Wanneer is voor de klant het doel bereikt?

 

.................................................................................................................................................

 

Afwegingskader werkblad 2

 

REFLECTIE

 

BLAD2:

 

Wat is hier nodig? Wat gaat hier werken?

I. Aard van de vraag en het probleem

• Op wie richt de hulpverlening zich? (kind, gezin, samengesteld gezin, anders)

• Is de situatie, het probleem duidelijk of is nader onderzoek/diagnostiek nodig?

• Kiemen tot verandering

• Wat heeft voor de klant prioriteit (motivatie)?

• Wie kunnen bijdragen aan de oplossing van het probleem?

• Patronen herkennen

• Zijn er veroorzakende en in stand houdende factoren te herkennen?

• Wat werkte wel en niet in eerdere hulpverleningstrajecten?

 

II. Opties/oplossingsstrategieën een voorhanden hulp

• Brede kijk op mogelijke bijdragen en oplossingen

• Wat kunnen gezinsleden zelf doen om het probleem op te lossen?

• Wat kan het netwerk (familie, vrienden, buren, kennissen) betekenen?

• Wat voor sociaal culturele activiteiten kunnen bijdragen aan het versterken van het gezin?

• Welke bijdrage van professionals is nodig om het probleem aan te pakken?

• Heeft de klant een voorkeur voor een bepaalde oplossing/aanpak/aanbod en uitvoerder?

• Kennis over effectieve interventies

• Wat weet je over interventies die hier, in deze situatie de meeste kans van slagen bieden? Raadpleeg eventueel een collega of de NJI databank effectieve interventies

• Kosten. Wat kost dit aanbod en kan hetzelfde doel ook met goedkoper aanbod gerealiseerd worden?

 

Pgb of ZIN

Is de zorg verkrijgbaar in natura? Zo nee, check dan de voorwaarden voor aanvraag van een pgb

 

Heb je een collega beroepskracht geconsulteerd in deze afwegingen? Zo ja, wie?

 

Woonplaats klant ....................................................

 

Wat is hier nodig?

 

.................................................................................................................................................

 

Afwegingskader Werkblad 3

 

OMSCHRIJVING VAN IN TE ZETTEN ONDERSTEUNING EN HULP

 

BLAD 3:

Welke ondersteuning zet je in?

In te zetten ondersteuning/hulp

 

Overige voorzieningen aanbod

Wat moet er nu gebeuren:

Doel:

Aanbieder/uitvoerder: Periode:

Expertise o Ja o Nee

 

Individuele voorzieningen

Wat moet er nu gebeuren:

Doel:

Aanbieder/uitvoerder:

Startgesprek met uitvoerder/aanbieder?

Periode:

 

Omvang:

Regie: Regie bij

Terugkoppeling

Evaluatie Per: Met:

 

In geval van niet vrij toegankelijke hulp/in te vullen door ... volgt later.

Beschikking Ha/Zv/Bl:

Vraagt klant om beschikking? O Ja o Nee

 

Inhoud van de beschikking

beschikking o Ja o Nee

afgegeven d.d. Datum:

o Positief o Negatief

Bezwaar o Ja o Nee

Beroep o Ja o Nee Datum:

Opties, overwegingen

(Waar) is wat nodig is beschikbaar?

Wat zijn alternatieven en wat daaruit wordt gekozen?

Wat heb je op grond hiervan nog met je klant te bespreken?

• Wat zie je als hulpverlener wat nodig / mogelijk is?

• Hoe ziet de klant dat en komt dat overeen?

Bijlage 3 Richtlijnen gebruikelijke zorg

Schema voor gebruikelijke zorg voor kinderen/jeugdigen door ouder(s).

 

Het schema gaat uit van jeugdigen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen, die opgroeien in een veilige opvoedingssituatie.

 

Kinderen van 0 tot 3 jaar

• Hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig

• Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig

• Zijn in toenemende mate in staat tot zelf bewegen en verplaatsen

• Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling

• Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarbinnen een passend pedagogisch klimaat wordt geboden

 

Kinderen van 3 tot 5 jaar

• Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer)

• Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling

• Kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen

• Ontvangen zindelijkheidstraining van ouder(s)/verzorgers

• Hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen

• Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding

• Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te bewegen

• Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarbinnen een passend pedagogisch klimaat wordt aangeboden

 

Jeugdigen van 5 tot 12 jaar

• Kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week

• Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is)

• Hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging

• Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling

• Zijn overdag zindelijk, en ¦s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouder(s)/verzorgers.

• Hebben begeleiding van een volwassenen nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrijetijdsbesteding gaan.

• Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarbinnen een passend pedagogisch klimaat wordt geboden

 

Jeugdigen van 12 tot 18 jaar

• Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen

• Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden

• Kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden

• Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig

• Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding

• Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (b.v. huiswerk of het zelfstandig wonen)

• Hebben, in ieder geval tot 17 jaar, een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarbinnen een passend pedagogisch klimaat wordt geboden

 

Jong volwassenen van 18 tot 23 jaar

• Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen

• Hebben een dagbesteding in de vorm van opleiding/arbeid