Organisatie | Maastricht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Evenementenverordening gemeente Maastricht |
Citeertitel | Evenementenverordening gemeente Maastricht |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
De wijziging van 2 december 2021 is gewijzigd bij besluit van 21 juni 2022.
Gemeentewet, artikel 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2022 | 01-07-2022 | artikel 1 | 21-12-2021 | 2021.32288 | |
01-07-2022 | artikel 1 | 21-06-2022 | |||
24-12-2020 | 01-07-2022 | artikel 7, afdeling 1, toelichting | 03-11-2020 | 2020-23648 | |
01-01-2017 | 24-12-2020 | nieuwe regeling | 31-05-2016 Gemeenteblad 2016, 79757 | Onbekend |
DE RAAD DER GEMEENTE MAASTRICHT,
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d.5 april 2016, organisatieonderdeel BO Economie en Cultuur, no 2016-11429;
gelet op de raad heeft in 2011 het evenementenbeleid vastgesteld. Dat wordt nu herijkt cf. besluit van de raad. Voorts is de voorgestelde evenementenverordening het uitvoeringsinstrument voor de Burgemeester om een vergunning te kunnen verlenen of te weigeren.
De onderstaande evenementenverordening gemeente Maastricht vast te stellen en in werking te laten treden per 1 januari 2017.
Binnen de gemeente Maastricht worden ieder jaar diverse evenementen georganiseerd. Artikel 7, lid 4a van deze verordening biedteenmalig voor het jaar 2021 de mogelijkheid de 60 dagennorm uit te breiden tot 71 dagen.
Dit artikel heeft een tijdelijk werking en vervalt automatisch na 2021.
Maastricht is een compacte stad, die zich kenmerkt door een samenspel van meerdere functies, vooral in de binnenstad. De ruimte is schaars. Dat vraagt om keuzes.
Bij de melding en de behandeling van aanvragen om een vergunning voor de organisatie van evenementen is daarom een zorgvuldige afweging van de belangen van alle direct betrokkenen (organisatoren, omwonenden, werkenden en andere gebruikers van de in de stad beschikbare ruimte) noodzakelijk.
Het evenementenbeleid van de gemeente Maastricht kiest voor het faciliteren van evenementen die het imago en het beleid van de stad versterken en die de omgevingseffecten minimaliseren althans beheersbaar houden.
Het gemeentelijk beleid is erop gericht dat voor iedere melding of aanvraag voor een vergunning afzonderlijk een goede afweging plaatsvindt, hetgeen ertoe leidt dat voor elk evenement wordt gewerkt met een daarop toegesneden toestemming en voorschiften.
De uitgangspunten die hierbij een rol spelen zijn verwoord in strategische beleidsvisies, in het bijzonder de economische visie “Made in Maastricht”, de ruimtelijke structuurvisie, de “Visie op de Binnenstad” en het “Evenementenbeleid Maastricht 2016-2020”.
Wijzigende wetgeving en inzichten zijn reden geweest om te komen tot vaststelling van deze verordening.
Deze verordening omvat regels voor evenementen (binnen en buiten) als bedoeld in artikel 1 van deze verordening.
Deze verordening geldt niet voor evenementen die plaatsvinden in een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer, waarin het krachtens vergunning of melding is toegestaan evenementen te houden en het maximale aantal bezoekers dat gelijktijdig tijdens het evenement aanwezig is minder dan 500 bedraagt.
Een van de uitgangspunten van deze verordening is dat wordt vastgehouden aan de zogenaamde dagennorm (“bovengrens”). Die norm komt er op neer dat op het Vrijthof maximaal 60 dagen per jaar een evenement mag plaatsvinden. Voor de overige locaties geldt dat per locatie maximaal 50 dagen een evenement mag plaatsvinden.
In de verordening is onderscheid gemaakt tussen grofweg het gebied binnen de singels en het gebied buiten de singels. Dit omdat de gebruiksmogelijkheden en de mate van de mogelijk ervaren hinder/verstoring kunnen verschillen.
Afdeling 2. Gebiedsindeling gemeente Maastricht
In de evenementenverordening is op basis van het huidige gebruik, de bestemming en de ligging van de verschillende locaties waar evenementen kunnen plaatsvinden een onderscheid gemaakt in de navolgende twee deellocaties.
Nadere omschrijving deellocatie A: gebied binnen de singels en daarmee gelijk te stellen
Deze deellocatie omvat het gebied binnen de singels van het centrum van de gemeente Maastricht alsmede de door het College van Burgemeester en Wethouders nader aan te wijzen locaties buiten de singels.
Dit gebied vervult een spilfunctie ten aanzien van de in de gemeente Maastricht georganiseerde evenementen. Voor dit gebied geldt vanwege de druk op de openbare ruimte en/of de compactheid van het centrum een jaarlijks vast te stellen jaarprogramma evenementen. Met dit jaarprogramma evenementen kan meer grip worden gehouden op het aantal en de spreiding van evenementen.
Nadere omschrijving deellocatie B: buiten de singels
Het gebied buiten de singels van het centrum van de gemeente Maastricht - met uitzondering van aangewezen locaties buiten de singels die vallen onder deellocatie A – wordt gekenmerkt door een andere vorm van druk van de evenementen op de omgeving.
Evenementen zijn ook in deze deellocatie toegestaan. Hierbij geldt dat er minder en/of andere regels kunnen gelden voor het mogen organiseren van evenementen dan voor deellocatie A. Voor evenementen die plaatsvinden binnen deellocatie B geldt het jaarprogramma evenementen niet.
Afdeling 3. Evenementenverordening
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Deze verordening is van toepassing op alle evenementen als bedoeld in artikel 1 van deze verordening (zowel binnen als buiten).
Deze verordening geldt niet voor evenementen die plaatsvinden in een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer, waarin het krachtens vergunning of melding is toegestaan evenementen te houden en het maximale aantal bezoekers dat gelijktijdig tijdens het evenement aanwezig is minder dan 500 bedraagt.
Indien de organisator van een evenement volstaat met het doen van een melding maar sprake is van een vergunningplichtig evenement geldt onverkort het verbod als bedoeld in artikel 3 lid 1 en kan het evenement niet plaatsvinden tenzij de aanvraag tijdig is ingediend en alsnog een vergunning kan worden verleend.
De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten het houden van het evenement te verbieden indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, het milieu, de verkeersveiligheid en/of de veiligheid van personen of zaken in gevaar komt én indien een evenement vergunningsplichtig is.
Vergunningsplichtige evenementen
Artikel 5 Jaarprogramma evenementen: vaststelling
Artikel 6 Jaarprogramma evenementen: inhoud en betekenis
Het college van burgemeester en wethouders kan ambtshalve in het jaarprogramma evenementen dagen en/of periodes van meerdere dagen (de zogenaamde: “evenementvrije dagen”) aanwijzen waarop evenementen niet worden toegestaan (en vergund) op een specifieke locatie of alle locaties, indien dat naar zijn oordeel wenselijk is:
Artikel 7 Plaatsing op jaarprogramma evenementen
Artikel 8 Aanvraag(procedure) evenementenvergunning
Gedurende de periode van vaststelling van het jaarprogramma evenementen (lees: van 1 september tot en met 1 december) kan de burgemeester eventuele aanvragen voor een evenementenvergunning aanhouden tot aan het moment van vaststelling van het jaarprogramma door het college van burgemeester en wethouders. Voor evenementen in deellocatie B geldt dat de burgemeester een eventuele aanvraag voor een evenementenvergunning kan aanhouden tot uiterlijk 16 weken voor de datum waarop het evenement gaat plaatsvinden.
Artikel 9 Weigeringsgronden evenementenvergunning
Artikel 10 Intrekking of wijziging van de vergunning
De vergunning kan door de burgemeester, ambtshalve en/of op verzoek van derden/belanghebbenden, worden ingetrokken of gewijzigd indien:
Artikel 11 Verbod meldingsplichtig evenement
Een meldingsplichting evenement kan door de burgemeester, ambtshalve en/of op verzoek van derden/belanghebbenden, op elk moment worden verboden en/of stil gelegd, ook na ommekomst van de termijn als bedoeld in artikel 4, indien:
Hoofdstuk 3. Algemene bepalingen
Artikel 12 Geen vergunning bij niet tijdig beslissen
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is op deze verordening niet van toepassing.
Hoofdstuk 4. Straf- en opsporingsbepalingen
Overtreding van een bij of krachtens deze verordening vastgestelde verbodsbepaling, niet nakoming van een bij of krachtens deze verordening opgelegde verplichting en niet nakoming van een of meer voorschriften aan een vergunning verbonden, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn, naast de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van strafvordering aangewezen ambtenaren, belast de door de burgemeester aangewezen ambtenaren, ieder voor zover betreft de in die aanwijzing genoemde onderwerpen.
Hoofdstuk 5. Overgangsbepaling
Artikel 15 Overgangsbepalingen
Hoofdstuk 6. Inwerkingtreding en citeertitel
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.
Artikel 17 Vervallen bepalingen APV
Met de inwerkingtreding van deze verordening vervallen de artikelen 5.9.1 en 5.9.2 uit de APV.
Deze verordening wordt aangehaald als “Evenementenverordening gemeente Maastricht”.
Aldus besloten door de raad der gemeente Maastricht in zijn openbare vergadering van 31 mei 2016.
De Griffier,
J. Goossens.
De Voorzitter,
J.M. Penn-te Strake.
Afdeling 4. Toelichting behorend bij evenementenverordening Maastricht
Deze toelichting behoort bij de door gemeenteraad vastgestelde evenementenverordening Maastricht en maakt van deze verordening deel uit.
In afdeling 1 (“inleiding”) van deze verordening wordt aangegeven waar deze betrekking op heeft. Het toepassingsbereik van deze verordening wordt kort uiteengezet.
Het gaat in deze verordening om het (meer) reguleren van evenementen, binnen en buiten, met uitzondering van evenementen die plaatsvinden in een inrichting met een milieuvergunning waarin is gereguleerd dat die evenementen zijn toegestaan en het maximum aantal bezoekers dat gelijktijdig tijdens het evenement in de inrichting aanwezig is minder dan 500 bedraagt.
Uitgangspunten van deze verordening zijn onder meer:
4.2. Gebiedsindeling gemeente Maastricht
In afdeling 2 (“gebiedsindeling gemeente Maastricht”) wordt beschreven dat een onderscheid wordt gemaakt voor wat betreft de ligging van de locaties waarop evenementen kunnen plaatsvinden.
De gemeente Maastricht wordt opgedeeld in twee deellocaties.
De deellocatie A ziet op het gebied dat is gelegen binnen de singels van de stad Maastricht, aangevuld door andere locaties buiten de singels die nader door het college van burgemeester en wethouders kunnen worden aangewezen.
Deellocatie B ziet op het gebied dat is gelegen buiten de singels van de stad Maastricht (met uitzondering van de locaties zoals aangewezen door het college van burgemeester en wethouders).
De achtergrond van de opsplitsing is dat de beide gebieden anders worden benaderd voor wat betreft het toestaan van evenementen.
Daarbij is van belang dat evenementen binnen de singels, gelet op de ligging en druk op de binnenstad, ook een andere invloed hebben op hun omgeving en om die reden ook aan meer regels (in vergelijking met de evenementen buiten de singels van de stad Maastricht) zijn gebonden.
In het kader van de deregulering is er voor gekozen om evenementen buiten de singels van de stad Maastricht aan minder regels te binden.
Het belangrijkste onderscheid tussen de van toepassing zijnde regels voor deellocatie A en deellocatie B is dat voor wat betreft deellocatie A een extra toets bestaat, te weten de toets van het jaarprogramma evenementen.
Voor een evenement binnen deellocatie A geldt dat het evenement op het jaarprogramma dient te zijn geplaatst. Eerst nadat het aangevraagde evenement middels een tijdig verzoek daartoe op het jaarprogramma is geplaatst, kan – indien voorts aan de overige voorwaarden is voldaan en geen weigeringsgrond van toepassing is – door de burgemeester een vergunning worden verleend.
Begripsomschrijvingen (artikel 1)
De van belang zijnde begrippen worden beschreven. Daarbij wordt zoveel als mogelijk aangesloten bij de eerder in de APV Maastricht opgenomen begrippen. Het begrip “evenement” staat in dit kader centraal. De begrippen worden afgestemd op het wettelijk kader en de specifieke situatie voor de gemeente Maastricht (zoals onder meer de dagennorm en de indeling in deellocaties).
De evenementenverordening heeft betrekking evenementen die worden gehouden buiten inrichtingen waarvoor geldt dat activiteiten die ook als evenement zouden kunnen worden aangemerkt reeds tot de gebruikelijke bedrijfsvoering behoren. Denk bijvoorbeeld aan incidentele optredens met ‘live-muziek’, personeelsfeesten en jubileumfeesten die in een horecalocatie worden gehouden.
De meeste van deze (van de toepassing van deze verordening uitgezonderde) inrichtingen vallen onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. De overige inrichtingen in deze categorie zijn (milieu)vergunningsplichtig.
De voorschriften waaraan deze inrichtingen moeten voldoen zijn voor de meldingplichtige inrichtingen vastgelegd in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (inclusief de eventueel door de gemeente opgelegde nadere eisen) en voor (milieu)vergunningsplichtige inrichtingen in de aan deze inrichtingen verleende (milieu)vergunning.
Een uitzondering geldt voor inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer waar tijdens het evenement het aantal bezoekers dat gelijktijdig in een dergelijke inrichting aanwezig is 500 of meer bedraagt.
Door het aantal bezoekers kan de openbare orde en veiligheid in het gedrang komen zodat een evenement in een inrichting met 500 bezoekers of meer onder de werkingssfeer van de verordening valt.
Hoofdstuk 2 Evenementen (buiten inrichtingen)
Dit artikel bepaalt dat het verboden is om zonder vergunning een evenement te houden.
Dit verbod is juridisch-technisch nodig en alle andere bepalingen van de verordening (omtrent vergunningen, meldingen, weigeringsgronden, etc.) worden in feite hieraan opgehangen.
Er zijn ook situaties denkbaar waarin een melding c.q. vergunning niet noodzakelijk wordt geacht omdat
(a) oftewel de impact van het evenement verwaarloosbaar is gezien aard en omvang of
(b) omdat het evenement plaatsvindt binnen een inrichting of een gebouw (al dan niet deel uitmakend van een inrichting) en dit past binnen de kaders van de van toepassing zijnde milieuregelgeving (vergunning of melding) en er nauwelijks tot geen andere omgevingseffecten (met name op het gebied van openbare orde en veiligheid) te verwachten zijn.
De burgemeester kan op grond van lid 3 van dit artikel door middel van een aanwijzingsbesluit bepalen om welke situaties het dan gaat. Dit alles aan de hand van objectiveerbare criteria. Hierbij kan het dan gaan om de aanwijzing van bepaalde soorten evenementen, bepaalde locaties of een combinatie van beiden.
Als concreet voorbeeld kan hierbij gedacht worden aan tentoonstellingen voor zover deze worden gehouden binnen inrichtingen die daarvoor zijn bestemd of die overwegend daarvoor worden gebruikt.
Voor het mogen organiseren van evenementen is dan de navolgende driedeling van belang:
Kortom, de hoofdregel is dat een evenementenvergunning is vereist. Hierop gelden twee uitzonderingen (zie hiervoor onder 1. en 2.).
Er is een categorie evenementen waarvoor een meldingsplicht geldt. De mogelijkheid om te volstaan met een melding wordt, in vergelijking tot de situatie op grond van de voorheen geldende APV Maastricht, uitgebreid. De burgemeester kan categorieën evenementen aanwijzen die enkel meldingsplichtig zijn (dit uiteraard voor zover de burgemeester geen gebruik heeft gemaakt van haar aanwijzingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3, lid 3).
Hierbij kan onder meer worden gedacht aan de categorie wielertoertochten met meer dan 100 deelnemers. Thans is ervoor gekozen om ermee te volstaan deze wielertoertochten aan te merken als evenement (artikel 1) en geldt hiervoor de vergunningplicht (artikel 3). Het is denkbaar en ook mogelijk dat bijvoorbeeld bepaalde categorieën wielertoertochten zullen worden aangewezen als (enkel) meldingsplichtige evenementen.
Denk bijvoorbeeld aan de categorie wielertoertochten met een nader te bepalen aantal (bijvoorbeeld tussen 100 en 250) deelnemers.
De burgemeester kan naar aanleiding van een melding binnen 10 dagen besluiten om het evenement te verbieden als daartoe aanleiding wordt gezien in het licht van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, het milieu, de verkeersveiligheid en/of de veiligheid van personen of zaken.
Vergunningsplichtige evenementen
Jaarprogramma evenementen: vaststelling, inhoud en betekenis (artikel 5, 6, 7).
Er is een (hoofd)categorie vergunningsplichtige evenementen.
Voor wat betreft de evenementen zoals die gaan plaatsvinden binnen de singels van de stad Maastricht of op andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen locaties (tezamen vormend: “deellocatie A”) geldt dat voorwaarde voor vergunningverlening is dat een evenement is geplaatst op het jaarprogramma evenementen.
Het jaarprogramma evenementen vormt een beknopte en feitelijke weergave van het aantal evenementen per evenementenlocatie en de data waarop die evenementen (al dan niet aangegeven door een periode) zullen plaatsvinden.
Het jaarprogramma evenementen geldt voor alle evenementen welke plaatsvinden opeen van de locaties gelegen binnen deellocatie A (dus: het gebied dat is gelegen binnen de singels van de stad Maastricht, aangevuld door andere locaties buiten de singels die nader door het college kunnen worden aangewezen) en heeft een werkingsduur van in principe 1 jaar (periode van 1 januari tot en met 31 december).
Indien zich de situatie mocht voordoen dat een evenement dat een aanvang neemt in een bepaald kalenderjaar en doorloopt, over de kalenderjaargrens heen, in een opvolgend kalenderjaar, kan het betreffende evenement in zijn geheel worden geplaatst op het jaarprogramma voor beide betreffende kalenderjaren dan wel kunnen de dagen in het opvolgend kalenderjaar waarin het evenement doorloopt daartoe worden gereserveerd.
Het jaarprogramma wordt in het laatste kwartaal van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop het programma ziet, doch uiterlijk voor 1 december van dat jaar, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders waarna dat programma wordt gepubliceerd.
Het jaarprogramma evenementen wordt tevens op de website van de gemeente Maastricht geplaatst.
De artikelen 5 tot en met 7 zien onder meer op de procedure voor de vaststelling van het jaarprogramma en de toelating op het jaarprogramma.
De organisator kan een aanvraag indienen om zijn evenement op het jaarprogramma voor het volgende kalenderjaar te plaatsen. Die aanvraag moet uiterlijk op 15 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de organisator het evenement wil houden worden ingediend en moet (zo nodig dus nadat het college van burgemeester en wethouders de gelegenheid tot aanvulling heeft geboden) compleet zijn op uiterlijk 1 oktober van dat jaar.
Inhoud en betekenis jaarprogramma (artikel 6)
In het jaarprogramma evenementen worden de in dat jaar te houden evenementen opgenomen waarbij geldt dat die evenementen voorrang hebben bij de verlening van een vergunning. Van belang daarbij is dat op her jaarprogramma in eerste instantie die evenementen kunnen worden opgenomen die meerjarig plaatsvinden.
Daarbij wordt tevens de mogelijkheid geboden om specifieke dagen in het jaarprogramma evenementen aan te wijzen waarop geen evenementen worden toegestaan.
Plaatsing op het jaarprogramma betekent overigens nog niet dat daarmee reeds een evenementenvergunning is verleend voor het betreffende evenement.
Met het vaststellen van een jaarprogramma evenementen kunnen evenementen (beter) op elkaar worden afgestemd en wordt een ongewenste cumulatie van evenementen voorkomen.
Ook wordt mede op deze wijze voorkomen dat een situatie kan ontstaan waarin meerdere evenementen plaatsvinden op een bepaald terrein en/of in een bepaalde periode.
Doelstelling is om meer grip uit te kunnen oefenen op de belasting voor de (leef)omgeving.
Plaatsing op het jaarprogramma (op verzoek) (artikel 7)
In artikel 7 wordt geregeld dat men een verzoek kan indienen om te worden geplaatst op het jaarprogramma. Indien het evenement wordt geplaatst op het jaarprogramma betekent dit niet meer dan dat de locatie feitelijk is gereserveerd voor wat betreft de datum en het tijdstip van het te organiseren evenement.
In dit artikel worden vervolgens ook de regels geschetst die van belang zijn voor de vraag of een evenement kan worden geplaatst op het jaarprogramma.
Hierbij is onder meer rekening gehouden met de dagennorm. Voor het Vrijthof geldt een norm van maximaal 60 dagen en voor elke overige locatie geldt een norm van maximaal 50 dagen. In de verordening is (ook) in de artikelen over het jaarprogramma geregeld dat de dagennorm een toetsing vormt voor het al dan niet toestaan van een evenement.
De dagennorm is daarbij een van de belangrijke aspecten waarmee rekening moet worden gehouden bij de toelating van evenementen op het jaarprogramma. De dagennorm komt overigens ook nog terug bij de artikelen ter zake de vergunningverlening.
Lid 4a is toegevoegd aan de evenementenverordening als gevolg van de COVID-19 pandemie. Het eenmalig uitbreiden van de 60 dagennorm op het Vrijthof voor het jaar 2021, te weten 71 dagen, biedt de mogelijkheid de economische tegenslag en de werkgelegenheid in de retail en
horeca voor een deel te compenseren. Het lid 4a heeft een tijdelijke werking en komt automatisch na 2021 te vervallen.
Bij de plaatsing op het jaarprogramma wordt rekening gehouden met een bepaalde volgorde en systematiek; die is geregeld in artikel 7 lid 5 van de evenementenverordening.
De weigeringsgronden ter zake plaatsing op het jaarprogramma doen zich voor als de aard en/of omvang van een evenement niet verenigbaar is met het karakter en/of de bestemming van de locatie, of als het evenement leidt tot een te zware belasting van het woon- en/of leefklimaat in de directe omgeving.
Het is ook denkbaar dat voor een bepaalde datum of periode meerdere verzoeken om plaatsing op het jaarprogramma binnenkomen, voor één of meer locaties binnen de singels of voor de door het college van burgemeester en wethouders nader aan te wijzen locaties buiten de singels (beide vallend onder deellocatie A).
Het kan onder omstandigheden onwenselijk (of onmogelijk) zijn om dan alle betreffende evenementen te laten plaatsvinden en te vergunnen. In dat geval zal moeten worden beoordeeld welk(e) evenement(en) voorrang krijgt (krijgen) en worden geplaatst op het jaarprogramma en welke evenementen niet. De verordening bevat het toetsingskader voor het toekennen van die voorrang.
Kort gezegd, komt het erop neer dat moet worden beoordeeld welk(e) evenementen dan het meeste aansluiten bij het imago en/of beleid van de gemeente c.q. de meeste meerwaarde voor de stad hebben. De verordening benoemt een aantal aspecten waarin die meerwaarde kan zijn gelegen.
Als voorbeeld kan hierbij worden gedacht aan een evenement dat wordt ontwikkeld en gehouden door en/of voor doelgroepen zoals jongeren, studenten, personen en/of instellingen werkzaam in de culturele sector en internationals, ofwel aan een evenement dat wordt gehouden op een locatie die deel uitmaakt van een gebiedsontwikkeling zoals Belvédère, Tapijn en Groene Loper/A2.
Ook is een regeling opgesteld voor het geval er meerdere aanvragen zijn ontvangen voor dezelfde dag en tijdstip maar voor verschillende locaties. Om hierop grip te krijgen, is de mogelijkheid opgenomen om een evenement niet op het jaarprogramma te plaatsen indien sprake is van conflicterende evenementen.
Van met elkaar conflicterende evenementen is in dit verband in ieder geval sprake:
Indien sprake is van met elkaar conflicterende evenementen is in de verordening voorzien in een specifieke voorrangsregeling.
Indien een evenement wordt geplaatst op het jaarprogramma vindt de vervolgprocedure voor wat betreft de vergunningverlening plaats.
Evenementenvergunning (artikel 8, 9)
Deze artikelen bevatten de procedure en de inhoudelijke weigeringsgronden met betrekking tot aanvragen voor vergunningen voor evenementen.
Een aanvraag voor een evenementenvergunning moet worden ingediend binnen een termijn van ten minste 8 weken voor aanvang van het betreffende evenement.
Deze termijn is noodzakelijk om een goede afweging van de belangen van alle bij de aanvraag betrokken partijen mogelijk te maken en om voldoende tijd te hebben voor het (indien noodzakelijk) stellen van nadere voorschriften en deze met de aanvrager door te nemen ruim voor aanvang van het evenement.
Het hebben van een voorbereidingsperiode is onder meer van belang bij de organisatie van evenementen waarbij tevens de inzet van de gemeente, de politie en brandweer is vereist en nauw overleg tussen de verschillende partijen noodzakelijk is.
De organisatoren van evenementen worden in het algemeen zoveel mogelijk aangemoedigd om in een zo vroeg mogelijk stadium met de gemeente in overleg te treden.
Aanvragen die niet tijdig worden ingediend, kunnen door het bevoegd gezag worden afgewezen. Aanvragen die te vroeg worden aangevraagd of worden aangevraagd terwijl het jaarprogramma evenementen nog niet is vastgesteld, kunnen worden aangehouden.
De beslissing op de aanvraag voor een vergunning in het kader van deze verordening wordt in principe binnen een termijn van 8 weken aan de aanvrager bekend gemaakt. Van deze termijn (die niet fataal is) kan worden afgeweken. Bijvoorbeeld als complexiteit en de aard van het te organiseren evenement een langere beslis-, overleg- en beoordelingstermijn vraagt.
Weigeringsgronden evenementenvergunning (artikel 9)
Onderscheid wordt gemaakt tussen een aantal facultatieve weigeringsgronden en een aantal imperatieve weigeringsgronden.
De facultatieve weigeringsgronden houden -samengevat- in dat de vergunning kan worden geweigerd als:
Daarnaast zijn er facultatieve weigeringsgronden met betrekking tot diverse openbare belangen zoals:
Als één of meer van deze aspecten in het geding zijn kan de vergunning worden geweigerd. Deze weigering wordt gebaseerd op een nadere beoordeling inclusief belangenafweging.
In het algemeen zal echter in de meeste gevallen waarin deze aspecten in het geding zijn, gelet op de aard en/of het belang daarvan, relatief snel sprake kunnen zijn van een weigering van de vergunning.
Daarnaast is er een facultatieve weigeringsgrond die -samengevat- inhoudt dat de vergunning kan worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). Daarbij is -bijvoorbeeld- te denken aan situaties waarin ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen en op geld waardeerbare voordelen te benutten of om strafbare feiten te plegen.
Als imperatieve weigeringsgronden zijn opgenomen dat:
Indien het evenement nog niet is geplaatst op het jaarprogramma evenementen is van belang dat alsnog (eventueel tezamen met de vergunningaanvraag) een aanvraag voor plaatsing op het jaarprogramma kan worden gedaan, mits aan de termijnen voor het doen van de aanvraag tot plaatsing op het jaarprogramma en de aanvraag tot verlening van de vergunning wordt c.q. kan worden voldaan.
Intrekking/wijziging vergunning, verbod meldingsplichtig evenement (artikelen 10 en 11).
Onder omstandigheden kan het wenselijk zijn om een verleende evenementenvergunning in te trekken of te wijzigen.
Artikel 10 bevat een opsomming van de redenen die hiertoe aanleiding kunnen geven en het artikel biedt ook de formele basis voor de bevoegdheid om tot deze ingrepen over te gaan.
Indien sprake is van een melding van een meldingsplichtig evenement, ter zake waarvan in eerste instantie een melding is gedaan waarop niet binnen 10 dagen een verbod van het evenement is gevolgd op grond van deze verordening (artikel 4), kan formeel geen sprake zijn van intrekking of wijziging, maar kan formeel enkel sprake zijn van een alsnog op te leggen verbod. De inhoudelijke gronden daartoe zijn vergelijkbaar met de gronden zoals die in geval van een vergunning gelden voor intrekking of wijziging daarvan.
Deze bepalingen zijn opgenomen voor uitzonderlijke gevallen en het is dan ook de verwachting dat deze enkel sporadisch zal worden gebruikt.
Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen
Geen vergunning niet tijdig beslissen (artikel 12)
De Europese Dienstenrichtlijn regelt – onder meer – de invoering van de “lex silencio positivo”. Dit houdt in dat wanneer een bestuursorgaan niet tijdig op een vergunningaanvraag beslist, deze vergunning van rechtswege geacht wordt te zijn verleend. Het moet daarbij gaan om vergunningen die onder de dienstenrichtlijn vallen.
De evenementenvergunning wordt expliciet uitgesloten van de werking van de lex silencio positivo.
De werking van de lex silencio niet wenselijk, gezien de impact die een groot evenement kan hebben, met name op de openbare orde. Ook vragen vele aspecten van een groot evenement, zoals brandveiligheid, geluid, aanvoer, afvoer en parkeren van bezoekers, om maatwerk dat alleen een inhoudelijke vergunningsbeschikking kan bieden.
Er zijn derhalve verschillende redenen van algemeen belang om in dit geval van een lex silencio positivo af te zien. Hierbij geldt dat de lex silencio ook niet gold op basis van de APV Maastricht.
Hoofdstuk 4 Opsporings- en strafbepalingen
Strafbepalingen en toezichthouders (artikel 13, 14)
Bij het constateren van een overschrijding van de in de evenementenverordening opgenomen voorschriften dan wel de op grond van deze verordening gestelde nadere eisen kan daartegen op twee wijzen worden opgetreden:
De handhavingaspecten zijn daarnaast tevens van toepassing op niet gemelde evenementen, c.q. evenementen waarvoor door het gevoegde gezag geen toestemming is verleend.
Het opleggen van een dwangsom heeft voor eendaagse evenementen weinig effect. Het middel kan wel worden gebruikt bij meerdaagse evenementen en evenementen die jaarlijks terugkeren.
Het beletten of stopzetten van een evenement door middel van bestuursdwang is een tweede bestuursrechtelijke instrument dat mogelijk kan worden toegepast. Wel moet rekening worden gehouden met het feit dat het stilleggen of beletten van een evenement meer verstoring kan opleveren dan het evenement zelf, een en ander ter beoordeling van het bevoegd gezag.
Politieambtenaren (of ter zake bevoegde opsporingsambtenaren) zijn bevoegd om ter bescherming van het milieu en ter handhaving van de openbare orde ter plekke in te grijpen en de evenementen stil te leggen dan wel een procesverbaal op te maken.
Hierbij geldt wel de toets dat het politiebevel naar redelijk inzicht en gezien de omstandigheden, noodzakelijk is en als een gepast middel voor het beëindigen van de overtreding kan worden beschouwd.
Overtreding van een bij of krachtens deze verordening vastgesteld verbodsbepaling, niet nakoming van een bij of krachtens deze verordening opgelegde verplichting en niet nakoming van een of meer voorschriften aan een vergunning of ontheffing verbonden, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Het overtreden van de aan de evenementenverordening verbonden voorschriften kan consequenties hebben voor in de toekomst te organiseren evenementen. De Burgemeester is gerechtigd toekomstige evenementen te verbieden indien de organisator hiervan de aan deze verordening verbonden voorschriften één of meerdere keren heeft overschreden.
Overgangsbepaling (artikel 15)
De onderhavige evenementenverordening treedt in werking op 1 januari 2017.
Onder deze verordening geldt dat een evenement pas vergunbaar is nadat het eerst op het jaarprogramma is geplaatst.
Het jaarprogramma wordt telkens uiterlijk op 1 december van een kalenderjaar vastgesteld voor het daaropvolgende kalenderjaar. Dat betekent dat op de datum van inwerkingtreding van deze verordening nog geen sprake kan zijn van een op grond van deze verordening vastgesteld jaarprogramma in letterlijke zin. Om dat “vacuüm” op te lossen, moet een specifieke (overgangs)regeling worden getroffen.
Daarbij is ervoor gekozen om te bepalen dat de evenementen die in 2016 op het jaarprogramma staan, worden aangemerkt als evenementen die staan op een jaarprogramma zoals bedoeld in deze verordening.
Anders gezegd, het reeds voor het jaar 2016 bestaande jaarprogramma krijgt in feite (eenmalig) de status van jaarprogramma op grond van deze verordening.
Hoofdstuk 6 Inwerkingtreding en citeertitel
In een verordening kan worden bepaald wanneer deze inwerking treedt. Hier is dus de beoogde datum van inwerkingtreding genoemd, zijnde 1 januari 2017.
Vervallen bepalingen APV (artikel 17)
Het is de bedoeling dat het (algemene) evenementenbeleid zoals dat nu is opgenomen in de APV wordt ondergebracht in de onderhavige afzonderlijke, specifieke evenementenverordening.
Juridisch-technisch houdt dat in dat de inwerkingtreding van de nieuwe verordening moet samenvallen met het vervallen van de (vervangen) bepalingen in de APV. Anders bestaan formeel-juridisch twee regeling tegelijk. Dat is per definitie onwenselijk en zou ook tot nadelige gevolgen kunnen leiden.
Het is aan de raad om een formeel besluit te nemen tot vervallenverklaring/intrekking van de betreffende bepalingen uit de APV. Dat kan via een afzonderlijke besluitvorming dan wel kan dat samenvallen met de besluitvorming omtrent de vaststelling van de nieuwe (vervangende) verordening. Het vervallen van de oude bepalingen kan afzonderlijk worden geregeld, ofwel in de (vervangende) verordening.
Hier is gekozen om de besluitvorming omtrent beide verordeningen (oud en nieuw) te laten samenvallen.
De concrete artikelen die komen te vervallen/die worden ingetrokken, zijn in het artikel opgesomd.
Het is gebruikelijk om bij de vaststelling van nieuwe regelingen, zoals verordeningen, te vermelden hoe de betreffende regeling kan worden aangehaald. Het is in het belang van de duidelijkheid en het voorkomen van misverstanden als een regeling in de praktijk zoveel mogelijk door degenen die het aangaat op gelijkluidende wijze wordt aangehaald. Uiteraard zijn er geen formele gevolgen aan verbonden als in de praktijk niettemin een regeling (ook) onder andere naam wordt aangehaald.
De door de gemeenteraad vermelde citeertitel is in ieder geval: “Evenementenverordening gemeente Maastricht”.