Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant |
Citeertitel | Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financieel kader, kunst, cultuur |
Geen
artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-04-2024 | paragraaf 4, artikel 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.12, 4.13, 4.14, bijlage 3 | 02-04-2024 | C2333226/5889347 | ||
15-02-2024 | 10-04-2024 | artikel 1.16, 11.9, 11.10, 11.11, 11.14, 13.9, 13.10 | 06-02-2024 | C2325973/5852952 | |
13-12-2023 | 15-02-2024 | paragraaf 1, artikel 1.1, 1.4, 1.5, 1.6, 1.7, 1.9, 1.10, 1.11, 1.12, 1.13, 1.14, 1.15, bijlage 1, 2 | 05-12-2023 | C2325114/5370865 | |
11-10-2023 | 13-12-2023 | artikel 6.10, 7.10, 8.10, 10.9 | 03-10-2023 | C2322117/5332003 | |
22-12-2022 | 11-10-2023 | artikel 11.7, 11.9, 11.10, 12.9, 12.10, 12.14, 13.1, 13.2, 13.3, 13.6, 13.9, 13.11 | 13-12-2022 | C2307481/5177029 | |
02-12-2022 | 22-12-2022 | artikel 6.9, 6.10, 7.1, 7.5, 7.6, 7.9, 7.10, 7.11, 7.14, 7.15, 7.17, 8.6, 8.9, 8.10, 10.8, 10.9 | 29-11-2022 | C2306131/5173561 | |
12-10-2022 | 02-12-2022 | artikel 9.1, 9.2, 9.4, 9.6, 9.9, 9.10, 9.11, 9.13 | 04-10-2022 | C23037681/5135800 | |
17-05-2022 | 12-10-2022 | artikel 6.10, 10.9 | 19-04-2022 | C2295336/5064920 | |
29-04-2022 | 01-03-2020 | 17-05-2022 | artikel 9.13 | 19-04-2022 | C2295336/5064920 |
01-02-2022 | 29-04-2022 | paragraaf 13, 14, artikel 13.1, 13.2, 13.3, 13.4, 13.5, 13.6, 13.7, 13.8, 13.9, 13.10, 13.11, 13.12, 13.13, 13.14, 13.15, 13.16, 13.17, 13.18, 13.19, 14.1, 14.2, 14.3, 14.4 | 25-01-2022 | C2291877/5011889 | |
22-12-2021 | 01-02-2022 | artikel 11.8, 11.9, 11.10, 12.4, 12.5, 12.6, 12.8, 12.9, 12.10, 12.11 | 14-12-2021 | C2289756/4995748 | |
21-10-2021 | 22-12-2021 | artikel 6.9, 6.10, 7.9, 7.10, 8.5, 8.9, 8.10, 8.11, 10.8, 10.9 | 12-10-2021 | C2283773/4920488 | |
05-03-2021 | 21-10-2021 | artikel 1.13 | 23-02-2021 | C2275930/4840941 | |
27-01-2021 | 05-03-2021 | paragraaf 2, artikel 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14, 2.15, 2.16 | 18-01-2021 | C2274893/4819375 | |
30-12-2020 | 27-01-2021 | artikel 1.7, 1.15, 1.17, 4.7, 4.14, 6.7, 6.17, 7.17, 8.7, 9.7, 9.13, 9.14, 11.7, 11.16, 12.7 | 08-12-2020 | C2272948/4800073 | |
17-12-2020 | 30-12-2020 | artikel 6.1, 6.5, 6.6, 6.9, 6.10, 6.11, 7.1, 7.5, 7.9, 7.10, 7.11, 8.1, 8.4, 8.5, 8.6, 8.9, 8.10, 8.11, 8.14, 11.1, 11.8, 11.9, 11.10, 12.6, 12.9, 12.10 | 08-12-2020 | C2270763/4797639/ | |
22-07-2020 | 17-12-2020 | artikel 6.10, 11.7, 11.10, 11.15, 12.4, 12.5, 12.6, 12.11, 12.14 | 07-06-2020 | C2266150/4720875 | |
21-05-2020 | 22-07-2020 | artikel 10.9 | 12-05-2020 | C2263166/4692016 | |
16-04-2020 | 21-05-2020 | artikel 4.8 | 07-04-2020 | C2261835/4676836 | |
26-03-2020 | 16-04-2020 | artikel 1.1, 1.6, 1.7, 1.14, 4.1, 4.2, 4.4, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.11, 4.12, 4.13, 4.14, 4.15 | 17-03-2020 | C2259818/4662631 | |
18-12-2019 | 26-03-2020 | artikel 1.11, 6.1, 6.5, 6.6, 6.9, 6.10, 6.11, 6.12, 6.13, 6.14, 6.15, 6.16, 6.17, 7.1, 7.5, 7.6, 7.9, 7.10, 7.12, 7.14, 7.15, 7.16, 7.17, 8.1, 8.4, 8.5, 8.6, 8.7, 8.9, 8.10, 8.11, 8.12, 8.15, 8.16, 9.1, 9.2, 9.4, 9.6, 9.7, 9.8, 9.9, 9.10, 9.11, 9.12, 9.13, 9.14, 9.15, 10.1, 10.6, 10.8, 10.9, 10.12, 10.14, 11.1, 11.3, 11.5, 11.6, 11.8, 11.9, 11.10, 11.11, 11.14, 11.15, 11.16, 11.17a, 12.1, 12.5, 12.6, 12.8, 12.9, 12.10, 12.14, 12.15, 12.16, 12.16a | 11-12-2019 | C2254004/4614606 | |
30-11-2019 | 18-12-2019 | paragraaf 1, 2, 3, artikel 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 1.10, 1.11, 1.12, 1.13, 1.14, 1.15, 1.16, 1.17, 1.18, 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14, 2.15, 2.16, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.10, 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, 3.15, 3.16 | 19-11-2019 | C2253672/4599217 | |
30-05-2019 | 30-11-2019 | aanhef, paragraaf 5, 11, 12, 13, artikel 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.11, 5.12, 7.5, 11.1, 11.2, 11.3, 11.4, 11.5, 11.6, 11.7, 11.8, 11.9, 11.10, 11.11, 11.12, 11.13, 11.14, 11.15, 11.16, 11.17, 11.18, 12.1, 12.2, 12.3, 12.4, 12.5, 12.6, 12.7, 12.8, 12.9, 12.10, 12.11, 12.12, 12.13, 12.14, 12.15, 12.16, 12.17 | 21-05-2019 | C224489/ 4517224 | |
20-03-2019 | 30-05-2019 | artikel 9.11 | 12-03-2019 | C2240972/4487831 | |
19-12-2018 | 20-03-2019 | artikel 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7, 6.8, 6.9, 6.10, 6.11, 6.12, 6.13, 6.14, 6.15, 6.16, 7.1, 7.3, 7.5, 7.6, 7.9, 7.10, 7.11, 7.12, 7.13, 7.14, 7.15, 7.16, 8.1, 8.3, 8.5, 8.6, 8.7, 8.9, 8.10, 8.11, 8.12, 8.13, 8.14, 8.15, 8.16, 9.10, 10.8, 10.9 | 11-12-2018 | C2235837/4448402 | |
01-11-2018 | 19-12-2018 | artikel 6.10, 7.10, 8.10 | 23-10-2018 | C2232040/4422862 | |
18-10-2018 | 03-05-2018 | 01-11-2018 | artikel 3.10 | 09-10-2018 | c2225160/4346910/C2225298 |
04-05-2018 | 18-10-2018 | artikel 1.1, 1.13, 2.1, 2.13, 3.1, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.9, 3.12, 3.13, 6.5 | 24-04-2018 | c2225160/4346910 | |
13-04-2018 | 04-05-2018 | paragraaf 10, 11, artikel 10.1, 10.2, 10.3, 10.4, 10.5, 10.6, 10.7, 10.8, 10.9, 10.10, 10.11, 10.12, 10.13, 10.14, 10.15, 11.1, 11.2, 11.3, 11.4 | 27-03-2018 | C2223938/4333147 | |
10-02-2018 | 13-04-2018 | artikel 6.5, 6.6, 6.7, 6.9, 6.10, 6.14, 6.17, 7.1, 7.5, 7.6, 7.8, 7.10, 8.5, 8.7 | 30-01-2018 | C2220626/4309020 | |
03-01-2018 | 10-02-2018 | paragraaf 9, 10, artikel 9.1, 9.2, 9.3, 9.4, 9.5, 9.6, 9.7, 9.8, 9.9, 9.10, 9.11, 9.12, 9.13, 9.14, 9.15, 10.1, 10.2, 10.3 | 19-12-2017 | C2218487-4291138 | |
24-05-2017 | 01-06-2016 | 03-01-2018 | artikel 1.10 | 16-05-2017 | C2208343/4185665 |
25-02-2017 | 24-05-2017 | artikel 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7, 6.8, 6.9, 6.10, 6.11, 6.12, 6.13, 6.14, 6.15, 6.16, 6.17, 6.18, 6.19, 6.20, 7.1, 7.2, 7.3, 7.4, 7.5, 7.6, 7.7, 7.8, 7.9, 7.10, 7.11, 7.12, 7.13, 7.14, 7.15, 7.16, 8.1, 8.2, 8.3, 8.4, 8.5, 8.6, 8.7, 8.8, 8.9, 8.10, 8.11, 8.12, 8.13, 8.14, 8.15, 8.16, 9.1, 9.2, 9.3, paragraaf 6, 7, 8, 9 | 07-02-2017 | 4143962 | |
31-12-2016 | 25-02-2017 | artikel 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.12, 4.13, 4.14, 4.15, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.11, 5.12, 6.1, 6.2, 6.3, 6.4 | 20-12-2016 | 4124599 | |
30-11-2016 | 01-06-2016 | 31-12-2016 | artikel 1.10, 2.10 | 28-11-2016 | 4109546 |
21-10-2016 | 30-11-2016 | paragraaf 3, artikel 1.10, 2.10, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.9, 3.10, 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, 3.15, 3.16 | 18-10-2016 | 4095039 | |
01-06-2016 | 21-10-2016 | nieuwe regeling | 31-05-2016 | 3999291 |
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat Provinciale Staten op 21 juni 2013 de cultuuragenda van Brabant voor 2020 hebben vastgesteld;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 19 april 2016 het uitvoeringsprogramma ‘Cultuur in Uitvoering’ hebben vastgesteld;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten het voor een aantrekkelijk woon-, werk- en vestigingsklimaat in de provincie Noord-Brabant belangrijk achten dat voldoende artistieke, aansprekende culturele activiteiten aangeboden worden;
Overwegende dat deze subsidieregeling is opgesteld als aanbouwregeling voor nader door Gedeputeerde Staten te bepalen paragrafen ter invulling van het uitvoeringsprogramma ‘Cultuur in Uitvoering’;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten organisaties die zich inzetten om een basisinfrastructuur voor culturele activiteiten waarin in het uitvoeringsprogramma op wordt gedoeld, op te zetten, wensen te ondersteunen, zodat deze organisaties in staat worden gesteld op een meer structurele basis culturele activiteiten te ontwikkelen, produceren en presenteren, waarbij zij zich verbinden aan de Brabantse samenleving en de maatschappelijke opgaven die hierin actueel zijn;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten het cultuursysteem van Noord-Brabant met nationale en internationale uitstraling wensen te versterken ten behoeve van een hoogwaardig leef-, vestigings- en verblijfsklimaat;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten de subsidie die zij voor cultuurproducties van nationaal of internationaal belang wensen in te zetten een revolverend karakter willen geven en derhalve in paragraaf 11 kiezen voor subsidie in de vorm van een geldlening of een combinatie van geldlening en geldbedrag;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten ter rechtvaardiging van eventuele staatssteun gebruik wil maken van hoofdstuk 1 en artikel 53 inzake steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L 187);
Paragraaf 1 Professionele kunsten 2025-2028
AGVV: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Awb: Algemene wet bestuursrecht;
BIS-subsidie: subsidie als bedoeld in Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2021–2024 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Code Diversiteit & Inclusie: gedragscode om culturele diversiteit structureel in de instelling te verankeren, te raadplegen via https://codeculturelediversiteit.com;
Fair Practice Code: gedragscode voor ondernemen en werken in kunst, cultuur en creatieve industrie, te raadplegen via https://www.fairpracticecode.nl;
Governance Code Cultuur: normatief kader voor goed bestuur en toezicht in culturele organisaties, te raadplegen via https://bij.cultuur-ondernemen.nl/governance-code-cultuur/principe/introductie;
landelijke bijdragen: bijdragen gericht op een landelijk belang hetgeen blijkt uit activiteiten, samenwerkingspartners, publieksbereik, of makers, of het ontvangen van een Rijkssubsidie in de periode 2021-2024 in de vorm van een BIS-subsidie of een meerjarige subsidie van een van de rijkscultuurfondsen;
Model financiële en kwantitatieve gegevens: Model financiële en kwantitatieve gegevens, opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;
professionele kunsten: werk dat primair gericht is op het beroepsmatig vervaardigen of produceren van kunstproducten door kunstenaars die artistiek-inhoudelijk actief zijn in de kunsten;
provinciale bijdragen: bijdragen gericht op een provinciaal belang hetgeen blijkt uit activiteiten, samenwerkingspartners, publieksbereik of makers in meer dan drie gemeenten binnen tenminste twee regio’s van de provincie Noord-Brabant;
regio Midden-Brabant: regio bestaande uit de gemeenten Alphen-Chaam, Altena, Baarle-Nassau, Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk;
regio Noordoost-Brabant: regio bestaande uit de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxtel, Land van Cuijk, ’s-Hertogenbosch, Heusden, Maashorst, Meierijstad, Oss, Sint-Michielsgestel en Vught;
regio West-Brabant: regio bestaande uit de gemeenten Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht en Zundert;
regio Zuidoost-Brabant: regio bestaande uit de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre;
regionale bijdragen: bijdragen gericht op een regionaal belang hetgeen blijkt uit activiteiten, samenwerkingspartners, publieksbereik of makers in tenminste drie gemeenten binnen een regio van de provincie Noord-Brabant.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
de subsidieaanvrager overlegt een jaarverslag en financieel verslag over 2022, tenzij de subsidieontvanger ingevolge wettelijke voorschriften verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening, in welk geval de subsidieaanvrager in plaats van het financieel verslag de jaarrekening met controleverklaring overlegt.
Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 12 december 2023 tot en met 21 februari 2024, 23.59 uur.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, voor de periode, genoemd in artikel 1.9, vast op een totaal van € 30.475.000, waarvan:
De hoogte van de subsidie bedraagt 30% van de subsidiabele kosten voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 tot een maximum van:
Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen de vastgestelde subsidieplafonds, genoemd in artikel 1.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:
Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder d, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.
Indien toepassing van het vijfde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder a, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.
Artikel 1.13 Externe adviescommissie
Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie voor advies over de artikelen 1.6, derde lid, en 1.12 voor aan een door hen in te stellen adviescommissie als bedoeld in artikel 82 van de Provinciewet.
Artikel 1.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:
bij subsidies vanaf €125.000 per kalenderjaar overlegt hij met ingang van 2026 jaarlijks voor 1 juli een activiteitenverslag, een financieel verslag met controleverklaring, tenzij hij ingevolge wettelijke voorschriften verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening, in welk geval in plaats van het financieel verslag de jaarrekening met controleverklaring wordt overgelegd, en een verslag gebaseerd op het Model financiële en kwantitatieve gegevens;
Artikel 1.15 Prestatieverantwoording
Paragraaf 2 Steunmaatregelen voor theaters als gevolg van COVID-19
Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.
Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het in stand houden van een theater.
Subsidie wordt geweigerd indien aan de subsidieaanvrager in het jaar 2020 een begrotingssubsidie is verstrekt op grond van de Asv als cofinanciering bij Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19.
Artikel 2.7 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 2.8, vast op € 670.000.
Indien de binnen de periode, genoemd in artikel 2.8, ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 2.9, te boven gaan, verdelen Gedeputeerde Staten de subsidie naar evenredigheid onder de voornoemde subsidieaanvragen.
De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.
Artikel 2.15 Subsidieverlening
De subsidie wordt verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de subsidieontvanger niet tevens een begrotingssubsdie ontvangt op grond van de Asv als cofinanciering voor subsidie ontvangen op basis van de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19.
Paragraaf 4 Amateurkunst 2025-2028
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Adviescommissie amateurkunst: adviescommissie ingesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 82 van de Provinciewet;
amateurkunst: kunstbeoefening in de vrije tijd, buiten school en werk;
Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Brabantse cultuursysteem: gehele infrastructuur van betrokken partijen die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;
Code Diversiteit & Inclusie: gedragscode om culturele diversiteit structureel in de instelling te verankeren, te raadplegen via www.codeculturelediversiteit.com;
Fair Practice Code: gedragscode voor ondernemen en werken in kunst, cultuur en creatieve industrie, te raadplegen via www.fairpracticecode.nl;
Governance Code Cultuur: normatief kader voor goed bestuur en toezicht in culturele organisaties, te raadplegen via https//bij.cultuur-ondernemen.nl/governance-code-cultuur/principe/introductie.
Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op het ontwikkelen, produceren en presenteren van:
Artikel 4.8 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 9 april 2024 tot en met 30 mei 2024, 12.00 uur.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 4.8, vast op € 2.640.000, waarvan:
De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 120.000 voor een periode van vier kalenderjaren.
Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het van toepassing zijnde subsidieplafond, genoemd in artikel 4.9, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria, waarbij ten minste 40 punten worden behaald:
Artikel 4.12 Externe adviescommissie
Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 voor advies over artikelen 4.6, tweede lid, en 4.11 voor aan de Adviescommissie amateurkunst Noord-Brabant 2024.
Artikel 4.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger voert de activiteiten uit in de periode 2025 tot en met 2028.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt aan projecten die een impuls geven aan de duurzame ontwikkeling van het Brabantse cultuursysteem.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 6.7 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten in het eerste en tweede jaar van het project voor subsidie in aanmerking.
Artikel 6.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 6.7 komen de kosten waarvoor de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 6.4 vast op:
De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 6.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000.
Artikel 6.13 Externe adviescommissie
Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4 voor advies over artikel 6.6 voor aan de Adviescommissie impulsgelden.
§ 7 Kennisvouchers impulsgelden
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Adviescommissie impulsgelden: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;
Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Brabantse cultuursysteem: gehele infrastructuur van partijen die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur
culturele instelling: organisatie die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;
de-minimis: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352);
maker: individuele kunstenaar die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;
talentontwikkelprogramma: talentontwikkelprogramma als bedoeld in paragraaf 9 van deze regeling.
Artikel 7.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt aan projecten die een impuls geven aan de duurzame ontwikkeling van het Brabantse cultuursysteem door het opdoen van kennis op het gebied van cultureel ondernemerschap.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 7.7 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de kosten voor de inhuur van een expert of coach voor subsidie in aanmerking.
Artikel 7.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 7.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 7.4 vast op:
De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 7.4, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 7.500.
Artikel 7.13 Externe adviescommissie
Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4 voor advies over artikel 7.6 voor aan de Adviescommissie impulsgelden.
Artikel 7.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal zes maanden.
Artikel 7.15 Prestatieverantwoording
De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Adviescommissie impulsgelden: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;
Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Brabantse cultuursysteem: gehele infrastructuur van partijen die zich bezighouden met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;
crowdfunding: financiering door particulieren of bedrijven, verkregen via een transparant platform;
culturele instelling: organisatie die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;
de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de de-minimisverordening;
de-minimisverordening: Verordening (EU) 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352);
maker: individuele kunstenaar die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur.
Artikel 8.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op crowdfunding van culturele activiteiten die een impuls geven aan de duurzame ontwikkeling van de Brabantse cultuursector.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 8.7 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.
Artikel 8.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 8.7 komen de kosten waarvoor de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4 vast op:
In afwijking van het eerste lid, wordt indien aan de subsidieaanvrager reeds subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor ondernemingen niet wordt overschreden.
Artikel 8.13 Externe adviescommissie
Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4 voor advies over artikel 8.6 voor aan de Adviescommissie impulsgelden.
Artikel 8.14 Subsidieverlening
Subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat wordt voldaan aan het vereiste, bedoeld in artikel 8.6, onder f en g.
Artikel 8.15 Prestatieverantwoording
Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Brabantse cultuursysteem: gehele infrastructuur van betrokken partijen bij kunst- en cultuurproductie, kunstbeoefening en kunstbeleving, in hun onderlinge samenhang;
Code Diversiteit & Inclusie: gedragscode om culturele diversiteit structureel in de instelling te verankeren, te raadplegen via www.codeculturelediversiteit.com;
Fair Practice Code: gedragscode voor ondernemen en werken in kunst, cultuur en creatieve industrie, te raadplegen via www.fairpracticecode.nl;
Governance Code Cultuur: normatief kader voor goed bestuur en toezicht in culturele organisaties, te raadplegen via https://bij.cultuur-ondernemen.nl/governance-code-cultuur/principe/introductie;
talent: persoon die gescout is om aan een talentontwikkelprogramma deel te nemen;
Talenthub Brabant: Brabants programma voor talentontwikkeling in de professionele kunsten als genoemd in het door Gedeputeerde Staten op 19 april 2016 vastgestelde uitvoeringsprogramma Cultuur 2016-2020 “Werk in Uitvoering”;
talentontwikkelprogramma: programma gericht op het selecteren en verder ontwikkelen van talentvolle makers binnen een netwerk van voor die discipline relevante producerende, presenterende en ondersteunende partijen;
vertrouwenspersoon: een door de rechtspersoon of het samenwerkingsverband van rechtspersonen aangestelde natuurlijk persoon waarbij talent terecht kan met vragen of klachten die betrekking hebben op ongewenste omgangsvormen.
Artikel 9.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van talenten in de professionele kunsten op het gebied van:
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 9.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 9.7 Subsidiabele kosten
Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij het in artikel 6, eerste lid, van die regeling genoemde uurtarief van € 50.
Artikel 9.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 9.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 9.9 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van 20 oktober 2022 tot en met 19 april 2024.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 9.9, vast op:
Artikel 9.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal 6 maanden.
Artikel 9.14 Prestatieverantwoording
Artikel 10.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van makers.
Artikel 10.5 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd indien aan de subsidieaanvrager reeds subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf in het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.
Artikel 10.6 Subsidievereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 10.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 10.7 Subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld in artikel 10.4 komt in aanmerking het bedrag dat voor subsidie ter beschikking wordt gesteld, weergegeven in het subsidieplafond:
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 10.4 vast op:
De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 10.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000.
Artikel 10.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:
Artikel 10.13 Prestatieverantwoording
Bij subsidies tot € 25.000, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een overzicht van de afgegeven subsidiebeschikkingen met daarin weergegeven de subsidieontvanger en de verstrekte subsidie.
Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een overzicht van de afgegeven subsidiebeschikkingen met daarin weergegeven de subsidieontvanger en de verstrekte subsidie.
§ 11 Cultuurprojecten van ten minste nationaal belang
Artikel 11.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;.
In afwijking van het tweede lid, onder c, worden subsidies in de vorm van een garantstelling naar rato omgezet naar subsidie, indien de subsidieontvanger de investeringskosten niet of niet geheel kan terugverdienen en daardoor de van derden ontvangen geldlening niet kan aflossen, doordat zich gedurende de looptijd van de garantstelling, bedoeld in het vierde lid, een van de volgende omstandigheden voordoet:
Artikel 11.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang.
Artikel 11.6 Subsidievereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 11.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 11.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 11.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 11.4 vast op:
Artikel 11.13 Externe adviescommissie
Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 11.4 voor advies over artikel 11.6 voor aan de Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C.
Artikel 11.14 Subsidieverlening
De subsidie, bedoeld in artikel 11.4, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat de subsidieaanvrager binnen 15 weken na verlening een businessplan overlegt, dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
het businessplan bevat een voldoende financiële onderbouwing gedurende de looptijd van het project, een financiële doorkijk na de projectperiode, een projectbegroting, een exploitatiebegroting en een liquiditeitsbegroting, een recente jaarrekening, een toelichting op de financiële paragraaf en een risicoanalyse;
Artikel 11.15 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger van subsidie in de vorm van een lening of leningsdeel als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder a en b, is verplicht de subsidie binnen tien jaar na verlening van de subsidie terug te betalen overeenkomstig het terugbetalingsregime opgenomen in de leningsovereenkomst, bedoeld in artikel 11.14, tweede lid.
Artikel 11.16 Prestatieverantwoording
§ 12 Ontwikkeling en innovatie van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang
Artikel 12.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;.
Artikel 12.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:
Artikel 12.6 Subsidievereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 12.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 12.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 12.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 12.4 vast op:
Artikel 12.13 Externe adviescommissie
Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 12.4 voor advies over artikel 12.6 voor aan de Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C.
Artikel 12.15 Prestatieverantwoording
Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:
Artikel 13.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;
algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
culturele instelling: organisatie die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;
deelnemende partijen: privaatrechtelijke rechtspersonen, culturele instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen die betrokken zijn bij de uitvoering of financiering van het project;
nationaal belang: meerwaarde hebbend in Nederland;
Rijkscultuurfonds: Fonds Podiumkunsten, Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Mondriaanfonds, Nederlands Filmfonds, Nederlands Letterenfonds of Fonds voor Cultuurparticipatie.
Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van:
een combinatie van een lening en geldbedrag, indien de aanvrager of de deelnemende partijen, niet zijnde een culturele instelling, rijksoverheid, provinciale overheid, gemeentelijke overheid of Rijkscultuurfonds aan het project een bijdrage leveren zowel in de vorm van een geldbedrag als van een lening.
Artikel 13.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang die bijdragen aan duurzame oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken.
Artikel 13.6 Subsidievereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 13.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 13.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 13.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 13.4 vast op:
Artikel 13.13 Externe adviescommissie
Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 13.4 voor advies over artikel 13.6 voor aan de Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C.
Artikel 13.15 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger van subsidie in de vorm van een lening of leningsdeel als bedoeld in artikel 13.3, tweede lid, onder b en c, is verplicht de subsidie binnen tien jaar na verlening van de subsidie terug te betalen overeenkomstig het terugbetalingsregime opgenomen in de leningsovereenkomst, bedoeld in artikel 13.14, tweede lid.
Artikel 13.16 Prestatieverantwoording
De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:
Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling in de praktijk.
’s-Hertogenbosch, 31 mei 2016
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger
Bijlage 1 Model financiële en kwantitatieve gegevens als bedoeld in artikel 1.1 van de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant
In de Subsidieregeling hedendaagse cultuur paragraaf 1 Professionele Kunsten 2025-2028 (hierna: de regeling) is aangegeven dat de subsidieaanvraag vergezeld moet gaan van een verslag van de begroting conform dit Model financiële en kwantitatieve gegevens.
Dit Model bestaat uit drie onderdelen.
De begroting dient sluitend te zijn, waarbij de begroting aansluit op de activiteiten met inachtneming van de codes. Het verslag bevat voor de begroting per kalenderjaar minimaal de volgende gegevens over baten, lasten en personeel.
Voor de definities van de verschillende posten hanteren we het Handboek verantwoording cultuursubsidies van OCW.
Het verslag bevat voor het kwantitatief activiteitenoverzicht bevat per kalenderjaar minimaal de onderstaande kwantitatieve gegevens die benodigd zijn voor een beeld om het realisme van de begroting te beoordelen.
Het verslag bevat voor de toelichting op de begroting in ieder geval:
In de bijlage dient u ook een beschrijving te geven van:
specifieke activiteiten of projecten waarvan u de baten, lasten of kwantiteit nader wilt
toelichten en/of; een bijzondere ontwikkeling van baten en/of lasten gedurende de subsidieperiode; de financiële positie van het huidige boekjaar (tegenvallende inkomsten en/of hogere uitgaven, eventueel aanvullende steun van subsidieverstrekkers); risico’s met betrekking tot de continuïteit en maatregelen om deze risico’s af te dekken.
Bij de nadere toelichting op de baten en lasten geeft u aan op welk onderdeel van de begroting en welke specifieke post de toelichting betrekking heeft. Daarnaast vragen we u om het jaar of de jaren te specificeren. Let op: De begroting dient sluitend te zijn, waarbij de begroting aansluit op de activiteiten met inachtneming van de codes.
Vormvereisten voor de toelichting op de begroting
Bijlage 2 Model activiteitenplan als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onder f, van de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant
In de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant, paragraaf 1 Professionele Kunsten, is aangegeven dat de subsidieaanvraag vergezeld moet gaan met onder meer een activiteitenplan conform het Model activiteitenplan.
In dit Model wordt benoemd wat in het activiteitenplan moet worden opgenomen en aan welke vormvereisten dit plan moet voldoen.
In het activiteitenplan beschrijft u welke activiteiten in de periode 2025-2028 uw organisatie uit gaat voeren. U doet dit zo dat in uw activiteitenplan de subsidievereisten en subsidiecriteria nader toegelicht worden.
Het activiteitenplan voldoet aan de volgende vereisten:
Het activiteitenplan bestaat uit vijf duidelijk van elkaar te onderscheiden delen:
De subsidievereisten en de verdeelcriteria (onderdeel d en e) zijn hieronder verder uitgewerkt en er is aangegeven wat in het activiteitenplan opgenomen dient te worden.
Ten aanzien van de subsidievereisten uit de regeling vragen wij expliciet aan te geven waar de beoogde activiteiten zullen plaatsvinden. Deze dienen in belangrijke mate in de provincie Noord-Brabant plaats te vinden om voor subsidie in aanmerking te komen.
U geeft eveneens aan of u op het gebied van de professionele kunsten een ontwikkelinstelling, producerende instelling of een presentatie-instelling bent. Hierbij kunt u meerdere functies vervullen.
U wordt ook gevraagd op te nemen of u de codes Governance Code Cultuur, Fair Practice en Diversiteit & Inclusie onderschrijft en toepast. In de (verdeel) criteria zijn vervolgens concrete onderdelen van deze codes opgenomen.
Hieronder treft u de criteria aan waarop uw aanvraag wordt beoordeeld en waarover u de informatie in uw activiteitenplan dient op te nemen. Per criterium is uiteengezet welke aandachtspunten daarbij een rol spelen.
De artistiek-inhoudelijke kwaliteit
Onder dit criterium wordt getoetst op welke wijze u erin slaagt om uw artistiek-inhoudelijke activiteiten uit te voeren op een niveau dat kwalitatief hoogstaand is en waarmee u een wezenlijke bijdrage levert aan het Brabantse cultuuraanbod. Binnen dit criterium wordt gekeken naar visie; oorspronkelijkheid; vakmanschap; en zeggingskracht.
Waarbij visie betrekking heeft op het beeld van de artistiek-inhoudelijke ontwikkelingen, die de organisatie beoogt op langere termijn, in relatie tot de positie die de organisatie inneemt in de sector en de discipline op provinciaal of nationaal niveau.
Oorspronkelijkheid betreft de mate van onderscheidende activiteiten en het onderscheid van de organisatie in relatie tot andere makers in de provincie of het land.
Bij vakmanschap wordt gekeken in hoeverre de activiteiten met vakmanschap uitgevoerd worden hetgeen blijkt uit de vaardigheid waarmee de activiteiten tot stand komen en worden uitgevoerd.
En bij zeggingskracht gaat het om de inschatting van de mate waarin de organisatie het (beoogd) publiek zal aanspreken.
Onder dit criterium wordt gekeken of de bedrijfsvoering en governance van uw instelling op orde zijn en u in staat stellen om de komende periode op verantwoorde wijze te functioneren en uw geplande activiteiten op financieel gezonde wijze uit te voeren. Specifiek wordt gekeken naar een gezonde bedrijfsvoering; toepassing van de Governance Code Cultuur; en het beloningsbeleid.
Er is sprake van een gezonde bedrijfsvoering, die voldoende vertrouwen geeft om de voorgenomen activiteiten inhoudelijk te realiseren. Deze wordt beoordeeld aan de hand van: de balanspositie; de positie eigen vermogen; een structureel sluitende begroting; het realiteitsgehalte begroting; de aanwezigheid van een visie op het omgaan met risico’s; en een realistische mix van inkomstenbronnen.
De toepassing van de Governance Code Cultuur wordt beoordeeld ten aanzien van de volgende onderdelen: de aanstelling van een onafhankelijk bestuur enonafhankelijke raad van toezicht, een overzicht van de organisatiestructuur , de vastlegging van taken en verantwoordelijkheden van bestuur, directie en medewerkers en de formulering van beleid voor een veilige werkomgeving;
Het beloningsbeleid wordt beoordeeld waarbij wordt gekeken of er eerlijke beloningen worden gehanteerd conform de Fair Practice Code.
Onder dit criterium wordt gekeken wat u doet om uw publiek te trekken en te binden én om drempels (letterlijk en figuurlijk) voor uw (potentiële) publiek weg te nemen en wat u doet om de diversiteit van uw publiek te vergroten. Er wordt gevraagd dit aan te geven voor uw bestaand publiek en voor nieuw publiek.
Bijdrage aan een evenwichtige culturele infrastructuur
Dit criterium wordt vanuit verschillende invalshoeken beoordeeld. Er wordt gekeken naar de inbedding in de culturele infrastructuur, de bijdrage aan de Brabantse provinciale opgaven, omgevingsbewustzijn en de toepassing van de code diversiteit en inclusie.
Bij de inbedding in de culturele infrastructuur betreft het de rol die uw organisatie speelt op regionaal, provinciaal danwel op landelijk niveau.
Voor de bijdrage aan de Brabantse provinciale opgaven wordt gevraagd om aan te geven of en hoe de activiteiten bijdragen aan oplossingen of bewustwording voor een of meerdere van de provinciale opgaven.
Het omgevingsbewustzijn doelt op de mate waarin uw organisatie duurzaam samenwerkt met andere culturele en maatschappelijke partijen.
Voor beoordeling van de toepassing van de Code Diversiteit en inclusie wordt gekeken in hoeverre de aanvrager (minimaal drie) duidelijke en realistische doelstellingen geformuleerd heeft voor de eigen organisatie ten aanzien van deze code Diversiteit en inclusie.
Bijlage 3 Model meerjarenbegroting behorende bij artikel 4.6, eerste lid, onder f, van de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant
ACTIVITEITENLASTEN (alle personele en materiele lasten die direct samenhangen met de activiteiten van de organisatie) | |||||||||
Activiteitenlasten materieel (hieronder vallen zaken als zaalhuur, kostuums, licht/geluid, specifieke publiciteit/marketing, reis- en verblijf, ….) | |||||||||
SUBSIDIES EN OVERIGE BIJDRAGEN (geef hierbij ook de status aan, waar mogelijk onderbouwd door middel van bewijsstukken) | |||||||||