Organisatie | Son en Breugel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening 2016 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 149 Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2016 | 01-04-2018 | nieuw | 16-06-2016 Gemeenteblad 967, 24 juni 2016 | 15.1937 |
Vastgesteld in de gemeenteraadsvergadering van 16 juni 2016
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 6
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen 6
Artikel 1.3 Indiening aanvraag 7
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen 7
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing 7
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing 7
Artikel 1.7 Vergunning of ontheffing voor onbepaalde tijd 7
Artikel 1.8 Weigeringsgronden 7
Artikel 1.10 Lex silencio niet van toepassing 7
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden 8
Artikel 2.1 Samenscholing en ongeregeldheden 8
Afdeling 2 Optochten en betoging 8
Artikel 2.3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen 8
Afdeling 5 Bruikbaarheid van de weg 9
Artikel 2.10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg 9
Artikel 2.12 Maken of veranderen van een uitweg 9
Afdeling 7 Toezicht op evenementen 9
Artikel 2.25 Begripsomschrijving 9
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven 10
Artikel 2.28 Begripsomschrijvingen 10
Artikel 2.29 Exploitatievergunning horecabedrijf 11
Artikel 2.31 Sluitingstijden 11
Artikel 2.32 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting 11
Artikel 2.33 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf 12
Artikel 2.35 Het college als bevoegd bestuursorgaan 12
Artikel 2.36 Toegang ambtenaren van politie, gemeentelijke BOA’s en toezichthouders gemeente. 12
Afdeling 8A. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet 12
Artikel 2.36a Begripsbepaling 12
Artikel 2.36b Regulering paracommerciële rechtspersonen 12
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf 12
Artikel 2.37 Begripsomschrijvingen 12
Artikel 2.38 Kennisgeving exploitatie 12
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden 13
Artikel 2.42 Speelautomaten 13
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid 13
Artikel 2.49a Verplichte route 13
Artikel 2.55 Bespieden van personen 14
Artikel 2.57 Uitnodigen of aanlokken tot ontuchtige handelingen 14
Artikel 2.61 Liggen of slapen op of aan de openbare weg 14
Artikel 2.62 Overlast of schade door dieren 14
Artikel 2.64 Gevaarlijke honden 15
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen 15
Artikel 2.72 Voorschriften ter bestrijding van heling van goederen 15
Artikel 2.73 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen 16
Artikel 2.78 Drugshandel op straat 16
Artikel 2.79 Openlijk drugsgebruik 16
Artikel 2.80 Verblijfsontzegging in verband met drugs 16
Artikel 2.81 Verzamelingen van personen in verband met drugs 16
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding 17
Artikel 2.82 Bestuurlijke ophouding 17
Artikel 2.83 Veiligheidsrisicogebieden 17
Artikel 2.84 Cameratoezicht op openbare plaatsen 17
Hoofdstuk 3 Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante 18
Afdeling 1 Begripsomschrijvingen 18
Artikel 3.2 Begripsomschrijvingen 18
Afdeling 2 Vergunning seksbedrijf 18
Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen 19
Artikel 3:5 0-optie raamprostitutiebedrijven en maximering aantal seksinrichtingen 19
Artikel 3:7 Weigeringsgronden 19
3:8 Eisen met betrekking tot vergunning 21
Artikel 3:9 Intrekkingsgronden 21
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden 22
Artikel 3:11 Verlenging vergunning 22
Afdeling 3. Uitoefenen seksbedrijf 22
Paragraaf 3.1 Regels voor alle seksbedrijven 22
Artikel 3:12 Sluitingstijden seksinrichtingen; aanwezigheid; toegang 22
Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees; verbod werken voor onvergund 23
Artikel 3:16 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf 24
Paragraaf 3.3 Raam- en straatprostitutie 25
Artikel 3:17 Raamprostitutie 25
Artikel 3:18 Straatprostitutie 25
Afdeling 4. Overige bepalingen 25
Artikel 3:19 Verbodsbepalingen klanten 25
Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische 25
goederen, afbeeldingen en dergelijke 25
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente 26
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder 26
Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen 26
Artikel 4.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten 26
Artikel 4.3 Melding incidentele festiviteiten 26
Artikel 4.5 Onversterkte muziek 26
Artikel 4.6 (Geluid)hinder buiten een inrichting 27
Afdeling 2 Bodem-, weg en milieuverontreiniging 27
Artikel 4.7 Natuurlijke behoefte doen 27
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden 28
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente 29
Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen 29
Artikel 5.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. 29
Artikel 5.4 Defecte voertuigen 29
Artikel 5.5 Voertuigwrakken 29
Artikel 5.8 Parkeren van grote voertuigen 30
Artikel 5.11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen 30
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten 30
Artikel 5.13 Inzameling van geld of goederen 30
Artikel 5.15 Begripsomschrijving venten 30
Artikel 5.18 Begripsomschrijving standplaats 31
Artikel 5.24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water 32
Artikel 5.27 Verbod innemen ligplaats 32
Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden 32
Artikel 5.32 Crossterreinen 32
Artikel 5.33 Beperking verkeer in natuurgebieden 32
Afdeling 5 Verbod vuur te stoken 33
Artikel 5.34 Verbod (afval)stoffen te verbranden 33
Afdeling 6 Verstrooiing van as 33
Artikel 5.35 Begripsomschrijving 33
Artikel 5.37 Hinder of overlast 33
Artikel 5.38 Begripsomschrijving 33
Artikel 5.39 Onbetamelijk gedrag op een begraafplaats 34
Afdeling 8 Openbare veiligheid 34
Artikel 5.41 Openbare veiligheid 34
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen 35
Artikel 6.2 Toezichthouders 35
Artikel 6.2a Prostitutie Controle Team 35
Artikel 6.3 Binnentreden woningen 35
Artikel 6.4 Inwerkingtreding 35
Artikel 6.5 Overgangsbepaling 35
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuur-
terreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;
bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn.
c.Bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de
grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet, bij hun besluit van 6 juni 1997.
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van:
materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond
verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
g.Gebouw: elk bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.
l.bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 1.3 Indiening aanvraag
kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
1.Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voor
schriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Artikel 1.7 Vergunning of ontheffing voor onbepaalde tijd
Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1 Samenscholing en ongeregeldheden
1.Het is verboden op de weg deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te
dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden.
2.Eenieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende
gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Afdeling 5 Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2.10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 2.25 Begripsomschrijving
1.In deze afdeling wordt onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke
verrichting van vermaak, met uitzondering van:
Artikel 2.28 Begripsomschrijvingen
Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Wetboek van Strafrecht, alsmede personen bedoeld in artikel 438, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht;
c.de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen
Artikel 2.29 Exploitatievergunning horecabedrijf
1.Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burge-
De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
meester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.
bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven: a. op maandag tot en met vrijdag tussen 01.30 uur en 06.00 uur;
b.op zaterdag en zondag en op een algemeen erkende feestdag als bedoeld in
artikel 3, eerste lid van de Algemene termijnenwet tussen 02.30 uur en 06.00 uur.
Het is de houder van een horecabedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij jeugdorganisaties of instellingen, sportorganisaties of –instellingen, of bij organisaties of instellingen met een sociaal of cultureel doel, verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven van 24.00 uur tot 06.00 uur.
Artikel 2.32 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.31 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Artikel 2.33 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 2.31 of ingevolge een op grond van artikel 2.32 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
Artikel 2.35 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester, maar het college op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van artikel 2.31 tot en met 2.33.
Artikel 2.36 Toegang ambtenaren van politie, gemeentelijke BOA’s en toezichthouders gemeente.
De houder van een horecabedrijf is verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie, gemeentelijke boa’s en toezichthouders van de gemeente vanaf de openbare weg onmiddellijk en onbelemmerde toegang hebben tot zijn verblijf:
gedurende de tijd dat het bedrijf gesloten dient te zijn en indien die ambtenaren van politie of gemeentelijke boa’s of toezichthouders van de gemeente hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn.
Afdeling 8A. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Artikel 2.36b Regulering paracommerciële rechtspersonen
1.Een paracommerciële rechtspersoon verstrekt zwakalcoholhoudende drank
uitsluitend vanaf 12.00 tot 24.00 uur en in ieder geval niet langer dan één uur na afloop van de laatste activiteit.
2.Een paracommercieel rechtspersoon verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens
bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke
niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
1.In dit artikel wordt verstaan onder:
a Wet: de Wet op de kansspelen
b speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet;
c kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet;
d hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;
e laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.
In laagdrempelige inrichtingen zijn maximaal twee speelautomaten toegestaan, met dien verstande dat kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.44 Hinderlijk gedrag
De in het tweede, derde en vierde lid gestelde verboden zijn niet van toepassing op degenen die ter plaatse en ten genoegen van een ambtenaar van politie aannemelijk maken dat genoemde voorwerpen of stoffen bestemd zijn of gebezigd worden voor andere handelingen dan die welke in die leden wordt genoemd.
Artikel 2.46 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het is verboden op de weg te vervoeren of bij zich te hebben: Lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.50 Hinderlijk drankgebruik
b.de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een
ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.
Artikel 2.57 Uitnodigen of aanlokken tot ontuchtige handelingen
Een ieder die van een ambtenaar van politie of van gemeentelijke Buitengewoon Opsporingsambtenaren in het belang van de naleving van het bepaalde in het eerste lid, het bevel krijgt zich van de daar bedoelde plaats te verwijderen in een bepaalde richting, is verplicht onverwijld aan het bevel gevolg te geven;
Artikel 2.62 Overlast of schade door dieren
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer dieren te houden waar dit naar het oordeel van het college overlast of schade aan de openbare gezondheid kan opleveren en de overlast of schade niet genoegzaam te beperken is door aan het houden van deze dieren voorwaarden te stellen.
De in het tweede en derde lid bepaalde verboden gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of hulphond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of hulphond.
Artikel 2.64 Gevaarlijke honden
muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
Artikel 2.72 Voorschriften ter bestrijding van heling van goederen
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Artikel 2.73 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2.78 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2.79 Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daarvoor te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2.80 Verblijfsontzegging in verband met drugs
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene die zich gedraagt in strijd met artikel 2.78 en 2.79 een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van 24 uur te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de gedragingen hebben plaatsgehad (verblijfsontzegging).
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie binnen zes maanden na het opleggen van dit verbod wordt geconstateerd, dat hij zich opnieuw gedraagt in strijd met artikel 2.78 en 2.79, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste veertien dagen te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de gedragingen hebben plaatsgehad.
Artikel 2.82 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1, 2.10, 2.50, of 5.34 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2.83 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3 Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen.
Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen
Het college kan delen van de gemeente aanwijzen waarbinnen voor het vestigen van een seksinrichting geen vergunning wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat de aanwijzing slechts geldt voor seksinrichtingen van seksbedrijven van een nader aangewezen aard.
Een vergunning wordt geweigerd als:
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;
Artikel 3:8 Eisen met betrekking tot vergunning
1. De vergunning vermeldt in ieder geval:
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bevoegde bestuursorgaan. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
Artikel 3:18 Straatprostitutie
Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.
Afdeling 4. Overige bepalingen
Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.
Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4.3 Melding incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij het voorschrift 1.5.1 uit de Bijlage onder B van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan schriftelijk in kennis heeft gesteld.
Artikel 4.5 Onversterkte muziek
Voor de duur van 6 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Artikel 4.6 (Geluid)hinder buiten een inrichting
Het is verboden zich, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, op zodanige wijze te gedragen dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt. Als veroorzaker van hinder wordt tevens aangemerkt degene die rechtens verantwoordelijk is voor het hinder veroorzakende object.
Het college kan terreinen of wateren aanwijzen, waar het verbod, vervat in het eerste lid, niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, (recreatie)toestellen, (bouw)machines of vrachtauto’s, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van (geluid)hinder.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.9 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Hiervan is in ieder geval sprake als meer dan 50% van de kroonprojectie wordt weggesnoeid.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
3 invalidenvoertuigen in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
Artikel 5.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
3 Tot de voertuigen bedoeld in het eerste lid worden niet gerekend:
Artikel 5.4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee, als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken, niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op of aan de weg te parkeren.
Artikel 5.8 Parkeren van grote voertuigen
1.Het is verboden om binnen de bebouwde kom een voertuig te parkeren dat, met inbegrip van eventuele lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter en/of een hoogte van meer dan 2,4 meter..
2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur t.b.v. het onmiddellijk laden en lossen of voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.
3.Van het verbod in het eerste lid kan door het college ontheffing worden verleend.
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 5.13 Inzameling van geld of goederen
Het is tevens toegestaan een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, indien de inzameling geschiedt door of voor een lokaal, ideëel, niet commercieel, doel, de inzameling niet wordt gehouden in een week waarin een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt gehouden en de organisatie zich houdt aan de regels die gelden voor organisaties die zijn aangemeld bij het Centraal bureau fondsenwerving.
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5.18 Begripsomschrijving standplaats
In dit artikel wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Artikel 5.24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt dat onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
4.Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren.
Artikel 5.33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Artikel 5.38 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder de begraafplaats, een bijzondere en een algemene begraafplaats als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de krachtens deze verordening gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.
Artikel 6.2a Prostitutie Controle Team
Team worden geregeld in de “Centrale Mandaatregeling Prostitutie Controle Team”.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Vergunningen en ontheffingen -hoe ook genaamd- verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven -indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening- van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven – indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
3 Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – op grond van een verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.