Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels subsidie voorschoolse voorziening met vve |
Citeertitel | Nadere regels subsidie voorschoolse voorziening met vve |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Bijlage 2 nummer 109 tabel 1 |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-07-2016 | 01-01-2016 | Nieuwe regeling | 07-06-2016 | Gemeenteblad 2016, nummer 109 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
Gelezen het voorstel van de directie Jeugd en Onderwijs van 7 juni 2016;
gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014;
vast te stellen de navolgende Nadere regels subsidie voorschoolse voorziening met vve 2016 met inbegrip van de daarbij behorende bijlagen.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
peuterplaats voor (doelgroep)peuters vanaf twee jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, van twee dagdelen per week, verspreid over minimaal twee weekdagen, gedurende veertig weken per kalenderjaar. Het aantal uren per peuterplaats per week is zes (inclusief de momenten voor brengen en halen). De peuterplaats bevindt zich in een voorschoolse voorziening die in het LRKP als peuterspeelzaal is geregistreerd.
peuterplaats van zes basisuren vve per week (inclusief de momenten voor brengen en halen) verdeeld over twee dagdelen per week, verspreid over twee weekdagen, gedurende veertig weken per kalenderjaar voor peuters in de leeftijd vanaf twee jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool. De peuterplaats bevindt zich in een voorschoolse voorziening die in het LRKP als vve-kinderdagverblijf is geregistreerd.
peuterplaats van zes extra uren vve per week (inclusief de momenten voor brengen en halen) gedurende veertig weken per kalenderjaar voor doelgroeppeuters in de leeftijd vanaf twee jaar en zes maanden tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool. Om een flexibele overgang voor de houder mogelijk te maken, kan de uitbreiding van het vve-programma van zes naar twaalf uur per week worden aangeboden in de leeftijdsperiode tussen twee jaar en vier maanden en twee jaar en acht maanden. De basisvoorziening vve plus de basisvoorziening vve extra omvatten tezamen twaalf uur per week (inclusief de momenten voor brengen en halen) verdeeld over drie of vier dagdelen per week, gedurende veertig weken per jaar. De peuterplaats bevindt zich in een voorschoolse voorziening die in het LRKP als vve-kinderdagverblijf is geregistreerd.
educatieve opvang voor kinderen vanaf twee jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool en die voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen met het daarbij behorende Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. De voorschoolse voorziening wordt uitgevoerd in groepen waarin maximaal 16 peuters aanwezig zijn. De ontwikkeling van alle peuters wordt gevolgd met een observatiesysteem. De voorschoolse voorziening kan bestaan uit:
Rotterdamse doelgroeppeuter(s):
kinderen woonachtig in Rotterdam in de leeftijd vanaf twee jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, die door het Centrum voor Jeugd en Gezin, of door de houder in de periode tot 1 januari 2015, zijn geïndiceerd als doelgroeppeuter overeenkomstig bijlage 1.
Vve (voor- en vroegschoolse educatie):
hier opgevat als voorschoolse educatie voor kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, waarin via een vve-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen.
Deze nadere regels hebben als doel het vaststellen van de hoogte van de subsidie voor voorschoolse voorzieningen met en zonder vve en de procedures voor het bepalen en innen van de bijdrage die ouders betalen voor deelname van Rotterdamse (doelgroep)peuters aan een door de gemeente Rotterdam gesubsidieerde voorschoolse voorziening met vve.
Artikel 4 Hoogte van de subsidie
Het ‘aantal uren en dagdelen’ en de ‘soort voorziening (oude stijl)’ zoals vermeld in de tabel worden in de periode tussen 1 maart 2016 en aanvang schooljaar 2016–2017 in de uitvoeringspraktijk aangepast aan het herontwerp voorschoolse voorziening met vve zoals weergegeven in de aanvulling beleidsregel onderwijs 2015–2016.
De kosten voor een voorschoolse voorziening met vve van 13 tot en met 16 kindplaatsen en 12 uur openingstijd per week (inclusief de momenten voor brengen en halen) zijn vastgesteld op maximaal € 68.830,00 per kalenderjaar per groep als de groep is gehuisvest in een schoolgebouw dat is opgenomen in de collectieve huurovereenkomst 2015 tussen het schoolbestuur en Stadsontwikkeling. De maximale subsidie per groep bedraagt voor deze periode maximaal 1/3e deel van het bedrag zoals opgenomen in de tabel. Dit bedrag is als volgt samengesteld:
De houder krijgt een toeslag op de subsidie van maximaal € 2.500,00 per groep per kalenderjaar als het schoolgebouw waarin de groep is gehuisvest niet is opgenomen in de collectieve huurovereenkomst 2015 tussen het schoolbestuur en Stadsontwikkeling. Als het schoolgebouw wel is opgenomen in de collectieve huurovereenkomst 2015 tussen schoolbestuur en Stadsontwikkeling maar er is bewijslast dat het (deel van) het schoolgebouw waar de groep is gehuisvest aantoonbaar is gefinancierd door het schoolbestuur, dan komt de groep eveneens in aanmerking voor de toeslag van € 2.500,00 per kalenderjaar. Vve-groepen gehuisvest in schoolgebouwen vallen onder medegebruik, zoals omschreven in de verordening onderwijshuisvesting.
De subsidie per kalenderjaar per vve-groep wordt met € 4.870,00 verhoogd ten behoeve van het behouden en het laten toenemen van het aantal hbo’ers op de groep en permanente educatie. De inzet van de toeslag is niet gekoppeld aan de desbetreffende vve-groep. Het totaal van deze toeslag voor de verbetering van de kwaliteit en hbo’er op de groep kan door de subsidieontvanger als lumpsum worden ingezet zodat maatwerk per vve-groep mogelijk is.
Voor deze kinderdagverblijven bedraagt de subsidie per kalenderjaar € 400,00 per peuter voor de uitvoering van een vve-programma gedurende 10 uur per week. Bij de verlening wordt uitgegaan van de prognose van het aantal ingeschreven peuters dat bij de subsidieaanvraag is opgegeven. Bij een prognose van minder dan vijf twee- en driejarige peuters wordt geen subsidie verleend.
Voor het kalenderjaar 2016 blijft de subsidie voor de bestaande reguliere peuterspeelzalen vooralsnog ongewijzigd, dat wil zeggen maximaal € 20.000,00 per kalenderjaar voor een groep van 16 peuters voor 2 dagdelen per week van 3 uur per dagdeel (inclusief de momenten voor brengen en halen). De hoogte van de ouderbijdrage blijft ongewijzigd. In overleg zal worden bezien op welke termijn en op welke wijze het herontwerp van de voorschoolse educatie in de reguliere peuterspeelzalen kan worden ingevoerd. Als dit wordt ingevoerd met ingang van het schooljaar 2016–2017 dan gelden de regels zoals beschreven onder b. Dit onderwerp wordt meegenomen in de gesprekken die in het voorjaar van 2016 met schoolbesturen en houders worden gevoerd over de fasering van de invoering van het herontwerp van de voorschoolse educatie.
Artikel 5 Deelname aan de voorschoolse voorziening met vve
Met ingang van 1 maart 2016 gelden de volgende regels voor deelname aan de voorschoolse voorziening met vve op een kinderdagverblijf voorheen peuterspeelzaal met vve:
Rotterdamse (doelgroep)peuters voor wie de ouders vóór 1 maart 2016 een overeenkomst hebben gesloten met de houder voor deelname aan vve kunnen gebruik maken van het aantal uren vve dat was overeengekomen met de houder, met inachtneming van de maatregel dat de uitvoering van de groepen van 15 uur per week met ingang van het schooljaar 2016–2017 teruggebracht wordt naar 12 uur per week en dat vanaf dat moment het recht op 15 uur wordt teruggebracht naar een recht op 12 uur.
Rotterdamse doelgroeppeuters voor wie de ouders vanaf 1 maart 2016 een overeenkomst sluiten met de houder voor deelname aan vve kunnen vanaf de leeftijd van twee jaar en zes maanden tot het moment dat zij uitstromen naar de basisschool gebruik maken van de basisvoorziening vve extra. Om een flexibele overgang voor de houder mogelijk te maken, kan de uitbreiding van het vve-programma van zes naar twaalf uur per week worden aangeboden in de leeftijdsperiode tussen twee jaar en vier maanden en twee jaar en acht maanden.
Artikel 6 Ouderbijdrage bij deelname aan het kinderdagverblijf met vve voorheen peuterspeelzaal met vve
Met ingang van 1 september 2016 betalen ouders voor deelname aan de voorschoolse voorziening met vve voorheen peuterspeelzaal met vve een bijdrage aan de instelling voor vve. Dit is een subsidievoorwaarde.
bij recht op kinderopvangtoeslag
De houder factureert de bruto kosten voor het aantal in rekening gebrachte uren voor de basisvoorziening vve (de eerste zes uur) aan de ouder die recht heeft op kinderopvangtoeslag. De uurprijs voor de eerste zes uur is gebaseerd op het Besluit kinderopvangtoeslag voor het kalenderjaar 2016 (€ 6,89 per uur).
de procedure om het verzamelinkomen van de ouder die geen recht heeft op kinderopvangtoeslag te bepalen is als volgt:
De ouder verstrekt aan de houder gegevens over de hoogte van het verzamelinkomen op basis van:
Als er sprake is van een recente inkomensdaling door werkloosheid waardoor de inkomsten lager zijn dan zou blijken uit de aanslag inkomstenbelasting of een inkomensverklaring afgegeven door de Belastingdienst omdat deze gebaseerd zijn op het inkomen in t-2 dan kan het verzamelinkomen worden bepaald op basis van een uitkeringsspecificatie die op de datum van het opmaken van het contract voor plaatsing niet ouder is dan twee maanden. Het verzamelinkomen is dan het bruto jaarinkomen. Als het een maandspecificatie betreft wordt het bruto maandbedrag met twaalf vermenigvuldigd om de hoogte van het bruto jaarinkomen te bepalen.
Artikel 7 Aantal uren voorschoolse voorziening op een kinderdagverblijf met vve voorheen peuterspeelzaal met vve met ingang van 1 september 2016
Artikel 8 Inning van de ouderbijdrage door kinderdagverblijf met vve voorheen peuterspeelzaal met vve met ingang van 1 september 2016
Artikel 9 Uitzonderingen met ingang van 1 september 2016 voor kinderdagverblijf met vve voorheen peuterspeelzaal met vve
Artikel 10 Kosten implementatie harmonisatie voor kinderdagverblijf met vve voorheen peuterspeelzaal met vve
De invoering van de harmonisatie kan leiden tot een afname van deelname aan de voorschoolse voorzieningen met vve. De verwachting is dat het gaat om een tijdelijke afname. Voor de houder die is gestart met de harmonisatie in 2016 en die de verantwoording conform de vereisten heeft ingediend, zal de subsidie voor de uitvoering van voorschoolse voorzieningen met vve voor het kalenderjaar 2016 niet lager worden vastgesteld als er in de groep minder peuters zijn bereikt dan bij de aanvraag zijn geprognosticeerd.
Artikel 13 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Vanwege de pilotfase van de invoering van de harmonisatie en de onzekerheid over het debiteurenrisico zal bij de vaststelling van de subsidie rekening gehouden worden met de gevolgen van de implementatie van de harmonisatie. Dit betekent maatwerk per instelling.
Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze nadere regels niet voorzien. Daarnaast is het college bevoegd om in bijzondere gevallen van hardheid gemotiveerd van deze regeling af te wijken.
Bijlage 1. Overgang oude – en nieuwe doelgroepdefinitie voorschoolse periode (vve) gemeente Rotterdam
Een kind valt binnen de doelgroep voor vve als tenminste één van de ouders in een niet-westers land is geboren of een ouder een opleidingsniveau heeft dat overeenkomt met maximaal 2 jaar lbo/vbo.
Nieuwe doelgroepdefinitie vve per 1 januari 2015
Er is sprake van een doelgroepkind voor de vve wanneer een kind verschenen is op consult (14 of 24 maanden) bij het CJG en:
Bijlage 3: uren en kosten berekening voor kalenderjaar 2016, basisvoorziening vve en vve-extra
Tabel 1: Situatie zittende peuters, dus peuters die vóór 1 maart zijn zijn geplaatst (overgangsrecht)
Tabel 2. Situatie plaatsing nieuwe peuters, dus peuters die vanaf 1 maart 2016 worden geplaatst (geen overgangsrecht)
Beide ouders werkend 1 (recht op KOT) | Blijven gelijk t.o.v. huidige prijs: (over algemeen 10,– per factuur) 2 | Ouders vragen KOT aan. Houder factureert de maximum bijdrage op basis van: 6 uur X € 6,89 per week. Ouders ontvangen KOT terug via de belastingdienst. Per saldo betaalt de ouder uiteindelijk een inkomensafhankelijke bijdrage*. | |||
Houder factureert 6 x inkomensafhankelijk ouderbijdrage per week conform de tabel ouderbijdrage. | |||||
12 uur 3 = | Ouders vragen KOT aan. Houder factureert de maximum bijdrage op basis van: eerste 6 uur X € 6,89 per week. Tweede 6 uur gratis. Ouders ontvangen KOT terug via de belastingdienst. Per saldo betaalt de ouder uiteindelijk een inkomensafhankelijke bijdrage*. | ||||
Ouders vragen KOT aan. Houder factureert de maximum bijdrage op basis van: 6 uur X € 6,89 per week. Ouders ontvangen KOT terug via de belastingdienst. Per saldo betaalt de ouder uiteindelijk een inkomensafhankelijke bijdrage*. | |||||
Houder factureert 6 x inkomensafhankelijk ouderbijdrage per week conform de tabel ouderbijdrage. | |||||
Houder factureert 6 x inkomensafhankelijk ouderbijdrage per week conform de tabel ouderbijdrage. |
Bijlage 4. Hulpdocument aanvraag en verantwoording van resultaten en activiteiten voorschoolse educatie over kalenderjaar 2016
De directie Jeugd en Onderwijs en een vertegenwoordiging van de schoolbesturen en kinderopvang- en welzijnsorganisaties die voorschoolse educatie uitvoeren met subsidie van de gemeente Rotterdam hebben overleg gevoerd over de aanvraag, en verantwoording van subsidie voor regulier peuterspeelzaalwerk en voor- en vroegschoolse educatie (vve) uitgevoerd door vve-kinderdagverblijven en vve-peuterspeelzalen (inclusief groepen nul) voor het kalenderjaar 2016. Daarnaast is overleg gevoerd over de fasering van de invoering van de harmonisatie en de afspraken daarover zijn vastgelegd in een wijzigingsbeschikking. Het resultaat is dit hulpdocument waarin afspraken en voorwaarden zijn opgenomen met betrekking tot de aanvraag, en verantwoording van de subsidie voor het kalenderjaar 2016 met als juridische grondslag de Beleidsregel Rotterdams Onderwijs Beleid 2015–2016, de Aanvulling Beleidsregel Rotterdams Onderwijs Beleid 2015–2016, de Nadere regels subsidie voorschoolse educatie met vve en de Subsidieverordening Rotterdam 2014 (SVR 2014). Als basis geldt dat de subsidieontvanger prestatieafspraken met de gemeente heeft gemaakt, die na afloop van een subsidieperiode verantwoord moeten worden. Aan deze verantwoording zijn voorwaarden gekoppeld die zijn opgenomen in de SVR 2014.
In de Beleidsregel en de aanvullende beleidsregel Rotterdams Onderwijs Beleid 2015–2016 zijn afspraken opgenomen die de gemeente heeft gemaakt met een vertegenwoordiging van schoolbesturen en instellingen die vve uitvoeren. Deze afspraken zijn in 2015 ingegaan en hebben betrekking op:
Dit document dient als handleiding bij het opstellen van de subsidieverantwoording en bevat, naast enkele begripsdefinities, een hulpschema waarin staat aangegeven over welke zaken verantwoord moet worden en wat de rol van de accountant hierin is.
Over de volgende zaken moet worden verantwoord:
Het model verantwoordingsformulier is als bijlage 2 bij dit hulpdocument opgenomen.
In 2016 wordt in het kader van de harmonisatie het herontwerp van de voorschoolse educatie gefaseerd ingevoerd. De harmonisatie wordt eerst ingevoerd in de peuterspeelzalen met vve en daarna in de kinderdagverblijven en reguliere peuterspeelzalen. In verband met de gefaseerde invoering van de harmonisatie in 2016 bestaat het hulpdocument, naast de algemene richtlijnen voor verantwoording, uit twee delen. Voor de instellingen die in 2016 nog niet zijn gestart met de harmonisatie is alleen deel 1 van belang. De wijze van verantwoording voor 2016 is nagenoeg gelijk aan de verantwoording voor 2015. Voor de instellingen die in 2016 zijn gestart met de harmonisatie zijn zowel deel 1 als deel 2 van belang.
Met ingang van 1 maart 2016 is het aanbod voor nieuwe inschrijvingen op de peuterspeelzaal gewijzigd. Hierin is o.a. opgenomen dat niet-doelgroeppeuters gebruik kunnen maken van een aanbod van zes uur vve per week (inclusief de momenten voor brengen en halen) en doelgroeppeuters kunnen gebruik maken van een aanbod van twaalf uur vve per week (inclusief de momenten voor brengen en halen). Deze wijziging is opgenomen in de Aanvulling Beleidsregel Rotterdams Onderwijs Beleid 2015-2016. In de periode tussen 1 maart en 1 september 2016 zullen de peuterspeelzalen geregistreerd worden als kinderdagverblijf in het LRKP. Met ingang van het nieuwe schooljaar 2016–2017 wordt voor het gebruik van het vve-aanbod een inkomensafhankelijke ouderbijdrage ingevoerd. Ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag vragen dit aan bij de belastingdienst. Voor zittende peuters is er op bepaalde onderdelen sprake van overgangsrecht. Voor de details van de wijzigingen verwijzen we naar het Implementatieplan harmonisatie vve en naar de Nadere regels subsidie voorschoolse educatie met vve. Met de organisaties worden maatwerkafspraken gemaakt over de invoering van de harmonisatie.
Voor kinderdagverblijven met vve is op het moment van schrijven van dit hulpdocument nog niet bekend op welk moment de harmonisatie zal worden ingevoerd. Indien nodig zal dit hulpdocument daarvoor worden aangepast.
Algemene richtlijnen voor de verantwoording
Voor de verantwoording van de subsidie is, op grond van artikel 14 SVR2014 en het bijbehorende Subsidiecontroleprotocol, een inhoudelijke verantwoording en tevens een financiële verantwoording vereist (bij subsidies vanaf € 25.000). Over de inhoudelijke verantwoording wordt een assurancerapport gevraagd, met beperkte dan wel redelijke mate van zekerheid. In het verantwoordingsschema is vanaf pagina 3 uitgewerkt over welke delen uit de inhoudelijke verantwoording het assurancerapport moet worden aangeleverd. Over de financiële verantwoording wordt geen accountantsproduct gevraagd. De financiële verantwoording wordt door de gemeente beoordeeld.Subsidieontvangers behoren met hun accountant in overleg te treden over de te controleren subsidievoorwaarden en hierop de administratie aan te passen. Als de accountant geen oordeel kan geven, behoort deze dit te melden en aan te geven welk deel van de administratie niet te beoordelen is.
Bij subsidiebedragen tot € 25.000,– zijn de volgende gegevens benodigd:
–een inhoudelijke verantwoording
Bij subsidiebedragen vanaf € 25.000,– tot € 50.000,– zijn de volgende gegevens benodigd:
Bij subsidiebedragen vanaf € 50.000,– tot € 200.000,– zijn de volgende gegevens benodigd:
Bij subsidiebedragen vanaf € 200.000,– zijn de volgende gegevens benodigd:
Assurancerapport: is een verklaring van een accountant waarin hij in overleg met de subsidieontvanger (onderdelen van de) subsidievoorwaarden van de verleningsbeschikking controleert op behaalde aantallen. Hierin kijkt de accountant of de realisatiegegevens (meetbare prestaties/ resultaten) van de inhoudelijke verantwoording juist zijn weergegeven en of de afgesproken activiteiten zijn uitgevoerd. De realisatiegegevens zijn de gegevens van de meetbare prestaties of resultaten zoals vermeld staan in de bijlage met resultaatafspraken van de subsidiebeschikking.
Inhoudelijke verantwoording: beschrijving van de uitvoering van het beleid (wat ging goed en waar zijn knelpunten ervaren) en het effect ervan op de realisatie van de doelstellingen. De werkelijke realisatie van de subsidiabele meetbare prestaties, moet in de inhoudelijke verantwoording, worden afgezet tegenover de bij subsidieverlening overeengekomen prestaties. Afwijkingen van meer dan 10% worden hierin naar aard, omvang en beïnvloedbaarheid toegelicht. Wanneer de afgesproken resultaten niet zijn gehaald, wordt beschreven wat hiervoor de verklaring is en wordt beschreven welke consequenties dat heeft voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten van het kalenderjaar dat op het moment van de verantwoording al loopt en voor het daaropvolgende kalenderjaar.
Financiële verantwoording: de subsidieontvanger maakt inzichtelijk welke kosten zijn gemaakt ten behoeve van de uitvoering van vve. In de financiële verantwoording geeft u een overzicht van de werkelijke subsidiabele lasten en de daarmee gerelateerde baten afgezet tegenover de bij de subsidieverlening vastgestelde financiële begroting voor vve en voor het convenant inzet hbo’er als coach in de vve. Afwijkingen van meer dan 10% per begrotingsonderdeel worden hierin toegelicht. De financiële verantwoording voor vve 2016 is geen onderdeel van de accountantscontrole.
Handleiding verantwoordingsschema
In onderstaand schema staat per gestelde voorwaarde met een kruisje aangegeven of en zo ja, op welke wijze verantwoord moet worden. Ook staat aangegeven of dit onderwerp moet worden getoetst door de accountant. In de kolom ‘toelichting en werkwijze’ staat aangegeven wat er van de verantwoording verwacht wordt. Het verantwoordingsschema bestaat uit vier delen.
Geldt voor alle gesubsidieerde instellingen (peuterspeelzalen en kinderdagverblijven) en betreft de verantwoording van de meerjarige subsidie voor vve-groepen en groepen nul.
Geldt uitsluitend voor gesubsidieerde instellingen die in 2016 zijn gestart met de harmonisatie en betreft een aanvulling op deel 1 van de verantwoording.
Geldt uitsluitend voor gesubsidieerde instellingen die in 2016 zijn gestart met de harmonisatie en betreft de verantwoording van de éénmalige subsidie voor implementatiekosten die verband houden met de harmonisatie.
Geldt uitsluitend voor gesubsidieerde instellingen met reguliere peuterspeelzaalwerk en betreft de verantwoording van de meerjarige subsidie voor reguliere peuterspeelzaalgroepen.
Dit gemeenteblad 2016, nummer 109, is uitgegeven op 28 juni 2016 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)
Waar staat ‘beide ouders werkend’ kan ook worden gelezen ‘beide ouders/verzorgers werkend of alleenstaande werkende ouder/verzorger werkend’, of ‘ouder(s) heeft/hebben recht op kinderopvangtoeslag’. Waar staat ‘niet beide ouders werkend’ kan ook worden gelezen ‘niet beide ouders/verzorgers werkend of alleenstaande werkende ouder/verzorger niet-werkend’, of: ‘ouder(s) heeft/hebben geen recht op kinderopvangtoeslag’.