Organisatie | Geldrop-Mierlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van Orde raad gemeente Geldrop-Mierlo |
Citeertitel | Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Reglement van Orde |
Geen
Gemeentewet, art. 16
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-09-2016 | 30-04-2017 | Nieuwe regeling | 20-06-2016 Middenstandsbelangen 29 juni 2016 | RV GM20I6-012057 |
Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo 2016
De raad van de gemeente Geldrop-Mierlo;
gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;
Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo 2015.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
Artikel 5Commissies en werkgroepen
Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden
Deze onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit advies.
Artikel 7 Benoeming wethouders
Bij elke benoeming van een wethouder stelt de voorzitter van de raad een ad hoc commissie in bestaande uit drie leden van de raad. Bij tussentijdse benoeming van (een) wethouder(s) zal in deze commissie geen raadslid zitting hebben, behorende tot de fractie van waaruit de kandidaat wordt voorgedragen. Bij een compleet nieuwe collegebenoeming wordt deze voorwaarde losgelaten.
3. Op basis van de beoordeelde informatie brengt de commissie verslag uit aan de raad ten aanzien van de benoembaarheid van de voorgedragen wethouder(s) en voegt daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt. Het verslag en het voorstel wordt tijdig voor de benoemingsvergadering aan de raad toegezonden.
Indien de leden van de ad hoc commissie tot een negatief of verdeeld advies komen, stellen zij de voorzitter van de raad hiervan in kennis. Deze treedt vervolgens in overleg met de leden van de ad hoc commissie over de aard van de bezwaren. In gezamenlijkheid wordt beoordeeld of aanvullende maatregelen en/of aanvullend onderzoek gewenst is.
In opdracht van de burgemeester wordt voor de aanvang van iedere ambtstermijn ten behoeve van de wethouder(s) een risicoanalyse integriteit uitgevoerd. De burgemeester brengt over het eindresultaat van deze risicoanalyse via de geloofsbrieven verslag uit aan de raad. De risicoanalyse en de eindconclusie zijn niet openbaar.
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
8.In spoedeisende gevallen kan de voorzitter van de raad na het verzenden van de oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering van de Raadskamer een aanvullende agenda opstellen in en na overleg met het presidium.
9.Wanneer een Kamer een onderwerp onvoldoende voor besluitvorming voorbereid acht, kan zij het onderwerp doorschuiven naar een volgende vergadering van de Kamer of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.
Artikel 11De (voorbereidende) Kamers
In de (voorbereidende) Kamers vinden verschillende activiteiten plaats met als doel voorbereiding op toekomstige besluitvorming. Er kan sprake zijn van informatieverstrekking (incl. presentaties), beeldvorming en oordeelsvorming. De agenda geeft duidelijk aan per onderwerp om welk type het gaat, welke werkvorm gehanteerd wordt en wat de rol van de burgers daarbij is. Hierbij kunnen de verschillende werkvormen gehanteerd worden zoals aan gegeven in de notitie Raadshuis.
De voorzitter vat aan het einde van het agendapunt waarin raadsvoorstellen of burgerinitiatieven zijn behandeld, de concrete uitkomst samen. Mogelijke uitkomsten zijn: het onderwerp is afdoende besproken, het wordt opnieuw geagendeerd ter bespreking in de kamer of Raadskamer, het voorstel is rijp voor besluitvorming en/of er volgt, voorafgaand aan besluitvorming in de Raadskamer nog een politiek debat.
Artikel 12De fractieassistenten
1.Fractieassistenten zijn bevoegd lid of plaatsvervangend lid te worden van een (voorbereidende) Kamer.
Artikel 13 Aanwezigheid portefeuillehouder
Artikel 14 Ter inzage leggen van stukken
1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter van de Kamer maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 15. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproeping stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Artikel 15 Openbare kennisgeving
Paragraaf 2 Orde van de (voorbereidende) Kamers
De leden van de Kamer spreken vanaf hun plaats of vanaf een door de voorzitter aangewezen plaats en richten zich via de voorzitter tot de overige aanwezige deelnemers.
Een lid voert slechts het woord na het aan de voorzitter van de Kamer gevraagd en van hem verkregen te hebben.
De voorzitter kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.
Artikel 20Beraadslaging Kamers
De aanwezige leden kunnen op voorstel van de voorzitter of een lid van de Kamer beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.
Artikel 21Deelname aan beraadslaging door anderen
1.De leden van de Kamer kunnen bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden, de wethouder, ambtelijke ondersteuning, de secretaris, de griffier of de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.
Artikel 22 Verslagen vergaderingen Kamers
De leden, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de Kamer te doen, indien de verslagen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is. Een voorstel tot verandering dient ten minste 24 uurvoor de betreffende vergadering schriftelijk bij de griffier te worden ingediend.
Paragraaf 3 Orde van de Raadskamer
Artikel 24 Kennisgeving van verhindering
Artikel 25Primus bij hoofdelijke stemming
Artikel 26 Vragen betreffende de actualiteit: vragenhalfuurtje raad aan college
1.Het verslag van de voorgaande Raadskamer wordt, zo mogelijk, aan de leden toegezonden gelijktijdig met de overige voorstellen, en aan het begin van de vergadering vastgesteld.
De leden, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de verslagen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen besloten c.q. geadviseerd is. Een voorstel tot verandering dient ten minste 24 uur voor de betreffende vergadering schriftelijk bij de griffier te worden ingediend.
1.De leden van de Raadskamer (raadsleden) en overige aanwezigen, spreken vanaf hun plaats of vanaf een door de voorzitter aangewezen plaats en richten zich via de voorzitter van de raad tot de overige aanwezige leden.
Een lid voert slechts het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.
Artikel 30Aantal spreektermijnen
Artikel 31Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk hinderlijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Artikel 32Beraadslaging; schorsing
Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde burgemeester en wethouders of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Artikel 33 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Onverminderd artikel 21 van de Gemeentewet kan de raad op enig moment besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.
Artikel 34 Voorstellen van orde
De voorzitter en de raadsleden kunnen tijdens een Raadskamer mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raad beslist hier terstond over.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, kunnen raadsleden hun voorgenomen stemgedrag toelichten.
Artikel 37 Stemming; procedure hoofdelijke stemming
1.De voorzitter vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.
Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen totdat het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.
Artikel 38 Volgorde stemming over amendementen en moties
Artikel 39 Stemming over personen
Artikel 40Herstemming over personen
2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Artikel 41Beslissing door het lot
1. Ieder lid van de raad kan tot voor besluitvorming over voorstellen amendementen, bij voorkeur schriftelijk en ondertekend, indienen. Een amendement kan ook het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.
1. Ieder lid van de raad kan een verzoek indienen tot het houden van een interpellatie. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in, naar het oordeel van de voorzitter, spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad, de wethouders en de griffier. Bij de vaststelling van de agenda wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
Artikel 47Schriftelijke vragen
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende Kamer. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
Hoofdstuk 4 Besloten vergadering
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid van de Gemeentewet, of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. Stukken waarvoor geheimhouding geldt verlaten het gemeentehuis niet. De raad kan bij gewone meerderheid besluiten de geheimhouding op te heffen.
Indien de raad op grond van het gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, of artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de
raad van de gemeente Geldrop- Mierlo d.d. 9 juni 2016,
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
G.A.A. van Luijn, B.H.M. Link,
griffier voorzitter
De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de wet schrijven dit dwingend voor. Op grond van artikel 77, eerste lid van de wet, is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. De raad heeft een waarnemend voorzitter benoemd. Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester.
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature.
In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). Er kunnen regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractieassistentie, etc. worden opgesteld. In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in het RvO opgenomen fractiebegrip.
Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op de dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.
In de loop van zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.
Ten aanzien van lid 5 wordt onder gemotiveerd verstaan dat de fracties die om hernieuwde behandeling vragen duidelijk maken waarover er in de volgende behandeling discussie plaatsvindt.
In dit artikel worden de regels gegeven voor het spreekrecht en het gebruik maken van het vragenhalfuur. Andere vormen van meedenken en –praten zijn afhankelijk van het onderwerp en worden in de agenda aangekondigd en door de voorzitter ter vergadering toegelicht. De voorzitter bewaakt de orde van de vergadering en zorgt ervoor, naar diens oordeel, dat op evenwichtige wijze het woord wordt verleend.
De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid van de raad, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 35 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.
Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 48 en 49 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college van burgemeester en wethouders. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen.
Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college of het initiatiefvoorstel voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Voor de duidelijkheid dienen amendementen bij voorkeur schriftelijk en ondertekend te worden ingediend.
Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 32).
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolgen is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.
Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend (artikel 147a van de Gemeentewet). Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.
Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 lid 2 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.
In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.
In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet perse aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bij voorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
In artikel 26 lid 1 Gemeentewet is geregeld dat de voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering. Wanneer de orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord is de voorzitter bevoegd deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken. Een toehoorder die bij herhaling de orde in de vergadering verstoort, kan voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergaderingen ontzegd worden.
b. zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.
3. Geen lid van de raad kunnen zijn zij die geen Nederlander zijn, en als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Tegelijkertijd met de oproeping brengt de burgemeester dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
De leden van het gemeentebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van de raad hebben gezegd of aan de raad schriftelijk hebben overgelegd.
5 De raad maakt de besluitenlijsten van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar. De raad laat de openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd met het openbaar belang.
1. De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.
3. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
4. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.
3. Hij kan de raad voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
1. Het college kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het college worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het college haar opheft.
2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de burgemeester of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het college overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.
Leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van de door de raad ingestelde rekenkamer, personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn verplicht te voldoen aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 155anodig is.
Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van Onze Minister aan de vordering voldaan.
De onderzoekscommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die, hoewel opgeroepen in overeenstemming met het eerste lid, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze, bedoeld in het eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen.
Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.
De burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het college aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 155b, eerste en derde lid, en artikel 155c, derde lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.
Het college neemt de door de raad geraamde kosten voor een onderzoek in een bepaald jaar op in de ontwerp-begroting.
4. Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad zijn wensen en bedenkingen ter zake ter kennis van het college heeft kunnen brengen.
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan de raad zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de ter inzage legging en de verkrijgbaar stelling wordt openbaar kennis gegeven. De raad beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen4
artikel 1 Begripsomschrijvingen 4
artikel 5 Commissies en werkgroepen 4
artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden 5
artikel 7 Benoeming wethouders 5
artikel 11 De (voorbereidende) Kamers 6
artikel 12 De fractieassistenten 7
artikel 13 Aanwezigheid portefeuillehouder 7
artikel 14 Ter inzage leggen van stukken 7
artikel 15 Openbare kennisgeving 7
artikel 16 Spreekrecht, meedenken en meepraten in het Raadshuis 7
Paragraaf 2Orde van de(voorbereidende) Kamers899
artikel 17 Spreekregels raadsrondes 8
artikel 18 Volgorde sprekers 8
artikel 20 Beraadslaging Kamers 8
artikel 21 Deelname aan beraadslaging door anderen 8
artikel 22 Verslagen vergaderingen Kamers 8
Paragraaf 3Orde van de Raadskamer99
artikel 24 Kennisgeving van verhindering 9
artikel 25 Primus bij hoofdelijke stemming 9
artikel 26 Vragen betreffende de actualiteit: vragenhalfuurtje 9
artikel 27 Verslag Raadskamer 9
artikel 29 Volgorde sprekers 10
artikel 30 Aantal spreektermijnen 10
artikel 31 Handhaving orde; schorsing 10
artikel 32 Beraadslaging; schorsing 10
artikel 33 Deelname aan beraadslaging door anderen 10
artikel 34 Voorstellen van orde 10
artikel 37 Stemming; procedure hoofdelijke stemming 11
artikel 38 Volgorde stemming over amendementen en moties 11
artikel 39 Stemming over personen 11
artikel 40 Herstemming over personen 11
Hoofdstuk 3 Rechten van leden 12
artikel 44 Initiatiefvoorstel 12
artikel 47 Schriftelijke vragen 13
Hoofdstuk 4 Besloten vergadering 13
artikel 52 Opheffing geheimhouding 14
Hoofdstuk 5 Toehoorders en pers 14
artikel 53 Toehoorders en pers 14
artikel 54 Geluid- en beeldregistraties 14
artikel 55 Uitleg reglement 14
artikel 56 Intrekken oude reglement 14
artikel 57 Inwerkingtreding en citeertitel 14