Organisatie | Tilburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afvalstoffenverordening Gemeente Tilburg 2016 |
Citeertitel | Afvalstoffenverordening Gemeente Tilburg 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de afvalstoffenverordening voor de gemeente Tilburg 2011
Uitvoeringsbesluit 2016 bij afvalstoffenverordening gem Tilburg 2016
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-07-2016 | 01-07-2016 | 03-02-2020 | nieuwe regeling | 02-11-2015 | 2015_270-10 t/m 23 |
Hoofdstuk 2 Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4 Inzamelmiddelen en -voorzieningen
1.De inzameling kan plaatsvinden via:
a. een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel;
een brengdepot op lokaal of regionaal niveau ( een milieustraat).
In afwijking van de leden 1 en 2 kan het college bepalen dat de in deze leden bedoelde huishoudelijke afvalstoffen , al dan niet tijdelijk in geval van de door het college te beproeven alternatieve wijzen van inzameling, niet bij of nabij elk perceel maar uitsluitend worden ingezameld via een daartoe bestemde voorziening op wijkniveau of bij een brengdepot op lokaal niveau (milieustraat).
Hoofdstuk 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
1.Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen of bestanddelen daarvan over te dragen, aan te bieden of achter te laten, anders dan ter inzameling door een aangewezen inzameldienst, personen of organisaties, bedoeld in artikel 2, of aan degene die verplicht is tot inname krachtens artikel 9.5.2, derde lid, onderdeel b, of vierde lid, van de wet.
Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Artikel 11 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
Het college stelt de dagen en tijden vast waarop bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden. Deze dagen en tijden kunnen gesteld worden door middel van een jaarlijkse afvalkalender. De dagen en tijden kunnen voor verschillende bestanddelen, of fracties daarvan, verschillend worden vastgesteld.
Artikel 12 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
In afwijking van hetgeen in dit hoofdstuk is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.
Hoofdstuk 4 Inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Artikel 14 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst
Dit verbod geldt niet indien het bestanddelen of combinaties van bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen betreft die zijn aangewezen krachtens artikel 13 en de voor de inzameling verschuldigde heffing is voldaan op grond van de 'Verordening Reinigingsheffingen gemeente Tilburg', zoals deze jaarlijks wordt vastgesteld.
Hoofdstuk 5 Zwerfafval en overige
Het is verboden zonder ontheffing van het college buiten een inzamelplaats als bedoeld in artikel 10, lid 6 en buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de wet, hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu te veroorzaken, door een afvalstof, een stof of een voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins daar te plaatsen.
Artikel 18 Zwerfafval rondom inrichtingen
Degene die een inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de inrichting, van een steeds voor gebruik door het publiek gereedstaande en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het bewaren van afval.
Artikel 19 Afval en verontreiniging op de weg
Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt of diens opdrachtgever zorgt terstond na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig is om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.
Artikel 20. Geen afval in de open lucht
Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders afvalstoffen op een voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met paragraaf 2 van deze verordening aanbieden of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen.
Hoofdstuk 6: Handhaving en toezicht
Overtreding van artikel 6 tot en met artikel 21 is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onderdeel 3, van de Wet op de economische delicten.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om aanwijzing als bedoeld in artikel 2, lid 2 of een ontheffing als bedoeld in artikel 16, lid 1 op grond van de verordening bedoeld in artikel 24, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot aanwijzing, als bedoeld in artikel 2 van deze verordening.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende het niet toekennen van een aanvraag om aanwijzing als inzamelaar, of een ontheffing dan wel voorschrift of beperking dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 24, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 24, tweede lid.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 24, tweede lid heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, aanwijzingsbesluiten en ontheffingen, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Deze verordening stelt regels over huishoudelijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen en enkele overige onderwerpen zoals zwerfafval en andere aan afval gerelateerde onderwerpen in de openbare en open ruimte van gemeenten. Daarmee geeft de verordening uitvoering aan artikel 10.23 van de Wet milieubeheer, waarin de gemeenteraad wordt opgedragen om in het belang van de bescherming van het milieu een Afvalstoffen-verordening vast te stellen [waarbij rekening wordt gehouden met het gemeentelijke milieubeleidsplan, indien in de gemeente een milieubeleidsplan geldt]. Bovendien regelt deze verordening enkele onderwerpen in paragraaf 4, die verband houden met de regels van de APV maar vanwege de samenhang met de Afvalstoffen¬verordening zijn opgenomen in deze verordening.
In het belang van de eenvoud maakt deze verordening slechts in beperkte mate gebruik van begripsbepalingen.
Ten eerste zijn geen definities van begrippen gegeven als deze begrippen al op grond van artikel 1.1 van de Wet milieubeheer zijn gedefinieerd. Deze begrippen gelden al onverkort voor de toepassing van deze verordening. Er zijn daarom niet opnieuw definities voor in de verordening opgenomen. Voorbeelden van in de wet gedefinieerde begrippen die ook in deze verordening worden gebruikt zijn afvalstoffen, huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen.
Ten tweede is door de tekst van de verordening consistent in overeenstemming met deze begrippen te formuleren, de behoefte aan bepaalde definities die in de VNG modelverordening 2008, waarop de Afvalstoffenverordening van de gemeente Tilburg 2011 is gebaseerd, zijn opgenomen komen te vervallen.
Dit geldt bijvoorbeeld voor het begrip ‘inzamelen’ dat in die oude modelverordening werd gebruikt. In de onderhavige verordening is slechts sprake van het begrip “inzameling”. Het begrip inzameling is door de Wet milieubeheer gedefinieerd en daarom zonder begripsbepaling opgenomen in deze verordening. Artikel 1.1 van de wet verstaat onder inzameling: verzameling van afvalstoffen, met inbegrip van de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen, om deze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie. Dit begrip is letterlijk overgenomen van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen. Inzameling is het begin van het afvalstoffenbeheer. Onder afvalstoffenbeheer verstaat de richtlijn immers: inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toe¬zicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaat¬sen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van hande¬laars of makelaars. In de modelverordening 2008 werd het begrip “inzamelen” gebruikt om ruimte te laten voor de verschillende middelen en voorzieningen waarmee de inzameling plaatsvindt bij gemeenten en om duidelijk te maken dat het gaat om inzameling van afvalstoffen die ook ter inzameling zijn aangeboden. In deze verordening kon dit begrip achterwege blijven omdat het begrip “inzameling” zoals het hier wordt geregeld eveneens deze ruime praktijk omvat en ten tweede omdat in de verordening zelf geen ruimte is gelaten voor inzameling van afvalstoffen zonder dat die worden aangeboden via deze middelen of voorzieningen.
Wat betreft de huishoudelijke afvalstoffen regelt deze verordening, enerzijds, dat de inzameling slechts kan geschieden door aangewezen inzameldiensten of andere inzamelaars (art. 2 en 3) en, anderzijds, dat door gebruikers van de percelen waar huishoudelijke afvalstoffen ontstaan, deze afvalstoffen slechts mogen worden overgedragen of aangeboden ter inzameling aan deze inzameldienst of inzamelaars, al dan niet door achterlating op een daartoe ter beschikking gestelde plek (art. 8 en 9). Inzameling of het aanbieden ter inzameling door of aan anderen dan deze personen is verboden. De verordening regelt eveneens op welke wijze dat plaats dient te vinden. Er zijn regels over gescheiden inzameling van afzonderlijke bestanddelen van afval zoals gft of papier en karton (art. 3 betreft de inzameling, art. 10 het aanbieden ter inzameling), over de middelen waarmee dat dient te gebeuren (art. 4 voor de inzameldienst of andere inzamelaars en art. 8 en 9 voor de gebruiker van het perceel). Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan aangewezen inzameldiensten of inzamelaars is verboden. Anderzijds regelt het dat het verboden is om huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden, over te dragen of achter te laten, anders dan ter inzameling aan een van deze inzameldiensten of inzamelaars (art. 7).
In schema is de terminologie van art. 10.24 Wm en art. 1.1 Wm dus als volgt gebruikt t.a.v. de huishoudelijke afvalstoffen:
De gebruiker van een perceel De inzameldienst of inzamelaar
Overdragen Inzameling (inclusief: innemen)
Ter inzameling aanbieden (al dan niet via inzamelmiddelen of inzamelvoorzieningen) Inzameling (via de betreffende middelen of voorzieningen)
Achterlaten op een ter beschikking gestelde plaats Inzameling (op de daarvoor bestemde plaats) [dit geldt niet voor inzamelaars]
Het is in deze opzet niet nodig om nog een afzonderlijke begripsbepaling voor ‘inzamelen’ op te nemen, zoals in de VNG model-afvalstoffenverordening 2008 het geval was.
De begrippen inzamelmiddel of inzamelvoorziening behoeven geen definitie nu uit de tekst van artikel 4 voldoende duidelijk is waarom het kan gaan. Voorbeelden zoals huisvuilzakken, minicontainers, afvalemmers (inzamelmiddelen) of wijkcontainers, brengdepots (milieustraten), verzamelcontainers (inzamelvoorzieningen) zijn genoegzaam bekend en lenen zich niet voor opname in de tekst van de verordening.
De begrippen inzameldienst en inzamelaar behoeven geen zelfstandige definitie nu uit artikel 2 en 3 genoegzaam volgt dat alleen als zodanig aangewezen personen of instanties als inzameldienst of inzamelaar kunnen worden aangemerkt.
Andere begrippen kwamen in de verordening zo weinig voor dat, een definitie overbodig was en in de artikeltekst zelf uitsluitsel kon worden gegeven. Een voorbeeld is het begrip “weg” in artikel 19.
Het begrip “perceel” is omwille van de leesbaarheid opgenomen met een vaste toevoeging die bij het gebruik van dit begrip in de verordening telkens moet worden meegelezen. Het gaat immers telkens om percelen waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Deze toevoeging is opgenomen in verband met artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer, waarin sprake is van de zorg van de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen “bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan”. Wat onder perceel moet worden verstaan kan niet goed op het niveau van deze verordening worden vastgesteld. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 18 september 1991, nr. 27597, BNB 1991/333, is een perceel een plaats is waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld binnen een particuliere huishouding kunnen ontstaan. Slechts dan is geen sprake van een perceel, indien het gaat om een gedeelte van een onroerende (of roerende) zaak dat blijkens indeling en inrichting niet is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Dit zal telkens naar de feiten en het spraakgebruik bepaald moeten worden. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1773) kon ook een woonruimte in een zorgcentrum een particuliere huishouding zijn waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan (zie voor de feiten Gerechtshof Den Haag 19 augustus 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2862).
Gelet op deze feitelijke betekenis van het begrip van ‘perceel’ is geen afzonderlijke bepaling nodig voor de “gebruiker van een perceel” als degene die dat perceel feitelijk gebruikt (zie ook de VNG-modelverordening reinigingsheffingen). Artikel 14 regelt derhalve dat degene die betalen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, van de inzameling gebruik mogen maken.
Ten slotte geeft het begrip college aan dat hiermee bedoeld wordt het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 2. Aanwijzing van inzameldienst of andere inzamelaars
De aanwijzing van een of meer inzameldiensten of van een of meer inzamelaars is een besluit waartegen voor belanghebbenden beroep open staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht.
De aanwijzing van een inzameldienst zal in de praktijk veelal het resultaat zijn van een (Europese) aanbestedingsprocedure.
Burgemeester en wethouders kunnen als bevoegd gezag beleidsregels opstellen over de wijze waarop met deze bevoegdheid wordt omgegaan. Het gaat dan bijvoorbeeld om de voorwaarden waaronder personen of instanties zoals scholen, maatschappelijke of religieuze organisaties kunnen worden aangewezen als inzamelaar, of hoe wordt omgegaan met eenmalige acties. Het is ook mogelijk om dergelijke regels of regels over de wijze waarop wordt omgegaan met de aanwijzing van inzameldiensten op te nemen in de nadere regels van het derde lid. Deze regels zullen, net als de verordening, het belang moeten dienen van de bescherming van het milieu. Dat is ruimer dan het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen en kan bijvoorbeeld ook betrekking hebben op regels ter voorkoming van geluidsoverlast.
Redenen van algemeen belang van milieu en gezondheid die met de aanwijzing van inzameldiensten of inzamelaars dwingen ertoe geen regeling voor het van rechtswege nemen van aanwijzingsbesluiten toe te passen in gevallen waarin niet tijdig op een aanvraag wordt beslist. De regeling van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is daarom niet van toepassing verklaard. Zo nodig kunnen bij het aanwijzingsbesluit beperkingen of voorschriften worden verbonden aan de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Het ligt in de rede dat dit alleen aan de orde is wanneer er ten aanzien van de aan te wijzen instantie bijzondere voorschriften of beperkingen moeten gelden. Nadere regels over de inzameling die gelden voor alle inzamelaars kunnen, indien noodzakelijk, door burgemeester en wethouders op grond van het derde lid worden gesteld.
Artikel 3. Afzonderlijke inzameling
Artikel 10.21 van de Wet milieubeheer schrijft voor dat het gemeentebestuur, al dan niet samen met het gemeentebestuur van andere gemeenten, ervoor zorgt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Grove huishoudelijke afvalstoffen zijn daarvan uitgezonderd. Groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval) moet volgens dit artikel verplicht afzonderlijk wordt ingezameld. De gemeenteraad kan volgens artikel 10.21, derde lid, besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. Deze vrijheid is ingeperkt door artikel 3 van de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Dat verplicht gemeenten ertoe om afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens gescheiden in te zamelen. Bij de uitoefening van de bevoegdheden met betrekking tot afvalstoffen dient het gemeentebestuur bovendien rekening te houden met het landelijk afvalbeheersplan (LAP). In het LAP zijn bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen benoemd, die door de consument gescheiden dienen te worden.
Op grond van artikel 10.26 kan de gemeenteraad in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen bij de afvalstoffenverordening afwijken:
Een afvalstoffenverordening die een van deze mogelijkheden benut dient te worden voorbereid met toepassing van de inspraakverordening die op grond van artikel 150 van de Gemeentewet is vastgesteld (art. 10.26 Wm). Indien toepassing wordt gegeven aan de onderdelen b of c, dan moet de gemeente zorgen voor een daartoe ter beschikking gestelde plaats voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen.
Gelet op dit juridisch kader en de ontwikkelingen in de gemeentepraktijk, zoals die van het omgekeerd inzamelen, gaat de modelverordening van de VNG ervan uit dat er in elke gemeente door de gemeenteraad ten minste een van deze mogelijkheden van artikel 10.26 Wm wordt toegepast en dat de Afvalstoffenverordening derhalve moet worden voorbereid met toepassing van de inspraakverordening.
Systeem van de artikelen 3,4, 5 en 10
Gegeven dit vertrekpunt regelt de verordening de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen zo, dat de raad bepaalt:
Welke bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen, met welke frequentie en waar (hele grondgebied of uitzonderingen daarop, of bij bepaalde bebouwingstypen) bij of nabij elk perceel gescheiden worden ingezameld (art. 3 lid 1 en lid 2). Dit is in ieder geval een door de raad vastgestelde lijst bestanddelen, tenzij het college in het belang van een doelmatig afvalstoffenbeheer, zoals bijvoorbeeld een operationele nascheiding, bepaalde bestanddelen achterwege wenst te laten. ( artikel 3, lid 4). Ook kan het college bij nadere regels voorschrijven dat bepaalde bestanddelen wel gezamenlijk wordt ingezameld door de inzameldienst (artikel 3, lid 3). Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij de inzameling van plastics, metalen en drankenkartons (PMD), welke bestanddelen van huishoudelijk afval die gezamenlijk in een inzamelmiddel of inzamelvoorziening worden ingezameld.
De gescheiden inzameling is derhalve geregeld in artikel 3, het restafval in artikel 5, en de uitzonderingen op de inzameling bij of nabij een perceel in artikel 10 wat ziet op de inzameling op een daartoe beschikbaar gestelde milieustraat.
Concrete omschrijvingen van de bestanddelen kunnen door burgemeester en wethouders in nadere regels worden gegeven om discussies te slechten en om in het kader van de handhaving houvast te bieden. De artikelen 3, 5 en 10 richten zich primair tot de aangewezen inzameldienst of andere inzamelaars door welke de gemeente zorgt draagt voor inzameling. Voor de consument / gebruiker van het perceel (het particuliere huishouden) is dit echter ook van belang in verband met de regel van artikel 10 van deze verordening.
De frequentie waarmee deze gescheiden inzameling plaats vindt is […] [indien voor een lagere frequentie wordt gekozen dan eenmaal per week, is de inspraakverordening van toepassing en dient artikel 5 verplicht in de verordening opgenomen te worden.]
Artikel 4: Inzamelmiddelen en -voorzieningen
In dit artikel worden de niveaus van inzameling aangegeven. Hiermee wordt recht gedaan aan de vervaging van het onderscheid tussen huis-aan-huisinzameling en inzameling via brengvoorzieningen op verschillende niveaus.
De inzameling bij elk perceel is individueel en vindt plaats bij elke woning via een haalsysteem. De bewoners maken gebruik van individuele inzamelmiddelen, zoals vuilniszakken of minicontainers.
Voor het bewaren en aanbieden van huishoudelijk afval kan van gemeentewege eventueel een bewaar- of inzamelmiddel worden verstrekt. De inzamelmiddelen worden buitengezet op de dag van inzameling. Bij hoogbouw kunnen inpandige inzamelvoorzieningen worden getroffen, zoals verzamelcontainers voor verschillende bestanddelen. Benadrukt moet worden dat een of meer inzamelvoorzieningen bij één flat, moet worden gezien als inzameling bij elk perceel.
Inzameling nabij elk perceel kan plaatsvinden via clusterplaatsen en via inzamelcontainers nabij elk perceel. Een inzamelcontainer kan boven- of ondergronds zijn.
Een clusterplaats is een plaats waar de burger het inzamelmiddel op de dag van ophalen naar toe brengt. Voorbeelden van clusterplaatsen zijn: een parkje, een pleintje, een parkeerplaats waar op de dag van inzameling niet mag worden geparkeerd of een centrale plaats op de stoep.
Voor beide vormen van collectieve inzameling geldt dat de inzameling laagdrempelig moet zijn. Tot november 2008 was op grond van artikel 10.26 Wet milieubeheer de ministeriële "Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel" van toepassing. Hierbij gold een afstand tussen het perceel en de clusterplaats of inzamelcontainer van niet meer dan 75 meter, waarbij de raad in bijzondere gevallen maximaal 125 meter kan toestaan. Nu deze ministeriële regeling afgeschaft is heeft de gemeente zelf de bevoegdheid om een maximale afstand of zelfs om geen maximale afstand vast te stellen.
In de praktijk blijkt dat gemeenten inzamelvoorzieningen gerealiseerd hebben waarbij rekening gehouden is met deze maximale afstanden. Dit ook om rekening te houden met de mogelijkheid om een doelmatige inzameling uit te voeren en om arbo-technische redenen. Door reeds aanwezige infrastructuur (bebouwing, inrichting van de openbare weg) zijn in sommige gevallen clusterplaatsen of inzamelcontainers niet direct bij een perceel mogelijk.
Om recht te doen aan de actuele ontwikkelingen met betrekking tot de wijze van inzameling, de transitie van afval naar grondstof en de introductie van een circulaire economie is in het artikel de mogelijkheid opgenomen om alternatieven te beproeven. Veel gemeenten experimenteren met bijvoorbeeld omgekeerd inzamelen’. Dit houdt in dat waardevolle bestanddelen die voor hergebruik of nuttige toepassing aangewend kunnen worden wel ingezameld worden door de inzameldienst of andere inzamelaars; het huishoudelijk restafval wordt niet bij elk perceel meer ingezameld. De Tilburgse inwoners dienen dit restafval zelf actief weg te brengen naar een collectieve inzamelvoorziening in de wijk. Hiermee wordt er een boost gegeven aan het zo veel mogelijk scheiden van waardevolle componenten, en kan tevens een kostenbesparing inhouden voor de inzameling. De burger profiteert hier mede van door een lagere afvalstoffenheffing.
Proeven met alternatieve inzamelmiddelen en –voorzieningen worden hiermee mogelijk gemaakt.
Deze systematiek is op analoge wijze opgenomen voor artikel 5. Indien de gemeente Tilburg variaties in frequenties van inzamelen wil beproeven, dan wordt dit mogelijk gemaakt door al dan niet tijdelijk de frequentie aan te passen. Zo kan ervaring opgedaan worden in samenspraak met de inzameldienst of andere inzamelaars om bijvoorbeeld de duocontainer niet 1x per 2 weken te legen, maar 1x per 3 weken.. Indien de proeven slagen en het college besluit tot introductie van de maatregelen, dan is een besluit daartoe van het college afdoende. Een extra inspraakronde is alsdan niet nodig.
Artikel 6: inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen
Gemeenten zijn belast met de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij hebben daarmee ook het recht om te bepalen dat het verboden is aan anderen dan de door het college aangewezen inzameldienst of andere inzamelaars om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. Het verbod geldt niet voor de inname van huishoudelijke afvalstoffen waarvoor een producentenverantwoordelijkheid geldt.
Artikel 7: Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Burgers mogen hun afvalstoffen alleen aanbieden aan de krachtens in het eerste lid van artikel 2 aangewezen inzameldienst, andere inzamelaars die zijn aangewezen krachtens het tweede lid van artikel 2 en personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij AMvB of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben (zie de toelichting bij artikel 3). In dit geval mag de burger zijn huishoudelijke afvalstoffen, zoals elektrische en elektronische apparatuur, ook aan deze personen of instanties aanbieden.
Artikel 8: verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Dit artikel bepaalt dat alleen diegenen die binnen de gemeente afvalstoffenheffing betalen, huishoudelijke afvalstoffen mogen aanbieden. Achtergrond van dit artikel is de toename in het illegaal aanbieden van afvalstoffen door inwoners van andere gemeenten (afvaltoerisme) of door bedrijven van binnen en buiten de eigen gemeente, die op deze manier de kosten van de verwijdering van hun afvalstoffen willen ontlopen.
Lid 2 verwoordt dit expliciet.
Artikel 9: Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
In artikel 3 is een opsomming opgenomen van de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld. Artikel 9 houdt een verbod in voor de burger om huishoudelijke afvalstoffen, anders dan afzonderlijk, aan te bieden.
Artikel 10: Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Het eerste lid betreft het verbod om huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het aangewezen inzamelmiddel of de inzamelvoorziening.
Bij inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel kan worden gedacht aan vaste inzamelmiddelen, zoals minicontainers, afvalemmers, kratjes, kca-boxen en dergelijke, maar ook aan huisvuilzakken of plastic folie waarin asbesthoudend afval moet worden verpakt. De inzamelmiddelen kunnen al dan niet van gemeentewege worden verstrekt.
Het tweede lid betreft het verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het aangewezen inzamelmiddel of de aangewezen inzamelvoorziening.
Het vijfde lid bevat de mogelijkheid om huishoudelijke afvalstoffen te kunnen aanbieden zonder inzamelmiddel of -voorziening (bij het perceel of op een ander inzamelniveau). Dit is vooral van belang voor grof huisvuil of grof tuinafval.
Artikel 10 biedt de basis tot het stellen van diverse regels (uitvoeringsbesluit) die relevant zijn voor het inzamelen van huishoudelijk afval. Deze regels kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op:
• maximaal aantal aan te bieden inzamelmiddelen
• voorwaarden voor gebruik van inzamelmiddelen
• regels voor het gebruik van inzamelvoorzieningen op wijkniveau (glasbakken e.d.)
• regels ten aanzien van het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij de milieustraat.
Artikel 11: dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
Bij het vaststellen van de dagen en tijden kan in het besluit van het college een onderscheid worden gemaakt naar de verschillende niveaus van inzameling en de daarbij gehanteerde inzamelmiddelen en -voorzieningen.
Inspelend op de voortdurende ontwikkelingen op afvalinzamelgebied is in dit artikel de mogelijkheid opgenomen om wijzigingen kenbaar te maken via de jaarlijks uit te geven afvalkalender. Dit laat overigens onverlet dat de gemeente ook bij een aanpassing van de frequentie van inzamelen door een aanpassing van de Afvalstoffenverordening gehouden is aan de inspraakprocedure. Welke procedure zij moet volgen is afhankelijk van haar inspraakverordening. Mogelijk is dat er een minder zware procedure gevolgd kan worden bij minieme wijzigingen.
Verder is het wel zo dat het niet volgen van een inspraakprocedure niet automatisch leidt tot het onverbindend zijn van de Afvalstoffenverordening (zie Rechtbank Noord-Holland d.d. 28-11-2013 (ECLI:NL:RBNHO:2013:11537).
Artikel 12: het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Dit artikel biedt de grondslag voor een door het college vast te stellen calamiteitenregeling. Een dergelijke (eventueel tijdelijke) regeling zou bijvoorbeeld nodig kunnen zijn in geval van stakingen, etc. Ook kan worden gedacht aan een regeling voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij wegopbrekingen.
Artikel 13 en 14: inzameling en aanbieden van bedrijfsafvalstoffen
De inzameldienst kan naast huishoudelijke afvalstoffen bijvoorbeeld ook bedrijfsafvalstoffen (of een bepaalde categorie van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. Gedacht kan worden aan afval uit de kantoren/winkels/ dienstensector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval).De gemeente heeft met betrekking tot bedrijfsafvalstoffen geen zorgplicht en kan niet bepalen wie er binnen de gemeente al dan niet mogen inzamelen zoals dat bij huishoudelijke afvalstoffen het geval is.
Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen, voor zover artikel 13 daartoe de mogelijkheid biedt, hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst. Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.
Artikel 15: Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: "Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 Wm voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt."
Dit artikel heeft een primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voor zover er geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan
Artikel 17: Zwerfafval in de openbare ruimte
Bij het begrip straatafval gaat het in feite om afval "dat onderweg ontstaat", buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor je de burger (in dit geval ook toeristen) de mogelijkheid wilt bieden om zich ter plekke ervan te ontdoen (voor zover van zeer beperkte omvang en gewicht).
Het zwerf- en straatafval moet "buiten een perceel ontstaan". Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 3 "Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen)".
Niet alleen reclamebiljetten worden aan het publiek uitgereikt. Ook ander promotiemateriaal wordt vaak uitgereikt. Gedacht kan worden aan de zogenaamde samplings, monsters of miniverpakkingen, waarin ter promotie een product in een kleine hoeveelheid wordt aangeboden. Op grond van dit artikel kan degene die dergelijk promotiemateriaal uitreikt, worden verplicht het promotiemateriaal, de verpakking of de inhoud daarvan op te ruimen of te laten opruimen.
Lid 3 heeft betrekking op wat ook wel de ‘morgenster’-problematiek wordt genoemd. Dit artikel beoogt dan ook paal en perk te stellen aan het doorzoeken en verwijderen van ter inzameling aangeboden afvalstoffen voordat de medewerkers van de inzameldienst ter plaatse zijn. Vaak immers heeft dit doorzoeken tot gevolg dat het huisvuil over de hele straat verspreid ligt en de inzameldienst zijn werk niet meer kan verrichten. Het aldus ontstane zwerfafval veroorzaakt een zware belasting van de gemeentelijke veegdienst. Vanzelfsprekend moet het wel mogelijk zijn dat toezichthouders en handhavers in de gelegenheid zijn om zo nodig de inhoud van aangebroken zakken, emmers en (mini)containers te onderzoeken.
Artikel 18: Zwerfafval rondom inrichtingen
Inrichtingen waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht zijn bijvoorbeeld een winkel, hal of kraam. Het afval dat hierbij kan vrijkomen zijn bijvoorbeeld papier, etensresten, verpakkingsmateriaal of ander afval. Opgemerkt wordt dat een inrichting zoals bedoeld in dit artikel, vergunningplichtig kan zijn op grond van de Wet milieubeheer, dan wel meldingsplichtig op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, ook wel het Activiteitenbesluit genoemd. Met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit op 1 januari 2008 is het voormalig Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer komen te vervallen.
De verplichting zoals opgenomen onder c van deze bepaling kan in deze gevallen als voorschrift aan een dergelijke milieuvergunning worden verbonden, dan wel rechtstreeks voortvloeien uit het Activiteitenbesluit. Artikel 2.13 van het Activiteitenbesluit bepaalt het volgende: "Degene die de inrichting drijft verwijdert zo vaak als nodig etenswaren, verpakkingen, sport- of spelmaterialen, of andere materialen die uit de inrichting afkomstig zijn of voor de inrichting zijn bestemd binnen een straal van 25 meter van de inrichting." Hieruit volgt dat het criterium "in de nabijheid van de inrichting" kan worden uitgelegd als binnen een straal van 25 meter van de inrichting.
Artikel 19: Afval en verontreiniging op de weg
Het eerste lid beoogt het ontstaan van zwerfafval bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te voorkomen. Het tweede lid vloeit voort uit artikel 10.25, onder b, Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: "De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. …….. Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval." Dit artikel is dus een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot het reinigen of laten reinigen van de weg bij het ontstaan van zwerfafval. De opname van het tweede lid heeft vooral betekenis in verband met het op kosten van de overtreder laten reinigen van de weg (bestuursdwang).
Artikel 20: Geen afval in de open lucht
In artikel 10.25, onder c, Wm is de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Bij de afvalstoffenverordening kunnen voortaan in ieder geval regels worden gesteld omtrent het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen. Artikel 10.25, onder c, Wm geldt voor de opslag van alle afvalstoffen
Artikel 21: Ontdoen van autowrakken
Dit artikel is een uitwerking van artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken (Staatsblad 2002, 259, verder BBA). Hierin is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 BBA moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden).
Op grond van artikel 7 BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.
In dit artikel worden de bepalingen opgesomd die als strafbaar feit worden aangeduid om strafrechtelijk te kunnen worden gehandhaafd. De strafbaarstelling van artikel 10.23 Wm over de gemeentelijke afvalstoffenverordening is geregeld in de Wet op de economische delicten (Wed). Aangezien niet alle bepalingen in de afvalstoffenverordening zich voor strafrechtelijke handhaving lenen, is de strafbaarstelling geclausuleerd.
Artikel 1a, aanhef, onder 3º Wed luidt: "Economische delicten zijn eveneens: overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens: …. de Wet milieubeheer, 10.23 – voor zover aangeduid als strafbare feiten - en ……." In de afvalstoffenverordening moet daarom worden aangegeven welke overtredingen (lees: de overtreding van welke artikelen) een strafbaar feit opleveren. Uitsluitend indien dat het geval is, vormt de overtreding een economisch delict in de zin van artikel 1a, onder 3º Wed.
In dit kader is tevens van belang dat de afvalstoffenverordening tijdig wordt aangepast aan een eventuele wijziging van hogere wetgeving.
In de Wed is de strafmaat aangegeven van overtredingen van plaatselijke verordeningen die gebaseerd zijn op de Wet milieubeheer. In het geval van de afvalstoffenverordening hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie. Artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht stelt de hoogte van een boete van de vierde categorie vast op maximaal € 20.250 (per 1 januari 2014). Artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht geeft de officier van justitie de mogelijkheid om met een boete strafvervolging te voorkomen.
Het openbaar ministerie stelt de richtlijnen op voor de hoogte van de boetes.
Aanwijzing van de toezichthouder in de afvalstoffenverordening is noodzakelijk, indien een toezichthouder tevens opsporingsbevoegdheden dient te krijgen. Het aanwijzen van toezichthouders gebeurt op basis van artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Alleen voor de aanwijzing van toezichthouders is een bepaling opgenomen in de afvalstoffenverordening. Opsporingsambtenaren worden namelijk aangewezen in de artikelen 141 en 142 Wetboek van Strafvordering.
Verder is de mogelijkheid opengelaten dat ook andere personen dan ambtenaren van de Afdeling Veiligheid & Wijken door het college belast worden met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening. Het kan dan gaan om medewerkers van de afdeling BAT, bijvoorbeeld indien het de naleving van het afzonderlijk aanbieden van bestanddelen van huishoudelijk afval (Controleur op afvalscheiding) of toezicht op het acceptatiebeleid op de milieustraten betreft.
De huidige Afvalstoffenverordening gemeente Tilburg 2011 moet met het vaststellen van de nieuwe Afvalstoffenverordening gemeente Tilburg 2016 per 1juli 2016 worden ingetrokken. Dit geldt ook voor het Uitvoeringsbesluit, dat gebaseerd is op de oude verordening.
Artikel 25: Overgangsbepalingen
De inhoud van dit artikel spreekt voor zich. De essentie is dat een aanvrager om aanwijzing of ontheffing door de inwerkingtreding van de nieuwe verordening niet in een nadeliger positie komt te verkeren ten opzichte van de oude verordening. Hiertoe zijn deze overgangsbepalingen noodzakelijk om deze rechten te borgen.
De inhoud van dit artikel spreekt voor zich. In de citeertitel is het jaartal 2016 opgenomen ter onderscheiding van de betrokken regeling van de in te trekken Afvalstoffenverordening Gemeente Tilburg 2011.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 2 november 2015.