Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hollands Kroon

Aanwijzings- en delegatiebesluit Wabo en Wro 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHollands Kroon
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAanwijzings- en delegatiebesluit Wabo en Wro 2015
CiteertitelAanwijzings- en delegatiebesluit Wabo en Wro 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikel 156
  2. Wet ruimtelijke ordening, artikel 3.6
  3. Wet ruimtelijke ordening, artikel 6.12
  4. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 2.12
  5. Besluit omgevingsrecht, artikel 6.5
  6. Algemene wet bestuursrecht, afdeling 10.1.2.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-03-2015Nieuw aanwijzings- en delegatiebesluit

05-03-2015

Gemeenteblad

gmb-2015-20880

Tekst van de regeling

Intitulé

Aanwijzings- en delegatiebesluit Wabo en Wro 2015

De raad van de gemeente Hollands Kroon;

Gelezen het voorstel van het college van 16 december 2014;

Gelet op artikel 156 van de Gemeentewet, de artikelen 3.6 en 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening, artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht en afdeling 10.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit vast te stellen:

Artikel 1  

Voor zover het college op grond van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bevoegd is om te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning, is een verklaring van geen bedenkingen niet vereist, indien sprake is van een project dat past binnen de in Bijlage I genoemde categorieën van gevallen.

Artikel 2  

Voor zover het college op grond van artikel 12.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bevoegd is te beslissen op een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van een bestemmingsplan of van een beheersverordening, is het college op grond van artikel 6.12, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening eveneens bevoegd om een besluit te nemen over vaststellen van een exploitatieplan dat betrekking heeft op het project waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend.

Artikel 3  

Voor zover het college op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd is tot het wijzigen van een bestemmingsplan, is het college op grond van artikel 6.12, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening eveneens bevoegd tot het vaststellen van het exploitatieplan behorend bij de wijziging van het bestemmingsplan.

Artikel 4  

Het Aanwijzings- en delegatiebesluit Wabo en Wro 1 wordt ingetrokken. [1Zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 27 september 2012 en gewijzigd bij raadsbesluit van 6 november 2014.]

Artikel 5  

Dit besluit kan worden aangehaald als: Aanwijzings- en delegatiebesluit Wabo en Wro 2015.

Artikel 6  

Dit besluit treedt een dag na de dag van bekendmaking in werking.

Anna Paulowna, 5 maart 2015

De raad voornoemd (etc)

Bijlage I bij Aanwijzings- en delegatiebesluit Wabo en Wro 2015

Lijst categorieën van gevallen waarvoor een verklaring van geen bedenkingen niet vereist is.

 

A.Wonen

(Bouw)projecten ten behoeve van woonfuncties, mits deze projecten passen binnen de Woonvisie.

 

B.Agrarische functie

(Bouw)projecten ten behoeve van agrarische functies in het buitengebied, met uitzondering van intensieve veehouderijen. Onder een intensieve veehouderij wordt verstaan: een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat zelfstandig of als neventak geheel of grotendeels in gebouwen, varkens, pluimvee, konijnen, vleeskalveren, pelsdieren of overig kleinvee houdt, met uitzondering van het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet, het kweken van vissen, het houden van melkvee en overig rundvee, geiten, schapen of paarden.

 

C.Werken

(Bouw)projecten ten behoeve van kleinschalige bedrijvigheid (milieucategorie 1 en 2 VNG bedrijven- en milieuzonering).

 

D.Maatschappelijke functies

(Bouw)projecten voor functies op het gebied van zorg, welzijn, onderwijs, cultuur, sport, religie en dienstverlening door de overheid.

 

E.Logiesfuncties voor arbeidsmigranten

(Bouw)projecten voor logiesfuncties voor arbeidsmigranten, voor zover deze passen binnen de Regionale kadernota huisvesting arbeidsmigranten.

 

F.Recreatie

(Bouw)projecten voor recreatie, voor zover het project geen onevenredige belemmering vormt voor de omliggende functies of woningen.

 

G. Infrastructuur

(Bouw)projecten voor de aanleg van en aanpassing van bestaande weg-, water-, parkeer-, en groenvoorzieningen, alsmede daar naar aard en omvang aan gelijk te stellen infrastructurele werken

 

H. Natuur

(Bouw)projecten voor het ontwikkelen van natuur binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en (bouw)projecten tot het behoud van bestaande natuur.

 

I. Overige (openbare) voorzieningen

  • 1.

    (Bouw)projecten voor openbare nutsvoorzieningen, met uitzondering van het realiseren van een 150/20 kV-transformatorstation, of een voorziening die qua aard en omvang vergelijkbare of meer ingrijpende ruimtelijke gevolgen heeft.

  • 2.

    (Bouw)projecten voor voorzieningen voor het openbaar vervoer.

     

J. Bouwwerken geen gebouwen zijnde

(Bouw)projecten voor bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van windturbines.

 

K. Onbebouwde gronden

Projecten voor het wijzigen van de functie van onbebouwde gronden.

 

Toelichting

Artikel 1

Op grond van artikel 1 van het voorgaande Aanwijzings- en delegatiebesluit Wabo en Wro was in geen enkel geval waarin het college bevoegd gezag was, een verklaring van geen bedenkingen vereist. In verband met recente jurisprudentie heeft de raad op 6 november 2014 besloten dit artikel te laten vervallen.

Op grond van die jurisprudentie kan worden geconcludeerd dat in een aanwijzingsbesluit expliciet de categorieën van gevallen waarin geenverklaring van geen bedenkingen is vereist, moeten worden opgesomd. Het in plaats daarvan benoemen van alleen de gevallen waarin wel een verklaring van de raad vereist is, is dus juridisch niet mogelijk. Ook een aanwijzingsbesluit waarin een procedure is beschreven op grond waarvan de raad zelf per geval beslist of een verklaring vereist is, lijkt juridisch niet haalbaar.

Er is behoefte aan een Aanwijzings- en delegatiebesluit dat wel in overeenstemming is met de jurisprudentie. Er bestaan voorbeelden van aanwijzingsbesluiten die een ellenlange opsomming van categorieën bevatten, waarbij vaak ook nog maximale oppervlaktematen vermeld staan. Een dergelijke lijst van categorieën past niet goed bij het streven van Hollands Kroon om zo min mogelijk regelgeving te gebruiken en de regelgeving die wel nodig is, zo eenvoudig en kort mogelijk te houden. Daarnaast bleek tijdens de raadsvergadering van 6 november 2014 dat de raad in grote lijnen tevreden was met het oude Aanwijzings- en delegatiebesluit. Reparatie van het besluit als gevolg van jurisprudentie staat dus voorop. Met het bijgaande aanwijzings- en delegatiebesluit is gepoogd om een zo kort en eenvoudig mogelijke lijst op te stellen.

Het uitgangspunt is dat deze lijst wel in lijn is met artikel 6.5 van het Bor en de daarop gebaseerde jurisprudentie. Verwezen wordt naar de bespreking van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 augustus 2014 in twee juridische vakbladen (Tijdschrift voor Bouwrecht en AB Rechtspraak Bestuursrecht) .

De categorieën zijn namelijk ruim, maar toch voldoende duidelijk omschreven. Daarbij is rekening gehouden met de onderwerpen waarvan de raad in het verleden heeft aangegeven dat in die gevallen het vragen van een verklaring wel gewenst is. Gedacht kan worden aan het realiseren van windturbines, transformatorstations, natuurontwikkeling buiten de EHS en intensieve veehouderijen. Om verwarring over het begrip ‘intensieve veehouderij’ te voorkomen is de definitie overgenomen die ook in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is opgenomen.

Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad alleen vereist is wanneer het college het voornemen heeft om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. Heeft het college het voornemen een omgevingsvergunning te weigeren, dan is in dat geval geen verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad vereist. Dit volgt uit de tekst van artikel 2.27 van de Wabo en artikel 6.5 van het Bor. In een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (Rechtbank Den Haag, 13 november 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:15995) wordt dit bevestigd. Om die reden zijn (bouw)projecten ten aanzien waarvan het college het voornemen heeft de omgevingsvergunning te weigeren, niet opgenomen in de lijst, aangezien al uit de wet volgt dat een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad voor dergelijke projecten niet vereist is.

De raad stelt kaders. Hoe meer beleidskaders er door de raad gesteld zijn, hoe eenvoudiger het wordt om de verdere besluitvorming over ruimtelijke ordening binnen die kaders aan het college over te laten. Voorbeelden waarin dat kan zijn de woonvisie en de regionale kadernota huisvesting arbeidsmigranten. Voor zover die kaders er niet zijn, is het zoeken naar het juiste evenwicht tussen het overlaten van de besluitvorming aan het college daar waar het kan en het primaat van de raad wanneer kaderstelling op het gebied van de ruimtelijke ordening aan de orde is. Het voordeel van het in een aantal gevallen overlaten van de besluitvorming aan het college is snellere en kortere procedures en daarmee ook klantvriendelijker en efficiënter werken.

 

Artikelen 2 en 3

Deze artikelen zijn identiek aan de artikelen 2 en 3 van het voorgaande Aanwijzings- en delegatiebesluit Wabo en Wro.

 

Artikel 4 en 5

Het voorgaande Aanwijzings- en delegatiebesluit Wabo en Wro, dat na het raadsbesluit van 6 november uit de artikelen 2 t/m 6 bestond, wordt ingetrokken. Hiervoor in de plaats treedt het Aanwijzings- en delegatiebesluit Wabo en Wro 2015.