Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Apeldoorn

REGELING GEMEENTELIJKE BELASTINGEN 1998

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieApeldoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingREGELING GEMEENTELIJKE BELASTINGEN 1998
CiteertitelRegeling gemeentelijke belastingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet inzake rijksbelastingen, artt. 6, lid 3, 13 lid 1, 14 lid 1
  2. Invorderingswet 1990, art. 29, 31
  3. Gemeentewet, art. 231, lid 2, onderdeel a, en lid 3
  4. Belastingverordeningen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-199806-02-2020nieuwe regeling

24-02-1998

-

-

Tekst van de regeling

Intitulé

REGELING GEMEENTELIJKE BELASTINGEN 1998

Burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn;

gelet op de artikelen 6, derde lid, 13, eerste lid en 14, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 juncto artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid van de Gemeentewet en de betreffende bepalingen van de belastingverordeningen;

BESLUITEN:

vast te stellen de na volgende Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen.

Artikel 1 Reikwijdte van de regeling

De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen voorzover deze regels in artikel 5 voor de betreffende gemeentelijke belasting van toepassing zijn verklaard.

Artikel 2 Aangifte

  • 1

    De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van die termijn bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 2

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

Artikel 3 Voorlopige aanslag

Na de aanvang van het belastingjaar of het kalenderjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd of kan van de belastingplichtige een voorlopig bedrag worden gevorderd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag of het gevorderde bedrag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 4 Rente

  • 1

    Het percentage van de invorderingsrente volgt het het percentage dat op grond van artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.

  • 2

    Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

  • 3

    In afwijking van de in het tweede lid bedoelde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van € 22,69 niet te boven gaat.

Artikel 5 Gelding voor gemeentelijke belastingen

Met betrekking tot:

  • a.

    de onroerende zaakbelastingen vinden de artikelen 2, eerste lid, en 4 toepassing;

  • b.

    de baatbelasting vindt artikel 4 toepassing;

  • c.

    de forensenbelasting vinden de artikelen 2, eerste lid, 3 en 4 toepassing;

  • d.

    de toeristenbelasting vinden de artikelen 2, eerste lid, 3 en 4 toepassing;

  • e.

    de parkeerbelastingen vindt artikel 4 toepassing;

  • f.

    de hondenbelasting vinden de artikelen 2 en 4 toepassing;

  • g.

    de rioolrechten vinden de artikelen 2, eerste lid, 3 en 4 toepassing;

  • h.

    de reinigingsheffingen vindt artikel 4 toepassing;

  • i.

    de begraafplaatsrechten vindt artikel 4 toepassing;

  • j.

    de leges vindt artikel 4 toepassing;

  • k.

    de precariobelasting vindt artikel 4 toepassing;

  • l.

    de marktgelden vindt artikel 4 toepassing.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als ‘Regeling gemeentelijke belastingen’.

Aldus vastgesteld door het college d.d. 24 februari 1998

Inwerking getreden d.d. 1 maart 1998