Organisatie | Apeldoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | RENTESUBSIDIEREGELING 1997 |
Citeertitel | Rentesubsidieregeling 1997 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 149
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-1998 | 16-06-2011 | nieuwe regeling | 18-12-1997 - | - |
De raad van de gemeente Apeldoorn;
gelezen het voorstel van het college;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
vast te stellen de navolgende Verordening inzake het subsidiëren van rentekosten aan culturele instellingen, sportverenigingen en welzijnsorganisaties voor de financieringsmiddelen t.b.v. verenigingsaccommodaties.
instelling: een binnen de gemeente Apeldoorn gevestigde vereniging, instelling of andere rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie op het terrein van cultuur, sport en welzijn, die haar activiteiten in hoofdzaak binnen de gemeente Apeldoorn uitvoert, waarbij de algemene ledenvergadering dan wel een daarmee te vergelijken orgaan een bepalende invloed heeft op het gehele instellingsbeleid.
Het college kan - voorzover de raad in enig begrotingsjaar daartoe voldoende financiële middelen beschikbaar stelt - aan een instelling onder de hierna vermelde voorwaarden subsidie verstrekken in de rentekosten van leningen, die worden afgesloten voor de investeringen passend binnen het doel van deze regeling.
Wanneer de instelling geen aanspraak maakt op een gemeentelijke garantie tot betaling van rente en aflossing op de totaal af te sluiten geldlening, kan het in lid 1 bedoelde maximale leningsbedrag van € 25.000,=, waarover subsidie wordt berekend, worden verdubbeld voorzover het beschikbare budget - rekening houdend met het aantal en omvang van ingediende subsidieverzoeken en de daartoe door het college aangegeven prioriteiten - dat toelaat.
Voor het bepalen van de prioriteitsvolgorde van ingediende aanvragen worden deze getoetst aan de volgende voorrangsbepalingen:
Het college stelt vóór 1 januari van het begrotingsjaar voor elk van de beleidsvelden cultuur, sport en welzijn een verdelingsvoorstel op voor het nieuw beschikbaar komende gedeelte van het jaarbudget.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 18 december 1997
Inwerking getreden d.d. 1 januari 1998
TOELICHTING RENTESUBSIDIEREGELING 1997
Hieronder moet ook worden begrepen ingeval door een instelling een stichting in het leven wordt geroepen om investering en exploitatie van een accommodatie tot stand te brengen. De instelling, die 'aanjager' is van de beoogde investering moet echter de hoofdgebruiker van de voorziening zijn en bovendien haar invloed kunnen uitoefenen op het stichtingsbeleid.
Bij bijzondere gevallen moet worden gedacht aan instellingen, die weliswaar de accommodatie niet in eigendom hebben maar daarvan wel langdurige gebruiksrechten hebben (meerjarige huurovereenkomst, die in relatie staat tot de afschrijvingsduur van de te treffen voorziening).
Hier worden beoogd groepen, die in een achterstandssituatie verkeren dan wel waarvoor specifiek voorrangsbeleid is geformuleerd.
De regeling richt zich uitsluitend op het 'vrijwilligers verenigingsleven'. Ook bij die instellingen kunnen beroepskrachten in dienst zijn (instructeurs, trainers, etc.), die echter het vrijwilligerskarakter van de instelling niet beïnvloeden. Duidelijk mag zijn dat beroepsinstellingen, die ook wel gebruik maken van vrijwillig medewerkenden niet onder de werking van deze regeling worden bedoeld.
Jaarlijks wordt in de gemeentebegroting geraamd het totaalbedrag voortvloeiend uit de eerder verstrekte subsidies - berekend naar verhouding van de subsidielooptijd conform artikel 8, lid 2 - met daarboven de ruimte voor nieuw te verstrekken subsidies.
Het kan natuurlijk voorkomen dat de - voorafgaand aan het begrotingsjaar - ingediende subsidieaanvragen nog niet tot volledige besteding van het beschikbare budget leiden. Nadien ingediende aanvragen kunnen dan alsnog in behandeling worden genomen.
Het rentesubsidie is gelijk aan het rentepercentage dat de instelling voor de banklening moet betalen. Dit leningspercentage kan lager of hoger zijn dan het omslagrentepercentage dat voor de begrotingsraming wordt gehanteerd. Op rekeningsbasis kan daaruit een voordeel c.q. nadeel voor de gemeente ontstaan voor wat betreft de in dat jaar nieuw uit te zetten subsidies. Het leningsvolume, waarover de rente wordt vergoed bepaalt de besteedbare ruimte (en dus niet: bij een lagere werkelijke rentestand dan het omslagpercentage kan een groter leningsvolume worden uitgezet).
Tegenover het verkrijgen van rentesubsidie dient de instelling (nog) wel een leningsschuld te hebben. Gehele vervroegde aflossing van de lening dan wel gedeeltelijke leidt tot beëindiging of vermindering van het jaarlijks te ontvangen subsidiebedrag.
Enkele bepalingen uit de Algemene subsidieverordening (Asv) kunnen voor wat betreft de toepassing van deze regeling buiten beschouwing blijven gelet op de aard van het rentesubsidie. In het bijzonder de volgende artikelen kunnen daarvoor worden aangegeven:
Artikel 7 van de Asv vraagt een activiteitenprogramma en specificatie van de activiteitengelden. Deze subsidieregeling verstrekt geen gelden voor de uitvoering van activiteiten (maar strekt tot een bijdrage in voorwaardenscheppende zin; de investering (aflossing van de lening) wordt door de instelling gedragen. Derhalve geen aanleiding voor het vragen van activiteitengegevens.
Artikel 17 van de Asv vraagt jaarlijkse inzending van begroting, activiteitenprogramma volgende jaar, financieel verslag en activiteitenverslag. In dit geval kan worden volstaan met het inzenden van de jaarrekening om te kunnen beoordelen of de instelling nog steeds rente is verschuldigd over een lening.