Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Apeldoorn

Algemene subsidieverordening 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieApeldoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening 2008
CiteertitelAlgemene subsidieverordening 2008 (versie 2)
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

gewijzigde verordening, Artikel 3, lid 4

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Algemene wet bestuursrecht, Titel 4.2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Uitvoeringsregeling Algemene subsidieverordening

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-05-201001-03-2014Onbekend

22-04-2010

Apeldoorns Stadsblad, 2010-05-05

raadsvoorstel 43-2010

Tekst van de regeling

Intitulé

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING 2008

De raad van Apeldoorn;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 maart 2008, nr. 15-2008;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Algemene subsidieverordening.

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:21, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • -

    verordening: Algemene subsidieverordening (Asv)

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1

    De verordening is van toepassing op alle gemeentelijke subsidieverstrekkingen die het algemeen belang van de gemeente dienen, zoals vermeld in de in artikel 3, derde lid bedoelde uitvoeringsregeling.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid kan het college bepalen dat de verordening niet geldt in de onder artikel 4:23, derde lid, van de Awb genoemde gevallen.

Artikel 3 Verplichtingen en bevoegdheden van het college

  • 1.

    Het college is belast met de uitvoering van deze verordening, met het nemen van alle besluiten die voortvloeien uit Titel 4.2 van de Awb en de in deze verordening opgenomen bepalingen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 2.

    Het college stelt jaarlijks uiterlijk op 15 december subsidieplafonds en –bedragen voor het daarop volgende begrotingsjaar vast.

  • 3.

    Het college stelt een uitvoeringsregeling vast waarin nadere regels gesteld worden voor de verlening en de vaststelling van verschillende subsidievormen.

  • 4.

    Het college is bevoegd:

    • a.

      subsidie te verstrekken voor activiteiten op de volgende beleidsterreinen;

      • -

        algemeen bestuur;

      • -

        openbare orde en veiligheid;

      • -

        verkeer, vervoer en waterstaat;

      • -

        economische zaken;

      • -

        sport;

      • -

        onderwijs;

      • -

        cultuur en recreatie;

      • -

        sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

      • -

        volksgezondheid;

      • -

        milieu (waaronder: duurzaamheid, dieren en natuur);

      • -

        ruimtelijke ordening en volkshuisvesting;

      • -

        evenementen.

    • b.

      per beleidsterrein nadere regels dan wel specifieke regelingen vast te stellen;

    • c.

      tot het vaststellen van subsidieplafonds binnen de door de raad gestelde kaders;

    • d.

      nadere regels te stellen omtrent een afwijkend boekjaar als bedoeld in artikel 4:68 van de Awb;

    • e.

      om op basis van de subsidiebeschikking een overeenkomst te sluiten als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb binnen de door de raad gestelde kaders.

Artikel 4 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

  • 1

    De subsidie kan naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb genoemde gevallen in ieder geval worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

    • b.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie is aangevraagd;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden - hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden - kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • e.

      subsidieverstrekking anderszins niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • f.

      de activiteiten in enig opzicht strijdig zijn met internationale verdragen en/of algemeen erkende rechten van de mens;

    • g.

      de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie oplevert wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele geaardheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand.

  • 2

    Naast de in artikel 4:50 van de Awb bedoelde gevallen kan de subsidieverlening ook worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd op grond van de in het eerste lid genoemde gevallen.

Artikel 5 Begrotingsvoorbehoud, plafonds en indexeringen

  • 1

    Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de raad de benodigde gelden bij de vaststelling van de meerjarenprogrammabegroting heeft toegekend. Het begrotingsvoorbehoud als genoemd in artikel 4:34 van de Awb is daarbij van toepassing.

  • 2

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3 kan de raad subsidieplafonds en -bedragen vaststellen.

  • 3

    De raad stelt bij de begroting de indexering van subsidies vast voor de jaarlijkse bijstelling daarvan.

Artikel 6 Rechtspersoonlijkheid

  • 1

    Subsidies worden slechts verstrekt aan rechtspersoonlijkheid bezittende organisaties waarvan de te subsidiëren hoofdactiviteit niet gericht is op het maken van winst en/of op het uitdragen van levensbeschouwelijke en/of politieke opvattingen.

  • 2

    Indien zulks in een specifieke subsidieverordening en/of -regeling is bepaald, kan het college een subsidie verstrekken aan een natuurlijke persoon of groep van natuurlijke personen wiens te subsidiëren hoofdactiviteit niet gericht is op het maken van winst en/of op het uitdragen van levensbeschouwelijke en/of politieke opvattingen.

Artikel 7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1

    De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een onderzoek van de raad of de rekenkamercommissie als bedoeld in de Verordening op de rekenkamercommissie, indien de raad of de commissie daarom verzoekt.

  • 2

    Het college kan naast de in artikel 4:37 van de Awb bedoelde verplichtingen bij nadere regels of bij de subsidieverlening ook verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      de overdracht van subsidie aan derden, anders dan als betaling voor goederen of diensten;

    • b.

      emancipatie, non-discriminatie en democratisch functioneren;

    • c.

      de toepasselijkheid van de Governance Code (“good governance”) op de subsidieontvanger.

  • 3

    Het college kan daarnaast bij de subsidieverlening aanvullende verplichtingen opleggen, die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 4

    Het college kan voorts verplichtingen opleggen die betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 5

    De subsidieontvanger stelt het college in kennis van wijzigingen die van belang zijn voor subsidieverstrekking, zoals statutenwijziging en wijziging van de organisatievorm.

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE BEPALINGEN - AANVULLENDE BEPALINGEN OP TITEL 4.2 VAN DE AWB

Artikel 8 Termijnen

  • 1

    In de gevallen waarin een aanvraag tot subsidie betrekking heeft op het kalenderjaar volgend op dat waarin de aanvraag is ingediend, wordt op de aanvraag beslist binnen uiterlijk twaalf weken na de dag waarop de gemeentebegroting voor het eerstvolgende kalenderjaar door de raad is vastgesteld.

  • 2

    In alle andere gevallen geldt dat binnen twaalf weken na indiening van een aanvraag wordt beslist, tenzij het college bij nadere regels hiervoor een andere termijn heeft vastgesteld.

  • 3

    Het college kan de beslissing, bedoeld in het eerste en tweede lid, voor ten hoogste zes weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.

  • 4

    Indien het college heeft bepaald dat een aanvraag tot subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een daartoe vastgesteld formulier, geldt een aanvraag als bedoeld in het eerste en tweede lid slechts als een aanvraag, indien dit formulier volledig is ingevuld.

Artikel 9 Over te leggen gegevens

  • 1

    Het college stelt per subsidievorm vast welke stukken bij een aanvraag tot subsidie moeten worden ingediend.

  • 2

    Het college kan bepalen dat een aanvraag tot subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een daartoe vastgesteld formulier, alsmede modellen dan wel richtlijnen vaststellen voor de stukken die bij een aanvraag moeten worden ingediend.

  • 3

    Bij een eerste aanvraag tot subsidie, moet de subsidieaanvrager in ieder geval de volgende stukken indienen:

    • a.

      het activiteitenplan, waarin een overzicht is opgenomen van door de subsidieaanvrager voorgenomen activiteiten en de door hem nagestreefde doelen;

    • b.

      een gespecificeerde begroting voor het jaar of voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bestaande uit een overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      een opgave van bij andere bestuursorganen of organisaties ingediende aanvragen voor subsidie dan wel sponsoring of vergoeding ten behoeve van of tegemoetkoming in dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van de aanvragen;

    • d.

      een afschrift van de notarieel vastgelegde statuten;

    • e.

      een beschrijving van de organisatievorm van de subsidieaanvrager voor zover niet vervat in haar statuten;

    • f.

      een opgave van de actuele bestuurssamenstelling.

  • 4

    Bij een volgende aanvraag tot subsidie, moet de subsidieaanvrager in ieder geval de in het derde lid onder a tot en met c genoemde stukken indienen c.q. de daarin bedoelde gegevens overleggen.

Artikel 10 Verzekeringsplicht

Het college kan een subsidieontvanger verplichten:

  • a.

    een verzekering af te sluiten en in stand te houden tegen wettelijke aansprakelijkheid;

  • b.

    zijn roerende en onroerende zaken tegen vervangingswaarde te verzekeren en verzekerd te houden tegen schade door brand en eventuele door het college aan te geven andere risico’s.

Artikel 11 Waardering en afschrijvingen

  • 1

    Het college kan een subsidieontvanger verplichten kapitaalgoederen te waarderen tegen verkrijgingsprijs.

  • 2

    Het college kan aan een subsidieontvanger nadere regels opleggen over de waardering van kapitaalgoederen waarop de subsidieverstrekking betrekking heeft.

Artikel 12 Overschotten, tekorten en vermogensvorming

  • 1

    Het college kan regels stellen over de vorming van een egalisatiereserve, de maximale omvang en het maximum van de hieraan periodiek toe te voegen bedragen.

  • 2

    Het periodiek aan de egalisatiereserve toe te voegen bedrag bedraagt in ieder geval niet meer dan tien procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 3

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 4

    De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee subsidiëring door de gemeente heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 5

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag, dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen. Indien het onroerend goed betreft, geschiedt de waardebepaling door één of drie onafhankelijke deskundigen.

  • 6

    Indien de activiteiten van de subsidieontvanger met toestemming van het college door een andere rechtspersoon worden voortgezet en de activa en passiva tegen boekwaarde aan die ander in eigendom worden overgedragen, is de subsidieontvanger ter zake in afwijking van het vierde lid geen vergoeding verschuldigd.

  • 7

    Als de egalisatiereserve hoger is dan het bepaalde in het eerste of tweede lid brengt het college het meerdere in mindering op de subsidie voor de volgende periode

  • 8

    Het college kan afwijken van het bepaalde in het zevende lid, als het in overleg met de subsidieontvanger een besteding overeenkomt die past binnen de subsidiabele activiteiten of producten.

Artikel 13 Toetsing

  • 1

    Het college toetst ten minste één keer per zittingsperiode van de raad of subsidies die op jaarbasis worden verstrekt rechtmatig, doelmatig en doeltreffend zijn besteed en rapporteert over zijn bevindingen aan de raad.

  • 2

    Het college kan nadere regels stellen voor de wijze waarop de toetsing plaatsvindt.

  • 3

    De in het eerste lid bedoelde toetsing geldt niet voor subsidies die zijn verstrekt door middel van een enkele vaststelling als bedoeld in artikel 4:29 van de Awb.

HOOFDSTUK 3 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 14 Staatssteun

Een subsidie of een subsidieregeling die aan alle criteria voor meldingsplichtige staatssteun lijkt te voldoen, moet worden gemeld bij de Europese Commissie. Ingeval van onterechte verstrekking wordt de subsidie teruggevorderd.

Artikel 15 Hardheidsclausule

De raad, dan wel het college kan in individuele gevallen van een of meer bepalingen van deze verordening afwijken dan wel deze buiten toepassing laten, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 16 Onvoorziene omstandigheden

Het college treft in alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet de nodige voorzieningen.

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 17 Overgangsbepaling

  • 1

    Bij het in werking treden van deze verordening vervalt de Algemene subsidieverordening, vastgesteld op 9 oktober 1997 en gewijzigd op 20 september 2001.

  • 2

    Op aanvragen tot verlening van subsidie die op basis van de onder het eerste lid genoemde verordening zijn ingediend en waarover bij de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, blijft die verordening van toepassing.

  • 3

    Op aanvragen tot vaststelling van subsidie die op basis van de onder het eerste lid genoemde verordening is verleend, blijft die verordening van toepassing.

  • 4

    Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verstrekt, blijven de bepalingen zoals opgenomen in de in het eerste lid genoemde verordening van toepassing.

  • 5

    Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag op basis van de in het eerste lid genoemde verordening wordt beslist met toepassing van die verordening.

Artikel 18 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze verordening kan worden aangehaald als de ‘Algemene subsidieverordening’ en treedt in werking op 1 maart 2008.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 27 maart 2008

Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 9 april 2008

Inwerking getreden d.d. 1 maart 2008

Gewijzigd bij besluit d.d. 22 april 2010 (artikel 3, lid 4)

Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 5 mei 2010

Inwerking getreden d.d. 5 mei 2010

TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING

ALGEMEEN

In haar eindrapport ‘Naar meer zakelijkheid’ (december 2004) trok de rekenkamercommissie de conclusie dat de Algemene subsidieverordening (Asv) weliswaar simpel en werkbaar was, maar niet meer passend bij de huidige gangbare opvattingen over onder meer sturing en verantwoording. Ook het onderscheid tussen verschillende subsidiesoorten was niet duidelijk uitgewerkt. Daarnaast concludeerde de rekenkamercommissie dat het dualisme nog nauwelijks was doorgevoerd in de wijze waarop raad, college en management verantwoordelijkheid nemen in de organisatie van het subsidiebeleid. Bij de start en evaluatie van budgetsubsidies richtte de raad zich op afspraken met individuele instellingen in plaats van zich te beperken tot het beleid.

Eén van de aanbevelingen in het eindrapport is om bij herziening van het subsidiebeleid (via wijziging van de Asv) te regelen dat verlening en vaststelling van de subsidies worden gescheiden. Door middel van het opstellen van de nieuwe Asv is uitvoering gegeven aan de aanbevelingen van de rekenkamercommissie op dit punt.

De nieuwe Asv is een kaderverordening waarin de raad de verplichtingen en bevoegdheden van het college op het terrein van subsidieverlening en subsidievaststelling vastlegt. Daarnaast zijn aanvullende bepalingen opgenomen op titel 4.2 (Subsidies) van de Algemene wet bestuursrecht

Op grond van de Asv stelt het college een uitvoeringsregeling vast waarin per subsidievorm regels worden gesteld voor de verlening en vaststelling van de subsidie.

ARTIKELGEWIJS

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Op grond van artikel 4:21 van de Awb wordt onder subsidie verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

Artikel 2 Reikwijdte

lid 1

De verordening is van toepassing op alle gemeentelijke subsidieverstrekkingen. Artikel 4:23 van de Awb bepaalt dat een bestuursorgaan slechts subsidie verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Deze bepaling is niet van toepassing als de subsidieontvanger en het subsidiebedrag in de begroting zijn vermeld.

De gemeentelijke subsidieverstrekkingen zijn voor een deel geregeld in specifieke subsidieverordeningen en subsidieregelingen (dit zijn de in de Awb bedoelde wettelijke voorschriften). Voor een ander deel zijn subsidieontvanger en subsidiebedrag opgenomen in een overzicht dat het college jaarlijks vaststelt als uitwerking van de Meerjarenprogrammabegroting.

Daarmee is de juridische grondslag voor de subsidieverstrekkingen gewaarborgd.

Garantieverlening, borgstelling, het verstrekken van rentevrije leningen of leningen tegen zeer lage rente, het geven van korting op de kostprijs van geleverde goederen en het verlenen van vrijstelling voor de betaling van legeskosten vallen niet onder het begrip subsidie. Hierop is deze Agemene subsidieverordening dus niet van toepassing.

Artikel 3 Verplichtingen en bevoegdheden van het college

lid 2

Het subsidieplafond is het bedrag dat gedurende een bepaalde periode ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies.

lid 4 sub e.

Een overeenkomst is een afspraak tussen het college en de subsidieontvanger waarin kan worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 5 Begrotingsvoorbehoud, plafonds en indexeringen

lid 1

De Meerjarenprogrammabegroting is het jaarlijks door de raad vast te stellen overzicht van gemeentelijke inkomsten en uitgaven, dat is vertaald in beleidsprogramma’s voor 4 jaar (wat wil de gemeente bereiken, wat gaat zij doen en wat gaat het kosten?).

Artikel 7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

lid 1

De Rekenkamercommissie is een door de raad samengestelde onafhankelijke commissie die als taak heeft het onderzoeken van en het adviseren aan de raad over de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het college gevoerde beleid en beheer. Hieronder vallen ook de subsidieverstrekkingen.

lid 2

De Governance Code is een gedragscode voor besturen van instellingen om te komen tot goed bestuur, intern toezicht daarop en het afleggen van verantwoording over de plannen en activiteiten van de instelling. In navolging van de code “Tabaksblat”, een code voor beursgenoteerde bedrijven, zijn er binnen verschillende bedrijfssectoren governance codes ontwikkeld, zoals binnen de culturele sector (Cultural Governance) en de gezondheidszorg.

Artikel 9 Over te leggen gegevens

lid 3 sub a

Een activiteitenplan is een omschrijving van de activiteiten die de subsidieontvanger met behulp van de gemeentelijke subsidie zal uitvoeren en het doel dat hij daarmee nastreeft.

HOOFDSTUK 2 Algemene bepalingen – Aanvullende bepalingen op titel 4.2 van de Awb

Artikel 12 Overschotten, tekorten en vermogensvorming

lid 7

Een egalisatiereserve is een reserve om mee- en tegenvallers in de exploitatie op te vangen.

Artikel 13 Toetsing

lid 3

Enkele vaststelling is het gelijktijdig verlenen en vaststellen van een subsidie door middel van één beschikking.

HOOFDSTUK 3 Overige bepalingen

Artikel 14 Staatssteun

Staatssteun is ieder voordeel dat uit overheidsmiddelen wordt verstrekt aan een bepaalde onderneming of een bepaalde groep van ondernemingen, waardoor de mededinging wordt vervalst of dreigt te worden vervalst en het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig wordt beïnvloed.

De Europese Commissie is het dagelijks bestuur van de Europese Unie. De Europese Commissie controleert of de Europese wetgeving juist wordt toegepast in de lidstaten van de Europese Unie.