Organisatie | Apeldoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Monumentenverordening 2010 (2e wijziging) |
Citeertitel | Monumentenverordening 2010 (2e wijziging) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-03-2012 | 20-12-2012 | art. 1, art. 15, bijlage II | 16-02-2012 Apeldoorns Stadsblad, 29 februari 2012 | raadsvoorstel | |
01-02-2012 | 08-03-2012 | art. 1, art. 3, art. 4, art. 5, art. 6, art. 12, art. 13, art. 14, art. 19, art. 21 | 22-12-2011 Apeldoorns Stadsblad, 25 januari 2012 | raadsvoorstel 146-2011 | |
08-05-2010 | 01-02-2012 | nieuwe regeling | 22-04-2010 Apeldoorns Stadsblad, 2010-05-05 | raadsvoorstel 58-2010 |
De raad van de gemeente Apeldoorn;
gelezen het voorstel van het college d.d. 28 januari 2010, nr. 2010-1919;
gelet op artikel 15 en 38 van de Monumentenwet, artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, alsmede de Regeling bijdrage instandhouding monumenten;
gezien het advies van de Cultuurhistorische adviescommissie d.d. 18 november 2008;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Deze verordening verstaat onder:
beschermd stads- en dorpsgezicht: een groep van onroerende zaken die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel zijn wetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarde, waarin zich één of meer monumenten bevinden en welke groep geplaatst is op de gemeentelijke lijst van beschermde stads- en dorpsgezichten;
selectiecriteria: criteria zoals opgenomen in de bijlagen van deze verordening, op basis waarvan objecten of terreinen kunnen worden geselecteerd die in aanmerking komen om overeenkomstig de bepalingen van deze verordening aangewezen te worden als gemeentelijk monument dan wel als beeldbepalend pand;
plan van aanpak: een door de archeologische uitvoerder op te stellen plan voor de uit te voeren werken waarmee beoogd wordt aan de vereisten zoals geformuleerd in het programma van eisen te voldoen. Ook wordt hierin een voorstel gedaan voor de werkwijze waarmee de in het programma van eisen en/ of ontwerp geformuleerde resultaatsverwachtingen bereikt kunnen worden;
Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, adviescommissie voor welstanden monumentenzorg (of de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit): de commissie als bedoeld in artikel 15 van de Monumentenwet die het college van burgemeester en wethouders conform het Reglement Commissie Ruimtelijke Kwaliteit met in achtneming van het bepaalde in deze verordening tevens adviseert over aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 11 en 37 van de Monumentenwet en artikel 11, 18 en 23 van deze verordening alsmede het college gevraagd of ongevraagd adviseert over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en over andere zaken betreffende de cultuurhistorie..
Hoofdstuk 2 De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, adviescommissie voor welstand en monumentenzorg
De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, adviseert het college over aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 11 en 37 van de Monumentenwet 1988 en artikel 11, 18 en 23 van deze verordening alsmede het college gevraagd of ongevraagd adviseert over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en over andere zaken betreffende de cultuurhistorie.
Hoofdstuk 5 De bescherming van gemeentelijke monumenten
Om aantasting van een monument dat nog niet is aangewezen als beschermd gemeentelijk monument, te voorkomen, kan het college de artikelen 11, 12 en 13 van overeenkomstige toepassing verklaren. Hiertoe kan worden besloten met ingang van de datum van:
en eindigt op het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 8 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd.
Indien een beschermd gemeentelijk monument naar het oordeel van het college geheel of nagenoeg geheel teniet is gegaan of indien het monument wordt ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6, eerste lid of artikel 7 van de Monumentenwet 1988, dan is de aanwijzing als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van rechtswege vervallen.
Een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 11 moet schriftelijk worden ingediend bij het college. Bij het indienen van de aanvraag moet de aanvrager gebruik maken van de door of namens het college vastgestelde formulieren. Het bepaalde in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 6 De bescherming van beeldbepalende panden
Om aantasting van een pand dat nog niet is aangewezen als beschermd beeldbepalend pand, te voorkomen, kan het college artikelen 18, 19, en 20 van overeenkomstige toepassing verklaren. Hiertoe kan worden besloten met ingang van de datum van:
en eindigt op het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 16 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het pand niet wordt geregistreerd.
De aanwijzing van een beeldbepalend pand, gelegen buiten een gebied dat is aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 21 van deze verordening of artikel 35 van de Monumentenwet 1988, vervalt op het moment dat het bestemmingsplan in werking is getreden waarin voor het beeldbepalende pand een vergunningvereiste is opgenomen voor het geheel of gedeeltelijk afbreken van het pand.
Het college registreert het beschermde beeldbepalende pand op de lijst van beeldbepalende panden.
Indien een beschermd beeldbepalend pand geheel of nagenoeg geheel teniet is gegaan of indien het monument respectievelijk het pand wordt ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6, eerste lid of artikel 7 van de Monumentenwet 1988 respectievelijk het register als bedoeld in artikel 8 van deze verordening, dan is de aanwijzing als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van rechtswege vervallen.
Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 18 moet schriftelijk worden ingediend bij het college. Bij het indienen van de aanvraag moet de aanvrager gebruik maken van de door of namens het college vastgestelde formulieren. Het bepaalde in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 7 De bescherming van gemeentelijke stads- en dorpsgezichten
Gemeentelijke stads- en dorpsgezichten of gedeelten daarvan die overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de Monumentenwet 1988 worden aangewezen, zijn daardoor geheel of voor het gedeelte waarop het besluit betrekking heeft, van de gemeentelijke lijst van beschermde stads- en dorpsgezichten afgevoerd met ingang van de datum waarop het besluit tot aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in genoemd artikel 35 onherroepelijk is geworden.
Hoofdstuk 8 Instandhouding van archeologische terreinen
Hoofdstuk 10 Handhaving en strafbepalingen
Hij die handelt in strijd met artikel 11, 18, 23 en 25 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie als bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel burgemeester aan te wijzen personen.
Onverminderd het bepaalde in de Algemene wet op het binnentreden, zijn de krachtens artikel 29 aangewezen personen bevoegd om, zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, al dan niet besloten ruimten en plaatsen zonder toestemming van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden met medeneming van de benodigde apparatuur.
Hoofdstuk 11 Slot- en overgangsbepalingen
Gedurende 6 weken na de bekendmaking van de vergunning, die op grond van deze verordening is verleend, mag van deze vergunning geen gebruik worden gemaakt.
Lopende procedures die beogen dat monumenten, panden en/of stads- en dorpsgezichten worden aangewezen als beschermd gemeentelijk monument, beeldbepalend pand dan wel als beschermd stads- en dorpsgezicht overeenkomstig voorgaande monumentenverordeningen, worden geacht te zijn gevoerd overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
Verzoeken om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld met inachtneming van de bepalingen van deze verordening, tenzij de verzoeker door de bepalingen van deze verordening ten opzichte van de Monumenten- verordening 2003 nadeel ondervindt. In dat geval blijft de Monumentenverordening 2003 op het betreffende verzoek van toepassing totdat de beslissing daarop onherroepelijk is.
Werkzaamheden die leiden tot een verstoring van de bodem in een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied dieper dan 50 cm in het stedelijk gebied of dieper dan 35 cm in het landelijk gebied en die hun aanvang hebben genomen vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld met inachtneming van de bepalingen van deze verordening, tenzij de verzoeker door de bepalingen van deze verordening ten opzichte van de Monumenten- verordening 2003 nadeel ondervindt. In dat geval blijft de Monumentenverordening 2003 op de betreffende werkzaamheden van toepassing.
Indien een onderzoek dat wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, sub h, van de Monumentenwet 1988 zijn aanvang heeft genomen vóór de inwerkingtreding van deze verordening, wordt deze afgehandeld met inachtneming van de bepalingen van deze verordening, tenzij de verzoeker door de bepalingen van deze verordening ten opzichte van de Monumentenverordening 2003 nadeel ondervindt. In dat geval blijft de Monumentenverordening 2003 op het betreffende onderzoek van toepassing.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering d.d. 22 april 2010
Gepubliceerd in Apeldoorns Stadsblad d.d. 5 mei 2010
Inwerking getreden d.d. 8 mei 2010
Gewijzigd bij besluit d.d. 22 december 2011
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 25 januari 2012
Inwerking getreden d.d. 1 februari 2012
Gewijzigd bij besluit d.d. 16 februari 2012
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 29 februari 2012
Inwerking getreden d.d. 8 maart 2012
Selectiecriteria voor aanwijzing van gemeentelijke monumenten
1. Architectuurhistorische waarde
Een object heeft architectuurhistorische waarde wanneer:
Een object heeft stedenbouwkundige waarde wanneer:
Een object heeft cultuurhistorische waarde wanneer:
De weging van de criteria kan verschillen, afhankelijk van de architectuurstroming. Als nadere explicaties van de bovenstaande criteria kunnen gaafheid en zeldzaamheid meegewogen worden.
Selectiecriteria voor aanwijzing van beeldbepalende panden
Een beeldbepalend pand is een kenmerkend deel van zijn omgeving doordat het pand:
De weging van de criteria kan verschillen, afhankelijk van de architectuurstroming. Als nadere explicaties van de bovenstaande criteria kunnen gaafheid en zeldzaamheid meegewogen worden.
Selectiecriteria voor aanwijzing van gemeentelijke archeologische monumenten
In het onderstaande wordt op korte en schematische wijze het proces weergegeven dat tot een aanwijzing van een gemeentelijk archeologisch monument leidt.
In de eerste plaats wordt nagegaan of monumenten vanwege hun belevingswaarde, op basis van hun schoonheid of herinneringswaarde, als beschermenswaardig getypeerd kunnen worden.
De monumenten worden vervolgens op hun fysieke kwaliteit beoordeeld. Een monument wordt op basis van fysieke kwaliteit als in principe beschermenswaardig aangemerkt, indien de criteria gaafheid en conservering samen bovengemiddeld (vijf of zes punten) scoren.
De beoordeling van de fysieke kwaliteit is gerelateerd aan de gemeentegrens van Apeldoorn en de vindplaatsen die daarbinnen zich bevinden, op deze wijze wordt de conserveringstoestand in relatie tot de andere relevante sites bekeken.
Bij een middelmatige tot lage score (vier punten of minder), wordt naar de inhoudelijke kwaliteitscriteria gekeken om te bepalen of het terrein toch beschermenswaardig is. Indien te verwachten is dat op een van de inhoudelijke criteria ‘hoog’ wordt gescoord, wordt het monument ook in principe beschermenswaardig geacht. Dit ‘vangnet’ heeft tot doel te voorkomen dat terreinen die van beperkte fysieke kwaliteit zijn, maar desondanks inhoudelijk van groot belang, uit de beoordeling vallen.
Monumenten die op grond van hun fysieke kwaliteit als in principe beschermenswaardig zijn aangemerkt, worden vervolgens gewaardeerd op hun inhoudelijke kwaliteit.
Hoewel voor sommige monumenten (b.v. op grond van beleving) al in een vroeg stadium van het waarderingsproces de beschermenswaardigheid wordt vastgesteld, is het noodzakelijk ook de andere variabelen te scoren. Dit om eventueel de ensemblewaarde van andere sites en/of de representativiteit vast te kunnen stellen.
2. OPERATIONALISERING VAN DE SELECTIECRITERIA
In deze paragraaf wordt de operationalisering van de hiervoor schematisch weergegeven aanpak toegelicht. Alle criteria worden nader gedefinieerd en besproken. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de waardestelling, die bereikt wordt door middel van een systeem tot waardering. Daartoe wordt aan de meeste criteria een meetwaarde toegekend. Om tot een afweging te kunnen komen, wordt daarbij een intervalschaal gehanteerd, waarbij meetwaarden (scores 1, 2 of 3) worden toegekend aan de scores ‘laag’, ‘midden’ en ‘hoog’.
1.1 Waardering op belevingsaspecten
De belevingswaarde van een archeologisch monument valt uiteen in twee criteria: ‘schoonheid’ en ‘herinneringswaarde’. Bij beide gaat het vooral om zichtbare monumenten.
Schoonheid De esthetisch-landschappelijk waarde van een archeologisch monument, die in de zichtbaarheid van het monument tot uiting komt.
Bij dit criterium staat de uiterlijke verschijningsvorm centraal, het gaat om aspecten als zichtbaarheid als landschapselement, samenhang met andere (zichtbare) monumenten of landschapselementen en de landschappelijke entourage.
Met name in de historische stads- en dorpskernen kan men hier denken aan zaken die bovengronds een afspiegeling vormen van de structuur van het bodemarchief en in feite als bovengrondse archeologie (bouwhistorie) gezien kunnen worden. Hier valt te denken aan historische percelering, stratenpatronen, e.d.
Wat dit waarderingscriterium een extra belang geeft, is dat het in feite ook om de visuele representatie van het verder onzichtbare archeologische bodemarchief gaat.
Visueel waarneembare monumenten vormen een zichtbare herinnering aan het verleden en dienen daarom zoveel mogelijk behouden te blijven, zelfs al is de wetenschappelijke betekenis in bepaalde gevallen gering.
Herinneringswaarde De ‘herinnering’ die het archeologisch monument oproept over het verleden.
Er zijn monumenten die zijn verbonden met een levende herinnering aan het verleden. Het feit dat deze bestaat, duidt er veelal op dat het om een zichtbaar monument gaat, maar dat is niet per definitie noodzakelijk. Ook een plaats zonder zichtbare overblijfselen kan als ’lieu de memoire’ voortleven. Daarbij zijn verschillende vormen te onderscheiden:
Er is een categorie die direct verbonden is met historische gebeurtenissen. Meestal zijn het monumenten van relatief geringe ouderdom waaraan de herinnering altijd is blijven voortleven. In enkele gevallen gaat het om monumenten waarvan de relatie met historische gebeurtenissen van ouder datum door opgravingen en/of ander wetenschappelijk onderzoek is vastgesteld.
Een tweede categorie betreft monumenten die niet zozeer met feitelijke historische gebeurtenissen zijn verbonden, maar die in de overlevering worden geassocieerd met sagen en legenden, waaraan een religieuze betekenis wordt toegekend, of die om andere redenen een rol spelen in de beleving van het landschap.
In beide gevallen gaat het om monumenten waarvan de herinneringswaarde expliciet kan worden vastgesteld. Dit kan een argument zijn voor beschermenswaardigheid. Deze monumenten doorlopen eveneens de waarderingsstappen waarbij de fysieke en inhoudelijke kwaliteit worden beoordeeld.
1.2 Waardering op fysieke criteria
Fysieke kwaliteit De mate waarin archeologische overblijfselen nog intact en in hun oorspronkelijke positie aanwezig zijn. Binnen deze waarde wordt onderscheid gemaakt tussen de criteria gaafheid en conservering. Bij het criterium gaafheid moet ook de stabiliteit van de fysische omgeving in beeld worden gebracht; met name onder water kan de gaafheid van een vindplaats door natuurlijke processen (met name stromingen) snel veranderen.
Gaafheid De mate van niet verstoord zijn en de stabiliteit van de fysieke omgeving.
Conservering De mate waarin archeologisch vondstmateriaal bewaard is gebleven
Door middel van inventariserend veldonderzoek zijn gegevens verzameld over de fysieke toestand van monumenten. Daarbij wordt enerzijds inzicht verkregen in de kwaliteitsbepalende randvoorwaarden (bijvoorbeeld bodemopbouw, grondwaterpeil etc.), anderzijds wordt concrete informatie over de aanwezigheid, de kwantiteit en de kwaliteit van archeologische informatiebronnen evenals over de omvang van de betreffende monumenten verworven.
1.3 Selectie op inhoudelijke criteria
Als de bovenstaande stappen in het proces van selectie zijn doorlopen, staat vast welke archeologische monumenten beschermenswaardig zijn op basis van hun zichtbaarheid of, in principe, op basis van hun fysieke toestand. Vervolgens komt de waardering op basis van inhoudelijke kwaliteit.
Het gaat om de volgende criteria:
Zeldzaamheid De mate waarin een bepaald type monument schaars is (of is geworden) voor een periode of in een (deel-)gebied.
Zeldzaamheid is een relatief begrip. De beoordeling van zeldzaamheid berust op het huidige inzicht in de inhoud en samenstelling van het bodemarchief. Zeldzaamheid wordt beoordeeld als ‘laag’ (score 1), indien in Apeldoorn nog een groot aantal vergelijkbare monumenten uit dezelfde periode bewaard zijn gebleven die in een vergelijkbare of betere conditie verkeren. Dit kan worden vastgesteld op basis van feiten (een beschikbare inventarisatie), maar ook op een verwachting, mits deze is gebaseerd op een recente en specifieke verwachtingskaart.
Zeldzaamheid wordt beoordeeld als ‘hoog’ (score 3), indien het om een uniek monument gaat of als er in Apeldoorn niet of nauwelijks vergelijkbare monumenten bekend zijn. In de overige gevallen volgt een score als ‘midden’.
Informatiewaarde De betekenis van een monument als bron van kennis over het verleden.
Informatiewaarde wordt bepaald door de mate waarin (een opgraving van) het monument een bijdrage kan leveren aan nieuwe kennisvorming over het verleden.
De informatiewaarde wordt mede bepaald door de ensemblewaarde.
De informatiewaarde van een monument wordt bepaald door middel van een score, die is gebaseerd op een analyse van kennislacunes en actuele vraagstellingen.
In eerste instantie is bepalend de huidige stand van kennis over vergelijkbare monumenten uit dezelfde periode in Apeldoorn. Er zijn verschillende soorten kennislacunes te onderscheiden, die al dan niet gecombineerd kunnen voorkomen:
Als de zeldzaamheid ‘hoog’ is beoordeeld, is de informatiewaarde veelal ook ‘hoog’. De andere scores kunnen verschillen: ook bij veel voorkomende typen van monumenten kunnen kennishiaten bestaan terwijl anderzijds een monument dat op zeldzaamheid gemiddeld scoort, kan behoren tot een categorie waarover veel informatie voorhanden is.
1.1.8. Ensemblewaarde (archeologische en landschappelijke context)
Ensemblewaarde (of contextwaarde) De meerwaarde die aan een monument wordt toegekend, op grond van de mate waarin sprake is van een archeologische context en van een landschappelijke context.
Archeologische context heeft betrekking op de aanwezigheid en de informatiewaarde van andere in de nabije omgeving aanwezige bronnen van archeologische informatie.
In stedelijk gebied is de archeologische context binnen de historische kernen vrijwel altijd zeer sterk aanwezig. In het voormalig buitengebied, dat nu ingebouwd is, kan dit variëren.
Landschappelijke context is de mate waarin het oorspronkelijke landschap nog aanwezig en/of herkenbaar is, daarbij is ook de aanwezigheid van organische sedimenten in de omgeving van een monument van belang. Deze elementen dragen in hoge mate bij aan de mogelijkheden tot onderzoek van toenmalige landschappen en landgebruik.
In stedelijk gebied is de landschappelijke context, uitzonderingen daargelaten, of niet van toepassing of grotendeels verloren gegaan en dus laag. Als dit begrip als stedelijk landschap wordt geïnterpreteerd, dan vallen de waardevolle gebieden onder de historische binnensteden.
De ensemblewaarde wordt bepaald op basis van de ‘nabije omgeving’. Relevant is dus niet de gemeente als geheel, maar het archeologisch-landschappelijk samenstel. Een punt van aandacht is hier de archeologische neerslag van de interactie tussen platteland en stad (historische binnensteden). Door de nadere taakverdeling binnen het archeologisch bestel worden de archeologische monumenten in het stedelijk gebied veelal binnen de gemeente gewaardeerd, terwijl het omringende platteland veelal door provincie of rijk wordt gewaardeerd. Er moet voor worden gewaakt dat hierdoor de eerder genoemde interactie wordt ondergewaardeerd.
De ensemblewaarde wordt vastgesteld op basis van beide contexten. In principe wordt daarbij uitgegaan van de resultaten van het inventariserende veldonderzoek (incidenteel zal ook een bureauonderzoek al voldoende informatie opleveren). Deze informatie wordt bekeken in combinatie met aanvullende gegevens over de omgeving dan wel de verwachting daarover, gebaseerd op de gemeentelijke archeologische beleidskaart. Deze vergelijking levert de basis voor de beoordeling van de landschappelijke context en kan aanvullende overwegingen leveren bij de beoordeling van de archeologische context. Indien beide contexten niet meer in voldoende mate aanwezig zijn, wordt de ensemblewaarde als ‘laag’ beoordeeld, indien een van beide niet (meer) aanwezig is of beduidend is aangetast, is de beoordeling ‘midden’, en als beide nog in hoge mate voorhanden zijn, volgt waardering als ‘hoog’.
Representativiteit De mate waarin een bepaald type monument karakteristiek is voor een periode, dan wel voor Apeldoorn.
Voor het inhoudelijke waardeoordeel is ook het criterium representativiteit van belang, wat alleen relevant is indien bij het uitvoeren van de waardering het vermoeden bestaat dat duurzaam behoud van het monument gerealiseerd kan worden.
De waarde van het oordeel over de representativiteit neemt toe, naarmate meer informatie beschikbaar is over vergelijkbare monumenten uit dezelfde periode en hetzelfde gebied. Er zijn er veel van en er is relatief veel van bekend.
Dat betekent dat dergelijke monumenten meestal niet op de eerste drie inhoudelijke criteria (zeldzaamheid, informatie en ensemble) voor selectie in aanmerking zullen komen.
Om wel tot een evenwichtige steekproef te komen, dient in principe - op basis van een inventarisatie - een waardering op basis van representativiteit plaats te vinden.
3.WAARDERING IN STEDELIJK GEBIED
In stedelijk gebied gelden omstandigheden die het beoordelen volgens het te behandelen stramien compliceren.
De waarde van archeologische terreinen in het stedelijk gebied hangt samen met de historische ontwikkeling van Apeldoorn en de andere dorpskernen. Uit deze, archeologisch bezien, relatief recente periode zijn veelal nog gebouwde monumenten (huizen, kerken, muren e.d.) en structuren (pleinen, grachten, straten e.d.) bewaard gebleven en zichtbaar. De waardering van de archeologische terreinen kan dus niet los worden gezien van deze gelijktijdige of in de tijd opvolgende fenomenen in casu de gehele (historische) stedelijke context.
Dit laatste punt maakt duidelijk dat in stedelijk gebied onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de historische binnensteden en anderzijds het landelijk gebied dat na circa 1850 is overbouwd. Voor de waardering van de sites in dit laatste gebied gelden, ondanks de extra complicaties, de criteria zoals die in de paragrafen hiervoor zijn behandeld.
Waar het gaat om historische stads- of dorpskernen kan er vanuit worden gegaan dat deze gebieden een samenhangend conglomeraat van archeologische waarden herbergen. In dat opzicht zijn de historische stads- of dorpskernen in principe beschermenswaardig.
Op microniveau kunnen ook binnen de stad Apeldoorn waardestellingen worden verricht. Deels zullen de criteria hiervoor - met name de fysieke - niet principieel afwijken van de algemeen geldende. Wanneer het gaat om de inhoudelijke criteria kunnen in de stad echter extra nuances worden aangebracht. Het spreekt vanzelf dat dit alleen kan, wanneer men over een goed inzicht in het bodemarchief - inclusief verstoringen- op microniveau beschikt en tevens zicht heeft op de historische ontwikkeling, de ligging van bijzondere gebouwen e.d. Op deze wijze kan voor een historische binnenstad een kaart van beschermenswaardige archeologische monumenten worden verkregen.