Organisatie | Heerhugowaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiele verordening gemeente Heerhugowaard 2009(Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiele organisatie van de gemeente Heerhugowaard) |
Citeertitel | Financiele verordening gemeente Heerhugowaard 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | verordening |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-06-2009 | 26-05-2009 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 26-05-2009 Heerhugowaards nieuwsblad d.d. 16 juni 2009, jaargang 7, nr. 12, pagina 2. | RB2009041 |
De raad van de gemeente Heerhugowaard,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouder d.d. 17 maart 2009, nr. 2009 -
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en de relevante bepalingen van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV),
Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Heerhugowaard.
Titel 1. Begroting en verantwoording
Het college biedt uiterlijk 15 mei van het begrotingsjaar de raad een Voorjaarsnota (meerjarenplan) aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie daarop volgende jaren. Bij deze nota worden de bevindingen betrokken uit zowel de viermaands rapportage als bedoeld in artikel 5 lid 2a als de structurele effecten uit de jaarstukken als bedoeld in artikel 2 lid 5.
Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget als bedoeld in artikel 2 lid 1 of investeringskrediet met meer dan € 100.000 dreigt te worden overschreden, dan wordt dit door het college via de eerstvolgende vergadering van de desbetreffende raadscommissie aan de raad gemeld. Het college geeft daarbij aan op welke wijze aan de raad een voorstel wordt gedaan voor wijziging van het budget, van het investeringskrediet of voor bijstelling van het beleid.
Artikel 5. Tussentijdse rapportage
1.Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de
stand van zaken van de begroting van de gemeente na vier maanden en na acht
maanden van het lopend jaar. In deze stand van zaken wordt een beeld gegeven
van de verwachte financiële uitkomsten en andere beleidsmatige aspecten over het
Een prognose over de vermoedelijke ontwikkeling van de lasten en baten op
productniveau over het lopend jaar is onderdeel van de achtmaands rapportage.
Artikel 6. Waardering & afschrijving vaste activa
In de –nog vast te stellen– Activanota 2009 of de latere actualiseringen daarvan zijn de beleidsregels voor de waardering en afschrijving van activa opgenomen en de wijze waarop de rentecomponent van de kapitaallasten wordt berekend.
Artikel 6a. Voorziening voor oninbare vorderingen
wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van een nader te bepalen percentage van de oninbaarheid.
2.Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van individuele beoordeling door het verantwoordelijke organisatieonderdeel op inbaarheid van de openstaande vorderingen.
Artikel 7. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten ook de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.
Naast de in de BBV voorgeschreven onderdelen vermeldt het college in de paragraaf
Weerstandsvermogen: de risico’s van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Indien deze risico’s zich voor gaan doen tussen de data van vaststelling van de begroting en jaarstukken, dan wordt dit in de bestuursrapportages opgenomen. Basis voor hiervoor bedoelde informatie is de systematiek van het inventariseren van de risico’s waartoe de raad op 18 december 2007 heeft besloten. De raad heeft in dezelfde vergadering bepaald dat de ratio voor het weerstandsvermogen klasse B (ruim voldoende) is; bij die klasse hoort een ratio van 1,4 – 2,0.
Titel 4. Financieel beheer en interne controle
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Overzicht van de bepalen in de modelverordening van de VNG versus de vast te stellen verordening van onze gemeente.
Artikel 1 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Meestal geldt die vaststelling voor enkele jaren, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.
Het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst.
Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet).
Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daar voor doen en wat mag dat kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zijn in de praktijk effectindicatoren nodig. Vanaf de Raadsbegroting 2009 is de begroting voorzien van die indicatoren. Aan de hand van daarvan kan de raad zijn kaderstellende functie vervullen. Ook dienen zij om de raad in de gelegenheid te stellen om de controlerende functie in te vullen; dit gebeurt door de uitkomsten en resultaten van de programma's te beoordelen.
Artikel 2. Inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn, in aanvulling op het BBV, bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. In het eerste lid wordt het college opgedragen de productenraming bij de begroting te voegen en de productrealisatie bij het jaarverslag.
In het tweede lid wordt de verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.
In het derde lid is bepaald dat de raad behalve in de tussentijdse rapportages ook over de uitputting van de investeringskredieten wordt geïnformeerd in de jaarrekening.
In het vierde lid geeft de raad aan welke afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen zij toegelicht wil hebben in jaarrekening.
Het vijfde en het zesde lid benoemen de uiterste data voor het aanbieden aan en het vaststellen door de raad van de begroting en de jaarstukken.
Het artikel bepaalt dat de raad vooraf aan het opstellen van de begroting een nota vaststelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de eerstvolgende begroting en de daarin opgenomen meerjarenramingen.
Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Artikel 4 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. Autorisatie van baten en lasten vindt plaats op programmaniveau (lid 1). Voor begrotingswijzigingen doet ons college gedurende het jaar voorstellen aan de raad (lid 3). Naast de lopende uitgaven doet de gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Onderdeel van de jaarlijkse vaststelling van de begroting is ook de votering van de investeringskredieten voor het begrotingsjaar (lid 2). Gedurende het begrotingsjaar kunnen nieuwe investeringsvoornemens op tafel komen die bij het opstellen van de begroting nog niet waren voorzien. Lid 4 regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen.
Artikel 5. Tussentijdse rapportage
Artikel 5, eerste tot en met vierde lid, formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control. De raad dient namelijk de aard van de informatie aan te geven die het college standaard dient te verstrekken. Op basis hiervan deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is.
Artikel 5 regelt ook wanneer de raad tussentijds over de stand van zaken in het lopende jaar moet worden geïnformeerd. In dit artikel is gekozen voor de frequentie die al enige jaren wordt gehanteerd. De algemene dekkingsmiddelen gaan in op de afwijkingen van inkomsten uit de gemeentelijke belastingen en heffingen en verschillen als gevolg van renteontwikkelingen.
In het derde lid van het artikel zijn de kaders voor de inrichting van de tussenrapportages geregeld.
Het vierde lid geeft een opsomming van de onderwerpen waarover de raad in elk geval in de tussenrapportages wil worden geïnformeerd. Basis voor de rapportages is op hoofdlijnen, dus niet te gedetailleerd, en overzichtelijk.
In artikel 5 lid 5 geeft de raad aan welke afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen zij toegelicht wil hebben in de tussentijdse bestuursrapportages.
Artikel 6. Waardering & afschrijving vaste activa
In 2009 wordt een Activanota 2009 vastgesteld. Dat is een actualisering van de in 2003 vastgestelde nota.
Artikel 6a. Waardering oninbare vorderingen
Artikel 6a regelt de in onze gemeente tot nu toe toegepaste praktijk.
Artikel 6b. Reserves en voorzieningen
Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen. Bij ons is dat al een aantal jaren geregeld in de beleidsnota reserves en voorzieningen.
Artikel 7. Kostprijsberekening
Artikel 7 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven zoals die is vastgelegd in artikel 212, lid 2, letter b Gemeentewet. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. In dit artikel worden de uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.
Artikel 7 lid 1 bepaalt dat naast de direct aan een product toe te rekenen kosten ook de indirecte kosten die rechtstreeks samenhangen met de vervaardiging van het product worden meegenomen voor de kostprijsbepaling.
Artikel 229b lid 2 Gemeentewet stelt dat bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen die nodig zijn voor de vervanging van de betrokken activa bij de berekening van de kostprijs en dus bij de bepaling van het tarief of de heffing mogen worden meegenomen.
Op grond van lid 2 moeten ook worden meegenomen de compensabele BTW voor de rioolrechten en de afvalstoffenheffing. De begroting en rekening zijn exclusief deze BTW. Voor dit soort heffingen is in de wet bepaald dat ze wel meegenomen mogen worden in de kostprijsberekening, omdat de gemeente deze kosten wel heeft, ook al wordt de BTW gecompenseerd.
De rentecomponent in de kapitaallasten is van invloed op de lasten maar ook op de kostprijs. Het rentepercentage is van invloed op de kostprijs. Hoe hiermee in onze gemeente wordt omgegaan, wordt geregeld in de activanota.
Artikel 8. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad die niet kan worden gedelegeerd (art. 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolrechten en afvalstoffenheffing, lijkbezorgingsrechten, marktgelden en leges vaststelt. Omdat er op kabinetsniveau een discussie speelt over het al niet invoeren van een andere gemeentelijke heffing en het mogelijk vervallen van huidige heffingen, wordt hierin voorzien door het opnemen van de passage “en eventueel nog in te voeren gemeentelijke heffingen”. Formeel is de afvalstoffenheffing ook een belasting en valt dus onder het criterium belastingen. De hondenbelasting wordt vanaf 2010 niet meer geheven in onze gemeente.
Het tweede lid gaat over de omgang met de prijzen van de verhuur en verkoop van onroerend goederen en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons. Voor dit laatste onderdeel verschijnt in het eerste halfjaar van 2009 een nota Grondprijzenbeleid.
Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijk besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (artikel 160 1e lid letter e). Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en de prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld is het aan de raad om het publiek belang te definiëren.
Het derde lid bepaalt op welke manier besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen ter kennisneming aan de raad worden aangeboden.
Artikel 9. Financieringsfunctie
Kortheidshalve wordt verwezen naar de recentelijk vastgestelde Treasurynota 2009.
Artikel 9 en 26 van het BBV bepalen dat de begroting en de jaarstukken een aantal voorgeschreven paragrafen bevatten. In het BBV staat in artikel 10 tot en met 16 welke onderdelen de paragrafen in elk geval moeten bevatten.
In het derde lid van dit artikel zijn per paragraaf de onderdelen opgenomen waarvan de raad eerder heeft aangegeven dat deze in ieder geval onderdeel uitmaken van de paragrafen.
In artikel 9 lid 3a is het inzicht in de kostenonderbouwing en nader inzicht in de opbouw van de voorgestelde tarieven benoemd. Artikel 229b Gemeentewet en artikel 15.33 Wet milieubeheer stellen randvoorwaarden aan de hoogte van de meeste tarieven en heffingen. Behalve tarieven voor het geven van vermakelijkheden en belastingen mogen de tarieven en heffingen niet het bedrag van de geraamde kostprijs te boven gaan. Voor het vaststellen van de hoogte van de verschillende tarieven en heffingen heeft uw raad dus inzicht nodig in de kostenonderbouwing en/of de wijze waarop de voorgestelde tarieven zijn opgebouwd.
In artikel 9 lid 3b staat op welke wijze in onze gemeente, op grond van een raadsbesluit, wordt omgegaan met de inventarisatie van de risico’s en met de omvang van ons weerstandsvermogen.
Artikel 9 lid 3c regelt met betrekking tot de paragraaf Financiering over welke zaken de raad in ieder geval bij de begroting en de jaarstukken geïnformeerd wil worden.
Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. In artikel 9 lid 3d zijn de onderwerpen opgenomen waarvan de raad heeft aangegeven daarover geïnformeerd te worden.
Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financieel beleid ten aanzien van het grondbeleid horen bij de raad thuis.
Artikel 9 lid 3e regelt dat het college zo nodig een actualisering van de Nota grondbeleid 2008 aan de raad ter vaststelling aanbiedt.
In dit artikel worden de kaders gegeven voor de inrichting van administratie. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen die moeten voldoen.
Deze verordening gaat niet in op de regels en activiteiten die voor de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Die moet deze zaken wel in een besluit vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie.
De door de raad benoemde accountant (art. 213 Gemeentewet) toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 11 draagt het college op maatregelen te treffen waarmee gedurende het jaar of voorafgaand aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administratie een getrouw beeld geven. Dat geldt ook voor de toets of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en aan de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
Deze onderzoeken in dit artikel omvatten niet de interne onderzoeken van het college naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. De regels hiervoor zijn opgenomen in de verordening artikel 213a Gemeentewet.
Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik
Artikel 12 bepaalt dat in de gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken.
Artikel 13. Financiële organisatie
In dit artikel staan de uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie,waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moeten geven. Deze criteria zijn de kaders waaraan het college zich moet houden. In de onderdelen a, b, c en d wordt het college opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen vast te leggen in besluiten. Onder letter e wordt het college opgedragen de kostenverdeelsleutels voor het toerekenen van kosten aan producten vast te leggen
Onder letter h is bepaald dat het college moet zorgen voor het opstellen van regels voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten, uiteraard binnen de Europese regelgeving. Ons aanbestedingsbeleid is vastgelegd in het collegebesluit van 15 januari 2008: “Inkoop en aanbestedingsbeleid gemeente Heerhugowaard”.
Door de vastlegging van de regels kan de accountant bij zijn controle van de rekening nagaan of de interne en de Europese regelgeving zijn nageleefd. Het is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.
Deze verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van het oude artikel 212 Gemeentewet opgestelde verordening. De verordening is van toepassing op alle stukken van begrotingsjaar en latere jaren. Omdat de verordening in het lopend jaar wordt vastgesteld, is die van toepassing op het eerstvolgend begrotingsjaar. De jaarstukken van het nog lopend begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.