Organisatie | Hof van Twente |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bouwverordening Hof van Twente 2012 |
Citeertitel | Bouwverordening Hof van Twente 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-06-2012 | Actualisatie Bouwverordening | 08-05-2012 Hofweekblad 23 mei 2012 | 369571 |
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 1.2 Termijnen(vervallen)
Artikel 1.3Indeling van het gebied van de gemeente
Hoofdstuk 2De aanvraag omgevingsvergunning
Paragraaf 1Gegevens en bescheiden
Artikel 2.1.1Aanvraag bouwvergunning (vervallen)
Artikel 2.1.2In de aanvraag op te nemen gegevens (vervallen)
Artikel 2.1.3Bij de aanvraag in te dienen bescheiden (vervallen)
Artikel 2.1.4Gegevens met betrekking tot het coördineren van vergunning-aanvragen(vervallen)
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van de Regeling omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouw-werk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogte-bepalingen in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II.
Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevings-recht toe, indien voor toepassing van artikel 2.4.1 bij het bevoegd gezag reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.
Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.5, onder d van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009 niet rechtvaardigen.
Artikel 2.1.6Overige gegevens en bescheiden behorende bij de aanvraag om bouwvergunning (vervallen)
Artikel 2.1.7Bouwregistratie (vervallen)
Artikel 2.1.8Bijzondere bepalingen omtrent de aanvraag om bouwvergunning woonwagens en standplaatsen (vervallen)
Paragraaf 2Behandeling van de aanvraag om bouwvergunning
Artikel 2.2.1Ontvangst van de aanvraag (vervallen)
Artikel 2.2.2Samenloop met vrijstelling ruimtelijke ordening (vervallen)
Artikel 2.2.3Bekendmaking van termijnen (vervallen)
Artikel 2.2.4In behandeling nemen en fasering bouwvergunningverlening (vervallen)
Artikel 2.2.5In behandeling nemen en bodemonderzoek (vervallen)
Artikel 2.2.6Kennisgeving van rechtswege verleende bouwvergunning (vervallen)
Artikel 2.3.1Welstandscriteria (vervallen)
Paragraaf 4Het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem
Artikel 2.4.1Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voor zover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:
Artikel 2.4.2Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.1 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeks-resultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Paragraaf 5Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheids-eisen
Artikel 2.5.1Richtlijnen voor de verlening van ontheffing van de stedenbouw-kundige bepalingen (vervallen)
Artikel 2.5.2Anti-cumulatiebepaling
Terrein dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in aanmerking moet worden genomen mag niet nog eens bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen voor een ander bouwwerk in aanmerking worden genomen.
Artikel 2.5.3Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen(vervallen)
Artikel 2.5.3ABrandweeringang (vervallen)
Artikel 2.5.4Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten(vervallen)
Artikel 2.5.5Ligging van de voorgevelrooilijn
langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
Artikel 2.5.6Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.7 is het verboden een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, te bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn.
Artikel 2.5.7Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn is niet van toepassing op:
Artikel 2.5.8Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn
en dan nog voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt.
In afwijking van het verbod tot het bouwen op de weg kan het bevoegd gezag de omgevings-vergunning voor het bouwen verlenen voor:
Artikel 2.5.10Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken
Indien van wegen die elkaar kruisen of van een weg die een knik maakt van 90 graden of minder, de tegenover elkaar liggende voorgevelrooilijnen zich in beide wegen of zich vóór en na de knik op onderlinge tussenafstanden van minder dan 3 meter bevinden, moet de bebouwing op de hoeken - over een hoogte op een dergelijke hoek van niet meer dan 4,2 meter boven straatpeil - worden afgerond of afgeschuind, met dien verstande dat de daardoor onbebouwd blijvende oppervlakte niet groter dan 2 m2 behoeft te zijn.
Artikel 2.5.11Ligging achtergevelrooilijn
De achtergevelrooilijn is evenwijdig aan de voorgevelrooilijn en bevindt zich:
in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen driehoekig, vierhoekig of regelmatig veelhoekig bouwblok op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter. Indien meer dan één ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen kan worden beschreven, geldt de grootste;
in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen bouwblok van een andere dan onder a genoemde vorm op zodanige afstand van de voorgevelrooilijn, bepaald op de wijze als onder a bepaald, na herleiding van de vorm van het bouwblok tot een of meer der onder a genoemde vormen, voor zover zij op zich zelf of gezamenlijk de vorm van het bouwblok het meest nabijkomen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
in een slechts aan drie zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze drie zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
in een slechts aan twee tegenover elkaar gelegen zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze twee zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
Indien in een hoekbebouwing de elkaar snijdende achtergevelrooilijnen een scherpe hoek vormen moeten de achterzijden van die bebouwing - in het belang van de toetreding van daglicht - over een afstand van ten minste 5 meter ter weerszijden van bedoeld snijpunt ten minste 2 meter terug liggen ten opzichte van beide achtergevelrooilijnen.
Artikel 2.5.12Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.13 is het verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, te bouwen met overschrijding van de achter-gevelrooilijn.
Artikel 2.5.13Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn is niet van toepassing op:
onderdelen van bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als een aan- of uitbouw, wordt vervangen door: voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist;
Artikel 2.5.14Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn
In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:
Artikel 2.5.15Erf bij woningen en woongebouwen
het gebouw zal zijn gelegen op een terrein waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden grenzen aan wegen, aan een weg en een openbaar water, aan een weg en een spoorweg of aan een weg en een plantsoen, mits dat terrein slechts aan één van die zijden mag worden bebouwd en tevens een erf van redelijke afmetingen tot stand wordt gebracht;
Artikel 2.5.16Erf bij overige gebouwen
Artikel 2.5.17Ruimte tussen bouwwerken
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.
Artikel 2.5.18Erf- en terreinafscheidingen
Artikel 2.5.19Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen
Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogen zich geen delen bevinden van andere bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, dan die welke deel uitmaken van de hoogspanningslijn. Bij het bepalen van deze afstand moet rekening worden gehouden met het uitzwaaien van de draden ten gevolge van de wind. Onder hoogspanningslijn wordt in dit artikel verstaan een lijn met een nominale elektrische spanning van 1.000 volt of meer.
Artikel 2.5.20Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op hoekbebouwing aan wegen, waarvan de afstand tussen de voorgevelrooilijnen onderling verschilt, in welk geval aan de zijde van de smalle weg tot de hoogte welke aan de brede weg is toegelaten, mag worden gebouwd over een lengte van de hoek af gelijk aan de afstand tussen de voorgevelrooilijn van de smalle weg, doch over geen grotere lengte dan 15 meter.
Indien aan de overzijde van de weg een voorgevelrooilijn ontbreekt geldt ter bepaling van de grootste toegelaten hoogte, bedoeld in het eerste lid, de dichtst bij gelegen tegenoverliggende rooilijn. Indien de tegenoverliggende rooilijn plaatselijk is onderbroken geldt ter plaatse van die onderbreking de verst verwijderde van de beide ter weerszijden van de onderbreking voorkomende rooilijnen.
Artikel 2.5.21Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn
De in het eerste lid bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de achtergevelrooilijn ter plaatse van het bouwwerk. Indien de te beschouwen achtergevelrooilijnen niet evenwijdig lopen, wordt voor elke 5 meter breedte van de achterzijde van het bouwwerk uitgegaan van de gemiddelde afstand tussen de achtergevelrooilijnen. Indien een tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt, wordt gemeten tot de dichtstbijzijnde tegenover de achter-gevelrooilijn gelegen voorgevelrooilijn.
Artikel 2.5.22Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn
Indien op een kruising van wegen de achtergevels van de bebouwing, gelegen aan de ene weg, doorgebouwd zijn tot aan de voorgevelrooilijn van de andere weg en bovendien in die achtergevels ramen aanwezig zijn, dan bedraagt - onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.24 - de maximale hoogte van de zijgevel van het eerste bouwwerk aan laatstgenoemde weg nabij de hoek ten hoogste 1,5 maal de afstand van deze zijgevel tot de achtergevel-rooilijn die bij de eerstgenoemde weg behoort. Deze afstand moet op dezelfde wijze worden bepaald als beschreven is in artikel 2.5.21, tweede lid, voor de bepaling van de afstand tussen twee achtergevelrooilijnen.
Artikel 2.5.23Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.24 mag een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, tussen de voor- en de achtergevelrooilijn niet hoger reiken dan tot de vlakken die de verticale vlakken door de voorgevelrooilijn en door de achtergevelrooilijn snijden op de - krachtens de artikelen 2.5.20 en 2.5.21 - maximale bouwhoogte en die met het horizontale vlak een hoek vormen van:
Indien een bouwwerk nabij een kruising van wegen een zijgevel heeft die gelegen is tegenover een achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok, mag dit bouwwerk bovendien niet hoger reiken dan tot het vlak dat het verticale vlak door die zijgevel snijdt ter hoogte van de - krachtens artikel 2.5.22 - maximale bouwhoogte en dat met het horizontale vlak een hoek vormt van 56 graden.
Artikel 2.5.24Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken
Artikel 2.5.25Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen
De hoogte van een bouwwerk dat met een ingevolge artikel 2.5.3 of artikel 2.5.14 toegestane afwijking wordt opgericht op een niet aan een weg grenzend terrein, mag niet meer bedragen dan 2,70 meter met dien verstande dat - uitgaande van een goothoogte van genoemde maat - daarboven een zadeldak met hellingen van ten hoogste 45 graden toegelaten is.
Artikel 2.5.26Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken
De hoogte van gevels die geen horizontale beëindiging hebben, moet worden bepaald door de oppervlakte te delen door de breedte. Plaatselijke verhogingen, als bedoeld in artikel 2.5.27, onder d, en artikel 2.5.28, onder h, i, j en k, moeten - voor zover zij de maximale hoogte overschrijden - buiten beschouwing worden gelaten.
Artikel 2.5.27Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte
Het bepaalde in artikel 2.5.20, eerste lid, artikel 2.5.21, eerste en derde lid, artikel 2.5.22, eerste lid, artikel 2.5.23 en artikel 2.5.24 is niet van toepassing op:
topgevels in het verticale vlak, gaande door de voorgevelrooilijn of de achtergevelrooilijn, mits zij niet breder zijn dan 6 meter en mits de geveloppervlakte, over de breedte van de topgevel gemeten, niet groter is dan het product van de breedte van de topgevel en de maximale bouwhoogte ter plaatse;
Artikel 2.5.28Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten bouwhoogte
In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de toegelaten bouwhoogte als bedoeld in de artikelen 2.5.20, eerste lid, 2.5.21, eerste en derde lid, 2.5.22, eerste lid, 2.5.23 en 2.5.24 kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:
dakvensters, mits buitenwerks gemeten de breedte niet meer dan 1,75 meter, de hoogte niet meer dan 1,5 meter, de onderlinge afstand niet minder dan 3 meter en de afstand tot de erfscheiding niet minder dan 1,5 meter bedraagt. Deze laatste voorwaarde geldt niet voor gekoppelde dakvensters, die tot verschillende gebouwen behoren;
Artikel 2.5.29Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid
In andere gevallen dan bedoeld in de artikelen 2.5.8, 2.5.14 en 2.5.28, kan het bevoegd gezag afwijken van de verboden tot bouwen met overschrijding van de voor- en van de achtergevelrooilijn, en van het verbod tot bouwen met overschrijding van de maximale bouwhoogte, indien:
Artikel 2.5.30Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
Paragraaf 6Voorschriften inzake brandveiligheidinstallaties en vluchtroute-aanduidingen (vervallen in verband met het in werking treden van het gebruiksbesluit op 1 november 2008)
Paragraaf 7Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen
Artikel 2.7.1Eis tot aansluiting aan de waterleiding (vervallen)
Artikel 2.7.2Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet(vervallen)
Artikel 2.7.3Eis tot aansluiting aan het aardgasnet(vervallen)
Artikel 2.7.3A(facultatief) Eis tot aansluiting aan de publieke voorziening voor verwarming(vervallen)
Artikel 2.7.4Eis tot aansluiting aan de openbare riolering(vervallen)
Artikel 2.7.5Aansluiting anders dan aan de openbare riolering(vervallen)
Artikel 2.7.6Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen(vervallen)
Artikel 2.7.7Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen(vervallen)
Hoofdstuk 3 De melding (vervallen)
Artikel 3.1De wijze van melden (vervallen)
Artikel 3.2Welstandscriteria (vervallen, zie welstandsnota)
Hoofdstuk 4 Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van een bouwwerk
Artikel 4.1Intrekking bouwvergunning bij niet-tijdige start of tussentijdse staking van bouwwerkzaamheden (vervallen)
Artikel 4.2Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden(vervallen)
Artikel 4.3Wijzigingen in gegevens bouwregistratie (vervallen)
Artikel 4.4Het uitzetten van de bouw(vervallen)
Artikel 4.5Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden (vervallen)
Artikel 4.6Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen
Artikel 4.7Bemalen van bouwputten(vervallen)
Artikel 4.8Veiligheid op het bouwterrein(vervallen)
Artikel 4.9Afscheiding van het bouwterrein(vervallen)
Artikel 4.10Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder
Artikel 4.11Bouwafval(vervallen)
Artikel 4.12Gereedmelding van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden
Artikel 4.13Melden van werken bij lage temperaturen(vervallen)
Artikel 4.14Verbod tot ingebruikneming(vervallen)
Hoofstuk 5Staat van open erven en terreinen, aansluiting op de nutsvoorzieningen en het weren van schadelijk en hinderlijk gedierte
Paragraaf Staat van open erven en terreinen
Artikel 5.1.1Staat van onderhoud van open erven en terreinen(vervallen)
Artikel 5.1.2Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen(vervallen)
Artikel 5.1.3Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten(vervallen)
Paragraaf 2Staat van brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen
Paragraaf 3Aansluiting op de nutsvoorzieningen
Artikel 5.3.1Eis tot aansluiting aan de waterleiding(vervallen)
Artikel 5.3.2Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet(vervallen)
Artikel 5.3.3Eis tot aansluiting aan het aardgasnet(vervallen)
Artikel 5.3.4Eis tot aansluiting aan de openbare riolering(vervallen)
Artikel 5.3.5Aansluiting anders dan aan de openbare riolering(vervallen)
Artikel 5.3.6Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen(vervallen)
Artikel 5.3.7Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare
net vande nutsvoorzieningen(vervallen)
Paragraaf 4Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte
Artikel 5.4.1Preventie(vervallen)
Hoofdstuk 6Brandveilig gebruik(vervallen)
Hoofdstuk 7Overige gebruiksbepalingen
Artikel 7.1.1Overbevolking van woningen(vervallen)
Artikel 7.1.2Overbevolking van woonwagens(vervallen)
Paragraaf 2Staken van het gebruik
Artikel 7.2.1Verbod tot gebruik bij bouwvalligheid (vervallen)
Artikel 7.2.2Staken van gebruik wegens gebrek aan veiligheid en gebrek aan hygiëne(vervallen)
Artikel 7.2.3Staken van het gebruik van een woonwagen (vervallen)
Paragraaf 3Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen
Artikel 7.3.1Bepaling aantal personen nachtverblijf
Ten aanzien van het aantal personen wordt verwezen naar hetgeen bepaald in artikel 2.2, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht.
Artikel 7.3.2Hinder(vervallen)
Paragraaf 4Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid
Artikel 7.4.1Preventie(vervallen)
Artikel 7.5.1Verboden gebruik van water(vervallen)
Artikel 7.6.1Gebruiksgereed houden van installaties(vervallen)
Hoofdstuk 8Omgevingsvergunning voor het slopen
Artikel 8.1.1Omgevingsvergunning voor het slopen(vervallen)
Artikel 8.1.2 Aanvraag sloopvergunning (vervallen)
Artikel 8.1.3In behandeling nemen (vervallen)
Artikel 8.1.4Termijn van beslissing (vervallen)
Artikel 8.1.5Samenloop van slopen en bouwen (vervallen)
Artikel 8.1.6Weigeren omgevingsvergunning voor het slopen(vervallen)
Artikel 8.1.7Intrekkenomgevingsvergunning voor het slopen(vervallen)
Paragraaf 2Uitzonderingen op het vereiste van omgevingsvergunning voor het slopen
Artikel 8.2.1Sloopmelding(vervallen)
Artikel 8.2.2Overige uitzonderingen op het vereiste van sloopvergunning
Paragraaf 3Verplichtingen tijdens het slopen
Artikel 8.3.1Veiligheid op sloopterrein(vervallen)
Artikel 8.3.2.Op het sloopterrein verplicht aanwezige bescheiden(vervallen)
Artikel 8.3.3Plichten van de houder van de sloopvergunning(vervallen)
Artikel 8.3.4Plichten van degene die sloopt(vervallen)
Artikel 8.3.5Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest (vervallen)
Artikel 8.3.6Plichten ten aanzien van de sloop van tuinbouwkassen (vervallen)
Artikel 8.4.1Sloopafval algemeen(vervallen)
Artikel 9.1De advisering door de welstandscommissie
Artikel 9.2Samenstelling van de welstandscommissie
De samenstelling van de welstandscommissie is voorgeschreven in de welstandsnota.
Artikel 9.3Benoeming en zittingsduur (vervallen)
Artikel 9.4 Jaarlijkse verantwoording
De welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin ten minste aan de orde komt: op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit de welstandsnota; de werkwijze van de welstandscommissie; op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen; de aard van de beoordeelde plannen; de bijzondere projecten.
Artikel 9.5Termijn van advisering
Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de welstandscommissie een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Een langere termijn kan door burgemeester en wethouders worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevings-recht. De leden 2, 3 en 4 worden vernummerd tot respectievelijk 1, 2 en 3.
Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
Indien burgemeester en wethouders - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
Artikel 9.7Afdoening bij mandaat
Bij twijfel of geschil en in het geval het bouwplan als bedoeld in het vorige lid niet voldoet aan de betreffende welstandscriteria, leggen burgemeester en wethouders het bouwplan alsnog voor aan de welstandscommissie. Het is aan de burgemeester en wethouders zelf of sprake is van twijfel of geschil en of het bouwplan alsnog aan de welstandscommissie wordt voorgelegd.
Artikel 9.8Vorm waarin het advies wordt uitgebracht
Artikel 9.9Dienstovereenkomst (vervallen)
Hoofdstuk 10Overige administratieve bepalingen
Artikel 10.1De aanvraag om woonvergunning (vervallen)
Artikel 10.2De aanvraag om vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar verklaarde woning of woonwagen (vervallen)
Artikel 10.3Overdragen vergunningen (vervallen)
Artikel 10.4`Overdragen mededeling (vervallen)
Artikel 10.5Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens alsmede onbruikbaar verklaarde standplaatsen (vervallen)
Artikel 10.6Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Het bevoegde gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening - of in de bij deze verordening behorende bijlagen - wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
Artikel 11.1Stilleggen van de bouw (vervallen)
Artikel 11.2Overtreding van het verbod tot ingebruikneming (vervallen)
Artikel 11.3Stilleggen van het slopen (vervallen)
Artikel 11.4Onderzoek naar een gebrek (vervallen)
Hoofdstuk 12Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 12.1Strafbare feiten (vervallen)
Artikel 12.2Overgangsbepaling bodemonderzoek (vervallen)
Artikel 12.3Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen(vervallen)
Artikel 12.4Overgangsbepaling (aanvragen om) gebruiksvergunning (vervallen)
Artikel 12.5Overgangsbepaling sloopmelding (vervallen)
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van
de gemeente Hof van Twente d.d. 8 mei 2012.
De raad van de gemeente Hof van Twente,
de griffier, de voorzitter,
A.W. Averink drs. J.H.A. Goudt
Gegevens en bescheiden aanvraag bouwvergunning
Bijlage als bedoeld in de artikelen 2.1.1 en 3.1
Artikel 1De bij de aanvraag om bouwvergunning behorende bescheiden als bedoeld in artikel 2.1.3 van de bouwverordening (vervallen)
Artikel 2De bij de aanvraag om bouwvergunning behorende gegevens en bescheiden als bedoeld in artikel 2.1.6 van de bouwverordening (vervallen)
Artikel 3Funderingsplan (vervallen)
Artikel 4Constructieve en aanverwante gegevens (vervallen)
Artikel 5 Bouwveiligheidsplan (vervallen)
Artikel 6Eisen ten aanzien van tekeningen (vervallen)
Artikel 7Eisen ten aanzien van berekeningen (vervallen)
Artikel 1Vrijhouden van terreingedeelten (vervallen)
Artikel 2Elektrische installaties en toestellen (vervallen)
Artikel 3Installaties voor verwarming en kookdoeleinden (vervallen)
Artikel 4Voorzieningen voor de afvoer van rookgassen (vervallen)
Artikel 5Verbod voor roken en open vuur (vervallen)
Artikel 6Blusleidingen en de bijbehorende pompinstallaties(vervallen)
Artikel 7Brandweerlift (vervallen)
Artikel 8Brandmeldinstallatie (vervallen)
Artikel 9Ontruimingsalarminstallatie (vervallen)
Artikel 10Automatische brandblusinstallatie (vervallen)
Artikel 11Brandslanghaspels en de bijbehorende pompinstallatie (vervallen)
Artikel 12Automatisch werkende deuren (vervallen)
Artikel 12ADeuren van overdruktrappenhuizen (vervallen)
Artikel 13Kwaliteit van vluchtrouteaanduiding (vervallen)
Artikel 14Gasflessen (vervallen)
Artikel 15Rookbeheersingssystemen (vervallen)
Artikel 16Overdrukinstallatie (vervallen)
Artikel 17Onderhoud van rook- en brandscheidingen (vervallen)
Artikel 18Brandweeringang (vervallen)
Artikel 20Werkzaamheden, niet behorend tot de normale bedrijfsuitoefening (vervallen)
Artikel 21Rookmelders in woningen (vervallen)
Artikel 22 Roltrap (vervallen)
Artikel 23Garantiecertificaat (vervallen)
Artikel 24Opslag van goederen in rookvrije vluchtroutes (vervallen)
Artikel 25Bluswaterwinplaats op eigen terrein (vervallen)
Artikel 1Uitgangen en vluchtroutes (vervallen)
Artikel 2Bekleding, stoffering en versiering (vervallen)
Artikel 3Elektrische verlichting (vervallen)
Artikel 4Aanduiding van blusmiddelen (vervallen)
Artikel 5Toepassen van vuurwerk binnen een gebouw (vervallen)
Artikel 6Opstelling van inventaris (vervallen)
Artikel 8Periodieke controle van draagbare blustoestellen(vervallen)
Artikel 9Brandvoortplantingsklasse van plaatmateriaal(vervallen)
Artikel 11Textiel in horizontale toepassing (vervallen)
Artikel 12Toepassing van kunststof foliemateriaal, behangpapier, crêpepapier of fotopapier (vervallen)
Reglement van orde van de welstandscommissie
De tekst van het reglement van orde dient vanuit de specifiek lokale situatie te worden opgesteld.
In de praktijk blijken er grote verschillen in werkwijze tussen de (provinciale) welstands-organisaties, waardoor het vrijwel onmogelijk is om een universeel toepasbare tekst voor een reglement van orde op te nemen in de modelbouwverordening. De verschillen hebben onder meer betrekking op het al dan niet werken met rayonarchitecten, het al niet gebruik van sub-commissies en het al dan niet samenwerken met een monumentencommissie. Een reglement van orde, afgestemd op de eigen werkwijze, stellen gemeenten in het algemeen op in samenwerking met de provinciale welstandsorganisaties waarbij zij zijn aangesloten.
Bijlage 11Tabel 2.6.5 behorende bij artikel 2.6.5 (ontruimingsintallatie) (vervallen)
Bijlage 12Tabel 2.6.8 behorende bij artikel 2.6.8 (vluchtrouteaanduiding) (vervallen)