Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 28 augustus 2012, nr. 80B5BE58, tot vaststelling van de Uitvoeringsverordening subsidie Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht |
Citeertitel | Uitvoeringsverordening subsidie Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | subsidies, natuur en landschap, agrarische zaken, ruimtelijke ordening |
Provinciale bladen: 38 van 2012, 29 van 2013, 30 van 2013, 53 van 2013, 117 van 2015
Algemene subsidieverordening provincie Utrecht, art. 4
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-09-2016 | 01-01-2021 | Intrekking | 23-08-2016 Provinciaal blad, 2015, 7833 | 8186F3B0 |
Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 28 augustus 2012, nr. 80B5BE58, tot vaststelling van de Uitvoeringsverordening subsidie Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht
Gedeputeerde staten van Utrecht;
Gelet op de artikelen 4, vierde lid en 11, derde lid van de Wet inrichting landelijk gebied
Gelet op artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 4, 6, 28 en 29 van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht;
Overwegende dat het wenselijk is de Uitvoeringsverordening subsidie Inrichting Landelijk Gebied provincie Utrecht te wijzigen in verband met de herijking van het meerjarenprogramma voor het landelijk gebied, Agenda Vitaal Platteland;
Besluiten de volgende uitvoeringsverordening vast te stellen:
Uitvoeringsverordening subsidie Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze uitvoeringsverordening wordt verstaan onder:
Loonkosten eigen personeel: de loonkosten van het direct met het project belaste personeel bestaat uit de volgende 2 componenten:
een uurtarief berekend op basis van de verzamelloonstaat van de betrokken projectmedewerker(s), exclusief volledig winstafhankelijke uitkeringen, verhoogd met de wettelijke of op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, gedeeld door het aantal productieve uren;
een opslag voor algemene kosten met inbegrip van indirecte loonkosten en kosten van toezicht en van leidinggevend personeel ten bedrage van maximaal 20 % van het onder 1 bedoelde uurtarief. De werkzaamheden moeten rechtstreeks betrekking hebben op de uitvoering van het ondersteunde project en mogen niet voortvloeien uit reguliere taken of wettelijke verantwoordelijkheden;
Groenblauwe diensten: activiteiten op het gebied van natuur, water, landschap (inclusief cultuurhistorie) en toegankelijkheid die de kwaliteit van het landelijk gebied verhogen. De diensten gaan verder dan waartoe de beheerder wettelijk is verplicht en worden vrijwillig, meestal tegen een vergoeding, uitgevoerd;
Toeristisch overstappunt (TOP): een plek waar de lokale of regionale bezoeker kan starten met een recreatieve activiteit in het gebied dat vanuit het TOP wordt ontsloten. Een TOP is geen attractie en hoeft een bezoek niet vast te kunnen houden. Idealiter is het wel een pleisterplaats waar de recreant op een comfortabele wijze zijn wandeling, fiets- of vaartocht begint of eindigt met bijvoorbeeld kleinschalige horeca en diensten.
collectief voor agrarisch natuurbeheer: een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid bestaande uit landbouwers en andere grondgebruikers van landbouwgrond, die beschikt over een certificaat collectief agrarisch natuurbeheer, overeenkomstig de artikelen 3.1 en 3.4, lid 1, sub a, van deSubsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016;
In aanvulling op artikel 12 van de Asv en de bijzondere bepalingen in de hoofdstukken 2 tot en met 5 behoren tot de subsidiabele kosten in ieder geval niet:
In aanvulling op art. 7 van de Asv overlegt de aanvrager in het geval van een aanvraag in het kader van POP2 de volgende gegevens:
als subsidie ten behoeve van een samenwerkingsverband wordt aangevraagd, verstrekt de aanvrager een overzicht van alle andere subsidies die betrokken ondernemingen in de drie jaren die aan de aanvraag zijn vooraf gegaan, heeft verkregen of aangevraagd voor iedere deelnemer in het samenwerkingsverband en tevens een exemplaar van de samenwerkingsovereenkomst.
De subsidieplafonds voor het tijdvak 2013 tot en met 2015 bedragen:
Artikel 2.2 Kwaliteitsverbetering Natuur
De activiteiten, genoemd in het eerste lid, komen uitsluitend in aanmerking voor subsidie indien ze leiden tot:
het verbeteren van de natuurkwaliteit buiten de Ecologische Hoofdstructuur, voor zover dit bijdraagt aan het duurzaam in stand houden van populaties van bedreigde inheemse soorten van een vastgestelde Rode Lijst of Oranje Lijst en opgenomen in het Uitwerkingsplan Leefgebiedenbenadering Provincie Utrecht (2009); of
Artikel 2.3 Verdrogingsbestrijding
Artikel 2.4 Verbeteren waterkwaliteit
Europese regelgeving en POP2 2007-2013
Voor subsidiëring vanuit de Agenda Vitaal Platteland zal voor dit onderdeel primair gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2), EG-verordening nr. 1698/2005 en bijbehorende uitvoeringsverordeningen. Voor dit onderdeel is de maatregelen 216 ”Niet productieve investeringen” en de daarin vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking van toepassing. POP2-middelen en aanvullende nationale financiering worden alleen ingezet, als aan de in de maatregel opgenomen voorwaarden is voldaan.
Artikel 2.5 Communicatie, educatie en onderzoek ten behoeve van natuur en landschap
Europese regelgeving en POP2 2007-2013
Voor subsidiëring vanuit de Agenda Vitaal Platteland kan voor dit onderdeel gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2), EG-verordening nr. 1698/2005 en bijbehorende uitvoeringsverordeningen. Voor dit onderdeel zijn de maatregelen 323 “Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed” en 413 “Leader; De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie” en de daarin vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking van toepassing. POP2-middelen worden alleen ingezet, als aan de in de maatregel opgenomen voorwaarden is voldaan.
Artikel 2.6 Programmasubsidie waterschappen
Artikel 2.8 Niet-productieve investeringen agrarisch natuurbeheer 2015
Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten als bedoeld in artikel 28 van de Asv, die gericht zijn op:
de aanleg van natuurvriendelijke oevers die het mogelijk maakt de positief beschikte gebiedsaanvraag ANLb 2016 vanaf 2017 uit te breiden voor wat betreft het beheer van natuurvriendelijke oevers ten behoeve van de purperreiger door het indienen van een uitbreidingsaanvraag in 2016 en die bijdraagt aan het in Natuurbeheerplan 2016 van de provincie Utrecht geambieerde beheer voor de purperreiger.
Conform artikel 1, lid 5, sub (a) van Verordening (EU) nummer 702/2014, PbEU 2014, L193/1, wordt betaling uitgesloten van steun aan een onderneming ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;
Subsidie kan worden verleend overeenkomstig de hiervoor genoemde voorwaarden waarbij hoofdstuk 1 en artikel 14 van Verordening (EU), nummer 702/2014, PbEU 2014, L193/1, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren van toepassing is.
Artikel 2.9 Onderzoek, experimentele ontwikkeling en pilots veenweidenproblematiek (watersysteem, bebouwing en infrastructuur)
Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten als bedoeld in artikel 28 van de Asv, die gericht zijn op het beperken van bodemdaling, het beperken van de nadelige effecten van bodemdaling of het realiseren van een duurzaam watersysteem in het Utrechtse veenweidegebied door middel van onderzoek, experimentele ontwikkeling of pilotprojecten:
Conform artikel 1, lid 4, sub (a) van Verordening (EU) nummer 651/2014, pbEU 2014, L187/1, wordt betaling uitgesloten van steun aan een onderneming ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.
Tot de subsidiabele kosten behoren uitsluitend:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang deze wordt gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat gronden betreft, komende kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
Subsidie kan worden verleend overeenkomstig de hiervoor genoemde voorwaarden. In aanvullingop die voorwaarden is van toepassing dat indien aan ondernemingen subsidie wordt verstrektin de vorm van steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie, dit geschiedt met inachtnemingvan hoofdstuk 1 en artikel 25 van Verordening (EU), nummer 651/2014, pbEU 2014, L187/1 betref-fende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van deEuropese Unie op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen.
Hoofdstuk 3 Landschap en Cultuurhistorie
Artikel 3.1 Behoud en ontwikkeling van landschappelijke structuren en elementen
De activiteiten, genoemd in het eerste lid, komen uitsluitend in aanmerking voor subsidie indien zij plaatsvinden in één van de volgende zes landschappen die zijn beschreven in de Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen: Groene Hart, Linies, Rivierengebied, Eemland, Gelderse Vallei en Utrechtse Heuvelrug.
Europese regelgeving en POP2 2007-2013
De activiteiten, genoemd in het eerste lid, komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien zij voldoen aan de volgende communautaire toetsingskaders:
Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwondernemingen die niet valt onder onderdeel b wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1408/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwproductiesector;
Indien subsidie wordt versterkt aan ondernemers niet zijnde landbouwondernemingen voor andere dan onder d bedoelde activiteiten, geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1407/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimis-steun.
Voor subsidiëring vanuit de Agenda Vitaal Platteland zal voor dit onderdeel gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2), EG-verordening nr. 1698/2005 en bijbehorende uitvoeringsverordeningen. Voor dit onderdeel zijn de maatregelen 323 “Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed”, 412 “Leader; Verbetering van het milieu en het platteland” en 413 “Leader; De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie” en de daarin vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking van toepassing. POP2-middelen worden alleen ingezet, als aan de in de maatregel opgenomen voorwaarden is voldaan.
Artikel 3.2 Behoud en ontwikkeling van erfgoed en aardkundige elementen
bij renovaties die tot doel hebben om het erfgoed geschikt te maken voor toekomstig (commerciële) exploitaties waarbij inkomsten gegenereerd worden, wordt slechts bijgedragen aan de “onrendabele top”, waarbij wordt verstaan dat deel van de investering dat uit de exploitatie niet kan worden terugverdiend;
Europese regelgeving en POP2 2007-2013
De activiteiten, genoemd in het eerste lid, komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien zij voldoen aan de volgende communautaire toetsingskaders:
Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwondernemingen die niet valt onder onderdeel b wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1408/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwproductiesector;
Indien subsidie wordt versterkt aan ondernemers niet zijnde landbouwondernemingen voor andere dan onder d bedoelde activiteiten, geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1407/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimis-steun.
Voor subsidiëring vanuit de Agenda Vitaal Platteland zal voor dit onderdeel gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2), EG-verordening nr. 1698/2005 en bijbehorende uitvoeringsverordeningen. Voor dit onderdeel zijn de maatregelen 323 Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed, 412 “Leader; Verbetering van het milieu en het platteland” en 413 “Leader; De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie” en de daarin vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking van toepassing. POP2-middelen worden alleen ingezet, als aan de in de maatregel opgenomen voorwaarden is voldaan.
Hoofdstuk 4 Sociaal-economische vitaliteit
Afdeling 4.1 Landbouwstructuurverbetering
Artikel 4.1.1 Kavelruil en landbouwstructuurverbetering
Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten als bedoeld in artikel 28 van de Asv die gericht zijn op het uitvoeren van een vrijwillige kavelruil dan wel een planmatige kavelruil of andere integrale gebiedsplannen voor een omschreven begrensd gebied, zoals:
de volgende kavelinrichtingswerken en verbeteringen in de landbouwkundige infrastructuur op basis van activiteiten zoals beschreven onder a en b:
werkzaamheden om de nieuw gevormde kavels na ruiling bewerkbaar te maken, zoals het dempen van bestaande en het graven van nieuwe grenssloten, lichte egalisaties om kavels en percelen op elkaar aan te laten sluiten, het aanpassen van de drainage op het nieuwe slotenstelsel (na ruiling), het met elkaar verbinden van oude percelen binnen een nieuw kavel;
De activiteiten, genoemd in het eerste lid, komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien de activiteiten aansluiten bij de doelen en uitgangspunten uit de landbouwvisie en het kaderdocument Agenda Vitaal Platteland waarin onder meer wordt aangeven dat de provincie inzet op agrarische structuurversterking in samenhang met andere prioritaire opgaven. Projecten die enkel gericht zijn op agrarische structuurversterking, kunnen alleen gesubsidieerd worden indien er geen mogelijkheden zijn voor integratie met andere gebiedsopgaven. In dat geval zijn alleen de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder a, b en e, subsidiabel.
Verplichtingen subsidieontvanger
Voor het (planmatig) voorbereiden en begeleiden van een ruilproces zoals beschreven in het eerste lid, onder a, geldt dat de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd binnen twee jaar na de subsidieverstrekking, met de mogelijkheid van een verlenging door gedeputeerde staten met nogmaals twee jaar.
Voor het juridische vastleggen van nieuwe eigendommen op basis van een ruilproces zoals beschreven in het eerste lid, onder b, geldt dat een door de betrokken partijen ondertekende versie van het ruilplan bij de aanvraag wordt bijgeleverd - bij pacht dient zowel de verpachter als pachter te ondertekenen.
Conform artikel 1, lid 5, sub (a) van Verordening (EU) nummer 702/2014, PbEU 2014, L193/1,wordt betaling uitgesloten van steun aan een onderneming ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;
Europese regelgeving en POP2 2007-2013
De activiteiten, genoemd in het eerste lid, komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien de subsidie wordt verstrekt met inachtneming van hoofdstuk 1 en artikelen 14 en 15 van Verordening (EU), nummer 702/2014, PbEU 2014, L193/1,betreffende de toepassing van de artikelen 107en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren.
Artikel 4.1.4 Verplaatsing grondgebonden bedrijven
er wordt minder subsidie verstrekt naar de mate dat andere overheden een vergoeding verstrekken bij de verplaatsing van het grondgebonden agrarisch bedrijf of de sloop van de zich op de bedrijfskavel bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen of installaties. De totale steun bedraagt niet meer dan het bedrag dat voortvloeit uit het gestelde onder a, b en c.
Tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval:
de kosten die het verschil uitmaken tussen enerzijds de koopsom en eventueel (aanvullende) investeringskosten van bedrijfsgebouwen en installaties op de hervestigingslocatie en anderzijds de getaxeerde waarde van gebouwen en installaties op de te verlaten locatie. Uitgangspunt hierbij is gelijke bedrijfsomvang. Wanneer er sprake is van bedrijfsuitbreiding, worden de kosten verbonden aan de uitbreiding buiten de subsidie gehouden.
Conform artikel 1, lid 5, sub (a) van Verordening (EU) nummer 702/2014, PbEU 2014, L193/1,wordt betaling uitgesloten van steun aan een onderneming ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;
Europese regelgeving en POP2 2007-2013
De activiteiten, genoemd in het eerste lid, komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking indiende subsidie wordt verstrekt met inachtneming van hoofdstuk 1 en artikelen 14 en 16 van Verordening (EU), nummer 702/2014, PbEU 2014, L193/1,betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren.
Afdeling 4.2 Duurzame landbouw
Artikel 4.2.1 Pilots duurzaam ondernemen
Indien voor de subsidiabele kosten of een gedeelte daarvan reeds uit anderen hoofde een subsidie is of zal worden verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totaal van alle subsidiebedragen niet meer bedraagt dan 90% van de subsidiabele kosten (alleen van toepassing voor zover begunstigden landbouwers/primaire landbouwondernemingen zijn);
Subsidie kan worden verstrekt aan:
In het geval van demonstratieprojecten:
organisatoren van demonstratieprojecten, zijnde MKB-ondernemers die activiteiten verrichten op het gebied van de productie, verwerking en afzet van landbouwproducten, particulieren, stichtingen, publiekrechtelijke rechtspersonen, verenigingen van agrariërs, (producenten)verenigingen, maatschappelijke organisaties, adviesbureaus, onderwijs- en opleidingsinstellingen.
In het geval van het stimuleren van praktijknetwerken:
MKB-ondernemers in de landbouw, voedselindustrie of in de onderneming werkzame personen. particulieren, stichtingen, publiekrechtelijke rechtspersonen, (producenten) verenigingen, maatschappelijke organisaties, adviesbureaus en onderwijs- en opleidingsinstellingen.
In het geval van het stimuleren van praktijknetwerken:
(Deelnemers aan het) samenwerkingsverband van landbouwondernemingen, agro- MKBondernemingen,verenigingen van agrariërs, opleidings- of kennisinstellingen gerichto p de onderlingeuitwisseling van kennis en ervaring met betrekking tot uitoefening van het landbouwbedrijf.
Europese regelgeving en POP2 2007-2013
Voor subsidiëring vanuit de Agenda vitaal platteland zal voor dit onderdeel gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2), EG-verordening nr. 1698/2005 en bijbehorende uitvoeringsverordeningen. Voor dit onderdeel is de maatregel 111 “Beroepsopleiding en voorlichting” en de daarin vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking van toepassing. POP2-middelen en aanvullende nationale financiering worden alleen ingezet, als aan de in de maatregel opgenomen voorwaarden is voldaan.
Artikel 4.2.2 Integrale duurzame landbouw (opleiding, kennisuitwisseling, demonstratie en voorlichting)
De activiteiten, genoemd in het eerste lid, onder b sub iii, komen uitsluitend in aanmerking voor subsidie indien aangetoond kan worden dat door monitoring een initiatief gecontinueerd dan wel opgeschaald kan worden. Aangetoond moet worden dat energiebesparing of energieproductie achterblijft ten opzichte van de geprognotiseerde waarden.
Conform artikel 1 lid 5 sub (a) MKB Landbouwvrijstellingsverordening EU Nr. 702/2014 wordt betaling uitgesloten van steun aan een onderneming ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.
Voor activiteiten zoals bedoeld in het eerste lid, onder b bedraagt de totale overheidsbijdrage maximaal 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000. In het geval van een onder b bedoelde demonstratieproject is het steunbedrag beperkt tot € 100.000 over een periode van drie belastingjaren;
als het gaat om demonstratieprojecten in verband met investeringen:
algemene kosten in verband met de onder i en ii bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies; haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder i en ii worden gedaan;
De onder d, bedoelde kosten komen slechts in aanmerking voor zover en zolang zij voor het demonstratieproject worden gemaakt. Alleen de afschrijvingskosten die met de looptijd van het demonstratieproject overeenstemmen, als berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, worden als in aanmerking komende kosten beschouwd.
Verplichtingen subsidieontvanger
Gedurende de uitvoering van het project gelden de volgende verplichtingen ten aanzien van de rapportage over de voortgang van het project:
de monitoring wordt op een duidelijke manier gerapporteerd waaruit blijkt hoeveel bedrijven zijn bereikt, welke activiteiten zijn uitgevoerd, en wat het gemeten of berekende effecten zijn van deze activiteiten in brede zin (te denken valt aan milieu, de feitelijke toepassing en de sociaaleconomische aspecten);
Subsidie kan worden verleend overeenkomstig de hiervoor genoemde voorwaarden waarbij artikel 21 van de verordening (EG), nummer 702/2014, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren van toepassing is.
Artikel 4.2.3 Projecten duurzame energie
De activiteiten, genoemd in het eerste lid onder d, komen uitsluitend in aanmerking voor subsidie indien aangetoond kan worden dat door monitoring een initiatief gecontinueerd dan wel opgeschaald kan worden. Aangetoond moet worden dat energiebesparing of energieproductie achterblijft ten opzichte van de geprognotiseerde waarden.
Europese regelgeving en POP2 2007-2013
Voor subsidiëring vanuit de Agenda Vitaal Platteland kan voor dit onderdeel gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2), EG-verordening nr. 1698/2005 en bijbehorende uitvoeringsverordeningen. Voor dit onderdeel zijn de maatregelen 411 “Leader” ; het versterken van de landbouwsector en 413 “Leader; De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie” en de daarin vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking van toepassing. POP2-middelen worden alleen ingezet, als aan de in de maatregel opgenomen voorwaarden is voldaan.
Artikel 4.2.4 Onderzoek, experimentele ontwikkeling en pilots veenweideproblematiek (Agrarisch)
Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten als bedoeld in artikel 28 van de Asv, die gericht zijn op het beperken van bodemdaling, het beperken van de nadelige effecten van bodemdaling,of het realiseren van een duurzaam watersysteem in het Utrechtse veenweidegebied door middel van onderzoek, experimentele ontwikkeling of pilotprojecten:
Conform artikel 1 lid 4 sub (a) van Verordening (EU) nummer 651/2014, pbEU 2014, L187/1, wordt betaling uitgesloten van steun aan een onderneming ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.
Tot de subsidiabele kosten behoren uitsluitend:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang deze worden gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduurvoor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoud-kundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat gronden betreft, komende kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
Verplichtingen subsidieontvanger
Gedurende de uitvoering van het project gelden de volgende verplichtingen ten aanzien van de rapportage over de voortgang van het project:
de monitoring wordt op een duidelijke manier gerapporteerd waaruit blijkt hoeveel bedrijven zijn bereikt, welke activiteiten zijn uitgevoerd, en wat het gemeten of berekende effecten zijn van deze activiteiten in brede zin (te denken valt aan milieu, de feitelijke toepassing en de sociaaleconomische aspecten);
De resultaten van het gesteunde project worden op internet beschikbaar gesteld vanaf de einddatum van het gesteunde project of vanaf de datum waarop informatie over die resultaten wordt gegeven aan leden van specifieke organisaties, afhankelijk van wat als eerste plaatsvindt. De resultaten blijven op internet beschikbaar gedurende ten minste vijf jaar vanaf de einddatum van het gesteunde project.
Subsidie kan worden verleend overeenkomstig de hiervoor genoemde voorwaarden. In aanvulling op die voorwaarden is van toepassing dat indien aan ondernemingen subsidie wordt verstrektin de vorm van steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie, dit geschiedt met inachtnemingvan hoofdstuk 1 en artikel 25 van Verordening (EU), nummer 651/2014, pbEU 2014, L187/1 betref-fende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van deEuropese Unie op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen.
Afdeling 4.3 Plattelandsontwikkeling en Leefbaarheid
Artikel 4.3.1 Professionalisering Multifunctionele landbouw
Europese regelgeving en POP2 2007-2013
Voor subsidiëring vanuit de Agenda Vitaal Platteland kan voor dit onderdeel gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2), EG-verordening nr. 1698/2005 en bijbehorende uitvoeringsverordeningen. Voor dit onderdeel zijn de maatregelen 312 “Steun voor de oprichting en ontwikkeling voor micro-ondernemingen”, 313 “Bevordering van toeristische activiteiten” en 413 “Leader; De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie” en de daarin vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking van toepassing. POP2-middelen worden alleen ingezet, als aan de in de maatregel opgenomen voorwaarden is voldaan.
Europese regelgeving en POP2 2007-2013
Voor subsidiëring vanuit de Agenda Vitaal Platteland kan voor dit onderdeel gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2), EG-verordening nr. 1698/2005 en bijbehorende uitvoeringsverordeningen. Voor dit onderdeel zijn de maatregelen 311 “Diversificatie naar niet-agrarische activiteiten” en 413 “Leader; De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie” en de daarin vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking van toepassing. POP2-middelen worden alleen ingezet, als aan de in de maatregel opgenomen voorwaarden is voldaan.
Europese regelgeving en POP2 2007-2013
Voor subsidiëring vanuit de Agenda Vitaal Platteland kan voor dit onderdeel gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2), EG-verordening nr. 1698/2005 en bijbehorende uitvoeringsverordeningen. Voor dit onderdeel zijn de maatregelen 321 “Basisvoorzieningen voor de economie en de plattelandsbevolking”, 322 “Dorpsvernieuwing en -ontwikkeling” en 413 Leader; De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie en de daarin vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking van toepassing. POP2-middelen worden alleen ingezet, als aan de in de maatregel opgenomen voorwaarden is voldaan.
Artikel 4.4.1 Ontwikkeling en samenhang poorten en toeristische overstappunten (TOP’s) en inrichtingsmaatregelen t.b.v. recreatie om de stad Utrecht
Europese regelgeving en POP2 2007-2013
Voor subsidiëring vanuit de Agenda Vitaal Platteland kan voor dit onderdeel gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2), EG-verordening nr. 1698/2005 en bijbehorende uitvoeringsverordeningen. Voor dit onderdeel zijn de maatregelen 313 “Bevordering van toeristische activiteiten” en 413 Leader; De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie en de daarin vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking van toepassing. POP2-middelen worden alleen ingezet, als aan de in de maatregel opgenomen voorwaarden is voldaan.
Artikel 4.4.2 Samenhang en publieksbereik regionale routenetwerken
Artikel 5.1 Inzet gebiedsorganisaties
Europese regelgeving en POP2 2007-2013
Voor de subsidiabele kosten genoemd in het derde lid, sub b, onderdeel v, wordt gebruik gemaakt van middelen uit het Europees plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2), EG-verordening nr. 1698/2005 en bijbehorende uitvoeringsverordeningen. Voor dit onderdeel is de maatregelen 431 “Beheer van de plaatselijke groep, verwerving van vakkundigheid en de dynamisering van het gebied” en de daarin vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking van toepassing. Als basis hiervoor dient het door gedeputeerde staten geselecteerde en door de Europese commissie goedgekeurde ontwikkelingsplan van de betreffende plaatselijke groep.
POP2-middelen worden alleen ingezet, als aan de in de maatregel opgenomen voorwaarden is voldaan.
Artikel 5.2 Voorfinancieringorganisatiekosten collectieven agrarisch natuurbeheer
In afwijking van artikel 1.2 sub d. kan subsidie in de vorm van een renteloze lening worden verstrektvoor activiteiten als bedoeld in artikel 28 van de Asv voor het oplossen van de kasritmeproblemen van collectieven die ontstaan doordat de subsidies op basis van de positief beschikte gebiedsaan-vraag ANLb 2016 voor elk beheerjaar pas worden uitbetaald aan het begin van het jaar daarop.
Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van op 28 augustus 2012. Gedeputeerde staten, R.C. Robbertsen , voorzitter. H. Goedhart , secretaris. Uitgegeven 7 september 2012 Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen H. GOEDHART, secretaris
Toelichting Provinciaal blad 7833 van 2015
Artikel 2.8 Niet-productieve investeringen agrarisch natuurbeheer 2015 Begin oktober 2015 is door de provincie Utrecht aan zeven collectieven voor agrarisch natuurbeheersubsidie verstrekt voor agrarisch natuurbeheer voor de jaren 2016 tot en met 2021. Om het beheerovereenkomstig de subsidiebeschikkingen te kunnen uitvoeren dienen de collectieven in bepaalde ge-bieden plas/dras of een hoog waterpeil te realiseren, of natuurvriendelijke oevers aan te leggen. Ditvraagt in veel gevallen aanzienlijke investeringen van de collectieven, zoals de aanschaf van pompen,de aanleg van dammen/waterkeringen of de aanleg van natuurvriendelijke oevers. De subsidie voorhet agrarisch natuurbeheer heeft alleen betrekking op het beheer en niet of deze investeringen. Artikel2.8 maakt het mogelijk dat de collectieven ook voor deze niet-productieve investeringen subsidie kunnenontvangen. Ook kan subsidie voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers worden aangevraagd diehet mogelijk maakt het beheer vanaf 2017 uit te breiden door het indienen van een uitbreidingsaanvraagin 2016.
Artikel 2.9 Onderzoek, experimentele ontwikkeling en pilots veenweidenproblematiek (watersysteem,bebouwing en infrastructuur) Dit artikel richt zich op de subsidiëring van de thema’s “Nieuwe watersystemen” en “Nieuwe oplossingenvoor infrastructuur en bebouwing” uit het programma Aanpak Veenweiden. De uitvoering van de an-dere onderdelen van het programma wordt mogelijk gemaakt via artikel 4.2.4. Het programma Aanpak Veenweiden is opgesteld en wordt uitgevoerd door de gebiedscommissieUtrecht-West in opdracht van GS en richt zich op de opgaven afremmen bodemdaling en realiserenduurzaam watersysteem door het ontwikkelen en testen van innovaties. Onderdeel van de programme-ring is een vervolg op het project Kockengen Waterproof. In totaal heeft de provincie hiervoor ca 3,5mln beschikbaar gesteld. Binnen het programma Aanpak Veenweiden richt het thema “Nieuwe watersystemen” zich op het op-timaliseren van het watersysteem om de effecten van klimaatverandering te beperken en de functiesvan het gebied te bedienen tegen aanvaardbare kosten. Het thema “Nieuwe oplossingen voor infra-structuur en bebouwing” richt zich op beperken van de kosten aan infrastructuur (wegen, kabels enleidingen, aansluitingen) en bebouwing (hoogwatervoorzieningen, verzakking) in het buitengebied alsgevolg van bodemdaling en zetting. Daarbij gelden de volgende doelen:
Dit gebeurt door het steunen van ontwikkeling en uittesten van innovaties die zich richten op structurele oplossingen. De regeling is bedoeld voor organisaties die het onderzoek, experiment en pilot uitvoerenof daar de opdracht voor geven. De resultaten hiervan zijn openbaar.
Toelichting artikel 4.2.4 Onderzoek, experimentele ontwikkeling en pilots veenweidenproblematiek Dit artikel richt zich op de subsidiering van de twee thema’s uit het programma Aanpak Veenweidendie aan het grondgebruik gerelateerd zijn: “het nieuwe melkveebedrijf” en “nieuwe verdienmodellen”.De uitvoering van de andere onderdelen van het programma wordt mogelijk gemaakt via artikel 2.9. Het programma Aanpak Veenweiden is opgesteld en wordt uitgevoerd door de gebiedscommissieUtrecht-West in opdracht van GS en richt zich op de opgaven afremmen bodemdaling en realiserenduurzaam watersysteem door het ontwikkelen en testen van innovaties. Onderdeel van de programme-ring is een vervolg op het project Kockengen Waterproof. In totaal heeft de provincie hiervoor ca 3,5mln beschikbaar gesteld. Binnen het programma Aanpak Veenweiden richten de thema’s “Het nieuwe melkveebedrijf” en“Nieuwe verdienmodellen” zich op het zo veel mogelijk wegnemen van de oorzaak van problemendoor op verschillende manieren oxidatie van veen en bodemdaling te beperken met de volgende doelen:
Bij het nieuwe melkveebedrijf gebeurt dat door het steunen van de ontwikkeling van de melkveehou-derij naar economisch vitale, duurzame bedrijven die in kunnen spelen op nieuwe maatschappelijkeeisen, klimaatverandering en het afremmen van bodemdaling. Bij het thema nieuwe verdienmodellengebeurt dat door het zoeken naar nieuwe vormen van grondgebruik die nieuwe economische perspectieven kunnen bieden voor het gebied en naast, of gecombineerd met, de huidige melkveehouderijkunnen inspelen op nieuwe maatschappelijke eisen, klimaatverandering en het afremmen van bodemdaling. De regeling is bedoeld voor organisaties die het onderzoek, experiment en pilot uitvoeren. De resultatenhiervan zijn openbaar en voor alle ondernemers beschikbaar. Daarom kan de regeling niet wordenbenut door individuele landbouwondernemers. Ondernemers kunnen wel het initiatief nemen voor eenbepaald onderzoeksproject en hiervoor een organisatie inschakelen om het onderzoek uit te voeren.
Artikel 5.2 Voorfinanciering organisatiekosten collectieven agrarisch natuurbeheer Zoals in de toelichting op artikel 2.8 vermeld, is begin oktober 2015 door de provincie Utrecht aan zevencollectieven voor agrarisch natuurbeheer subsidie verstrekt voor agrarisch natuurbeheer voor de jaren2016 tot en met 2021. De subsidies worden voor 50% uit EU-middelen gefinancierd en voor 50% doorde provincie en de waterschappen. Bevoorschotting van subsidies voor beheer die (mede) uit EU-middelen worden gefinancierd is op basis van EU-regels niet mogelijk. De subsidies voor elk beheerjaarworden pas uitbetaald aan het begin van het jaar daarop, dus voor het beheerjaar 2016 pas in het beginvan 2017. Hierdoor hebben de collectieven een kasritmeprobleem; zij hebben voor elk beheerjaar temaken met organisatiekosten (ca. 20% van de subsidie die zij jaarlijks ontvangen) voordat zij inkomstenontvangen. Artikel 5.2 maakt het mogelijk dat de collectieven om dit probleem op te lossen een (vande subsidie voor het beheer losstaande) subsidie van de provincie in de vorm van een renteloze leningontvangen (maximaal 25% van de jaarlijks maximaal te ontvangen subsidie voor het agrarisch natuur-beheer).
Toelichting Algemene toelichting Aanleiding Het Utrechts landelijk gebied levert een belangrijke bijdrage aan de aantrekkelijkheid van de provincie. Aantrekkelijk voor mensen om er te wonen en te verblijven en aantrekkelijk voor bedrijven om zich er te vestigen. De provincie Utrecht heeft de ambitie haar landelijk gebied vitaal en toekomstgericht te houden. Centraal in die ambitie staat de Agenda Vitaal platteland (AVP): een breed en integraal programma met opgaven op het gebied van natuur, water, bodem en milieu, landschap, cultuurhistorie, landbouw, recreatie en leefbaarheid. De provincie investeert met dit programma ruim €150 miljoen in de periode 2012-2015. Financiering komt vanuit de provincie (€116 miljoen incidentele en structurele middelen), het Rijk (€28,6 miljoen) en Europa (€5,4 miljoen). Uitvoering van dit programma doet de provincie in nauwe samenwerking met de gebiedspartners. De provincie hecht veel waarde aan deze samenwerking omdat hierdoor synergievoordelen worden behaald door bundeling van budgetten en kennis en het creëren van draagvlak. Dit heeft efficiencyvoordelen met als resultaat een versnelling van de uitvoering. Subsidieregelgeving AVP Voor de uitvoering van het AVP programma maakt de provincie gebruik van het subsidie instrument. Hiervoor is de Uitvoeringsverordening Subsidies Agenda Vitaal Platteland opgesteld als toetsingskader voor aanvragen. Het gaat hierbij om projectsubsidies die aan verschillende partijen in het landelijk gebied worden verstrekt t.b.v. AVP-doelen. Naast de uitvoeringsverordening Subsidies AVP worden nog 3 andere regelingen ingezet waarin andere type activiteiten worden ondersteund maar die ook bijdragen aan het realiseren van AVP-doelen: 1. Het Subsidiestelsel natuur- en landschapsbeheer (SNL) is gericht op het beheer van natuurgebieden en kleine landschapselementen en tevens op het agrarisch natuurbeheer; 2. De Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls natuur en landschap (SKNL) is gericht op het verbeteren of veranderen van natuurgebieden en landschapselementen en het omvormen van landbouwgrond naar natuurgebied; 3. Subsidieverordening particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties (PNB). Deze verordening is bestemd voor het aankopen van natuurterreinen door organisaties die zich het bezit- en beheer van natuurgebieden tot doel hebben gesteld. Algemene Subsidieverordening provincie Utrecht (ASV) De provincie Utrecht heeft vanaf 1 januari 2011 algemene beleidsregels voor het verlenen van subsidies. Deze regels zijn opgesteld met als doel onnodige administratieve verplichtingen voor de subsidieontvanger en de provincie op te werpen en de regelgeving overzichtelijk te presenteren. De ASV is het uitgangspunt voor deze uitvoeringsverordening. Een van de uitganspunten is om de subsidiecriteria zo uniform- en overzichtelijk mogelijk op te stellen. Daarom zijn in deze uitvoeringsverordening per thema en maatregel de volgende onderdelen opgenomen: a. welke activiteiten subsidiabel zijn; b. welke criteria daarvoor van toepassing zijn; c. waarvoor subsidie geweigerd kan worden; d. wat het maximale subsidiebedrag is of het maximale percentage en welke kosten voor financiering in aanmerking kunnen komen; e. welke partijen kunnen aanvragen; f. hoe de procedure loopt voor de subsidieaanvraag; g. welke verplichtingen in aanvulling op de ASV verordening van toepassing zijn; h. en welke Europese regelgeving en POP2 maatregelen van toepassing zijn. De algemene spelregels over de wijze van verantwoorden, de vastgestelde beslistermijnen en de algemene subsidieverplichtingen treft u in de ASV. Subsidies die worden verstrekt in het kader van AVP moeten daarom ook passen binnen de regels van de ASV. Voor meer informatie over de ASV zie: http://www.provincie-utrecht.nl/loket/regelgeving-0/?IPDR_ methode=regeling.regeling&IPDR_id=715 Plattelands Ontwikkelingsprogramma (POP2) De activiteiten die via de maatregelen 111, 121, 125, 216, 311, 312, 313, 321, 322, 323, 341, 411, 412, 413, 421, 431 (zie ook bijlage 1) van het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP2) gesubsidieerd worden, zijn niet uitgewerkt in dit subsidiekader omdat het POP2 een apart subsidieprogramma vormt. Wel is in dit subsidiekader aangegeven voor welke POP2 maatregelen de provincie cofinanciering beschikbaar stelt. Deze cofinanciering wordt uitsluitend verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma. De bovenstaande POP2 voorwaarden staan beschreven in maatregelenfiches die op de volgende site van het regiebureau POP kunnen worden opgevraagd. Zie: http://www.regiebureau-pop.eu/nl/info/4/. Staatssteun Controle op overheidssteun - waaronder steun door decentrale overheden - aan ondernemingen is één van de belangrijkste onderdelen van het mededingingsbeleid binnen de Europese Gemeenschap. Eén van de doelen van de Europese wet- en regelgeving is het scheppen van gelijke concurrentievoorwaarden voor alle ondernemingen op de gemeenschappelijke markt. De maatregelen van de overheid die concurrentievervalsend itpakken door onterecht voordelen te scheppen voor ondernemingen of bepaalde producties daarvan, zijn daarom niet toegestaan. Er zijn echter vrijstellingen voor specifieke activiteiten van bepaalde doelgroepen. In elk artikel wordt hieraan gerefereerd. Het AVP subsidiekader maakt gebruik van de ruimte die Europese wet- en regelgeving biedt. In het geval een landbouw- of MKB onderneming een subsidieaanvraag indient dan wordt hieraan getoetst. Aanvraagprocedure Jaarlijks stellen GS een subsidieplafond vast op basis van beschikbare provinciale, Rijksen EU-middelen. De programmabureaus zorgen voor een actieve werving van projecten. Vervolgens kunnen aanvragers zich richten tot de programmabureaus voor het indienen van een voorstel. De programmabureaus helpen de aanvragers met het compleet maken van de aanvraag en het verkrijgen van een beleidsadvies van de provincie. In het geval van een Leader aanvraag vindt er een beoordeling plaats door een plaatselijke groep. In bijlage 3 staan de contactgegevens van de verschillende programmabureaus. Aanvraagformulieren en andere documenten waar in dit subsidiekader naar wordt verwezen zijn via de programmabureaus te verkrijgen. Na een positief advies van het programmabureau, en een beleidsmatige prétoets van een beleidsadviseur binnen de provincie wordt de aanvraag formeel ingediend bij het subsidieloket van de provincie. Verantwoording Aanvragen worden ingedeeld in één van drie categorieën: subsidie van 1.000-25.000 euro, subsidie tussen 25.000 en 125.000 euro en subsidies van 125.000 euro of meer. Het verschil tussen deze categorieën is de mate van verantwoording over het te besteden budget. Voor de laagste categorie is een lichtere verantwoording nodig dan in de huidige regeling. Daarnaast verandert de manier waarop we samenwerken met de aanvrager van een subsidie. Het traject van behandeling en toekenning of afwijzing wordt transparanter en kan in kortere tijd plaatsvinden. De aanvrager krijgt ook meer hulp bij het indienen van een subsidieaanvraag. De provincie richt het proces klantvriendelijker, efficiënter en effectiever in en dat levert voor de provincie op dat het beschikbare geld effectiever wordt besteed. Per 1 januari 2011 worden de aanvragen behandeld via nieuwe meer eenvoudige regels. Aanvragen worden ingedeeld in één van drie categorieën: subsidie van 1.000-25.000 euro, subsidie tussen 25.000 en 125.000 euro en subsidies van 125.000 euro of meer. Het verschil tussen deze categorieën is de mate van verantwoording over het te besteden budget. Voor de laagste categorie is een lichtere verantwoording nodig dan tot nu toe gebruikelijk was. De provincie richt zich met de nieuwe werkwijze op een klantvriendelijker, efficiënter en effectiever proces. Aanvragen waar ook Europese POP2 subsidie voor wordt aangevraagd worden conform EU regels afgehandeld en verantwoord. Artikelsgewijze toelichtingHoofdstuk 1Artikel 1.1 In dit artikel worden bepaalde begrippen gedefinieerd. De begrippen zijn van invloed op de wijze waarop de subsidiecriteria gehanteerd worden. Van belang is bijvoorbeeld wat wordt verstaan onder voorbereidingskosten en welke loonkosten subsidiabel zijn. Artikel 1.2 In dit artikel staat beschreven welke kosten in ieder geval niet subsidiabel zijn. In de artikelen onder hoofdstuk 2 tot en met 5 wordt per onderdeel nog verder gespecificeerd wat wel of niet subsidiabel is. Artikel 1.3 Voor aanvragen in het kader van POP is een financiële planning noodzakelijk. Dit betekent dat voor ieder periode van 3 maanden een inschatting gemaakt moet worden van de verwachte uitgaven. Om in het kader van Europese staatssteuneisen te kunnen toetsen of een ondernemer en andere ondernemers die in een samenwerkingsverband zijn opgenomen, staatssteun hebben ontvangen, is een overzicht van alle betrokken ondernemingen noodzakelijk. Artikel 1.4 Jaarlijks stelt GS een subsidieplafond vast. Daarin wordt aangegeven hoeveel financiële middelen per programma beschikbaar worden gesteld. Het gaat voor 2012, in het geval van beide gebiedsprogramma's Oost en West, de programma's Nieuwe Hollandse waterlinie en Recreatie om de Stad, om 1/3e van de door GS beschikbaar te stellen AVP middelen voor de meerjarenprogramma's voor deze deelgebieden. Voor wat betreft de resterende EU middelen, Bethunepolder en lange routenetwerken worden de beschikbare middelen wel volledig opengesteld aangezien het de verwachting is dat de aanvragen dit jaar nog zullen worden ingediend. Op basis van wat jaarlijks verplicht en uitgegeven wordt steld GS het plafond elk jaar bij. Uiteindelijk zullen de plafonds bij elkaar opgeteld gelijk staan aan de voor de verschillende programma's benodigde subsidieaanvragen. Hoofdstuk 2 Natuur Het hoofddoel met betrekking tot natuur is behoud, herstel, ontwikkeling en duurzaam gebruik van natuur ten behoeve van biodiversiteit en de kwaliteit van de leefomgeving voor de mens. Om de hoofddoelstelling van het thema natuur te realiseren, wordt de ecologische hoofdstructuur (EHS) ontwikkeld. Deze bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. Hiermee ontstaat een samenhangend netwerk van bestaande en nieuwe natuurgebieden. De EHS wordt gerealiseerd door de aankoop van landbouwgronden die vervolgens worden omgevormd tot natuurgebied. Een alternatief is dat de huidige eigenaar zelf de natuur ontwikkelt (particulier natuurbeheer). Het beheer van natuurgebieden en landschapselementen en het natuurvriendelijk beheer van landbouwgronden (agrarisch natuurbeheer) wordt gesubsidieerd via het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer. Ook de aanleg van nieuwe c.q. het herstel van natuurgebieden en landschapselementen wordt via deze regeling gesubsidieerd. Vanuit gebiedsgericht werken zijn in aanvulling op bovenstaande regeling de volgende subsidiemaatregelen inzetbaar: 1. ontpachting op landgoederen 2. kwaliteitsverbetering natuur 3. verdrogingsbestrijding 4. verbetering waterkwaliteit 5. communicatie, educatie en onderzoek ten behoeve van natuur en landschap Artikel 2.1 Ontpachting op landgoederen Landgoederen kunnen een bijdrage leveren aan de realisatie van de EHS via particuliere natuurontwikkeling. De provincie Utrecht wil daarom landgoedeigenaren faciliteren bij het omvormen van landbouwgrond in nieuwe natuur. Langlopende pachtcontracten kunnen echter een belemmering vormen. Om landbouwgrond pachtvrij te krijgen kan de provincie een financiële bijdrage leveren. Uitgangspunt hierbij is, dat de verpachter en pachter in goed overleg proberen te komen tot verplaatsing van het bedrijf en beëindiging van een pachtovereenkomst. Het doel van de subsidie is daarmee tweeledig: de pachter kan elders op een passende (betere) plek zijn bedrijf voortzetten (landbouwstructuurversterking) en de landgoedeigenaar kan (een deel van) de vrijkomende grond inrichten als nieuwe natuur (particulier natuurbeheer). De subsidie is niet bedoeld voor situaties waarin het agrarisch bedrijf zijn activiteiten beëindigt, bijvoorbeeld wegens bedrijfseconomische redenen of het ontbreken van opvolging. Artikel 2.2 Kwaliteitsverbetering Natuur De provincie heeft de kwaliteitsdoelstellingen voor natuur beschreven aan de hand van natuurdoelen en doelsoorten. De natuurdoelen zijn in het provinciale natuurbeheerplan opgenomen in de vorm van beheertypen. Voor soorten zijn er soortenbeschermingsplannen opgesteld. Vanaf 2008 is het soortenbeleid vervangen door de leefgebiedenbenadering. Daarnaast zijn er kwaliteitsdoelstellingen voor natuur vastgelegd in tal van gebiedsvisies en -plannen, in het Programma Ecologische Verbindingszones (2002-2004), in de Notitie Heideherstel (2004) en in beheerplannen voor Natuurbeschermingswetgebieden. De maatregelen die nodig zijn om de doelen te realiseren worden in het algemeen vergoed in het kader van het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL). Voor de gevallen waarin de SNL niet voorziet kan een bijdrage gevraagd worden op basis van de Uitvoeringsverordening AVP, onderdeel kwaliteitsverbetering natuur. Het gaat daarbij in het algemeen om kleinschalige activiteiten. Kleinschalige inrichtingsmaatregelen in bos- en natuurterreinen Subsidies kunnen worden aangevraagd voor herstel van heide, de omvorming van uitheems naar inheems bos, bestrijding van exoten (bijvoorbeeld de Amerikaanse vogelkers), verbetering van het leefgebied van zeldzame soorten, herstel van vennen en andere kleinschalige maatregelen in bos- en natuurterrein. Grondeigenaren en gemeenten kunnen subsidie aanvragen voor de aanleg van faunapassages waarmee de barrièrewerking van gemeentelijke wegen wordt opgeheven.Subsidie voor beheermaatregelen kan uitsluitend worden aangevraagd voor het uitvoeren van beheerexperimenten en het beheer van kleine natuurbeschermingswetterreinen (bijvoorbeeld de oeverlanden langs de Gein en de Winkel). Artikel 2.3 Verdrogingsbestrijding In delen van de EHS ligt grondwaterafhankelijke natuur / natuurdoelen. Veel van die natuur is verdroogd: dat wil zeggen dat de grondwaterstanden niet voldoen (bijvoorbeeld te lage grondwaterstanden) en/of dat het water niet de juiste kwaliteit heeft (bijvoorbeeld te voedselrijk). De TOP-lijst gebieden zijn verdroogde gebieden die de komende jaren extra aandacht krijgen. De TOP-lijst bestaat uit TOP-gebieden (12) en SUBTOP-gebieden (19). De TOPgebieden zijn gebieden van internationaal belang (N2000-gebieden) of nationaal belang (NB-wet gebieden). De SUBTOP-gebieden zijn gebieden van regionaal belang. De TOP-lijst is december 2006 vastgesteld. Door herijking van de EHS zijn delen van (SUB) TOP-gebieden buiten de EHS komen te liggen. De TOP-lijst zal hierop aangepast worden. Om tot die tijd te voorkomen dat het anti-verdrogingsbeleid uit de pas gaat lopen met de herijkte EHS, wordt geen subsidie verstrekt voor anti-verdrogingsmaatregelen die gericht zijn op natuur(doelen) buiten de EHS. Naast het subsidiëren van noodzakelijke inrichtingskosten, inclusief daarmee gemoeid onderzoek, voorziet deze verordening in het voorkomen en/of compenseren van schade als gevolg van de inrichtingsmaatregelen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het aanbrengen van drainage of aanvullende afwateringsmiddelen in gebieden waar grondwateroverlast ontstaat, of het financieel vergoeden van vernattingsschade. In het geval van landbouwgrond kan gebruik worden gemaakt van POP2 subsidie. Artikel 2.4 Verbeteren waterkwaliteit Dit artikel geeft invulling aan de provinciale beleidsdoelen die zijn beschreven in: 1. Provinciale Milieubeleidsplan (PMP) 2. Provinciale Waterplan 3. Programma klimaat, landbouw op orde 4. KRW-doelen voor Grond- en oppervlaktewater realiseren (Waterplan Deelplan KRW 2010-2015) 5. ecologische waterkwaliteit buiten KRW wateren, 6. Robuust duurzaam watersysteem zie Waterplan en Deelplan KRW (2010-2015) en SGBP Rijndelta 2009 De maatregel wordt voornamelijk uitgevoerd door gebruik te maken van middelen uit het POP2, 216: Niet-productieve investeringen en die gericht zijn op landbouwgebieden. Artikel 2.5 Communicatie, educatie en onderzoek ten behoeve van natuur en landschap De provincie Utrecht wordt gekenmerkt door een grote diversiteit aan landschappen. Dit maakt de provincie aantrekkelijk. De natuur vormt een belangrijke basis voor een aantrekkelijk landelijk gebied. Landschappen en natuurgebieden hebben een belangrijke educatieve en recreatieve waarde voor de burgers van de provincie Utrecht. Met name het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug richt zich op het bevorderen van natuurgerichte recreatie, communicatie en educatie in haar activiteiten. Deze maatregel heeft daarom tot doel om bovenlokale initiatieven te ondersteunen voor het versterken van draagvlak, kennis en belevingswaarde ten aanzien van natuur en landschap. Hoofdstuk 3 Landschap en Cultuurhistorie De hoofddoelen met betrekking tot landschap en cultuurhistorie zijn behoud en versterking van de identiteit van verschillende landschapstypen en het vernieuwen van het landschap, met herkenning van het verleden. De provincie Utrecht telt 5 Nationale Landschappen. Dat zijn Nederlandse landschappen die internationaal zeldzaam of uniek zijn. Deze landschappen zijn gebieden met een bijzondere cultuurhistorie: ze vertellen op welke manier het Utrechtse landschap is ontstaan. Onder het thema ‘landschap en cultuurhistorie’ vallen de volgende maatregelen: 1. behoud en ontwikkeling van landschappelijke structuren en elementen; 2. behoud en ontwikkeling van erfgoed en aardkundige elementen. Artikel 3.1 Behoud en ontwikkeling van landschappelijke structuren en elementen Utrecht heeft een grote diversiteit van landschappen, die hoog gewaardeerd zijn. De landschappelijke kwaliteiten staan onder druk. Om de kernkwaliteiten van de 6 Utrechtse landschappen te behouden en verder te ontwikkelen is de “Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen” gemaakt. Deze is mede gebaseerd op de Provinciale Structuurvisie Nationale landschappen (partiële herziening, vastgesteld medio 2010). Subsidies worden verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan: 1. landschappelijke identiteit; 2. landschappelijke structuren; 3. tegengaan van verrommeling; 4. landschappelijke inpassing; en 5. kenmerkende landschapselementen. Het gaat hierbij uitsluitend om het opstellen van beeldkwaliteitsplannen, onderzoek of advisering ten behoeve van het bovenstaande. Artikel 3.2 Behoud en ontwikkeling van erfgoed en aardkundige elementen De provincie Utrecht zet in op het behouden en het zichtbaar en beleefbaar maken van cultuurhistorische en aardkundige waarden, door middel van consolidatie, restauratie, inrichtingsmaatregelen en publieksactiviteiten. De ambities om dit doel te bereiken, staan verwoord in de Cultuurnota 2012 – 2015, ‘Cultuur van U’ en in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. De erfgoedthema’s van provinciaal belang zijn historische buitenplaatszones, militair erfgoed, agrarisch cultuurlandschap en archeologie. Meer informatie over de cultuurhistorische hoofdstructuur van de provincie Utrecht is te vinden in ‘Tastbare Tijd, Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht’ en de bijbehorende digitale kaart (via de website www.provincie-utrecht.nl.) Hoofdstuk 4 Sociaal economische vitaliteit Onder het thema sociaal economische vitaliteit zijn de economische activiteiten in het landelijk gebied gebundeld, zoals landbouw, recreatie en toerisme. De maatregelen richten zich op de bewoners en ondernemers in het landelijk gebied waarbij het samenspel met de omgeving centraal staat. Het stimuleren van stadslandbouw en multifunctionele landbouw speelt in op marktkansen vanuit de steden. Een economisch levensvatbare landbouw met aandacht voor het toepassen van duurzamere productiesystemen wordt gestimuleerd door middel van maatregelen die gericht zijn op een betere verkaveling, toegankelijkheid van kavels en door het toepassen van milieu-innovaties. Onder het thema ‘sociaaleconomische vitaliteit’ vallen de volgende subthema’s: 1. landbouwstructuurverbetering; 2. duurzame landbouw; 3. plattelandsontwikkeling en leefbaarheid; 4. recreatie. Een groot deel van de maatregelen wordt uitgevoerd door het inzetten van EU middelen in het kader van POP2. Het POP2 is behalve een financieringsbron ook een kader voor het verlenen van toegestane staatssteun. Afdeling 4.1 Landbouwstructuurverbetering In grote delen van Utrecht zijn in de afgelopen decennia landinrichtingsprojecten uitgevoerd. Uit een in 2011 uitgevoerd onderzoek is gebleken dat de landbouwstructuur en verkaveling in Utrecht overwegend goed zijn. Lokaal kan nog verbetering van de verkaveling wenselijk zijn. Verder wordt de komende jaren ingezet op verbetering van de landbouwverkaveling in samenhang met andere prioritaire opgaven (bijvoorbeeld het Akkoord van Utrecht en het convenant Groot Wilnis Vinkeveen). De provincie ondersteunt vrijwillige onderlinge kavelruil tussen boeren door de inzet van een kavelruilbegeleider en subsidiëring van notariskosten en kadasterkosten. In gebieden waar maatschappelijke doelen worden beoogd op het gebied van natuur, landschap en recreatie kan er de mogelijkheid worden geboden aan agrariërs voor bedrijfsverplaatsing naar gebieden met meer perspectief voor het bedrijf. De volgende maatregelen zijn in het kader van landbouwstructuurversterking inzetbaar: 1. Kavelruil en landbouwstructuurverbetering; 2. Verplaatsing grondgebonden bedrijven; 3. Verplaatsing intensieve veehouderij. Artikel 4.1.1 Kavelruil en landbouwstructuurverbetering De provincie heeft als doel duurzame landbouw met een optimale (fysieke) landbouwstructuur. Door het stimuleren van vrijwillige- en planmatige kavelruil wordt naast het verbeteren van de landbouwstructuur ook beoogd andere maatschappelijke doelen te realiseren op het vlak van natuur, landschap en recreatie. Concreet richt de subsidie zich op aanvragen ten behoeve van individuele kavelruilovereenkomsten waarbij minimaal 3 partijen betrokken zijn, het inhuren van een kavelruilcoördinator in een bepaald gebied en kavelaanvaardingswerken. Daarnaast biedt het huidige kader de mogelijkheid om koepelaanvragen in te dienen. Dit zijn aanvragen waar de verschillende aspecten van landbouwstructuurverbetering zoals bijvoorbeeld de proceskosten voor kavelruil en kavelaanvaardingswerken binnen een bepaald gebied voor meerdere jaren kunnen worden aangevraagd. Alle aanvragen worden getoetst aan de POP2 maatregel 125: Verbetering en ontwikkeling infrastructuur. Deze toets is van belang omdat het POP2 programma de grondslag biedt om geoorloofde staatssteun te verstrekken aan landbouwondernemers. Artikel 4.1.2 Verplaatsing grondgebonden bedrijven De provincie bevordert met deze maatregel de grondverwerving voor het realiseren van provinciale doelen in het landelijk gebied voor natuur (realiseren EHS), recreatie, landschap, water en het verbeteren van de ruimtelijke structuur van de landbouw. Het verplaatsen van een grondgebonden bedrijf houdt in dat de aanvragende partij de activiteit op de oude locatie beëindigd en elders weer opnieuw begint. De grond op de oude locatie komt daarmee beschikbaar voor bovenstaande doelen. De subsidie voorziet in de kosten voor de hervestiging van het bedrijf en voor een deel in de investeringen op de nieuwe locatie. Belangrijk bij deze maatregel is dat de subsidie wordt verstrekt conform EU staatssteunregels. Artikel 4.1.3 Verplaatsing intensieve veehouderij Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de verplaatsing van intensieve veehouderij vanuit een extensiveringsgebied naar een landbouw ontwikkelingsgebied. De subsidie voorziet in de kosten voor de hervestiging van het bedrijf, sloopkosten en vervangingswaarde van de bedrijfsgebouwen. Belangrijk bij deze maatregel is dat de subsidie wordt verstrekt conform EU staatssteunregels. Afdeling 4.2 Duurzame landbouw Voor de verduurzaming van landbouwproductiemethoden zien wij kansen in innovaties die zowel de milieuprestatie als het economisch rendement verbeteren. De provincie en de landbouw hebben hiermee ervaring opgedaan binnen de projecten duurzaam bodembeheer, innovatieve veestallen en dergelijke. Daarom willen we inzetten op het ondersteunen van de ondernemers bij het oppakken van duurzame maatregelen op een integrale manier. Ook het uitdragen van biologische productiemethoden binnen de gangbare landbouw valt onder dit thema. De volgende maatregelen zijn in het kader van duurzame landbouw inzetbaar: - Pilots duurzaam ondernemen; - Integrale duurzaamheid en innovatie; - Projecten duurzame energie. Artikel 4.2.1 Pilots duurzaam ondernemen Pilots duurzaam ondernemen zijn kennis-, advies-, demonstratieprojecten en praktijknetwerken gericht op het verbeteren van de milieuprestatie van landbouwondernemingen door: - het bevorderen van duurzaam bodembeheer; - het bevorderen van een duurzame productie door het benutten van agrobiodiversiteit; Pilots duurzaam ondernemen dragen op deze manier bij aan onder meer - vermindering van emissies van en milieubelasting door ammoniak; - het beperken van de uitspoeling van nutriënten; - het beperken van de uitstoot van broeikasgassen; - het beperken van het gebruik van gewasbeschermings- en bestrijdingsmiddelen - vermindering van bodemdaling; - verbeteren waterbeheer ten behoeve van vergroten bergingscapaciteit en verdrogingsbestrijding. Kenmerkend voor een demonstratieproject is het in de praktijk brengen van kennis en innovatie en het overbrengen daarvan aan een bredere groep landbouwondernemers. De pilots zijn een onderdeel van het POP2-programma. Alle aanvragen worden getoetst aan de POP2 maatregel 111: Beroepsopleiding en voorlichting. Deze toets is van belang omdat het POP2 programma de grondslag biedt om geoorloofde staatssteun te verstrekken aan landbouwondernemers. Artikel 4.2.2 Integrale duurzaamheid en innovatie Projecten voor dit onderwerp zijn gericht op het aanbieden van cursussen, studiegroepen en collectieve adviezen in de vorm van gesubsidieerde diensten, kennisnetwerken en onderzoek naar echte innovaties, die tot doel hebben het verbeteren van de milieuprestatie van agrarische bedrijven. De projecten moeten leiden tot aantoonbare milieuwinst. Accent ligt hierbij op schoon water, broeikasgassen en volksgezondheid. Te denken valt ook aan certificering van integraal duurzame bedrijven waarbij o.a. energiebesparing, diervriendelijkheid, sluiten van kringlopen etc. wordt meegenomen. Artikel 4.2.3 Projecten duurzame energie De provincie wil vooral inzetten op energiebesparing en duurzame energie gekoppeld aan het primaire productieproces binnen de landbouw. De voorkeur gaat uit naar innovatieve maatregelen en maatregelen die bijdragen aan de verduurzaming van het landbouwbedrijf als geheel (geen afwenteling, sluiten van kringlopen, verbreding inkomen, maatschappelijk verantwoord ondernemen). Hierbij gaat onze aandacht uit naar mestvergisting en benutting van biomassa. Bij energiebesparing nemen we verminderen van lichtvervuiling mee als aandachtspunt. Afdeling 4.3 Plattelandsontwikkeling en leefbaarheid In een verstedelijkt gebied zoals die van de provincie Utrecht bestaat een groeiende vraag naar rust, ruimte en beleving. Deze vraag biedt mogelijkheden voor het versterken van de relatie tussen platteland en stad. Een aantal ondernemers blijken een goed rendement te halen uit het verbreden van hun ondernemingen. In tegenstelling tot de afgelopen jaren richt de provincie zich niet meer op subsidiëren van individuele agrariërs maar vooral op stimuleren door bijvoorbeeld procesondersteuning. Via de programmabureaus is er voor samenwerkingsverbanden van agrariërs nog in beperkte mate subsidie beschikbaar voor professionalisering, bijvoorbeeld voor het organiseren van arrangementen die inspringen op marktkansen (agrotoerisme) en aansluiten op portals en Top’s. Verder zetten wij beperkt aantal middelen in voor het verbeteren van de leefbaarheid. De volgende maatregelen zijn in het kader van plattelandsontwikkeling en leefbaarheid inzetbaar: - Professionalisering multifunctionele landbouw; - Stadslandbouw; - Leefbaarheid. Artikel 4.3.1 Professionalisering Multifunctionele landbouw Veel ondernemers kiezen voor verbreding van hun landbouwbedrijf. Verbreding, of multifunctionele landbouw, is het uitoefenen van activiteiten gekoppeld aan primaire landbouwbedrijven. Onder deze activiteiten wordt verstaan: zorglandbouw, recreatie, agrarische kinderopvang, boerderijeducatie, agrarisch natuur- en landschapsbeheer en/of de productie en verkoop van streekproducten. Vanuit de provincie verbinden we agrariërs aan marktkansen. Dit doen we zoveel als mogelijk zowel vanuit de invalshoek toerisme als vanuit de invalshoek landbouw, de beide beleidsterreinen versterken elkaar. Nieuwe initiatieven op het gebied van streekproducten brengen we in eerste instantie in contact met bestaande initiatieven. Artikel 4.3.2 Stadslandbouw Stadslandbouw is een bijzondere vorm van multifunctionele landbouw, namelijk in de nabijheid van de stad. De agrarische ondernemer kan inspelen op de directe vraag vanuit de stad en extra inkomsten genereren door het verkorten van de keten en/of het starten van nevenactiviteiten. De stad benut de stadslandbouw voor lokale voedselvoorziening, maar ook voor recreatie, ontspanning, educatie, zorg en onderhoud van het groen. Wij richten ons op gebieden agrariërs in gebieden ten westen van Utrecht en van het gebied Groen-Blauwe Structuur Amersfoort die bezig zijn met de ontwikkeling van stadslandbouw of zich daarop aan het oriënteren zijn. De provincie wil waar mogelijk maatwerk (subsidie, partijen bij elkaar brengen, RO-knelpunten signaleren en uitzetten) leveren om deze ontwikkelingen verder te helpen. De provincie ziet namelijk een rol voor de agrariër bij de realisatie van recreatie om de stad. Artikel 4.3.3 Leefbaarheid Voor leefbaarheid gaat het primair om de uitvoering van de 2 Leader-programma’s in het Kromme Rijngebied en de Weidse Veenweiden. Het accent ligt hierbij op sociale voorzieningen en activiteiten door een impuls te geven aan basisvoorzieningen in dorpen en door ondernemerschap te bevorderen die gericht is op het ontwikkelen van de streekidentiteit. Afdeling 4.4 Recreatie De provincie Utrecht kiest in haar recreatiebeleid, vastgelegd in de Visie Recreatie en Toerisme 2020, voor een duidelijke focus in activiteiten en verantwoordelijkheden. De komende jaren zetten we ons voor: - de regionale en bovenregionale recreatieve functies op het vlak van dag- en verblijfsrecreatie, recreatieve routes en zakelijk toerisme; - beheer en ontwikkeling van toeristisch-recreatieve activiteiten voor een breed publiek zoals wandelen, fietsen, zwemmen, plaatsgebonden recreatie en varen. Hiertoe werken wij samen met vele partners aan de volgende strategische opgaven: - Versterken en bewaken van een recreatief hoofdnetwerk (RHN) met regionale routes wandelen/fietsen/varen en met als toegangspunten recreatieve poorten en toeristische overstappunten (TOP’s). - Accommoderen van de recreatiedruk om de steden Utrecht en Amersfoort. - Vernieuwing van recreatiebedrijvigheid in natuurgebieden (EHS. - Beter beleefbaar maken van het landschap vanaf water en land. - Ondersteunen van ondernemerschap door het stimuleren van innovatie en kennisbevordering. In het algemeen gaat dat we inzetten op kwalitatieve verbetering van en meer samenhang tussen de gedane investeringen in de afgelopen jaren. Artikel 4.4.1 Ontwikkeling en samenhang poorten en toeristische overstappunten (TOP’s) De provincie Utrecht stimuleert de ontwikkeling van poorten en TOP’s samen met ondernemers en lokale gebiedspartners. Er zijn al diverse poorten en TOP’s (groene entrees) gereed of in voorbereiding. De gebiedscommissies West en Oost nemen de uitvoering van de poorten TOP’s de komende jaren mede namens de provincie ter hand. We streven hierbij naar een samenhangend en herkenbaar netwerk, waarbij digitale en fysieke investeringen elkaar versterken. Ook een duidelijke koppeling met de recreatieve of toeristische gebiedsidentiteit vormt hierbij het uitgangspunt. Informatievoorzieningen en bewegwijzering maken hiervan deel uit.Artikel 4.4.2 Samenhang en publieksbereik regionale routenetwerken De provincie Utrecht zet in op optimalisatie van de regionale fiets/wandel- en vaarinfrastructuur. De evaluatie van het provinciale fietsknooppuntensysteem is leidend voor de uit te voeren fietsrouteprojecten. Aandachtspunten zijn hier verder het beheer en aantrekkelijke digitale ontsluiting (routeportals) van de routes. Voor de wandelnetwerken geldt dat behalve optimalisatie, de inzet is een betere koppeling met de TOP’s en poorten. Ook met name meer digitale samenhang en herkenbaarheid van de wandelroutes is een belangrijk focuspunt. Artikel 4.4.3 Boerenlandpaden De toegankelijkheid van het agrarisch gebied kan worden vergroot met de aanleg van boerenlandpaden en klompenpaden. Meer samenhang tussen de fysieke ontwikkeling en digitale ontsluiting is wenselijk. Bij voorkeur komen er koppelingen tussen boerenlandpaden en het recreatief hoofdnetwerk. Artikel 4.4.4 Landelijke routenetwerken Het borgen van onderhoud en beheer van de LFG-routes en de LAW-routes vormt het belangrijkste aandachtpunt. Hiernaast zijn thema’s als optimalisatie, kwaliteitsverbetering en publieksbereik van belang. Hoofdstuk 5 Inzet gebiedsorganisaties Artikel 5.1 Inzet gebiedsorganisaties De gebiedsorganisaties kunnen subsidie krijgen voor procesvoering: de kosten die gepaard gaan met de ondersteuning om tot projecten te komen. Verder kunnen gebiedsorganisaties subsidie krijgen om de uitvoeringskosten te dekken. Dit zijn de kosten die gebiedsorganisaties maken om de taak die ze van de provincie gekregen hebben, uit te voeren. Ook de kosten van de plaatselijke Leadergroepen vallen hieronder.
Bijlage 1: overzicht van POP2-maatregelen
Maatregel AS 1 Concurrentie vergroting Landbouw 111 Beroepsopleiding en voorlichting 121 Modernisering landbouwbedrijven 125 Verbetering en ontwikkeling infrastructuur AS 2 Verbetering kwaliteit van natuur en landschap door steun voor beheer van platteland 216 Niet-productieve investeringen AS 3 Diversificatie, recreatie, dorpsvernieuwing & leefbaarheid 311 Diversificatie naar niet-agrarische activiteiten 311b 311 Diversificatie naar niet-agrarische activiteiten b. Hernieuwbare energie 312 Steun voor oprichting micro-ondernemingen 313 Bevordering van toeristische activiteiten 321 Basisvoorzieningen voor de economie 321b 321 Basisvoorzieningen voor de economie en de plattelandsbevolking b. Hernieuwbare energie 322 Dorpsvernieuwing en -ontwikkeling 323 Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed 341 Verwerving van vakkundigheid tbv ontwikkelingsstrategie AS 4 LEADER 411 Uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën AS1 412 Uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën AS2 413 Uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën AS3 421 Uitvoering van samenwerkingsprojecten 431 Beheer van de plaatselijke groep
Bijlage 2: Lijst van gebruikte afkortingen en begrippen
Afkortingen: AVP: Agenda Vitaal Platteland EHS: Ecologische hoofdstructuur EVZ: Ecologische verbindingszone GS: Gedeputeerde staten HUL: Het Utrechts Landschap KRW: Kader Richtlijn Water LAMI: Landbouw en Milieu LAW: Lange afstand wandelpad LF: Lange afstand fietspad NPUH: Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug POP2: Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 PS: Provinciale staten RodS: Recreatie om de Stad WILG: Wet inrichting landelijk gebied TOP: Toeristisch overstappunt
Bijlage 3: overzicht van programmabureau’s
Bij de meeste aanvragen voor subsidie is een advies van een programmabureau noodzakelijk. Dit is opgenomen onder het kopje aanvraag in het subsidiekader. Deze eis geldt niet als het gaat om een project dat de gehele provincie bestrijkt of meer dan twee AVP-gebieden. De programmabureaus van de 2 gebieden waar u zich op dit moment tot kunt wenden voor ondersteuning zijn: Programma Utrecht West (030) 2583871 Website: www.utrecht-west.com Programma Oost (033) 2776390 Website: www.svgv.nl Voor de provinciale projecten en programma’s: Nieuwe Hollandse Waterlinie (06) 52769773 Website: www.hollandsewaterlinie.nl Recreatie om de stad (06) 21124694 goenblauwe structuur Amersfoort Gemeente Amersfoort) 033- 4694428 Website: www.amersfoort.nl Groot Mijdrecht Noord 06) 18300505 Website: www.grootmijdrechtnoord.nl
Bijlage 4: Toetsingscriteria bij prioritering verplaatsing intensieve veehouderij
Bijlage 5 Geschikte percelen voor de regeling "Onderwaterdrainage"
1. Zegveld Noord: Kaartje ONDERWATERDRAINAGE ZEGVELD NOORD kunt u raadplegen op de provinciesite, kies loket en ga dan naar publicaties en klik daar op provinciale bladen 2013, 29
2. Groot Wilnis Vinkeveen Peilvak 9 DONKEREIND, BOSDIJK, TER AASE ZUWE Kaartje kunt u raadplegen op de provinciesite, kies loket en ga dan naar publicaties en klik daar op provinciale bladen 2013, 29