Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt in
aanvulling op het bepaalde in artikel 1.1.1 van de wet verstaan
onder:
- a.
algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die normaal in
de reguliere handel verkrijgbaar is, ook door mensen zonder
beperkingen wordt aangeschaft en gebruikt en die niet
aanzienlijk duurder is dan voorzieningen met vergelijkbare
functies;
- b.
algemene voorziening: een aanbod van diensten of activiteiten
dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften,
persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers
toegankelijk is en dat gericht is op maatschappelijke
ondersteuning;
- c.
collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt
(aangevraagd en) verstrekt, maar die door meerdere personen
tegelijk wordt gebruikt;
- d.
Begeleiding: hieronder wordt verstaan: individuele begeleiding,
persoonlijke verzorging, dagbesteding met of zonder vervoer en
kortdurend verblijf.
- e.
bezoekbaar maken: toegankelijk maken van de woning en
toegankelijk en bruikbaar maken van maximaal één woonkamer en
één toilet;
- f.
bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van
de wet; voorheen bekend als eigen bijdrage;
- g.
cliënt: onder cliënt wordt verstaan degene die behoefte heeft
aan maatschappelijke ondersteuning, als bedoeld in artikel
2.3.2, eerste lid, van de wet en onder cliënt wordt in
voorkomende gevallen ook verstaan degene die namens de cliënt
als gemachtigde of wettelijk vertegenwoordiger bevoegdelijk
optreedt;
- h.
cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met
informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan
het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het
verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het
gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg,
zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en
inkomen;
- i.
de gemeente: gemeente Molenwaard;
- j.
gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen
in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot,
ouders/verzorgers, inwonende kinderen of andere
huisgenoten;
- k.
maatwerkvoorziening: een voorziening die door het college op
basis van de wet wordt verstrekt;
- l.
mantelzorg: zorg die niet in het kader van een hulpverlenend
beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere
leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening
direct voortvloeit uit de sociale relatie;
- m.
melding: verzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet, om
onderzoek naar de behoefte van maatschappelijke
ondersteuning;
- n.
ondersteuningsplan: de weergave van de adviezen, verwijzingen en
afspraken die in samenspraak met de cliënt zijn gemaakt naar
aanleiding van zijn melding, alsmede de beoogde resultaten en de
evaluatie daarvan;
- o.
participatie: deelnemen aan het maatschappelijk verkeer;
- p.
persoonlijk plan: een door de cliënt aan het college overhandigd
plan waarin cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2,
vierde lid, onderdelen a t/m g van de wet, beschrijft en
aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening
het meest is aangewezen;
- q.
persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens het college
betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen,
woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een
maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft
betrokken;
- r.
ritbijdrage: een door het college vast te stellen bedrag dat een
persoon met beperkingen bijdraagt aan het gebruik van het
collectief vraagafhankelijk vervoer;
- s.
uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (bepaling inzake
bijdragen Wmo);
- t.
verslag: een weergave van de uitkomsten van het onderzoek als
bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet;
- u.
voorliggende voorziening: voorziening waarmee een vergelijkbaar
compenserend resultaat wordt bereikt als met een voorziening op
grond van de wet;
- v.
wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- w.
zelfredzaamheid: zelfredzaamheid is de eigen vaardigheid en
kennis om taken ten aanzien van zelfverzorging, zelfsturing en
het onderhouden van sociale contacten te verrichten.
Artikel 1.2 Doelgroep van de verordening
- 1.
Deze verordening richt zich op personen:
- a.
die ingezetene zijn van gemeente Molenwaard en;
- b.
die ondersteuning nodig hebben bij hun zelfredzaamheid en/of
maatschappelijke participatie, of;
- c.
die, al dan niet woonachtig in gemeente Molenwaard, als
mantelzorger ondersteuning aan een ingezetene van de
gemeente Molenwaard bieden.
- 2.
Wanneer de doelgroep te maken heeft met meervoudige domein
overstijgende problematiek op het terrein van de Jeugdwet, de Wet
maatschappelijke ondersteuning en de Participatiewet draagt het
college zorg voor een goede afstemming van de ondersteuning.
Hoofdstuk 2 Toegang
Artikel 2.1 Melding en onderzoek
- 1.
Een melding van een ondersteuningsbehoefte kan bij het college
schriftelijk, digitaal, mondeling of telefonisch worden gedaan;
- 2.
Het college bevordert maximale toegankelijkheid voor alle
ingezetenen die een melding willen doen van een
ondersteuningsbehoefte. Het college zorgt er in ieder geval voor dat
ingezetenen een beroep kunnen doen op gratis cliëntondersteuning,
waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is. Het college wijst
de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek op de mogelijkheid
gebruik te kunnen maken van gratis en onafhankelijke
cliëntondersteuning;
- 3.
De melding wordt geregistreerd en de ontvangst van de melding wordt
bevestigd. De cliënt wordt geïnformeerd over de gang van zaken na de
melding, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure. Naar
aanleiding van de melding wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk
binnen zes weken, een onderzoek uitgevoerd overeenkomstig artikel
2.3.2, tweede tot en met achtste lid van de wet;
- 4.
Het college wijst degenen die zich met een ondersteuningsvraag
melden nadrukkelijk erop dat zij zich bij het gesprek kunnen laten
bijstaan door iemand uit het eigen netwerk of een
cliëntondersteuner;
- 5.
Het college zal naar aanleiding van de melding nagaan waar de
behoefte aan ondersteuning van de cliënt en diens mantelzorger uit
bestaat;
- 6.
Als een onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet nodig is,
of de cliënt geeft aan een aanvraag voor een maatwerkvoorziening te
willen doen, zal de cliënt of zijn vertegenwoordiger alle gegevens
en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij
redelijkerwijs de beschikking kan krijgen, moeten overleggen of
anderszins verschaffen;
- 7.
Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviseur om advies
vragen;
- 8.
Indien de cliënt of de ondersteuningsvraag genoegzaam bekend is, kan
het college in afwijking van het bepaalde in artikel 2.3.2 van de
wet, in overleg en met instemming van de cliënt volstaan met een
kort onderzoek en afzien van een uitgebreid onderzoek, zoals bedoeld
in artikel 2.3.2, lid 4 van de wet;
- 9.
Bij het onderzoek wordt de cliënt geïnformeerd over de mogelijkheden
om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget en
de gevolgen daarvan;
- 10.
Het college kan de mogelijkheid instellen van een herbeoordeling van
de melding als bedoeld in het vijfde lid door een andere medewerker
voor de gevallen dat de cliënt en de medewerker niet tot
overeenstemming komen over een ondersteuningsplan;
- 11.
Het college kan nadere regels stellen omtrent de toegangsbeoordeling
als bedoeld in dit hoofdstuk.
Artikel 2.2 Inhoud onderzoek
Het college bespreekt met de cliënt na de melding zo spoedig mogelijk,
met inachtneming van diens persoonlijk plan indien aanwezig en voor
zover nodig:
- 1.
de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de
cliënt;
- 2.
de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp
zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te ondersteunen;
- 3.
de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen
uit zijn sociale netwerk of met behulp van vrijwillige inzet te
komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn
participatie;
- 4.
de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de
mantelzorger van de cliënt;
- 5.
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene
voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige
activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid
of zijn participatie;
- 6.
de verplichtingen gerelateerd aan een maatwerkvoorziening
- 7.
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met
zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de
Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg en partijen op het
gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn,
wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk
afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan
verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan
beschermd wonen of opvang;
- 8.
informatie over bijdragen in de kosten die de cliënt
verschuldigd zal zijn.
Artikel 2.3 Verslag onderzoek
- 1.
De cliënt ontvangt een schriftelijke weergave van de uitkomsten van
het onderzoek, tenzij er overwegende bezwaren bestaan dit verslag te
verstrekken. Indien er een ondersteuningsplan wordt opgesteld geldt
dat als verslag van het onderzoek.
- 2.
Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt over dit verslag
dienen op verzoek van de cliënt als bijlage te worden
toegevoegd.
Artikel 2.4 Aanvraag maatwerkvoorziening
- 1.
Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening wordt door een cliënt
schriftelijk ingediend nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het
onderzoek niet is uitgevoerd binnen de in artikel 2.3.2, eerste lid,
van de wet en artikel 2.1., derde lid bedoelde termijn.
- 2.
Het college geeft de beschikking binnen twee weken na ontvangst van
de aanvraag.
- 3.
Bij de voorkeur voor een persoonsgebonden budget dient de aanvrager
aan te geven wat de voorgenomen uitvoering daarvan is en wat de
kwalificaties zijn van de uitvoering.
Artikel 2.5 Inhoud beschikking
- 1.
Bij het treffen van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de
beschikking in elk geval vastgelegd:
- a.
welke de te treffen voorziening is;
- b.
wat de duur van de verstrekking is, voor zover dit door het
college wordt bepaald;
- c.
hoe de voorziening in natura wordt verstrekt;
- d.
welke verplichtingen zijn verbonden aan de te verstrekken
maatwerkvoorziening.
- 2.
Bij het treffen van een maatwerkvoorziening in de vorm van een
persoonsgebonden budget wordt in de beschikking in elk geval
vastgelegd:
- a.
voor welke maatwerkvoorziening het persoonsgebonden budget
kan worden aangewend;
- b.
wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is;
- c.
wat de duur is van de verstrekking waarvoor het
persoonsgebonden budget is bedoeld, voor zover dit door het
college wordt bepaald, en
- d.
welke verplichtingen zijn verbonden aan het persoonsgebonden
budget en
- e.
welke regels gelden ten aanzien van facturering en
verantwoording van het persoonsgebonden budget.
- 3.
Als er sprake is van een te betalen bijdrage in de kosten wordt dit
in de beschikking opgenomen.
Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen
Artikel 3.1 Algemeen
- 1.
Een algemene voorziening kan ingericht zijn voor alle inwoners van
gemeente Molenwaard of voor een specifieke doelgroep, en is
rechtstreeks toegankelijk zonder of op basis van een beperkte
toegangsbeoordeling.
- 2.
Het college bevordert en treft eventueel de algemene voorzieningen
die naar zijn oordeel bijdragen aan de zelfredzaamheid en de
participatie van ingezetenen en aan de inzet van mantelzorg en
vrijwilligerswerk daarvoor.
- 3.
Algemene voorzieningen sluiten zoveel mogelijk aan op eigen
initiatieven van burgers.
- 4.
Het college kan nadere regels stellen over de vorm van algemene
voorzieningen, de algemene en specifieke doelgroep,
gebruiksvoorwaarden en het nakomen van de gebruiksvoorwaarden.
Artikel 3.2 Ambulante ondersteuning
Het college draagt zorg voor niet- geïndiceerde ambulante ondersteuning.
Deze ondersteuning omvat waar nodig:
- a.
- b.
- c.
kortdurende ondersteuning;
- d.
langdurende ondersteuning.
Artikel 3.3 Dagactiviteiten met lichte ondersteuning
Het college draagt zorg voor niet-geïndiceerde dagactiviteiten met
lichte ondersteuning met het oog op het aangaan van sociale contacten,
het bieden van enige structuur alsmede het ontlasten van eventuele
mantelzorgers.
Artikel 3.4 Collectief vraagafhankelijk vervoer
Het college draagt zorg voor collectief vraagafhankelijk vervoer.
Artikel 3.5 Mantelzorgwaardering
Het college draagt jaarlijks zorg voor een blijk van waardering voor
mantelzorgers. Het college stelt nadere regels vast op welke wijze deze
blijk van waardering inhoud en vorm wordt gegeven.
Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen
Artikel 4.1 Algemene criteria maatwerkvoorzieningen
- 1.
Het college neemt het onderzoeksverslag als uitgangspunt bij de
beoordeling van de aanspraak op een maatwerkvoorziening.
- 2.
Het college verstrekt een maatwerkvoorziening indien er sprake is
van een noodzaak tot compensatie en de cliënt niet of niet volledig
in staat is tot zelfredzaamheid of participatie door gebruik te
maken van:
- a.
- b.
gebruikelijke hulp en/of;
- c.
- d.
hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/of;
- e.
algemene voorzieningen en/of;
- f.
voorliggende voorzieningen.
- 3.
Indien meerdere maatwerkvoorzieningen als passend aan te merken
zijn, verstrekt het college de voorziening die voldoende compenseert
en het goedkoopst is.
Artikel 4.2 Algemene weigeringsgronden
Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat:
- 1.
indien de aanvraag om een maatwerkvoorziening betrekking heeft
op een algemeen gebruikelijke voorziening of indien er sprake is
van normale maatschappelijke kosten;
- 2.
indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente
Molenwaard;
- 3.
voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de cliënt
voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van
beschikken heeft gemaakt;
- 4.
voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking
heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of
regeling is verstrekt, waarbij er sprake is van een
afschrijvingstermijn en de normale afschrijvingstermijn van de
voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder verstrekte
voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die
niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;
- 5.
voor zover de cliënt een beroep kan doen op een voorliggende
voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de
cliënt toereikend en passend te zijn;
- 6.
indien de aanspraak niet is vast te stellen doordat de cliënt
niet of onvoldoende voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in
artikel 2.3.8 lid 1 en 3 van de wet.
- 7.
indien de maatwerkvoorziening of de noodzaak daarvan voor de
cliënt redelijkerwijs vermijdbaar was;
- 8.
indien de maatwerkvoorziening voorzienbaar was, tenzij van de
cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te
hebben getroffen die de maatwerkvoorziening overbodig hadden
gemaakt;
- 9.
indien de noodzaak tot het treffen van de maatwerkvoorziening
het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van
beperkingen bij de zelfredzaamheid en participatie, geen
aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig
was.
Artikel 4.3 Aanvullende criteria persoonsgebonden budget
- 1.
Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:
- a.
de cliënt naar het oordeel van het college voldoende in
staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen en
in staat is de aan een persoonsgebonden budget verbonden
taken op verantwoorde wijze uit te voeren op eigen kracht,
dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn
vertegenwoordiger;
- b.
de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de
maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wenst
geleverd te krijgen;
- c.
naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de
diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere
maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig,
doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.
- 2.
Het college kent geen persoonsgebonden budget toe als:
- a.
de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt
en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een
andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
in de drie jaren, voorafgaand aan de datum van het
onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 2.3.10, eerste
lid, onderdeel a, d, en e van de wet;
- c.
daardoor de instandhouding van het collectief
vraagafhankelijk vervoer in gevaar komt;
- d.
er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie,
als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;
- e.
de kosten betrekking hebben op de administratie en het
beheer van het persoonsgebonden budget en dit geen deel
uitmaakt van het ondersteuningsplan.
- 3.
Het college kan nadere regels opstellen waarin met betrekking tot
een persoonsgebonden budget, voorwaarden en voorschriften staan, het
tarief en de kwaliteit van de gevraagde diensten, hulpmiddelen,
woningaanpassingen en andere maatregelen van de maatwerkvoorziening
in de vorm van dit persoonsgebonden budget, waarbij geldt dat de
hoogte van het persoonsgebonden budget toereikend moet zijn.
- 4.
Een cliënt aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan
diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen
betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociaal netwerk als
wordt voldaan aan noodzakelijke kwaliteitseisen, waaronder mede
wordt verstaan opleidingseisen. Het college kan nadere regels
stellen.
Artikel 4.4 Aanvullende criteria voor Individuele begeleiding
In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor
ondersteuning in de vorm van individuele begeleiding als
- a.
bij cliënt sprake is van een complexe ondersteuningsvraag,
blijkend uit de noodzaak tot inzet van individuele
ondersteuning, of;
- b.
er bij het functioneren van de cliënt sprake is van risico voor
hemzelf of diens omgeving, of;
- c.
toezicht op de cliënt mogelijk nodig is.
Artikel 4.5 Aanvullende criteria voor dagbesteding
- 1.
In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor
dagbesteding als:
- a.
de aanvrager als gevolg van een beperking onvoldoende
zelfredzaam is om een dagbesteding, waaronder het volgen van
een opleiding of het leveren van een arbeidsprestatie, voor
zichzelf of met behulp van zijn netwerk te organiseren,
en;
- b.
er sprake is van een dermate complexe beperking, dat
gedurende de dagbesteding directe nabijheid van
gespecialiseerde zorg, ondersteuning en/of toezicht nodig
is, of;
- c.
daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt
voorkomen.
- 2.
In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt, indien hij de
pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, in aanmerking
komen voor arbeidsmatige dagbesteding met zo mogelijk als doel de
cliënt voor te bereiden op (begeleid) werk of vrijwilligerswerk
als
- a.
de aanvrager onvoldoende vaardigheden heeft inzake het
aanbrengen van structuur of het voeren van regie in het
dagelijks leven, en;
- b.
de aanvrager geen of zeer geringe loonvormende
arbeidsprestatie kan leveren door het ontbreken van
werkvaardigheden als gevolg van beperkingen en daaruit
voortvloeiend een ondersteunings- en/of toezichtsvraag
heeft, of;
- c.
daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt
voorkomen.
- 3.
In afwijking van artikel 4.5 lid 2 kan het college ten behoeve van
een cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt,
besluiten op grond van zijn ondersteuningsplan, artikel 4.5 lid 2
overeenkomstig toe te passen.
Artikel 4.6 Aanvullende criteria voor kortdurend verblijf:
In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt met een maximum van 50
etmalen per jaar in aanmerking komen voor kortdurend verblijf als
daarmee overbelasting van de mantelzorger kan worden voorkomen of als de
mantelzorger tijdelijk afwezig is, en;
- a.
de cliënt langdurig is aangewezen op meer dan gebruikelijke hulp
en ondersteuning met intensief toezicht, en;
- b.
dagbesteding en individuele begeleiding niet voldoende oplossing
bieden, en;
- c.
voor zover de cliënt geen aanspraak kan maken op zijn
zorgverzekering of de Wet langdurige zorg.
Artikel 4.7 Aanvullende criteria voor persoonlijke verzorging
In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor
persoonlijke verzorging als dit in overwegende mate voortkomt uit een
verstandelijke, zintuiglijke of psychiatrische beperking en een bijdrage
levert aan de zelfredzaamheid. De behoefte aan persoonlijke verzorging
hangt niet samen met de behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog
risico daarop.
Artikel 4.8 Aanvullende criteria voor woonvoorzieningen
- 1.
In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor
een woonvoorziening als hij
- a.
aantoonbare beperkingen heeft bij het normaal gebruik van
zijn woning, en;
- b.
in redelijke mate inspanning heeft gedaan om een geschikte
woning te vinden en te bewonen, en/of;
- c.
een op basis van aantoonbare beperkingen aanwezige
gedragsstoornis heeft met ernstig ontremd gedrag tot gevolg,
waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een
situatie waarin deze persoon met beperkingen tot rust kan
komen.
- 2.
Een cliënt kan alleen voor een woonruimteaanpassing in aanmerking
komen wanneer deze langdurig noodzakelijk is en de voorziening de
compenserende voorziening is die het goedkoopst is. Bij deze
overweging worden ook voorzienbare kosten in de toekomst
meegewogen.
- 3.
Een woonvoorziening wordt slechts verstrekt als de cliënt zijn
hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de
voorziening wordt getroffen, dan wel voor het bezoekbaar maken van
een andere woonruimte dan waar de cliënt met beperkingen zijn
hoofdverblijf heeft als het hoofdverblijf van de cliënt in een
erkende zorginstelling is.
Artikel 4.9 Aanvullende criteria voor huishoudelijke ondersteuning
In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor
huishoudelijke ondersteuning ingeval:
- 1.
er aantoonbare beperkingen bij het voeren van een huishouden
aanwezig zijn, en;
- 2.
er sprake is van problemen bij gebruikelijke hulp en
mantelzorg.
Artikel 4.10 Aanvullende criteria voor vervoersvoorziening
- 1.
In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor
collectief vervoer als deze langdurig noodzakelijk is wanneer de
cliënt niet of onvoldoende gebruik kan maken van het openbaar
vervoer.
- 2.
In aanvulling op artikel 4.1 en het voorgaande lid kan een cliënt
eerst in aanmerking komen voor een individuele vervoersvoorziening
als deze langdurig noodzakelijk is en het collectief vervoer niet
afdoende is.
- 3.
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de
vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie
uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe
woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag.
- 4.
In afwijking van het derde lid kan een vervoersvoorziening worden
verstrekt als zich een situatie voordoet waarbij het gaat om een
bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de persoon met
beperkingen zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de
persoon met beperkingen noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te
voorkomen.
- 5.
De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke
participatie door middel van lokale verplaatsingen tot maximaal een
omvang per jaar van 2000 kilometer mogelijk maken.
- 6.
Indien meer kilometers nodig zijn dan 2000 kilometer per jaar, kan
een gemotiveerde aanvraag worden ingediend voor ophoging van de
kilometers en wordt deze individueel beoordeeld.
Artikel 4.11 Aanvullende criteria voor rolstoelvoorziening
In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor een
rolstoelvoorziening als het voor hem langdurig noodzakelijk is om zich
hiermee te verplaatsen.
Artikel 4.12 Financiële tegemoetkoming meerkosten
Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in
artikel 2.1.2. van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of
chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband
houdende aannemelijke meerkosten hebben een tegemoetkoming verstrekken
ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie. Het college
kan nadere regels stellen inzake de inhoud, beoogde doelgroep en hoogte
van de tegemoetkoming.
Hoofdstuk 5 Bijdragen
Artikel 5.1 Algemeen: Compensatie gebruikskosten
- 1.
De aanbieder van een algemene of maatwerkvoorziening vraagt aan de
cliënt een bijdrage voor de kosten die de cliënt uitspaart doordat
deze onderdeel uitmaken van de voorziening, voor zover dat tussen
het college en de aanbieder is afgesproken. Het gaat hierbij in elk
geval om kosten:
- a.
voor het gebruik van consumpties en maaltijden bij dag- en
nachtopvang en;
- b.
voor het doen van een was.
- 2.
De hoogte van de bijdrage is kostendekkend. De aanbieder maakt de
verschuldigdheid en hoogte van de bijdrage zichtbaar voor de
cliënten die de voorziening van hem betrekken.
Artikel 5.2 Bijdrageplicht algemene voorzieningen
- 1.
De cliënt is een bijdrage verschuldigd voor het gebruik van een
algemene voorziening.
- 2.
De bijdrage is inkomensonafhankelijk. Het college kan nadere regels
stellen met betrekking tot het geven van korting aan door het
college aan te wijzen groepen.
- 3.
Het college kan nadere regels stellen inzake de aard, inhoud en
hoogte van de bijdrage, zoals bedoeld in artikel 5.2.1, eerste
lid.
Artikel 5.3 Ritbijdrage collectief vraagafhankelijk vervoer
- 1.
De cliënt is een ritbijdrage verschuldigd voor het gebruik van het
collectief vraagafhankelijk vervoer. De ritbijdrage is
inkomensonafhankelijk.
- 2.
Het college stelt nadere regels stellen waarin de hoogte van de
ritbijdrage wordt bepaald;
Artikel 5.4 Bijdrageplicht Maatwerkvoorzieningen
- 1.
De cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd, zoals bedoeld
in artikel 2.1.4, eerste lid onder b, van de wet, voor het gebruik
van een maatwerkvoorziening zolang hij van de maatwerkvoorziening
gebruik maakt.
- 2.
De bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening zoals bedoeld
in artikel 5.4 eerste lid is inkomensafhankelijk.
- 3.
De bijdrage voor een maatwerkvoorziening wordt berekend op basis
van:
- a.
als begeleiding wordt geleverd, de laagst gecontracteerde
prijs per geleverde tijdseenheid;
- b.
voor woon- en vervoersvoorzieningen, de prijs die de
gemeente betaalt voor de voorziening;
- c.
voor overige gevallen per periode en op basis van de
vergoeding die de gemeente voor de dienstverlening over die
periode verschuldigd is.
- 4.
In afwijking van het eerste en tweede lid, wordt geen bijdrage
gevraagd voor het collectief vraagafhankelijk vervoer, de
verhuiskostenvergoeding en een sportvoorziening.
- 5.
De bijdrage voor een maatwerkvoorziening is ten hoogste gelijk aan
de maximale bijdrage die mogelijk is op grond van het
uitvoeringsbesluit en de nadere regels, waarbij geldt dat zij nooit
hoger is dan de kostprijs van de voorziening.
- 6.
De bijdrage inzake toekenning van een voorziening voor een
minderjarige cliënt is met inachtneming van het bepaalde in artikel
2.1.5 van de wet verschuldigd door:
- a.
de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene
tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en
- b.
degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag
uitoefent over een cliënt.
- 7.
Het college brengt de bijdrage voor de volgende periode in
rekening:
- a.
voor dienstverlening: zolang de toekenning voor de
dienstverlening niet is ingetrokken en er in een periode
ondersteuning is geboden;
- b.
voor een voorziening in natura, anders dan onder a: zolang
de cliënt gebruik maakt van of in het bezit is van de
voorziening, en waar van toepassing tot maximaal de
kostprijs van een eenmalig verstrekte voorziening;
- c.
bij een periodieke verstrekking van een persoonsgebonden
budget: over iedere periode waarover een persoonsgebonden
budget is verstrekt.
- 8.
Als een persoon over een periode voor meerdere voorzieningen een
bijdrage is verschuldigd, dan komt de betaalde bijdrage allereerst
ten goede van de voorziening die eenmalig is verstrekt en waarvoor
het college geen huur verschuldigd is.
Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving
Artikel 6.1 Nieuwe feiten of omstandigheden, herziening en intrekking
- 1.
Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het
college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van
alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk
moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een
beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.
- 2.
Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een besluit
als bedoeld In artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel
intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt
en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een
andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het
persoonsgebonden budget is aangewezen;
- c.
de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet
meer toereikend is te achten;
- d.
de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of
het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden;
- e.
de cliënt de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden
budget niet of voor een ander doel gebruikt.
Artikel 6.2 Terugvordering
- 1.
Als het college een besluit op grond van artikel 6.1, tweede lid,
onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of
onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft
plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan
opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk
de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten
maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten persoonsgebonden
budget.
- 2.
Ingeval het besluit tot toekenning van het recht op het
persoonsgebonden budget is ingetrokken op de grond dat het
persoonsgebonden budget niet is aangewend voor de bekostiging van
een voorziening, kan het persoonsgebonden budget worden
teruggevorderd.
- 3.
Ingeval het besluit tot toekenning van het recht op een in eigendom
verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden
teruggevorderd.
- 4.
Ingeval het besluit tot toekenning van het recht op een in bruikleen
verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden
teruggevorderd.
Hoofdstuk 7 Kwaliteit en klachten
Artikel 7.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
- 1.
De aanbieder van een voorziening zorgt voor een goede kwaliteit van
de voorziening, wat in ieder geval betekent dat:
- a.
de voorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht
is;
- b.
de voorziening is afgestemd op de persoonlijke situatie van
de cliënt;
- c.
de voorziening is afgestemd op andere vormen van zorg of
hulp die de cliënt ontvangt;
- d.
de beroepskracht die een voorziening levert, handelt in
overeenstemming met de professionele standaard;
- 2.
Het college stelt nadere regels vast over welke verdere eisen worden
gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot
de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.
Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door
derden
- 1.
Het college houdt bij het leveren van diensten door derden en het
vaststellen van de tarieven daarvan in ieder geval rekening
met:
- a.
de aard en omvang van de te verrichten taken en/of de te
leveren voorzieningen;
- b.
de vereiste deskundigheid en vaardigheden van de
beroepskrachten;
- c.
de arbeidsvoorwaarden passend bij de vereiste deskundigheid
en vaardigheden van de beroepskrachten en de zwaarte van de
functie;
- d.
de kwaliteitseisen van de diensten;
- e.
de reële marktprijs van de diensten.
- f.
verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden
(bijv. sociaal wijkteams).
- 2.
Het college houdt bij het leveren van hulpmiddelen en
woningaanpassingen en het vaststellen van de tarieven daarvan, in
ieder geval rekening met:
- a.
de aard en omvang van de te leveren hulpmiddelen of
woningaanpassingen;
- b.
de kwaliteitseisen van het hulpmiddel of de
woningaanpassing
- c.
de reële marktprijs van het hulpmiddel of de
woningaanpassing, en
- d.
de eventuele extra taken die in verband met het hulpmiddel
of de woningaanpassing van de leverancier worden gevraagd,
zoals:
- i.
aanmeten, levering en plaatsing van het hulpmiddel
of de woningaanpassing;
- ii.
instructie over het gebruik van het hulpmiddel of de
woningaanpassing;
- iii.
onderhoud van het hulpmiddel of de
woningaanpassing.
Artikel 7.3 Regeling voor klachtenafhandeling
- 1.
Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van
klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.
- 2.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op
de naleving van de klachtregelingen van aanbieders.
Artikel 7.4 Regeling voor medezeggenschap
- 1
Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van
cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de
gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.
- 2.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op
de naleving van de medezeggenschap van aanbieders.
Artikel 7.5 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
- 1.
Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en
iedere vorm van geweld en/of discriminatie bij de verstrekking van
een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend
ambtenaar aan.
- 2.
Aanbieders melden iedere calamiteit en iedere vorm van geweld en/of
discriminatie die zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een
voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.
- 3.
De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet,
doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en
adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en
het bestrijden van geweld en/of discriminatie.
- 4.
Het college kan bij nadere regels bepalen welke verdere eisen gelden
voor het melden van calamiteiten en geweld en/of discriminatie bij
de verstrekking van een voorziening.
Hoofdstuk 9 Slotbepalingen
Artikel 9.1 Evaluatie verordening
Het college evalueert jaarlijks voor 1 juli de werking van deze
verordening.
Artikel 9.2 Verhouding met Verordening beschermd wonen en opvang gemeente
Molenwaard
Deze verordening is niet van toepassing op beschermd wonen en opvang en
andere onderwerpen die zijn geregeld in de Verordening beschermd wonen
en opvang gemeente Molenwaard.
Artikel 9.3 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt met een
vastgestelde ondersteuningsbehoefte afwijken van de regels bij of
krachtens deze verordening, als toepassing van de regels bij of
krachtens deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard
leidt.
Artikel 9.4 Indexering
- 1.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de door het college
vastgestelde bedragen voortvloeiend uit deze verordening verhogen of
verlagen.
- 2.
Het college kan per voorziening bepalen welke prijsindex hierbij
wordt gehanteerd.
Artikel 9.5 Intrekken Verordening maatschappelijke ondersteuning Molenwaard
2015
De Verordening maatschappelijke ondersteuning Molenwaard 2015 wordt
ingetrokken.
Artikel 9.6 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 juli
2016.
Artikel 9.7 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke
ondersteuning 2016 gemeente Molenwaard.