Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 5 juli 2016, PZH-2016-557229043 (DOS-2015-0007878), inzake het toekennen van mandaat en machtiging aan de directeur van de Omgevingsdienst West-Holland (Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de Omgevingsdienst West-Holland juli 2016) |
Citeertitel | Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de Omgevingsdienst West-Holland juli 2016 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Mandaatbesluit |
Geen
Afdeling 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht; de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-07-2016 | 01-01-2017 | Nieuwe regeling | 05-07-2016 | PZH-2016-557229043 (DOS-2015-0007878) |
Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 5 juli 2016, PZH-2016-557229043 (DOS-2015-0007878), inzake het toekennen van mandaat en machtiging aan de directeur van de Omgevingsdienst West-Holland (Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de Omgevingsdienst West-Holland juli 2016)
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;
de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland;
vast te stellen het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de Omgevingsdienst West-Holland juli 2016
Artikel 2 Mandaat en ondermandaat
1. Aan de directeur Omgevingsdienst wordt mandaat verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende mandaatlijst en de in artikel 4 van dit besluit opgenomen mandaten, op voorwaarde dat het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst, zo nodig met terugwerkende kracht, daarmee instemt.
2. De directeur Omgevingsdienst kan het hem verleende mandaat eenmaal ondermandateren aan leidinggevenden die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, tenzij dat met zoveel woorden ten aanzien van een concreet mandaat in de mandaatlijst is uitgesloten.
3. Het mandaat houdt zowel een beslissings- als een ondertekeningsmandaat in.
4. De algemene mandaten zoals omschreven in de mandaatlijst, kunnen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van besluiten die voortvloeien uit of verband houden met een ander besluit waartoe de directeur van de Omgevingsdienst bevoegd is krachtens dit mandaatbesluit.
5. Indien ten gevolge van wijziging van wetten alsmede uitvoeringsbesluiten, circulaires, beleidsregels en regelingen uitvoerende werkzaamheden als bedoeld in dit besluit of de bij dit besluit behorende mandaatlijst gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het in werking treden van dit besluit strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken zoals genoemd in dit besluit of de bij dit besluit behorende mandaatlijst, die aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen.
1. De directeur Omgevingsdienst, alsmede de functionarissen aan wie overeenkomstig artikel 2, tweede lid, ondermandaat is gegeven, zijn gemachtigd om namens Gedeputeerde Staten aan de gemandateerde bevoegdheden gelieerde feitelijke handelingen te verrichten, zijnde handelingen die geen rechtsgevolg hebben.
2. Onder het eerste lid wordt mede verstaan het uitoefenen van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, alsmede het bepaalde bij of krachtens de in artikel 5.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde wetten, juncto artikel 5.2 van die wet.
Artikel 4 Werkingsgebied en omvang mandaat
1.Het mandaat geldt voor het geografische gebied van de Omgevingsdienst, te weten het grondgebied van de gemeenten Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude, indien en voor zover het besluiten betreft op het gebied van:
tenzij in dit artikel anders is bepaald.
2. Het mandaat geldt voor het geografisch gebied van de Omgevingsdienst voor zover het ziet op taken en bevoegdheden die worden uitgevoerd respectievelijk uitgeoefend in het kader van toezicht en handhaving met betrekking tot de Ontgrondingenwet, de Provinciale Milieuverordening en het Besluit geluidproductie sportmotoren.
3. Het mandaat geldt voor het geografisch gebied van de Omgevingsdienst voor zover het ziet op taken en bevoegdheden die worden uitgevoerd respectievelijk uitgeoefend in het kader van:
tenzij in dit artikel anders is bepaald.
4. Dit mandaatbesluit geldt voor het geografisch gebied van de Omgevingsdienst voor zover het betrekking heeft op taken en bevoegdheden die worden uitgevoerd respectievelijk uitgeoefend in het kader van vergunningverlening, toezicht en handhaving op grond van Hoofdstuk 8, 10, 13, 14 en 19 Wet milieubeheer.
5. Het mandaat geldt niet voor zover het betrekking heeft op taken en bevoegdheden die betrekking hebben op inrichtingen waarop het Brzo van toepassing is of waartoe een installatie behoort voor een industriële activiteit in categorie 4 van Bijlage 1 van de RIE.
6. Het mandaat geldt niet indien en voor zover het betrekking heeft op besluiten gebaseerd op het van toepassing zijn van de hardheidsclausule.
1. De directeur Omgevingsdienst betrekt bij de uitoefening van de aan hem opgedragen bevoegdheden de relevante door Provinciale Staten vastgestelde kaders alsmede het door Gedeputeerde Staten gehanteerde beleid en de door Gedeputeerde Staten gehanteerde bestendige gedragslijn(en).
2. Het afdelingshoofd zorgt ervoor dat de directeur Omgevingsdienst over alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitoefening van de bevoegdheden kan beschikken.
3. Het afdelingshoofd treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur Omgevingsdienst over uitvoeringsaspecten.
4. De directeur Omgevingsdienst treedt in overleg het afdelingshoofd indien hij het noodzakelijk acht af te wijken van de in het eerste lid bedoelde kaders of beleid.
5. Artikel 6, leden 1, 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De directeur Omgevingsdienst informeert het afdelingshoofd en de portefeuillehouder indien de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen kan hebben en/of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de provincie of Gedeputeerde Staten aansprakelijk worden gesteld of anderszins aangesproken worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur Omgevingsdienst tijdig vooraf alle benodigde informatie en voert hij overleg met het afdelingshoofd en de portefeuillehouder alvorens de bewuste bevoegdheid uit te oefenen.
2. De directeur Omgevingsdienst pleegt altijd vooroverleg met het afdelingshoofd en de portefeuillehouder bij toepassing van mandaten die door de directeur Omgevingsdienst niet in ondermandaat mogen worden gegeven aan onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevenden, tenzij dat ten aanzien van een concreet mandaat in de mandaatlijst anders is bepaald .
3. De directeur Omgevingsdienst en de secretaris, of hun plaatsvervangers, overleggen minimaal twee keer per jaar over de uitvoering en voortgang van de opgedragen taken, de toepassing van de mandaten, het budget, en de werkzaamheden in het kader van dit besluit.
4. De directeur Omgevingsdienst en de secretaris, of diens plaatsvervanger, overleggen minimaal één keer per jaar over de samenwerking tussen de omgevingsdienst en de provincie.
1.Indien een besluit wordt genomen bij of krachtens het bepaalde in artikel 2, eerste lid, wordt voor de ondertekening het volgende model gebruikt:
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
gevolgd door de ondertekening en naam van de functionaris;
directeur van de Omgevingsdienst West-Holland.
2.Indien een besluit wordt genomen bij of krachtens het bepaalde in artikel 2, tweede lid, wordt voor de ondertekening het volgende model gebruikt:
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
gevolgd door de ondertekening en naam van de functionaris.
hoofd [naam organisatie-eenheid] van de Omgevingsdienst West-Holland
Het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de Omgevingsdienst West-Holland 2016 (Provinciaal blad 2015, 8136) wordt ingetrokken.
Dit besluit treedt in werking op 15 juli 2016.
Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de Omgevingsdienst West-Holland juli 2016
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
MANDAATLIJST Omgevingsdienst West-Hollandjuli 2016
Bijlage A Lijst van afkortingen
AmvB: Algemene Maatregel van Bestuur
Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland
Awb: Algemene wet bestuursrecht
BenW: Burgemeester en Wethouders
Bgs: Besluit geluidproductie sportmotoren
Bhvbz: Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
Bibob: bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
Brzo: Besluit risico's zware ongevallen 2015
BSB: Bodemsanering bedrijfsterreinen
Bssa: Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen
Fl- en Fwet: Flora- en Faunawet
Nb-wet: Natuurbeschermingswet 1998
PMV: Provinciale milieuverordening Zuid-Holland
Rie: Richtlijn industriële emissies
Vvgb: verklaring van geen bedenkingen
Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Whbvz: Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
Om te voorkomen dat een bestuursorgaan alle besluiten zelf moet nemen is in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geregeld dat besluiten ook namens het bestuursorgaan kunnen worden genomen. Deze bevoegdheid om namens een bestuursorgaan een besluit te nemen staat bekend als mandaat. Onder besluit dient op grond van artikel 1:3, eerste lid, Awb te worden verstaan, een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Dit laatste betekent dat de schriftelijke beslissing gericht moet zijn op een rechtsgevolg. Indien de handeling van of namens een bestuursorgaan niet is gericht op rechtsgevolg, dan is er sprake van een feitelijke handeling. De bevoegdheid om namens iemand anders een feitelijke handeling en een privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten heet machtiging, respectievelijk volmacht. De overkoepelende term voor al deze figuren is (evenzeer) machtiging.
Kenmerkend voor mandaat is dat er geen overdracht van bevoegdheden plaatsvindt. De uitoefening van het mandaat geschiedt namens en dus onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan dat het mandaat verleent. Het bestuursorgaan, in dit geval dus Gedeputeerde Staten, behoudt ondanks de mandaatverlening altijd de bevoegdheid om zelf de besluiten te nemen. Overigens is het altijd mogelijk dat Gedeputeerde Staten een mandaat voor een speciale aangelegenheid verlenen, een zogenaamd ad hoc mandaat. Is een mandaat daarentegen structureel bedoeld dan is opname in de bij dit algemeen mandaatbesluit behorende mandaatlijsten aangewezen.
Gelet op het feit dat het mandaat wordt uitgeoefend namens Gedeputeerde Staten, is besluitvorming conform regelgeving, beleid en gedragslijnen van Gedeputeerde Staten geboden. Onder beleid wordt tevens verstaan een bestendige gedragslijn die via individuele besluiten wordt geformaliseerd en kenbaar gemaakt.
In dat licht is eveneens van belang dat Gedeputeerde Staten, en derhalve dus ook haar mandatarissen zich houden aan de procedures en termijnen die gelden voor afdoening van besluiten. Dit houdt in dat Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht slechts daar wordt toegepast waar dat voorgeschreven is, tenzij Gedeputeerde Staten in individuele gevallen anders besluiten.
Aangezien de omgevingsdienst de oren en ogen is van Gedeputeerde Staten, is het van groot belang dat de portefeuillehouder(s) door tussenkomst van de desbetreffende directeur minimaal twee weken van tevoren dan wel zo spoedig mogelijk daarna op de hoogte word(t)en gesteld (derhalve tijdig) van besluiten die naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen kunnen hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de provincie of Gedeputeerde Staten aansprakelijk worden gesteld of anderszins aangesproken worden.
Het mandaatsysteem is te typeren als een gesloten systeem. Alleen wat daadwerkelijk is benoemd kan in mandaat worden afgedaan.
Het werkingsgebied is in beginsel geografisch bepaald en betreft het grondgebied van de gemeenten die zijn aangesloten bij de desbetreffende omgevingsdienst.
De geconcentreerde taken zijn ondergebracht bij één bepaalde omgevingsdienst, maar betreffen het hele grondgebied van de provincie Zuid-Holland.
De algemene mandaten (mandaten beginnend met “RAA”) betreffen uitsluitend de bevoegdheden die samenhangen met de opgedragen taken, te weten handhaving (mandaten beginnend met “RH”), vergunningen (mandaten beginnend met “RMV) en bodemsanering (mandaten beginnend met “RBS”).
Ambtelijk mandaat = besluitvorming + ondertekening
Gedeputeerde Staten geven mandaat aan de directeur van de omgevingsdienst. In de bij het mandaatbesluit behorende lijst (bijlage) staan de besluiten opgesomd, die namens Gedeputeerde Staten kunnen worden genomen.
Het mandaat betreft zowel een beslissingsmandaat als een ondertekeningsmandaat. Met andere woorden, degene die namens Gedeputeerde Staten mag beslissen, is tevens bevoegd het betreffende besluit, alsmede uitgaande brieven namens Gedeputeerde Staten te ondertekenen. Concreet betekent dat dat besluitvorming en ondertekening in één hand liggen.
Deze regeling biedt in het algemeen de mogelijkheid aan de directeur het verkregen mandaat onder te mandateren, tenzij dit uitdrukkelijk is uitgesloten in een specifiek mandaat.
Het verlenen van ondermandaat dient altijd schriftelijk te geschieden en te worden gepubliceerd.
Zoals hiervoor is aangegeven, houdt mandaat in de bevoegdheid om namens een bestuursorgaan een besluit te nemen. Indien de handeling van of namens een bestuursorgaan niet is gericht op rechtsgevolg, dan is er sprake van een feitelijke handeling. Dit betreft bijvoorbeeld het doorzenden van onjuist geadresseerde post, het verzenden van een ontvangstbevestiging of het uitnodigen van belanghebbenden voor een hoorzitting.
In de mandaatlijst is een bepaling opgenomen ten aanzien van de mogelijkheid tot vertegenwoordiging van Gedeputeerde Staten in rechte (RAA04). In praktijk gaat het om vertegenwoordiging van het college bij bestuursrechtelijke procedures. Het kan zowel om een algemene als om een incidentele machtiging gaan.
Gedeputeerde Staten zullen hiertoe een format verstrekken
Eind 2013 hebben Gedeputeerde Staten het mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten voor de Omgevingsdienst West-Holland 2014 vastgesteld. Dit mandaatbesluit wordt nu ingetrokken en vervangen door het voorliggende mandaatbesluit. Voor de duidelijkheid is in de citeertitel het jaartal 2016 toegevoegd.
De RAA-nummers betreffen algemene mandaten waarvan alle gemandateerden binnen hun reguliere werkzaamheden gebruik kunnen maken.
De daaropvolgende mandaten (RMV, RBS, RH) betreffen specifiek belegde mandaten. De rubricering binnen de mandaatlijst is een aanwijzing binnen welk organisatieonderdeel de mandaten kunnen worden uitgeoefend.
De reikwijdte van het mandaat behoort in beginsel duidelijk te zijn uit de tekst in de linkerkolom. De mandaten zijn in de linkerkolom zo kernachtig mogelijk geformuleerd, waarbij in beginsel de meest verstrekkende bevoegdheid is aangeduid: wie het meerdere mag, mag ook het mindere. Om niet alle besluitmogelijkheden te moeten benoemen is hierbij veelal gebruik gemaakt van “besluiten omtrent”. In principe houdt “omtrent” dus alle besluiten in, tenzij expliciet anders opgenomen.
Daar waar “betreft mede” is gebruikt is bedoeld desalniettemin een niet limitatieve opsomming als voorbeeld te noemen.
Daar waar “besluiten tot” is gebruikt, is bedoeld dat alleen het onmiddellijk hierop volgende in mandaat is belegd. Bij bij voorbeeld “besluiten tot goedkeuring” betekent dit dat het onthouden van goedkeuring niet in mandaat is toegestaan. In de rechterkolom kan wel, als daaraan behoefte bestaat, (de omvang van) het mandaat worden toegelicht. Naast een toelichting is de rechterkolom tevens bedoeld voor het opnemen van voorwaarden bij het mandaat, bij voorbeeld een periodieke rapportageverplichting. Tevens staat in de rechterkolom aangeduid wanneer het mandaat is voorbehouden aan de directeur en er dus geen ondermandaat kan worden verleend.