Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Boxmeer

Beleidsregels Tegemoetkoming kinderopvang bij sociaal medische indicatie 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBoxmeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Tegemoetkoming kinderopvang bij sociaal medische indicatie 2016
CiteertitelBeleidsregels Tegemoetkoming kinderopvang bij sociaal medische indicatie 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. Artikel 1.13 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseissen peuterspeelzalen
  3. Artikel 35 lid 1 van de Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-07-2016Actualisatie

28-06-2016

Website Boxmeer, 19 juli 2016

I-SZ/2016/1371

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Tegemoetkoming kinderopvang bij sociaal medische indicatie 2016

Het college van burgemeester en wethouders;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

artikel 1.13 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en artikel 35 lid 1 van de Participatiewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende:

Beleidsregels Tegemoetkoming kinderopvang bij sociaal medische indicatie 2016  

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      College: college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      de wet: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp);

    • c.

      de bijstandswet: Participatiewet (Pw);

    • d.

      het adviesorgaan: de instelling/organisatie die op verzoek van het College een indicatieadvies uitbrengt over de noodzaak van kinderopvang;

    • e.

      indicatieadvies: een schriftelijke verklaring door het adviesorgaan waaruit blijkt dat kinderopvang om sociaal medische redenen noodzakelijk is;

    • f.

      tegemoetkoming: een aanspraak op financiële middelen voor noodzakelijke kosten van kinderopvang;

    • g.

      minimuminkomen: 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • h.

      vermogen: optelsom van alle bezittingen;

    • i.

      vermogensgrens: van toepassing zijnde vermogensgrens art. 34 Pw;

    • j.

      ouder(s): persoon met ten laste komend kind(eren), hieronder ook begrepen een verzorger(s) met ten laste komend kind(eren).

Artikel 2 Doel

Deze beleidsregels voorzien in het verstrekken van een tijdelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang voor een ouder(s) met een sociale medische indicatie. Uitgangspunt is de eigen verantwoordelijkheid van de ouder(s) voor kinderopvang.

Artikel 3 Doelgroep

Het beleid is van toepassing op een ouder(s) met medisch en/of sociale belemmeringen, die:

  • a.

    een kind of meerdere kinderen heeft in de leeftijd tot 12 jaar; en,

  • b.

    in de gemeentelijke basisadministratie geregistreerd staan; en,

  • c.

    voor wie een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking door het adviesorgaan is vastgesteld en dat één of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken; en,

  • d.

    over een minimuminkomen beschikt en tevens geen vermogen heeft boven de vermogensgrens; en,

  • e.

    die aantoonbaar niet zelf in kinderopvang kan voorzien en geen (toereikend) beroep kan doen op een voorliggende voorziening.

Artikel 4 Voorliggende voorziening

Het College weigert de tegemoetkoming indien er sprake is van recht op een voorliggende voorziening waarop men een beroep kan doen. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval begrepen:

  • a.

    de Wet kinderopvang;

  • b.

    de Kinderopvangtoeslag;

  • c.

    de Jeugdwet;

  • d.

    de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);

  • e.

    voorzieningen voor voorschoolse educatie en peuterspeelzaal;

  • f.

    de Compensatieregeling peuterspeelzaalwerk via de gemeente;

  • g.

    opvangmogelijkheden bij de basisschool, familie of personen binnen het sociale netwerk.

     

Indien de voorliggende voorziening in het individuele geval aantoonbaar niet toereikend is dan stemt het College de tegemoetkoming hierop af.

Artikel 5 Aanspraak op een tegemoetkoming

  • 1.

    Een ouder(s) met een sociaal medische indicatie heeft aanspraak op een (gedeeltelijke) tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang indien:

    • a.

      het College op grond van het indicatieadvies kan vaststellen in welke mate de ouder(s) in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in deze kosten; en,

    • b.

      het kinderopvang betreft in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang; en,

    • c.

      men niet over vermogen beschikt boven de vermogensgrens conform art. 34 Pw; en,

    • d.

      men over een inkomen beschikt tot maximaal 115% van de toepasselijke bijstandsnorm; of,

    • e.

      men over een inkomen beschikt tussen 115% en 150% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 6 Vaststellen van recht en noodzaak

  • 1.

    Het College stelt op aanvraag van de ouder(s) vast of er sprake is van een persoon zoals bedoeld in deze beleidsregels.

  • 2.

    Ten behoeve van de vaststelling van de noodzakelijkheid van kinderopvang heeft het College een indicatieadvies nodig van het adviesorgaan als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder d en e van deze beleidsregels.

  • 3.

    Het College is bevoegd af te wijken van het indicatieadvies voor wat betreft de omvang van de kinderopvang.

  • 4.

    Na honorering van de indicatie stelt het College de tegemoetkoming vast en toetst dit aan de hand van inkomen, vermogen en een specificatie van de feitelijke kosten.

  • 5.

    Het College kan, periodiek dan wel op elk moment, een onderzoek instellen naar de noodzaak en de rechtmatigheid van de tegemoetkoming kinderopvang.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie wordt schriftelijk ingediend bij het College.

  • 2.

    Een aanvraag tot vaststelling bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam, adres, burgerservicenummer, geboortedatum van de ouder(s);

    • b.

      indien van toepassing: naam, burgerservicenummer en geboortedatum van de partner en, indien dit een ander adres is daarvan een opgave;

    • c.

      naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • d.

      inkomensgegevens zoals loonstrook en/of uitkeringsspecificatie waaruit het totale netto maandinkomen van de ouder(s) blijkt ter vaststelling van de maandelijkse netto inkomsten;

    • e.

      specificaties van alle bezittingen ter vaststelling van het vermogen;

    • f.

      overige gegevens die het College nodig acht om te kunnen besluiten.

Artikel 8 Ingangsdatum

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt verstrekt met ingang van de eerste dag van de maand waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het College in ontvangst is genomen.

  • 2.

    Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verstrekt met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 9 Duur en omvang van de tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming geldt voor maximaal 9 maanden.

  • 2.

    Na afloop van deze periode kan de tegemoetkoming met maximaal drie maanden worden verlengd op basis van onderzoek naar de indicatie.

  • 3.

    De tegemoetkoming is gemaximeerd tot 16 uur opvang per week.

  • 4.

    De hoogte van de tegemoetkoming is gebaseerd op de uurtarieven voor kinderopvang, zoals die jaarlijks door de Belastingdienst worden vastgesteld.

Artikel 10 Inlichtingenplicht

  • 1.

    De ouder(s) informeert het College onmiddellijk en uit eigen beweging schriftelijk over inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming of intrekking ervan.

  • 2.

    De ouder(s) verstrekt op verzoek van het College, binnen een door het College te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van belang zijn.

Artikel 11 Beperking tegemoetkoming en terugvordering

  • 1.

    De tegemoetkoming kan worden ingetrokken afwijkend van het door het College vastgestelde besluit indien:

    • a.

      de ouder(s) niet voldoen aan de verplichtingen;

    • b.

      de kinderopvang niet of niet meer plaatsvindt of is veranderd in vakantieopvang;

    • c.

      de ouder(s) of het kind niet meer woonachtig zijn in de gemeente;

    • d.

      de ouder(s) aanspraak kunnen maken op een voorliggende voorziening;

    • e.

      de sociaal-medische indicatie komt te vervallen.

  • 2.

    Het College kan de tegemoetkoming terugvorderen van de ouder(s) op de volgende gronden:

    • a.

      de hoogte van de bijdrage is vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledig verstrekte inlichtingen door de ouder(s), en de ouder(s) redelijkerwijs had kunnen begrijpen dat de bijdrage geheel of gedeeltelijk ten onrechte is uitbetaald;

    • b.

      de ouder(s) heeft zonder geldige reden en zonder toestemming van het College niet of niet volledig gebruik gemaakt van de kinderopvang.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels worden de beleidsregels Tegemoetkoming kinderopvang bij sociaal medische indicatie (2013) ingetrokken.

Artikel 13 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het College kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2.

    In gevallen waarin deze regeling niet voorzien, beslist het College.

Artikel 14 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: “Beleidsregels Tegemoetkoming kinderopvang bij sociaal medische indicatie 2016”.

 

Aldus vastgesteld in de Collegevergadering van 28 juni 2016.

 

De secretaris, De burgemeester,

Drs. Ir. H.P.M. van der Loo K.W.T. van Soest 

Toelichting

Op 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang (Wko) ingevoerd. In deze wet zou ook een bepaling over kinderopvang bij een sociaal-medische indicatie opgenomen worden zodat personen met deze problematiek ook onder de werking van de Wko zouden vallen. Tot op heden is dit niet geregeld in de Wet kinderopvang. De wetgever redeneert dat specifieke gevallen niet via een landelijke indicatie afgebakend kunnen worden. Niet duidelijk is of deze verantwoordelijkheid ooit in de Wet kinderopvang opgenomen zal worden.

 

Gemeenten hebben geen verplichting maar wel een bevoegdheid om beleid vast te stellen ten aanzien van kinderopvang bij sociaal medische indicatie voor de eigen burgers.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn.

Artikel 2 Doel van de regels

Voor ouder(s)/verzorgers die vanwege sociaal medische redenen kinderopvang nodig hebben is een tegemoetkoming mogelijk. De tegemoetkoming is als een tijdelijke ondersteuning bedoeld aangezien ouders primair zelf verantwoordelijk zijn voor de opvang van hun kind(eren). Van hen wordt verwacht dat zij actief zoeken naar andere mogelijkheden om weer zelf te kunnen voorzien in de noodzakelijke opvang van hun kind(eren).

Artikel 3 Doelgroep

Een ouder(s) komt in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang als vast staat dat belanghebbende vanwege sociaal en/of medische redenen noodzakelijk gebruik moet maken (of gaan maken) van kinderopvang en hierin zelf niet kan voorzien. Men een kind of kinderen heeft in de leeftijd tot 12 jaar. Men geen aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening en behoort tot de doelgroep die voor bijzondere bijstand op grond van de Pw in aanmerking komt.

Artikel 4 Voorliggende voorziening

Het College weigert de tegemoetkoming indien belanghebbende een beroep kan doen op een voorliggende voorziening voor kinderopvang of stemt de tegemoetkoming af op de voorliggende voorziening indien deze niet toereikend is. De tegemoetkoming fungeert als een vangnet. Als een voorliggende voorzieningen de mogelijkheid biedt om in kinderopvang te voorzien dan moet daarvan gebruik worden gemaakt.

Personen met lichte beperkingen die gezinsondersteuning/gespecialiseerde gezinsverzorging nodig hebben vallen qua financiering onder de Wmo. Dit geldt ook voor mensen met psychosociale klachten. Gespecialiseerde gezinsverzorging wordt gezien als een voorliggende voorziening voor de ouder(s) met een sociaal medische indicatie.

Ook opvangmogelijkheden via de school, de familie of binnen het sociaal netwerk wordt als voorliggend beschouwd. De eigen verantwoordelijkheid van de ouder(s) wordt eerst aangesproken alvorens er een beroep op de tegemoetkoming kan worden gedaan.

Artikel 5 Aanspraak op een tegemoetkoming

Belanghebbende(n) die tot de doelgroep behoort, kan aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang als het College de noodzaak heeft kunnen vaststellen en mits er gebruik wordt gemaakt van professionele kinderopvang.

Daarnaast stelt het College het recht op een tegemoetkoming vast aan de hand van het inkomen en het vermogen, waarbij wordt aangesloten bij de regelgeving rondom de bijzondere bijstand (Pw). Het College bepaalt aan de hand van een inkomensberekening de hoogte van de draagkracht conform de draagkrachtregels bijzondere bijstand.

Alle inkomsten boven de 115% worden als draagkracht aangemerkt, men komt dan gedeeltelijk in aanmerking voor de tegemoetkoming kinderopvang.

Er wordt voor de bepaling van het recht op een tegemoetkoming voor kinderopvang aangesloten bij de regels rondom de bijzondere bijstand.

Artikel 6 Vaststellen van recht en noodzaak

Het College toetst of belanghebbende tot de doelgroep behoort en aanspraak kan maken op de tegemoetkoming. Het besluit wordt gebaseerd op de noodzaak van kinderopvang aan de hand van een sociaal medische indicatie met een gemotiveerd advies van een onafhankelijke deskundige. De indicatie bevat in ieder geval:

  • -

    naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarvoor de indicatie geldt;

  • -

    de redenen voor de noodzaak van kinderopvang;

  • -

    of er een voorliggende voorziening op medisch gebied voorhanden is;

  • -

    de soort opvang;

  • -

    de omvang en duur van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.

Het College kan een onderzoek instellen naar het recht en de noodzaak van de tegemoetkoming als zij de uitvoering daarvan noodzakelijk acht.

Artikel 7 Aanvraag

De tegemoetkoming moet door belanghebbende worden aangevraagd bij het College. Een aanvraag wordt door de gemeente in ontvangst genomen wanneer deze wordt ingediend op het ter beschikking gestelde aanvraagformulier. Indien de ouder een partner heeft wordt het formulier mede ondertekend door de partner.

De ouder(s) overlegt bij de aanvraag de noodzakelijke persoonlijke gegevens die het College nodig acht om te kunnen beslissen. De ouder(s) overlegt tevens een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen. In ieder geval blijkt hieruit het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang.

 

Artikel 8 Ingangsdatum

Er zijn twee ingangsdata mogelijk:

  • 1.

    Het College verstrekt een tegemoetkoming voor kosten kinderopvang vanaf de eerste dag van de maand waarop de aanvraag voor een tegemoetkoming door het College in ontvangst is genomen.

  • 2.

    Als er op de eerste dag van de maand nog geen kinderopvang plaatsvindt dan wordt de tegemoetkoming verstrekt met ingang van de eerste dag waarop kinderopvang zal plaatsvinden.

Een tegemoetkoming kan niet met terugwerkende kracht worden verstrekt.

Artikel 9 Duur en omvang van de tegemoetkoming

Het College stelt het aantal maanden vast dat de ouder aanspraak kan maken op een tegemoetkoming voor kinderopvangkosten aan de hand van het indicatieadvies. De duur van de tegemoetkoming is maximaal negen maanden. Deze periode kan met maximaal drie maanden worden verlengd als uit onderzoek blijkt dat voortzetting van kinderopvang op basis van een sociaal medische indicatie noodzakelijk is.

De ouder(s) heeft recht op een tegemoetkoming voor maximaal 16 uur opvang per week.

De hoogte van de tegemoetkoming is gebaseerd op de uurtarieven voor kinderopvang die jaarlijks door de Belastingdienst worden vastgesteld.

Het College toetst of de verstrekte tegemoetkoming overeenkomt met de daadwerkelijk afgenomen uren aan de hand van een specificatie die door de ouder dient te worden overlegd.

Artikel 10 Inlichtingenplicht

Dit artikel regelt de verplichtingen van belanghebbende(n) ten aanzien van het College over het verstrekken van inlichtingen. De ouder(s) informeert het College onmiddellijk, gevraagd en ongevraagd, over de feitelijke omstandigheden zodat het recht op een tegemoetkoming kan worden bepaald.

Artikel 11 Beperking tegemoetkoming en terugvordering

Bij schending van de inlichtingenplicht en als gevolg daarvan ten onrechte een tegemoetkoming is ontvangen of een te hoog bedrag is ontvangen, wijzigt of trekt het College de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming in en wordt het te veel betaalde bedrag teruggevorderd. Hetzelfde geldt als op andere gronden blijkt dat de tegemoetkoming ten onrechte of tot een te hoog bedrag is toegekend. In het besluit tot terugvordering vermeldt het College op welke wijze en op welke wettelijke grondslag zal worden teruggevorderd.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.