Afdeling 2 Betoging
Artikel 2:2 Optochten
(vervallen)
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
- 1.
Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging
te houden, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten
minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk
kennis aan de burgemeester.
- 2.
De kennisgeving bevat:
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het
tijdstip van aanvang en van beëindiging;
- d.
de plaats en, voorzover van toepassing, de route en de
plaats van beëindiging;
- e.
voor zover van toepassing, de wijze van
samenstelling;
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen
om een regelmatig verloop te bevorderen.
- 3.
Hij die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin
het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
- 4.
Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op
een vrijdag na 12.00 uur, eenzaterdag, een zondag of een
algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan
uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip
voorafgaande werkdag.
- 5.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het
eerste lid genoemde termijn verkorten en een mondeling
kennisgeving in behandeling nemen.
- 6.
Onder openbare plaatsen wordt hier verstaan een plaats als
bedoeld in artikel 1, eerste lid juncto tweede lid van de Wet
openbare manifestaties.
Artikel 2:4 Afwijking termijn
(vervallen; opgenomen in artikel 2:3)
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens
(vervallen; opgenomen in artikel 2:3)
Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.
(vervallen)
Artikel 2:8 Dienstverlening
(vervallen)
Artikel 2:9 Straatartiest e.d.
(vervallen)
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de
publieke functie ervan
- 1.
Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken
dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:
- a.
het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar
oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het
doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een
belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en
onderhoud van de weg;
- b.
- 2.
Het bevoegd bestuursorgaan kan in het belang van de openbare
orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten
aanzien van terrassen en uitstallingen.
- 3.
Het bevoegd bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het in
het eerste lid gestelde verbod.
- 4.
- 5.
Het college kan het aanbrengen van de borden en spandoeken
verbieden:
- a.
indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg,
gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor
het doelmatig en veilig gebruik daarvan, danwel een
belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en
onderhoud van de weg;
- b.
- 6.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het
in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een
activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder
j. (lichtreclame) of onder k. (opslag materialen) van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht.
- 7.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:
- a.
evenementen als bedoeld in artikel 2:24;
- b.
standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17.
- 8.
Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet
voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door
de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de
Wegenverkeerswet, of de Wegenverordening Noord-Holland.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en
veranderen van een weg
- 1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een
weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een
weg te graven of te spitten, aard of breedte van de
wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen
in de wijze van aanleg van een weg.
- 2.
De vergunning wordt verleend
- a.
als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien
de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan,
beheersverordening, exploitatieplan of
voorbereidingsbesluit;
- b.
door het college in de overige gevallen.
- 3.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor overheden bij het
uitvoeren van hun publieke taak.
- 4.
Het verbod geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde
onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet
beheer rijkswaterstaatswerken, de Wegenverordening
Noord-Holland, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de
daarop gebaseerde verordening.
- 5.
Voor de toepassing van het eerste lid worden onder weg mede
verstaan alle niet-openbare ontsluitingswegen voor
gebouwen.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
- 1.
Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering
te brengen in een bestaande uitweg naar de weg:
- a.
indien degene die voornemens is een uitweg te maken naar
de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg
naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft
gedaan aan het college, onder indiening van een
situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de
bestaande situatie;
- b.
indien het college het maken of veranderen van de uitweg
heeft verboden.
- 2.
Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg:
- a.
indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt
gebracht;
- b.
indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een
openbare parkeerplaats;
- c.
indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare
wijze wordt aangetast;
- d.
indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat
al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg
van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare
parkeerplaats of het openbaar groen.
- 3.
De uitweg kan worden aangelegd indien het college niet binnen
vier weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat de
gewenste uitweg wordt verboden.
- 4.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin
geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer
Rijkswaterstaatswerken , de Waterschapskeur of de
Wegenverordening Noord-Holland.
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
(vervallen)
Artikel 2:14 Winkelwagentjes
(vervallen)
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te
hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht
wordt belemmerd of als deze daarvoor op andere wijze hinder of
gevaar oplevert.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
(vervallen)
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
(vervallen)
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
(vervallen)
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
(vervallen)
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
(vervallen)
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
(vervallen)
Artikel 2:21a Verwijdering e.d. voorzieningen voor verkeer en
verlichting
(vervallen)
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
(vervallen)
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
(vervallen)
Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke,
besloten ruimte waarin
bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was
logies
wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren
of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of
bereid. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval
verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria,
snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder openbare
inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting
behorend terras en andere aanhorigheden;
- b.
terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare
inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid
kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen
worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen
worden bereid of verstrekt.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
- 1.
Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder
vergunning van de burgemeester.
- 2.
De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van
de openbare inrichting in strijd is met het geldend
bestemmingsplan.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de
vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn
oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in
de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op
ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
- 4.
Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich
bevindt in
- a.
een winkel als bedoeld in artikel 1 van de
Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de
openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de
winkelactiviteit;
- b.
- c.
- d.
een bedrijfskantine of – restaurant.
- 5.
De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling
van het verbod genoemd in het eerste lid aan openbare
inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van
de Drank- en Horecawet, indien
- a.
zich in de zes maanden voorafgaand aan de
inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten
gepaard gaande met geweld, overlast op straat of
drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de
inrichting, dan wel
- b.
de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er
zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in
artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.
- 6.
De vrijstelling wordt ingetrokken wanneer zich een incident
heeft voorgedaan als bedoeld in het vijfde lid onder a.
Artikel 2:29 Sluitingstijd
- 1.
Openbare inrichtingen zijn gesloten op:
- -
maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 06.00
uur;
- -
op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 06.00
uur;
- -
op 1 januari tussen 04.00 uur en 06.00 uur.
- 2.
Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend
te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na
sluitingstijd.
- 3.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van de
sluitingstijd.
- 4.
Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, vierde
lid onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de
winkel.
- 5.
Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing in die
situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is
voorzien.
- 6.
Het is verboden bezoekers na 01.00 uur toe te laten in een
openbare inrichting.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde,
veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van
bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen
tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk
sluiting bevelen.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing in die situaties waarin
artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
- a.
- b.
zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat
de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een
besluit krachtens artikel 2:30;
- c.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
(vervallen)
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand
gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de
Gemeentewet , treedt het college bij de toepassing van artikel 2:28
tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 2:34
[gereserveerd]
Afdeling 8A Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de
Drank- en Horecawet
Voor zover niet anders is bepaald, is artikel 1 van de Drank – en
Horecawet van overeenkomstige toepassing op de niet op die wet
steunende bepalingen van deze afdeling van de verordening.
Artikel 2:34a Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
- 1.
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend
alcoholhoudende drank van maandag tot en met zondag na 12.00 uur
tot twee uur na de laatste activiteit, maar uiterlijk tot 00.00
uur.
- 2.
De burgemeester kan 12 keer per jaar ontheffing verlenen van de
tijden zoals opgenomen in lid 1.
- 3.
Het is paracommerciële rechtspersonen verboden sterke drank te
verstrekken.
Artikel 2:34b Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten
die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de
activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn,
zijn verboden.
Artikel 2:34c Schenktijden commerciele kantines
(vervallen)
Artikel 2:34d Beperkingen voor horecabedrijven en slijterbedrijven
(vervallen)
Artikel 2:34e Beperkingen voor andere detailhandel dan
slijtersbedrijven
(vervallen)
Artikel 2:34f Koppeling toegang aan leeftijden
(vervallen)
Artikel 2:34g Prijsacties horeca
(vervallen)
Artikel 2:34h Prijsacties detailhandel
(vervallen)
Afdeling 9 Afdeling Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van
nachtverblijf
Artikel 2:35 Begripsbepaling
(vervallen)
Artikel 2:36 Artikel Kennisgeving exploitatie
(vervallen)
Artikel 2:37 Nachtregister
(vervallen)
Artikel 2:38 Artikel Verschaffing gegevens nachtregister
(vervallen)
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
- 1.
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet
gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of
een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
- 2.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet
gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal,
een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het
publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te
betreden.
- 3.
Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de
woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk
is.
Artikel 2:42 Plakken en kladden
(vervallen)
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
(vervallen)
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te
vervoeren of bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing indien de genoemde
gereedschappen, voorwerpen of middelen niet zijn gebruikt of
niet zijn bestemd voor de in het eerste lid bedoelde
handelingen.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
(vervallen)
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
(vervallen)
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
(vervallen)
Artikel 2:47a Verplichte route
- 1.
Het is de door de burgemeester aangewezen groepen van personen
verboden op de door hem aangewezen tijdstippen van een door hem
aangewezen route af te wijken.
- 2.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste
lid gestelde verbod.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van
een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te
gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met
alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
- 2.
Het bepaalde in liet eerste lid geldt niet voor:
- a.
een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als
bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;
- b.
de plaats niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld
onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel
35 van de Drank en Horecawet.
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
(vervallen)
Artikel 2:50 Afdeling Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke
ruimten
(vervallen)
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
(vervallen)
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein
e.d.
(vervallen)
Artikel 2:53 Bespieden van personen
(vervallen)
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
(vervallen)
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
(vervallen)
Artikel 2:56 Alarminstallaties
(vervallen)
Artikel 2:57 Loslopende honden
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te
laten verblijven of te laten lopen:
- a.
binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond
aangelijnd is;
- b.
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als
zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of
speelweide of op een andere door het college aangewezen
plaats;
- c.
op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of
een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder
duidelijk doet kennen.
- 2.
Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in
het eerste lid onder a niet geldt.
- 3.
De verboden genoemd in het eerste lid onder a en b gelden niet
voorzover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn
handicap door een geleidehond laat begeleiden of als een
eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd
opleidt tot geleidehond.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
- 1.
De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen
dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet:
- a.
op een gedeelte van de weg dat bestemd is of mede
bestemd voor het verkeer van voetgangers;
- b.
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als
zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of
speelweide;
- c.
op een andere door het college aangewezen plaats.
- 2.
Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in
het eerste lid, onder a niet geldt.
- 3.
De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid
gestelde gebod wordt opgeheven indien de eigenaar of houder van
de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk
worden verwijderd.
- 4.
Onverminderd het bepaalde in de leden 1 en 3 is een ieder, die
zich met een hond onder de onder lid 1 a t/m c genoemde gebieden
bevindt, verplicht een deugdelijk opruimmiddel bij zich te
hebben ter onmiddellijke verwijdering van eventuele
hondenuitwerpselen.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te
laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op
het terrein van een ander:
- a.
anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de
eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die
hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod
in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk
vindt;
- b.
anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf
nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft
bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk
acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het
gedrag van die hond noodzakelijk vindt.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c,
geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond
voorzien moet zijn van een optisch leesbaar, niet- verwijderbaar
identificatiekenmerk in het oor of de buikwand.
- 3.
In het eerste lid wordt verstaan onder kort aanlijnen:
aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van
hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
(vervallen)
Artikel 2:61 Wilde dieren
(vervallen)
Artikel 2:62 Loslopend (pluim)vee
(vervallen)
Artikel 2:63 Duiven
(vervallen)
Artikel 2:64 Bijen
(vervallen)
Artikel 2:65 Bedelarij
(vervallen)
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:66 Begripsbepaling
(vervallen)
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
(vervallen)
Artikel 2:68 Artikel Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek
van Strafrecht
(vervallen)
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
(vervallen)
Artikel 2:70 Artikel Handel in horecabedrijven
(vervallen)
Afdeling 13 Vuurwerk en carbid
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende
nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel
vuurwerk (Vuurwerkbesluit ) van toepassing is.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de
verkoopdagen.
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf
consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter
beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van
het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden
gevestigd.
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de
jaarwisseling
(vervallen)
Artikel 2:73a Carbid, acetyleengas afkomstig van carbid en gasmengsels of
stoffen met vergelijkbare eigenschappen
- 1.
Het is verboden:
- a.
acetyleengas (C2H2) afkomstig van een reactie tussen
carbid (calciumcarbide, chemische formule CAC2) en water
of
- b.
gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen of
- c.
al dan niet vernevelde, vloeistoffen of stoffen met
vergelijkbare eigenschappen in een al dan niet
afgesloten vat, bus, fles of dergelijk voorwerp op
explosieve wijze te verbranden op zodanige wijze dat
daardoor gevaar, schade of hinder voor de omgeving kan
worden veroorzaakt.
- 2.
Het is verboden carbid op of aan de openbare weg of op een voor
publiek toegankelijke plaats voorhanden te hebben.
- 3.
Het is verboden carbid af te leveren en ter aflevering
voorhanden te hebben wetende of vermoedende dat daarvan gebruik
wordt gemaakt als omschreven in lid 1.
- 4.
Het bepaalde in de leden 2 en 3 geldt niet voor degene die
aannemelijk maakt, dat het carbid niet gebezigd wordt of bestemd
is voor handelingen die ingevolge het bepaalde in lid 1 verboden
zijn.
- 5.
Het is verboden carbid op of aan de openbare weg of op een voor
het publiek toegankelijke plaats achter te laten of voorhanden
te hebben op een zodanige wijze dat derden onbedoeld met die
stof in contact kunnen komen.
- 6.
Het verbod als bedoeld in lid 1 onder b en c is niet van
toepassing op het normale gebruik van wettelijk toegestane
verbrandingsmotoren.
- 7.
Het verbod gesteld in het eerste lid onder a geldt niet voor het
gebruik van carbid ten behoeve van het bereiken van een
knaleffect of het verschieten van voorwerpen, mits voldaan wordt
aan de volgende voorwaarden:
- a.
het gebruik moet plaatsvinden met een of meerdere
melkbussen of vergelijkbare voorwerpen met elk een
maximale inhoud van 50 liter en
- b.
het gebruik moet plaatsvinden op 31 december van 10.00
uur tot uiterlijk 1 januari 02.00 uur en
- c.
van het voorgenomen gebruik moet ten minste 30 dagen
voorafgaande aan de datum van het gebruik melding zijn
gedaan aan het college en
- d.
de melding moet zijn vergezeld van een schriftelijke
toestemming van de eigenaar van het terrein waar dat
gebruik zal plaatsvinden en
- e.
de melding moet zijn voorzien van een kaart waarop de
locatie van dat terrein alsmede, bij het verschieten van
voorwerpen, de schootsrichting is aangegeven en
- f.
de plaats vanwaar geschoten wordt, moet gelegen
zijn:
- 1.
op een afstand van tenminste 75 meter van
woonbebouwing en
- 2.
op een afstand van tenminste 300 meter van in
gebruik zijnde voorzieningen voor het houden van
dieren.
- 8.
Dit artikel is niet van toepassing voor zover de Wet
Milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet vervoer
gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht van toepassing
is.
Afdeling 14 Drugsoverlast
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan
de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich
op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en
weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als
bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet , of daarop gelijkende
waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te
verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Drugsgebruik in het openbaar
(vervallen)
Artikel 2:74b Artikel Wegwerpen drugs gerelateerd afval
(vervallen)
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en
cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet
besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen
groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze
personen het bepaalde in
artikel 2:1 (samenscholingsverbod),
artikel 2:11 (aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg),
artikel 2:48 (verboden drankgebruik),
artikel 5:34 (verbod om vuur te stoken),
van de Algemene plaatselijke verordening Hollands Kroon groepsgewijs
niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet
bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens,
dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied,
met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande
gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als
veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de
Gemeentewet besluiten
tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve
van het toezicht op
een openbare plaats.