Organisatie | Baarn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening afvoer hemelwater en grondwater Gemeente Baarn |
Citeertitel | Verordening afvoer hemelwater en grondwater gemeente Baarn |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-04-2016 | 05-02-2021 | Nieuwe regeling | 25-11-2015 | 15RV000020 |
Deze bijlage maakt integraal onderdeel uit van raadsvoorstel 15RV000020 Verordeningen minder hemelwater naar de riolering.
AFVOER HEMELWATER EN GRONDWATER
de gemeenteraad van Baarn een Gemeentelijk Rioleringsplan heeft vastgesteld waarin is gesteld dat vermenging van schone afvalwaterstromen (zoals hemelwater en grondwater) met vuil afvalwater, overeenkomstig de in artikel 10.29a van de Wet milieubeheer vastgelegde voorkeursvolgorde voor de behandeling van afvalwater, zoveel mogelijk moet worden teruggedrongen;
artikel 10.32a van de Wet milieubeheer de gemeenteraad de bevoegdheid biedt bij verordening regels te stellen over het brengen van afvloeiend hemelwater of grondwater op of in de bodem of in een openbaar vuilwaterriool en over het beëindigen van het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater in een openbaar vuilwaterriool;
-vast te stellen de Verordening afvoer hemelwater en grondwater gemeente Baarn.
Artikel 3. Verbod op aankoppelen in geval van nieuwbouw
Het is verboden om bij nieuwbouw in een gebied, aangewezen door middel van een besluit van het college en vastgelegd in een gebiedsaanwijzing, op een openbaar vuilwaterriool hemelwater aan te koppelen of grondwater aan te koppelen dat vrijkomt bij drainage, oppompen of andere vormen van onttrekkingen.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod bedoeld in het eerste lid, indien van de eigenaar van het bouwwerk, open erf of terrein redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van het hemelwater en grondwater kan worden gevergd, omdat het tot onredelijke hoge kosten voor de perceeleigenaar leidt. Een ontheffing wordt aangevraagd middels een door het college vastgesteld formulier.
Artikel 4. Plicht tot afkoppelen in geval van bestaande bouw
geen andere wijze van afvoer van het hemelwater en grondwater kan worden gevergd, omdat het tot onredelijke hoge kosten voor de perceeleigenaar leidt. Een ontheffing wordt aangevraagd middels een door het college vastgesteld formulier.
5.Op de voorbereiding van de gebiedsaanwijzing is afdeling 3.4 van de Algemene wet
Overtreding van het krachtens artikel 3 en 4 bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en
beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de
Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens deze verordening gesteld zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen, en in een gebiedsaanwijzing vastgelegde, personen of groep van personen.
Artikel 3. Verbod op aankoppelen in geval van nieuwbouw
Het verbod op het aankoppelen van hemelwater geldt voor alle eigenaren van nieuw te bouwen bouwwerken, of nieuw aan te leggen open erven en terreinen met een verhard oppervlak, voor zover deze zijn gelegen binnen de gebiedsaanwijzing en het desbetreffende besluit geen uitzondering bevat. Eenzelfde situatie geldt voor het grondwater.
De plicht tot niet aankoppelen is dus niet slechts beperkt tot het bouwwerk, maar betreft ook het open erf of andere terreinen. Bedoeld is zowel het afvloeiend hemelwater dat afkomstig is van een bouwwerk en via een dakgoot, regenpijp, afvoerbuis enzovoort het openbaar vuilwaterriool bereikt als het afvloeiend hemelwater dat afkomstig is van een open erf of terrein en via goten, putten, afvoerbuis enzovoort het openbaar vuilwaterriool bereikt. Een open erf of terrein waarin goten en putten zijn aangebracht is onder meer een terras, een oprit, een parkeerterrein, een laad- en losperron. Ook de openbare weg binnen een aangewezen gebied valt binnen de reikwijdte van de afkoppelplicht.
In het besluit tot gebiedsaanwijzing wordt beleidsmatig onderbouwd dat het gevraagde in beginsel redelijk is, waarbij concreet wordt aangegeven wat gevraagd wordt (gescheiden aanbieden of infiltreren) en wat daarvan de (financiële) consequenties zijn.
Op de voorbereiding van de gebiedsaanwijzing is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb), van toepassing. Belanghebbenden hebben hiermee de gelegenheid op het ontwerpbesluit zienswijzen in te brengen. Op deze manier wordt een zorgvuldige voorbereiding en vaststelling gewaarborgd.
Artikel 4. Plicht tot afkoppelen in geval van bestaande bouw
Het eerste lid geeft de plicht tot afkoppelen van de hemelwaterafvoerleiding van het openbaar vuilwaterriool. Het gaat hier zowel om de afvoerleidingen die direct zijn aangesloten op het openbaar vuilwaterriool alsmede leidingen die op het perceel of binnen de woning/het gebouw zijn aangesloten op een gemengde leiding die op het openbaar vuilwaterriool is aangesloten. De plicht tot afkoppelen geldt voor alle eigenaren van bouwwerken, open erven en terreinen, voor zover deze zijn gelegen binnen de gebiedsaanwijzing en het desbetreffende besluit geen uitzondering bevat. Eenzelfde situatie geldt voor het grondwater.
De plicht tot afkoppelen is dus niet slechts beperkt tot het bouwwerk, maar betreft ook het open erf of andere terreinen. Bedoeld is zowel het afvloeiend hemelwater dat afkomstig is van een bouwwerk en via een dakgoot, regenpijp, afvoerbuis enzovoort het openbaar vuilwaterriool bereikt als het afvloeiend hemelwater dat afkomstig is van een open erf of terrein en via goten, putten, afvoerbuis enzovoort het openbaar vuilwaterriool bereikt. Een open erf of terrein waarin goten en putten zijn aangebracht is onder meer een terras, een oprit, een parkeerterrein, een laad- en losperron. Ook de openbare weg binnen een aangewezen gebied valt binnen de reikwijdte van de afkoppelplicht.
In de gebiedsaanwijzing wordt rekening gehouden met de locatie van de hemel- en/of grondwaterafvoer. In eerste instantie wordt onderscheid gemaakt tussen aansluitingen die zich aan de voorkant (wegzijde) van het bouwwerk bevinden en de achterkant van het bouwwerk. Dit is een gevolg van het redelijkheidscriterium uit het tweede lid van art. 10.32a Wet milieubeheer. De voorkant van het bouwwerk kan in de meeste gevallen relatief gemakkelijk worden afgekoppeld. De achterzijde van het bouwwerk is soms moeilijker af te koppelen en zal, indien afkoppeling in redelijkheid niet verlangd kan worden, buiten beschouwing worden gelaten.
In het besluit tot gebiedsaanwijzing wordt een definitie uitgewerkt van de ‘voorkant’ en ‘achterkant’ van een bouwwerk. Daarnaast wordt beleidsmatig onderbouwd dat het gevraagde in beginsel redelijk is, waarbij concreet wordt aangegeven wat gevraagd wordt (gescheiden aanbieden of infiltreren) en wat daarvan de (financiële) consequenties zijn.
Door het college kan in de gebiedsaanwijzing worden aangegeven op welke wijze afkoppelen (technisch) moet gebeuren. Indien na het afkoppelen de hemelwater- en/of grondwaterafvoerleiding moet worden aangesloten aan het openbaar schoonwaterriool, biedt de bouwregelgeving de mogelijkheid aan te geven op welke wijze deze aansluiting (technisch) moet plaatsvinden.
Artikel 10.32a Wet milieubeheer geeft aan dat de termijn waarbinnen de lozing van het hemelwater moet zijn beëindigd in de verordening wordt genoemd. De afkoppelplicht kan niet van de ene op de andere dag worden afgedwongen. In deze verordening is gekozen voor een termijn van 12 maanden.
Ontheffing van de afkoppelverplichting is mogelijk in uitzonderingssituaties waarin toepassing van gebiedsaanwijzing een bijzondere onbillijkheid met zich brengt die niet behoort tot de normaal beoogde gevolgen van het de gebiedsaanwijzing. Enig individueel nadeel is echter aanvaardbaar om een collectief doel te dienen (zoals het voorkomen van wateroverlast).
In de aan te wijzen gebieden is het soms mogelijk om het hemelwater en/of grondwater aan te sluiten op het openbare schoonwaterriool. Waar er geen openbaar schoonwaterriool aanwezig is, zijn er in de regel voldoende mogelijkheden hemelwater te infiltreren in de bodem of te lozen in oppervlaktewater. Het verlenen van een ontheffing van de afkoppelverplichting is daarom alleen aan de orde indien het afkoppelen tot onredelijk hoge kosten voor de perceeleigenaar leidt. Dit kan bijvoorbeeld spelen bij het moeten uitvoeren van werkzaamheden aan leidingdoorvoeren door de fundering. Of de kosten onredelijk zijn wordt, bij de beoordeling van een verzoek om ontheffing, bepaald aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. Als voor een individuele perceeleigenaar de te maken kosten onevenredig hoog zijn, in vergelijking met anderen in het aangewezen gebied, ligt ontheffing in de rede.
Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Een voorschrift kan betrekking hebben op onder meer een uitstel van de plicht tot afkoppelen en op het treffen van een alternatieve (tijdelijke) voorziening. Een voorschrift dient vergezeld te gaan van een goede motivering.
Op de voorbereiding van de gebiedsaanwijzing is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb), van toepassing. Belanghebbenden hebben hiermee de gelegenheid op het ontwerpbesluit zienswijzen in te brengen. Op deze manier wordt een zorgvuldige voorbereiding en vaststelling gewaarborgd.