Organisatie | Rijssen-Holten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening Rijssen-Holten 2010 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Rijssen-Holten 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Algemene Plaatselijke Verordening Rijssen-Holten 2010 |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-07-2018 | 28-01-2020 | Algemene Plaatselijke Verordening Rijssen-Holten 2010 7e wijziging | 05-07-2018 | 2018-0041 | |
27-07-2017 | 25-07-2018 | Invoeging artikel 2:79 | 13-07-2017 | ||
06-01-2017 | 27-07-2017 | artikel 2:39 en 2:77 | 22-12-2016 | 2016-0085 | |
24-06-2016 | 06-01-2017 | nieuwe regeling | 02-06-2016 Elektronisch Gemeenteblad, 23-06-2016 | Onbekend. |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald;
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Omgevingsverordening Overijssel 2017, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene verordening ondergrondse infrastructuur.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg indien:
indien het functioneren van aanwezige openbare (nuts) voorzieningen op of aan deweg door het maken van een uitweg op onaanvaardbare wijze wordt belemmerd of teniet wordt gedaan en deze openbare voorzieningen niet kunnen worden verplaatst, zonder aantasting van de verkeersveiligheid en verplaatsing het doelmatig gebruik van de weg niet belemmert;
AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG
Artikel 2:15 hinderlijke beplanting of voorwerpen
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
AFDELING 8. TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
I: een hotel, (afhaal) restaurant, pension, cafe, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis;
II: elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig, was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
In dit artikel wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als in artikel l, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:50a Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
a. in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of
b. als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden.
Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op uren en plaatsen die door het college of de burgemeester zijn aangewezen, zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
AFDELING 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit ).
In afwijking van in het eerste gesteld verbod is het carbidschieten toegestaan als:
daarbij gebruik wordt gemaakt van bussen met een maximale inhoud van 1 liter en mits daarbij geen handelingen worden verricht of nagelaten waarvan degene die het carbidschieten verricht of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door gevaar, schade of hinder kan optreden voor personen of voor de omgeving of;
buiten de bebouwde kom gebruik wordt gemaakt van melkbussen met een maximale omvang van 30 liter, met gebruikmaking van acetyleengas afkomstige van reactie tussen calciumcarbid en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen, mits daarbij geen handelingen worden verricht of nagelaten waarvan degene die het carbidschieten verricht of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat daardoor gevaar, schade of hinder kan optreden voor personen of voor de omgeving. Hierbij geldt dat:
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2.74A Verzamelingen van personen in verband met drugs
Het is verboden op of aan wegen, die door de burgemeester zijn aangewezen indien de openbare orde dat in verband met het openlijk gebruik van en/of handel in middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, naar zijn oordeel noodzakelijk maakt, aan een verzameling van meer dan vier personen deel te nemen.
Artikel 2.74B Openlijk druggebruik
Het is verboden, op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijke gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
AFDELING 15 BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN EN GEBIEDSONTZEGGING
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet te besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats in dien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2;10, 2:11, 2:16; 2:19, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73 of 5:35 van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Rijssen-Holten groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 48 uur niet in één of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare verstorende handelingen verricht een bevel geven voor gedurende ten hoogste 2 weken niet één of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester kan beleidsregels vaststellen over het gebruik van deze bevoegdheid.
HOOFDSTUK 3. REGULERING PROSTITUTIE, SEKSBRANCHE EN AANVERWANTE ONDERWERPEN
AFDELING 1. ALGEMENE BEPALINGEN
De artikelen 1:2 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een prostituee onder de aandacht van het publiek brengt;
- beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een seksbedrijf;
- bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester;
- escortbedrijf: de activiteit bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee;
- exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico een seksbedrijf wordt uitgeoefend;
- klant: degene die gebruik maakt van de door een exploitant van een prostitutiebedrijf of een prostituee aangeboden seksuele diensten;
- prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
- prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
- prostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie;
- raamprostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie, waarbij het werven van klanten gebeurt door een prostituee die zichtbaar is vanuit een voor publiek toegankelijke plaats;
- seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling;
- seksinrichting: voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf.
Afdeling 2. VERGUNNING SEKSBEDRIJF
Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen
Het college kan delen van de gemeente aanwijzen waarbinnen voor het vestigen van een seksinrichting geen vergunning wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat de aanwijzing slechts geldt voor seksinrichtingen van seksbedrijven van een nader aangewezen aard.
Een vergunning wordt geweigerd als:
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaald bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
1° bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk van de Algemene Plaatselijke Verordening Rijssen-Holten.
2°. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;
3°. artikel 69 van de Algemene wet rijksbelastingen;
4°. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
5°. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of
6°. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
j. een maximum als bedoeld in artikel 3:5 al in bereikt;
k. de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd op zal leveren met een geldend bestemmingsplan, een bestemmingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd, een beheersverordening of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4.
Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bevoegde bestuursorgaan. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
AFDELING 3. UITOEFENEN SEKSBEDRIJF
Paragraaf 3.2 REGELS VOOR ALLE PROSTITUTIEBEDRIJVEN EN PROSTITUEES
De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
Artikel 3:19 Straatprostitutie
Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.
Artikel 3:20 Handhaving straatprostitutie
Een politieambtenaar of toezichthouder kan een persoon die zich op een krachtens artikel 3:19, tweede lid, aangewezen weg bevindt, in het belang van de openbare orde, de woon- en leefomgeving, het voorkomen of beperken van overlast, de veiligheid, de zedelijkheid of de gezondheid van prostituees of klanten bevelen zich onmiddellijk in een door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.
Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 01.00 uur op maandag tot en met vrijdag en uiterlijk om 02:00 uur op zaterdag en zondag beëindigd. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming van opheffing van overlast dan wel vookoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het werven van donateurs, het aanbieden van goederen waartoe ook wordt gerekend geschreven of gedrukte stukken dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewerkt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromffiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
AFDELING 9. VERSTROOIING VAN AS
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Onverminderd het eerste en tweede lid zijn de ambtenaren van de politie, bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, die werkzaam zijn bij de eenheid Oost-Nederland eveneens belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Overgangsbepalingen
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
besluit genomen in de vergadering van de raad van Rijssen-Holten op 5 juli 2018.
G.H. Veerman, A.C. Hofland,
griffier, voorzitter.
Bijlage bij de APV gemeente Rijssen-Holten 2010 – Toelichting
Met het oog op efficiëntie voor de burgers, voor de overheid en voor een effectieve handhaving van deze verordening is ervoor gekozen om zoveel mogelijk de modelbepalingen van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) aan te houden.
Alleen wanneer plaatselijke omstandigheden daartoe aanleiding geven is van het model afgeweken. De betreffende afwijkingen zijn in de toelichting weergegeven.
De tekst van deze APV is afgestemd met verschillende disciplines binnen en buiten de gemeente Rijssen-Holten.
Verder is gekozen voor een zo beknopt mogelijke toelichting. Voor een uitgebreide toelichting op deze verordening wordt verwezen naar de toelichting per artikel van de VNG model-APV.
Toelichting Lex Silencio Positivo
De Lex Silencio Positivo is de van rechtswege verleende vergunning: als een decentrale overheid bij een vergunningaanvraag te laat of niet reageert, dan wordt de vergunning automatisch verleend. De bepaling beoogd het verminderen van de regeldruk van de overheid en het verbeteren van de dienstverlening aan bedrijven en burgers.
Algemene redenen om Lex Silencio Positivo wel van toepassing te verklaren is dat het APV artikel vaak al eisen stelt waaraan de aanvrager moet voldoen. Ook is het risico bij een van rechtswege verleende vergunning of ontheffing niet groot.
Algemene redenen om Lex Silencio Positivo niet van toepassing te verklaren is om de openbare orde, de openbare veiligheid, de verkeersveiligheid, de volksgezondheid en het milieu te waarborgen. Voor omgevingsvergunningen uit de APV is de Lex Silencio Positivo verplicht. Artikel 2:11 van de APV is de enige vergunning die valt onder de werking van de Wabo. Voor de andere vergunningen en ontheffing in de APV is een afweging gemaakt over het wel of niet toepassen van de Lex Silencio Positivo.
Voor vergunningen en ontheffingen die vallen onder de reikwijdte van de Europese dienstenrichtlijn was de afweging in 2010 al gemaakt. De Lex Silencio Positivo kan alleen buiten behandeling worden gelaten om dwingende redenen van algemeen belang. Dit betekent dat voor de artikelen 2:25 (evenement), 2:29 (sluitingstijd), 2:39 (speelgelegenheden) en 3:3 (vergunning) de Lex Silencio Positivo buiten toepassing blijft.
Voor alle overige vergunningen en ontheffing is de vrije Lex Silencio Positivo keuze nu ook gemaakt. In onderstaande tabel kunt u zien op welke artikelen de Lex Silencio Positivo wel of niet van toepassing is.
Lex Silencio Positivo wel toegepast
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Het betreft een ontheffing en geen reguliere vergunning. Een ontheffing wordt alleen verleend als een in beginsel ongewenste handeling bij hoge uitzondering toch moet worden toegestaan. Het college heeft hier dus een vrij overzichtelijke afweging te maken, en is er geen reden waarom dit besluit niet tijdig kan worden genomen.
Artikel 2:9 Straatartiest e.d.
Het aanwijzen van een gebied waar het verboden is als straatartiest op te treden zal doorgaan op initiatief van het college gebeuren. Mocht er toch een aanvraag binnenkomen, dan bestaan er geen duidelijke bezwaren tegen een Lex Silencio Positivo.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
De Lex Silencio Positivo valt onder de werking van de Wabo en is verplicht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De burgemeester kan vrijstellling verlenen van één tot alle verplichtingen in dit artikel. Doorgaans zal daarvoor een praktische reden zijn. Bovendien lijdt een ondernemer doorgaans geen grote schade wanneer er per abuis een vrijstelling van rechtswege ontstaat en die wordt teruggedraaid.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Het betreft een ontheffing en geen reguliere vergunning. Een ontheffing wordt alleen verleend als een in beginsel ongewenste handeling bij hoge uitzondering toch moet worden toegestaan. Het college heeft hier dus een vrij overzichtelijke afweging te maken, en is er geen reden waarom dit besluit niet tijdig kan worden genomen.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
Het betreft een ontheffing en geen reguliere vergunning. Een ontheffing wordt alleen verleend als een in beginsel ongewenste handeling bij hoge uitzondering toch moet worden toegestaan. Dit zal met een reclamevoertuig niet snel aan de orde zijn. Het toekennen of afwijzen zal geen complexe afweging vergen.
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Het toekennen of afwijzen van de ontheffing betreft geen langdurige of complexe afweging.
Artikel 5:13 Inzamelen van geld of goederen
Gezien het ideele belang van collecten, die doorgaans voor een bepaald moment zijn gepland, is het van belang dat er tijdig op de aanvraag wordt beslist.
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
Dit soort ontheffingen zijn zeldzaam en er zijn doorgaans emoties van nabestaanden in het geding. Het is daarom wenselijk dat er snel en tijdig wordt beslist.
Lex Silencio Positivo niet toegepast
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Een lex silencio positivo is hier niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde.
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg
Dit artikel beoogt het voorkomen van schade of hinder op of aan de weg. Gelet op het karakter van dit artikel is het minder wenselijk dat een aanvrager zonder een inhoudelijke beoordeling op de aanvraag om een ontheffing, van rechtswege hiervan gebruik kan gaan maken.
Voor evenementen is een lex silencio niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horeca
De vergunning richt zich met name op bescherming van de openbare orde een lex silencio positivo is niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang.
Het stilzwijgend verlenen van een ontheffing zou zeer onwenselijk zijn voor omwonenden en andere ondernemers.
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
De vergunning beoogt bescherming van met name de openbare orde. Daarnaast speelt het bestrijden van een gokverslaving een rol. Het is onwenselijk dat de vergunningvan rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden.
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
In gevallen waar dit artikelen wordt toegepast leeft in de buurt vaak al enig ongenoegen en wordt er overlast ondervonden. Een van rechtswege ontstane ontheffing en daardoor weer toenemende hinden zou de sfeer niet ten goede komen.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Gezien de veiligheidsaspecten, de grote toeloop die een vuurwerkhandel doorgaans met zich meebrengt en de scherpe concurrentie is er afgezien van Lex Silencio Positivo.
Een lex silencio positivo is hier niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde.
Artikel 4:6 Overige geluidshinder
Lex Silencio Positivo is niet van toepassing vanwege de overlast en de ergenis die geluidsoverlast oplevert.
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Dit artikel dient met name de bescherming van natuur en milieu. Het zou hoogst onwenselijk zijn als er een vergunning van rechtswege zou ontstaan die toestaat dat in een kwetsbaar natuurgebied gekampeerd wordt.
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Gezien de mogelijke milieugevolgen is een Lex Silencio Positvo hier niet bijzonder wenselijk.
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Dit artikel dient om te kunnen optreden tegen geimproviseerde kleine automarkten op de openbare weg. Gezien de overlast die daarmee gepaard kan gaan in een van rechtswege ontstane ontheffing niet wenselijk.
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorziening door voertuigen
Het artikel beoogt het voorkomen van schade aan groenvoorzieningen. Daarom is een Lex Silencio Positivo niet wenselijk.
Een lex silencio positivo is hier niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Omdat het hier een schaarse vergunning betreft met een maximaal aantal beschikbare vergunningen, is het toepassen van Lex Silencio Positivo niet wenselijk.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Gezien de belangen die beschermd worden: de rust en recreatie in natuurgebieden, lijkt hetn it bijzonder wenselijk om heir een ontheffing van rechtswege in het leven te roepen.
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Dit artikel beoogt het voorkomen van overlast of hinder. Daarom is het toepassing van Lex Silencio Positivo niet wenselijk.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
Onder wegen wordt verstaan: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
Verschillende bepalingen in deze verordening hebben betrekking op gedragingen “op of aan de weg”. De term “aan de weg” duidt begripsmatig op een zekere nabijheid ten opzichte van de weg. Daaronder vallen bijvoorbeeld voortuinen van huizen en andere open ruimtes die aan de weg zijn gelegen.
Uitgangspunt is artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn van 8 weken is gelijk aan de maximum termijn die in artikel 4:13 tweede lid van de Awb wordt gesteld. Deze 8 weken termijn voldoet ook aan artikel 13, derde lid, van de Europese Dienstenrichtlijn.
De tekst van het eerste lid is in overeenstemming met die van artikel 3.9, eerste lid van de Wabo. Inhoudelijk is er niets veranderd.
Het derde lid is toegevoegd omdat artikel 3.9, tweede lid van de Wabo bepaalt dat de beslistermijn niet met acht, maar slechts met zes weken kan worden verlengd. De wegaanlegvergunning (artikel 2:11) vallen onder de Wabo. De vergunning voor het aanleggen of veranderen van een weg is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder d van de Wabo, en de vergunning voor het vellen van houtopstanden in artikel 2.2, eerste lid onder g.
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
Dit artikel is komen te vervallen omdat het artikel niet strookt met het stelsel van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De aanvulling maakt het mogelijk om een vergunning die langere tijd niet wordt gebruikt in te trekken.
Het streven naar lastenvermindering voor burger en overheid en toetsing aan de Dienstenrichtlijn hebben ertoe geleid in artikel 1:7 te bepalen dat de vergunning of ontheffing in beginsel voor onbepaalde tijd geldt. Dit geldt niet als er sprake is van schaarse vergunningen
Waar voorheen per artikel weigeringgronden werden geformuleerd, is nu ter bevordering van systematiek en duidelijkheid ervoor gekozen algemene weigeringgronden te benoemen.
Dit artikel is opgenomen in de evenementenbepalingen.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Dit artikel is een nadere uitwerking van de wet openbare manifestaties, waarin volgende twee artikelen (2.4 en 2.5) zijn geïntegreerd.
Artikel 2:7 Feest, muziek, wedstrijd e.d.
Dit artikel is nu opgenomen in de evenementenbepalingen.
Dit artikel is vervallen op grond van de Dienstenrichtlijn.
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie daarvan
Het artikel geeft het college de mogelijkheid om greep te houden op situaties die hinder of gevaar kunnen opleveren, of ontsierend kunnen zijn.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Dit artikel bepaalt dat nu na melding een uitweg kan worden gemaakt of veranderd indien de uitweg niet botst met de veiligheid, een bestaande parkeerplaats of het openbare groen. Dit betekent lastenvermindering en snellere afhandeling voor burger en overheid.
De melding van een uitweg valt niet onder de Wabo. Er is immers geen sprake van een vergunning of ontheffing.
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
Dit artikel omdat dit goed geregeld is in hogere wetgeving.
Dit artikel omdat dit goed geregeld is in hogere wetgeving en in overleg met winkeliers.
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
Dit artikel is vervallen omdat dit goed is geregeld in hogere wetgeving.
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Dit artikel is opgenomen in artikel 2.10.
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
Dit artikel is opgenomen in artikel 2.10.
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
Dit artikel is geschrapt omdat deze bepaling ten onrechte aansprakelijkheid van de gemeente kan suggereren bij door het ijs zakken.
Artikel 2:24 en 2:25 Evenementen
Als een organisator/organisatie zich houdt aan alle die in artikel 2:25 lid 2 genoemd staan kan het evenement plaatsvinden zonder dat hiervoor een evenementenvergunning of een melding gedaan moet worden. Wel kan het zijn dat er bijvoorbeeld nog een vergunning voor het schenken van zwak-alcoholhoudende dranken of een gebruiksvergunning aangevraagd moet worden.
Artikel 2:24 lid 1 onder g wordt bedoeld dat het hierbij gaat om toernooien van omvang als zijnde regulier. Oefenwedstrijden met bijvoorbeeld een betaald voetbalclub (clubs die spelen in de eredivisie en de eerste divisie vallen dus wel onder een evenement.
Artikel 2:24 lid 2, onder d, onder “feest” wordt hier verstaan; een tentfeest zoals het Dijkerhoeksfeest etc.
Artikel 2:25 lid 3, met het opnemen van deze bepaling is het ook voor vergunningsvrije evenementen duidelijk dat er wel certificaten overlegd moeten worden voor het houden van het evenement.
Artikel 2:25 lid 4 onder a, bij wandel en fietsactiviteiten is er al vrij vaak sprake van dat er meer dan 500 deelnemers zijn. Als deze 500 deelnemers gespreid vertrekken is er geen vergunning nodig. Een vergunningsplicht is noodzakelijk als er sprake is van 500 personen tegelijkertijd.
Artikel 2:25 lid 4 onder b, het gaat hier niet specifiek om 1 dag, maar het kan ook om meerdere dagen gaan, zolang het evenement plaatsvindt tussen 07.00 uur en 24.00 uur en men kan voldoen aan alle andere voorschriften.
Artikel 2.25 lid 4 onder f, wordt bedoeld met kleine objecten, objecten die niet groter zijn dan 25m2.
Artikel 2:25 lid 4 onder h, met nooduitgangen worden bedoeld de uitgangen bij winkels, bedrijven etc.
Artikel 2:25 lid 4 onder n, het betreft hier het aard- en nagelvast maken van materialen aan bomen of overig groen. Het afzetten van een parcours met lint om bomen is wel toegestaan.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf
Het motief van het exploitatievergunningstelsel is het beschermen van de openbare orde en bescherming van het woon- en leefklimaat. In de begripsomschrijving is de aanduiding “rookwaren” toegevoegd zodat ook coffeeshops onder het begrip horeca vallen. Gestreefd wordt naar afschaffing van de exploitatievergunning horecabedrijf. Dit is mogelijk zodra de bescherming van openbare orde en bescherming van woon- en leefklimaat elders goed geregeld is.
Dit artikel is geschrapt vanwege de zeer beperkte reikwijdte en toegevoegde waarde. De verplichting om een nachtregister bij te houden is vastgelegd in het wetboek van strafrecht.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen
Dit artikel is geschrapt omdat er niet op wordt gehandhaafd.
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
Deze bepaling ziet op het verkeer op wegen in de zin van de Wegenverkeerswet, maar is hier toelaatbaar omdat het verbod in dit artikel slechts ziet op voertuigen die niet voorzien zijn van rubberbanden.
Dit artikel is een aanvulling op de model APV.
Artikel 2.4.9a (oud) Hinderlijk gedrag in tunnels
Is vervallen, omdat het is opgenomen in artikel 2:47 lid 1, onder b.
Artikel 2:50a Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid om voor het publiek openstaande gebouwen te sluiten. Hiermee wordt bijvoorbeeld beoogd naamsbekendheid van het pand in het criminele circuit te doorbreken/voorkomen of voortzetting van de criminele activiteiten door een rechtsopvolger.
Artikel 2:53 Bespieden van personen
Dit artikel is vervallen omdat het is geregeld in het strafrecht.
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
Dit artikel is vervallen omdat het is geregeld in het strafrecht.
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
Dit artikel is vervallen omdat het is geregeld in het strafrecht.
Artikel 2:56 Alarminstallaties
Dit artikel is niet langer van toepassing op nieuwe alarminstallaties. Hiervoor geldt Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en de kwaliteitseisen van de Regeling BORG 1.1
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Dit artikel maakt het mogelijk om handhavend te treden tegen de overlast die wordt ondervonden door verontreiniging van honden. Binnen de bebouwde kom moeten uitwerpselen onmiddelijk worden verwijderd. Tevens is een eigenaar verplicht op een openbare plaats een deugdelijk opruimmiddel bij zich te hebben.
Dit artikel is vervallen omdat het is geregeld in het strafrecht.
Dit artikel is vervallen omdat er niet op wordt gehandhaafd.
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Dit artikel is nu opgenomen in artikel 2:68.
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
Dit artikel is verplaatst naar afdeling 8 (toezicht op openbare inrichtingen) onder artikel 2:32.
Dit artikel is een aanvulling op de model APV.
Artikel 2:79Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Met dit artikel heeft de burgemeester de bevoegdheid gekregen om bij heerhaaldelijke en ernstige woonoverlast gedragsaanwijzgingen op te leggen aan de overlastgever. Van deze bevoegdheid kan gebruik worden gemaakt als het aantoonbaar niet gelukt is de woonoverlast op een andere geschikte wijze op te lossen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
In lid 1 zijn zes incidentele festiviteiten genoemd, omdat dat aansluit bij de praktijk. In het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer wordt 12 incidentele festiviteiten als maximum genoemd. Het huidige aantal van vier wordt als te krap ervaren. Gezien de (geluids-) overlast die een incidentele festiviteit ook kan inhouden voor omwonenden, is gekozen voor zes. Voor sportactiviteiten is het aantal van vier voldoende. Lid 10 bepaalt dat bij het ten gehore brengen van het muziekgeluid ramen en deuren gesloten moeten blijven, behoudens het onmiddelijk doorlaten van personen of goederen. Voor inrichtingen, in het bezit van het horecaconvenant, geldt hier overtreden van deze bepaling als een overtreding van het convenant en wordt daar conform het convenant op gehandhaaft.
Artikel 4:6 Overige geluidshinder
Dit verbod tot het veroorzaken van geluidshinder heeft betrekking op onder andere geluid van kermis, braderie, rally, bromfietsen en dergelijke, of van luidsprekers op voertuigen, achtergrondmuziek in winkelstraten, geluidsproducerende recreatietoestellen, van bouwmachines en dergelijke, of van lawaaierige hobby’s.
Artikel 4:10:4:12 Houtopstanden
De bepalingen met betrekking tot het kappen van houtopstanden zijn geregeld in de Kapverordening.
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
Dit artikel, voorheen artikel 4.4.1a, is geschrapt omdat in de wet milieubeheer uitvoerige eisen hierover zijn opgenomen.
Artikel 4:16 Vergunning lichtreclame
Dit artikel is geschrapt nu in het Activiteitenbesluit een zorgplicht is neergelegd die verplicht om geen onnodige lichthinder te veroorzaken.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Van het verbod in het eerste lid, is een periode van 3 dagen toegestaan om de caravan binnen de bebouwde kom te hebben staan.
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Dit artikel is geschrapt omdat in de wet milieubeheer uitvoerige eisen hierover zijn opgenomen.
Artikel 5:12b Gemeentewapen en gemeentelogo
Dit artikel is een aanvulling op de model APV.
De vergunning voor venten is afgeschaft omdat venten overdag geen overlast oplevert. In de praktijk blijkt het echter lastig te handhaven. Het aanwijzen van gebieden en tijden waarop venten niet is toegestaan schept duidelijk. Tevens is in de Dienstenrichtlijn het verbod om te venten in de nacht is opgenomen ter voorkoming van nachtelijke overlast.
Artikel 5:16 Vrijheid van meingsuiting
Nu de ventvergunning is afgeschaft is dit artikel overbodig geworden.
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Dit artikel is uitgebreid met preventief te nemen maatregelen.
Er is gekozen voor een algemene overtreding van artikelen.
De vergunning voor het aanleggen of veranderen van een weg (artikel 2:11) vallen onder de werking van Wabo. Artikel 2.3 Wabo verbiedt het handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.11 APV. Via artikel 5.4 van de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is de Wet economische delicten van toepassing op handelen zonder of in strijd met de omgevingsvergunning. De strafbepalingen van de APV zijn hierop dus niet van toepassing.