Organisatie | Weststellingwerf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Weststellingwerf 2015 |
Citeertitel | Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Weststellingwerf 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | nieuwe regeling | 07-12-2015 | 2015-001070/r |
Registratienummer: 2015-001070/r
De raad van de gemeente Weststellingwerf;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2015;
gelezen het verslag (d.d. 18-05-2015) van het gevoerde op overeenstemming gerichte overleg met de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen, te weten het Platform Lokaal Onderwijs Beleid gemeente Weststellingwerf;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 76m van de Wet op het voortgezet onderwijs;
de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Weststellingwerf 2015
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder:
- nevenvestiging: deel van een school dat door de minister op grond van artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 16, tweede en derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;
1°. school voor basisonderwijs: basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;
2°. school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs als bedoeld in de artikelen 1, 2 en 5 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
-tijdelijk gebouw: al dan niet verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen minstens 15 jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;
- tijdelijke nevenvestiging: een tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;
Artikel 2. Omschrijving voorzieningen in de huisvesting
Bij het toepassen van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:
a.voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen, bestaande uit:
1°. nieuwbouw voor een school die voor het eerst door het rijk voor bekostiging in aanmerking is gebracht, of nieuwbouw om een gebouw waarin een school is gehuisvest geheel of gedeeltelijk te vervangen, al dan niet op dezelfde locatie;
2°. uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;
3°. het geheel of gedeeltelijk in gebruik nemen van een bestaand gebouw voor het huisvesten van een school;
4°. verplaatsing van een of meer bestaande tijdelijke gebouwen voor het huisvesten van een school;
5°. terrein voor zover nodig voor het realiseren van een voorziening als bedoeld in 1° tot en met 4°;
6°. inrichting met onderwijsleerpakket of met leer- en hulpmiddelen voor zover deze nog niet eerder door het rijk of de gemeente is bekostigd;
7°. inrichting met meubilair voor zover dit nog niet eerder door het rijk of de gemeente is bekostigd;
8°. medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is of van een lokaal bewegingsonderwijs;
Artikel 3. VoorbereidingskredietVoor voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1° en 2°, kan een aanvraag voor het bekostigen van de kosten voor het opstellen van een aanbestedingsgereed bouwplan worden ingediend.
Artikel 4. Vaststellen vergoeding voorzieningen
Artikel 5. Informatieverstrekking
Het bevoegd gezag verstrekt aan het college de gegevens die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het bepaalde in deze verordening.
Hoofdstuk 2. Programma en overzicht
Paragraaf 2.1 Aanvragen programma
Een aanvraag om opname van een voorziening op het programma wordt door het bevoegd gezag bij het college ingediend en moet uiterlijk 1 februari van het jaar waarin van het betreffende programma wordt vastgesteld zijn ontvangen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het “Formulier voor aanvragen van voorzieningen in de onderwijshuisvesting”.
Artikel 7. Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag 1. Een aanvraag vermeldt in ieder geval:
1°. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school voor basisonderwijs, de speciale school voor basisonderwijs of de school voor voortgezet onderwijs, als het betreft een aanvraag voor een voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1°, 2°, 3°,4, 5, 6°, 7° of 8, onder de voorwaarde dat de prognose overeenkomstig bijlage II is vastgesteld.
Het college laat hiervoor tweejaarlijks voor de scholen voor basisonderwijs, een actuele prognose opstellen.
2°. als de aanvraag betrekking heeft op het geheel of gedeeltelijk bekostigen van vervangende nieuwbouw van een gebouw als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1°, of herstel van een constructiefout als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, een bouwkundige rapportage, zodat de noodzaak van de gevraagde voorziening kan worden vastgesteld;
3°. als de aanvraag betrekking heeft op het bekostigen van een voorziening waarvoor de vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijke kosten, een begroting van de noodzakelijke kosten voor het bekostigen van de voorziening of, als de aanvraag betrekking heeft op het bekostigen van een voorbereidingskrediet als bedoeld in artikel 3, een kostenbegroting.
als het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1° tot en met 5°, de aanduiding van de gewenste plaats waar de voorziening moet worden gerealiseerd.
Het college stelt de aanvrager voor 15 februari schriftelijk op de hoogte als gegevens als bedoeld in het eerste of tweede lid ontbreken. De aanvrager heeft tot 15 maart (de hersteldatum) de gelegenheid de ontbrekende gegevens aan te vullen. Als dit niet gebeurt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.
Als een door het college in behandeling genomen aanvraag mede is gebaseerd op het aantal leerlingen van de betrokken school op 1 oktober van het jaar waarin het programma wordt vastgesteld, is de aanvrager verplicht dat aantal voor 15 oktober te registeren in de Basisregistratie Onderwijs bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. Heeft aanvrager de registratie niet binnen de gestelde termijn gerealiseerd, dan deelt het college dit schriftelijk mede aan de aanvrager en heeft de aanvrager de gelegenheid dit alsnog te doen binnen drie dagen na de datum van ontvangst van de mededeling. Als de registratie niet alsnog binnen drie dagen is verstrekt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.
Artikel 8. Opgave ingediende aanvragen Het college verstrekt aan de bevoegde gezagsorganen voor 15 junieen opgave van de aanvragen die overeenkomstig artikel 6 zijn ingediend en geeft daarbij aan welke niet in behandeling worden genomen.
Paragraaf 2.2 Overleg voorafgaand aan vaststellen programma en overzicht
Artikel 9. Toelichting aanvraag; overleg over ingediende begroting
Artikel 10. Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad
Dit overleg vindt plaatst uiterlijk 31 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop het vast te stellen programma betrekking heeft. De bevoegde gezagsorganen worden door het college vastgestelde datum schriftelijk in kennis gesteld van het tijdstip van het overleg en de voorgenomen inhoud van het voorstel.
Het college maakt een verslag van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen. De overeenkomstig het vorige lid ingediende zienswijzen en de reactie van het college hierop worden opgenomen in het verslag. Het verslag wordt na het overleg toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen.
Een bevoegd gezag en het college kunnen de Onderwijsraad verzoeken een advies uit te brengen over het conceptprogramma. Het verzoek bevat een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover advies wordt verwacht. Het advies dient betrekking te hebben op de relatie tussen de voorgenomen inhoud van het programma en de vrijheid van richting en inrichting. Het verzoek en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen worden opgenomen in het verslag, bedoeld in het vierde lid.
Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Als het advies zou leiden tot één of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma worden de bevoegde gezagsorganen door het college bij het toezenden van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij het toezenden van het afschrift van het advies.
Paragraaf 2.3 Vaststellen bekostigingsplafond, programma en overzicht
Artikel 11. Tijdstip vaststellen bekostigingsplafond, programma en overzicht
Artikel 12. Bekendmaken besluiten vaststellen bekostigingsplafond, programma en overzicht
1.De besluiten tot het vaststellen van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht worden door het college binnen 4 weken na de datum waarop het besluit is genomen bekend gemaakt door het toezenden of uitreiken van het besluit aan de aanvragers. Gelijktijdig stelt het college de overige bevoegde gezagsorganen schriftelijk in kennis van de genomen besluiten.
Paragraaf 2.4 Uitvoeren programmaArtikel 13. Overleg wijze van uitvoering
Binnen vier weken nadat het programma is vastgesteld treedt het college in overleg met de aanvrager over de wijze waarop de op het programma geplaatste voorziening wordt uitgevoerd. In dit overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor het uitvoeren van de voorziening en worden, voor zover van toepassing, afspraken gemaakt over:
de wijze waarop het college het bouwplan en de begroting toetst, en of het naar het oordeel van het college noodzakelijk is bij het toetsen van het bouwplan en de begroting rekening te houden met feiten en omstandigheden die gewijzigd zijn ten opzichte van het moment waarop het programma is vastgesteld, waardoor het eerder genomen besluit kan worden herzien;
De inhoud van de afspraken of het feit dat het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid legt het college schriftelijk vast in een verslag. De aanvrager ontvangt het verslag binnen 4 weken na het overleg. Als de aanvrager niet binnen twee weken nadat het verslag is ontvangen schriftelijk reageert, wordt, afhankelijk van de inhoud van het vastgestelde verslag, geacht overeenstemming of geen overeenstemming te zijn bereikt.
Artikel 14. Instemmen bouwplannen en begroting; tijdstip aanvang bekostiging; toetsen wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overleggen offertes
Nadat overeenstemming als bedoeld in artikel 13, tweede lid, is bereikt dient het bevoegd gezag het bouwplan en, als de voorziening wordt bekostigd op basis van de feitelijke kosten, de bijbehorende begroting in bij het college. Het bevoegd gezag houdt daarbij rekening met de hierover gemaakte afspraken, bedoeld in artikel 13, eerste lid. Gelijktijdig vermeldt het bevoegd gezag het tijdstip waarop de bekostiging kan starten. Het college moet instemmen met het bouwplan en de begroting voordat een bouwopdracht wordt verleend.
Het college beslist binnen 6 weken nadat de stukken zijn ontvangen over de bouwplannen, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging start. Het college kan, onder mededeling daarvan aan de aanvrager, deze termijn verlengen met 3 weken. Als niet binnen de gestelde termijn is besloten, wordt geacht instemming te zijn verleend met de bouwplannen en de begroting en start de bekostiging op het door de aanvrager aangegeven tijdstip. Het college stelt de aanvrager binnen 4 weken na de datum van de beslissing over het bouwplan, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging start respectievelijk na de datum waarop de instemming geacht wordt te zijn verleend hiervan schriftelijk in kennis.
Artikel 15. Aanvang bekostiging Het college kan bij de beslissing over het tijdstip waarop de bekostiging start bepalen dat de gelden in termijnen betaald worden. Het betalen van de gelden vindt telkens plaats op een zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen die voortkomen uit het realiseren van de op het programma geplaatste voorziening.
Artikel 16. Vervallen aanspraak op bekostiging
Voor 1 oktober van het jaar volgend op het jaar waarop het programma betrekking, geeft de aanvrager een bouwopdracht of sluit hij een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst af. Hiervan zendt hij voor 15 oktober een afschrift aan het college. De aanspraak op bekostiging vervalt als niet aan deze verplichtingen wordt voldaan.
Hoofdstuk 3. Aanvragen met spoedeisend karakterParagraaf 3.1 Aanvraag
Artikel 17. Indienen aanvraag Een aanvraag tot het bekostigen van een voorziening die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, wordt binnen 2 weken na het ontstaan van de calamiteit ingediend bij het college. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het “Formulier voor aanvragen van voorzieningen in de onderwijshuisvesting”.
Het college stelt de aanvrager binnen 2 weken na de datum waarop de aanvraag is ingediend schriftelijk op de hoogte als gegevens als bedoeld in het eerste lid ontbreken. De aanvrager heeft vervolgens 2 weken om de ontbrekende gegevens aan te vullen. Als dit niet gebeurt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.
Paragraaf 3.2 Beoordelen aanvraag; uitvoeren besluit
Artikel 19. Tijdstip beslissing
Artikel 20. Uitvoeren beslissing 1. Na het bekendmaken van een beslissing als bedoeld in artikel 19, eerste lid, waarbij een vergoeding is toegewezen, treedt het college zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze waarop de voorziening wordt uitgevoerd. Het bepaalde in de artikelen 13, 14, 15 en 16, tweede tot en met vierde lid, is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van de termijn, bedoeld in artikel 14, tweede lid, eerste volzin, een termijn van 3 weken geldt.
2.Binnen zes maanden na bekendmaking van een beslissing als bedoeld in het eerste lid geeft de aanvrager een bouwopdracht of sluit hij een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst af. Hiervan zendt hij binnen twee weken een afschrift aan het college. Als niet aan deze verplichting kan worden voldaan treden aanvrager en college hierover in overleg.
Hoofdstuk 4. Medegebruik en verhuur Paragraaf 4.1 Medegebruik voor onderwijs of educatie
Artikel 21. Aanduiden omstandigheden Het college kan overgaan tot het vorderen van een gedeelte van een voor een school bestemd gebouw of terrein als:
Artikel 22. Omschrijving leegstand
Er is sprake van leegstand in een schoolgebouw als de overeenkomstig bijlage III, deel C, is vastgesteld dat de vastgestelde capaciteit van het gebouw groter is dan de vastgestelde ruimtebehoefte en blijkt dat ten minste een aantal vierkante meters bruto-vloeroppervlakte ter grootte van genoemde drempelwaarde in bijlage III, deel C, artikel C1.2 en C2 niet nodig is voor de daar gevestigde school of scholen. Hierbij geldt de eis van een aaneengesloten functioneel-nuttig vloeroppervlak.
Er is sprake van leegstand in een lokaal bewegingsonderwijs als:
het lokaal wordt gebruikt door een of meer scholen voor voortgezet onderwijs en uit de overeenkomstig bijlage III, deel B, vastgestelde ruimtebehoefte blijkt dat het lokaal minder dan 40 lesuren wordt gebruikt, tenzij het bevoegd gezag op basis van het lesrooster of de lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaar aantoont dat dit niet het geval is;
Het college vordert geen medegebruik als het bevoegd gezag de leegstand van het gebouw waarin het beoogde medegebruik moet plaatsvinden, in gebruik heeft gegeven aan een andere school of scholen voor het onderwijs aan die school of scholen, tenzij dat gebruik kan plaatsvinden in de voor die scholen al beschikbare huisvestingscapaciteit.
Artikel 24. Overleg en mededeling
Binnen 4 weken nadat het programma is vastgesteld of binnen 1 week na het overleg, bedoeld in het vorige lid, deelt het college het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt schriftelijk mede dat gevorderd wordt. Van deze mededeling kan worden afgezien als het bevoegd gezag in het overleg te kennen geeft geen bezwaar tegen de vordering te hebben.
Artikel 25. Vergoeding Wanneer het college een gedeelte van een voor een school bestemd gebouw of terrein voor medegebruik vordert is de vergoeding gelijk aan de vergoeding voor de 7e groep volgens de groepsafhankelijke programma van eisen vastgesteld in Bekostigingsstelsel Onderwijs (jaarlijks vastgesteld door Ministerie van OCW) . Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat de vergoeding kostendekkend dient te zijn. Als de werkelijke kosten aantoonbaar meer bedragen, volgt er over de meerkosten nader overleg.
Paragraaf 4.2 Medegebruik voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden
Artikel 26. Overleg en mededeling 1. Voordat het college overgaat tot vorderen overlegt het college met het bevoegd gezag.
Binnen 4 weken na het overleg deelt het college het bevoegd gezag waarvan medegebruik gevorderd wordt schriftelijk mede dat gevorderd wordt. Als het overleg heeft geleid tot afspraken, worden ook deze opgenomen in de schriftelijke mededeling. Als het overleg niet tot volledige overeenstemming heeft geleid, dan bevat de mededeling de beslissing van het college over de punten waarover geen overeenstemming was bereikt. Van deze mededeling kan worden afgezien als het bevoegd gezag in het overleg te kennen geeft geen bezwaar tegen de vordering te hebben.
Artikel 27. Verzoek toestemming college
Hoofdstuk 5. Einde gebruik gebouwen en terreinen
Artikel 28. Staat van onderhoud
Als uit de staat van onderhoud blijkt dat sprake is van achterstallig onderhoud wordt in het overleg vastgesteld welk deel hiervan voor rekening van het bevoegd gezag komt en of het bevoegd gezag opdracht verstrekt voor het uitvoeren van de werkzaamheden, of dat het bevoegd gezag een in overleg vast te stellen bedrag aan het college betaalt. Als geen overeenstemming wordt bereikt, stellen partijen vast welke handelwijze verder gevolgd wordt.
Hoofdstuk 6. Gebruik lokaal bewegingsonderwijs door basisonderwijs
Artikel 29. Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit, inroosteren en gebruik
Artikel 30. Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.
Artikel 31. Indexering Het college stelt jaarlijks de in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor de vergoeding van voorzieningen bij op basis van de in bijlage IV opgenomen systematiek van prijsbijstelling.
Artikel 32. Intrekken oude verordening
De Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Weststellingwerf 2010
wordt ingetrokken per 1 januari 2015.
Artikel 33. Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 december 2015,