Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ermelo

Activering- en afschrijvingbeleid (2015)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieErmelo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingActivering- en afschrijvingbeleid (2015)
CiteertitelActivering- en afschrijvingbeleid (2015)
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de nota Afschrijvingsbeleid gemeente Ermelo 2004.

6.3 bevat een hardheidsclausule.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-06-2016nieuwe regeling

19-12-2014

Elektronisch Gemeenteblad, 14-06-2016

14036301

Tekst van de regeling

Intitulé

Activering- en afschrijvingbeleid (2015)

 

 

Samenvatting / overzicht conclusies

De nota ‘Activering- en afschrijvingbeleid’ is een instrument dat zorgt voor het eenduidig behandelen van gemeentelijke investeringen. Voor zowel bestuur als ambtelijke organisatie is het van belang om een transparant en adequaat activabeleid op basis van objectieve grondslagen vast te stellen. Een transparant en adequaat activering- en afschrijvingbeleid vormt één van de pijlers voor het bepalen van de financiële positie en het financiële vermogen van de gemeente. Deze nota bakent de formele kaders af waarbinnen het college van b&w en de ambtelijke organisatie worden geacht om te gaan met investeringen en afschrijvingen.

 

De laatst vastgestelde nota afschrijvingsbeleid van de gemeente Ermelo dateert uit 2004. Op grond van artikel 9 van de Financiële verordening is jaarlijks bij de kadernota aangegeven of de inhoud van de nota nog actueel is en zijn er aanpassingen door de raad vastgesteld die nu vertaald zijn in een herziene nota.

 

De laatste jaren is bij investeringen en het afschrijven daarop meer en meer maatwerk toegepast. Zo is in de Kadernota 2007 daarom besloten om in aanvulling op de Nota Afschrijvingsbeleid gemeente Ermelo 2004 een zogenoemde hardheidsclausule vast te stellen om in het gewenste maatwerk te kunnen voorzien. 1 Ook de bij de Kadernota 2011 vastgestelde ‘Notitie Investeren ten laste van reserves’ bevat relevante aanvullingen ten opzichte van de oude nota Afschrijvingsbeleid gemeente Ermelo 2004.

Al deze aspecten zijn betrokken in de nu voorliggende Nota activering- en afschrijvingbeleid (2015). Door alles in één integrale nota op te nemen, ontstaat één samenhangend kader op basis van meerdere documenten die met betrekking tot het financieel instrumentarium van de gemeente zijn vastgesteld.

 

Het activering- en afschrijvingbeleid zoals geformuleerd in deze nota leidt tot de in onderstaande tabel weergegeven conclusies 2 . Met uitzondering van een beperkte verruiming van de hardheidclausule en de gewijzigde afschrijvingtermijn voor riolering hebben de conclusies het karakter van het bestendigen van bestaand beleid. De budgettaire consequenties die vaststelling van deze nota met zich meebrengt, zijn hierdoor beperkt tot de gevolgen van de gewijzigde termijnen voor afschrijving van investeringen in de riolering en worden betrokken bij de besluitvorming aangaande het ZuiveringAfvalwaterPlan (ZAP; vaststelling voorzien in het 2e kwartaal van 2015) 3 .

 

Conclusies:

#

Onderwerp / bron

Advies

 

1.

Drempelcriteria voor activeren (paragraaf 3.1)

De ondergrens voor het activeren van investeringen te handhaven op € 25.000,00, met uitzondering van investeringen in tractie, ICT, sociaal culturele accommodaties en MOP-gebouwen.

2.

Drempelcriteria voor activeren (paragraaf 3.1)

Uitgaven die op grond van de activeringsdrempel kwalificeren als investering/kapitaaluitgaaf, maar waarvan het nut zich uitstrekt over een periode van korter dan één jaar (de gebruiksduur van het betreffende goed is korter dan 1 jaar), als exploitatielast te verantwoorden.

3.

Investeringen maatschappelijk nut (paragraaf 3.2.1.2)

De investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut zoveel mogelijk in één keer af te schrijven.

4.

Kosten van geldleningen (paragraaf 3.2.2.1)

De kosten van het sluiten van geldleningen niet te activeren.

5.

(Dis)agio (paragraaf 3.2.2.1)

Het saldo van agio en disagio af te schrijven gedurende de looptijd van de waardepapieren.

6.

Kosten voor onderzoek en ontwikkeling (paragraaf 3.2.2.2)

De kosten voor onderzoek en ontwikkeling niet te activeren, maar in één keer ten laste van de exploitatie te brengen.

7.

Investeringbijdragen aan derden (paragraaf 3.2.3)

Bijdragen aan activa in eigendom van derden alleen te activeren, indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 61 BBV. In alle andere gevallen de betreffende bijdrage direct ten laste te brengen van de exploitatie.

8.

Indirecte kosten (paragraaf 3.3)

De aan investeringen verbonden ambtelijke inzet en overige indirecte kosten niet te activeren.

9.

Implementatiekosten (paragraaf 3.5.1)

De implementatiekosten van softwarepakketten te activeren, met uitzondering van de in paragraaf 3.3 bedoelde indirecte kosten.

10.

Bijdragen van derden (paragraaf 4.2.1)

Bijdragen van derden die in directe relatie staan met een investering in mindering te brengen op de boekwaarde.

11.

Afwaarderen (paragraaf 4.3)

Jaarlijks bij het opstellen van de jaarrekening te controleren op het bestaan van activa, de hoogte van de boekwaarden en indien noodzakelijk af te waarderen.

12.

Componentenbenadering (paragraaf 5.2)

De componentenbenadering slechts toe te passen indien hier uitdrukkelijk aanleiding toe bestaat.

13.

Restwaarde (paragraaf 5.3)

Activa in beginsel af te schrijven naar een boekwaarde van nul.

14.

Afschrijvingtermijnen (paragraaf 5.4)

Afschrijvingtermijnen te hanteren conform de in bijlage 3 opgenomen afschrijvingtabel.

15.

Afschrijvingmethode (paragraaf 5.5)

De lineaire afschrijvingmethode toe te passen.

16.

Ingangsmoment afschrijving (paragraaf 5.7)

De afschrijvinglasten te begroten met ingang van het begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin de investering is gerealiseerd ofwel waarin het krediet is afgesloten.

17.

Datum inwerkingtreding nota activering- en afschrijvingbeleid 2015 (paragraaf 6.1)

De nota Afschrijvingsbeleid gemeente Ermelo 2004 in te trekken en in de plaats daarvan de nota activering- en afschrijvingbeleid 2015 van toepassing te verklaren per 1 januari 2015.

18.

Sterfhuisconstructie (paragraaf 6.2)

De bepalingen van deze nota Activering- en afschrijvingbeleid van toepassing te verklaren op de na ingangsdatum van deze nota te realiseren investeringen; op reeds vóór ingangsdatum van deze nota gerealiseerde investeringen is een sterfhuisconstructie van toepassing.

19.

Hardheidsclausule (paragraaf 6.3)

Het college van b&w kan om moverende redenen besluiten af te wijken van het vastgestelde beleid. De betreffende afwijking wordt ter accordering aan de raad voorgelegd in de eerstvolgende rapportage in de cyclus van planning & control.

20.

Rentetoerekening (paragraaf 6.4)

Aan de producten rente toe te rekenen per het eerste jaar nadat er uitgaven zijn geactiveerd, over de boekwaarde van de betreffende investering(en) per 1 januari van het verslagjaar.

1. Inleiding

Het activering- en afschrijvingbeleid heeft een grote invloed op de exploitatie en vermogenspositie van de gemeente en daarmee op de financiële resultaten die behaald worden. Een transparant activabeleid is daarom zowel bedrijfseconomisch als bestuurlijk van belang. Deze nota Activering- en afschrijvingbeleid voorziet in een integraal beleidskader, waarin het activering- en afschrijvingbeleid is afgestemd op de meest recente regelgeving.

 

Voor een goed begrip wordt hier eerst kort stilgestaan bij de twee soorten uitgaven die in de gemeentelijke financiële huishouding zijn te onderscheiden:

  • ·

    lopende uitgaven (budgetten): worden verantwoord in de exploitatie en zijn slechts één jaar zichtbaar in de administratie (aan het einde van het jaar worden alle uitgaven en inkomsten gesaldeerd en ontstaat een voordelig of nadelig exploitatiesaldo);

  • ·

    kapitaaluitgaven (kredieten, investeringen): worden verantwoord op de balans (“geactiveerd”), waar alle waarden van bezittingen (activa) en schulden (passiva) in geld worden uitgedrukt. Alle balansposten tezamen bepalen de omvang van het vermogen van de gemeente. Door gebruik zal de waarde van de bezittingen verminderen, wat door afschrijven tot uitdrukking wordt gebracht.

 

Deze nota gaat in op de onderwerpen die verband houden met de laatstgenoemde categorie. Kenmerkend voor investeringen is dat de betreffende uitgaven niet jaarlijks plaatsvinden en worden gebruikt gedurende meerdere jaren. Het is daarom gebruikelijk de betreffende uitgaven verspreid over meerdere jaren toe te rekenen aan de exploitatie. Dit wordt tot uiting gebracht in de jaarlijkse kapitaallasten (rente en afschrijving), die vervolgens in lijn met de levensduur van de investering structureel in de begroting worden geraamd. Een investeringkrediet heeft hierdoor een wezenlijk ander karakter dan een regulier budget in de begroting. 4

 

Ten aanzien van het onderwerp afschrijven spelen de volgende begrippen een centrale rol 5 :

  • ·

    Investeren: doen van uitgaven ter verkrijging van kapitaalgoederen, waarvan het nut zich uitstrekt over meerdere jaren. Een andere benaming voor investering is kapitaaluitgave of actief. In het vervolg van deze nota worden de begrippen investering en actief (activa) afwisselend gebruikt.

  • ·

    Activeren: op de balans presenteren van de financiële waarde van het aangeschafte of vervaardigde kapitaalgoed met meerjarig nut, dat als bezitting kan worden beschouwd.

  • ·

    Afschrijven: boekhoudkundige weergave van de jaarlijkse waardevermindering van een investering. Deze waardedaling wordt veroorzaakt door technische slijtage (samenhangend met de technische levensduur) en/of economische veroudering (samenhangend met de economische levensduur).

 

Op de balans wordt onderscheid gemaakt tussen vaste activa en vlottende activa. Vaste activa zijn bijvoorbeeld de gebouwen en de inventaris. Voorbeelden van vlottende activa zijn debiteuren en voorraden. Activeren en afschrijven heeft alleen betrekking op het onderdeel vaste activa. In het verdere verloop van deze beleidsnota blijven de vlottende activa daarom buiten beschouwing.

 

Deze nota is als volgt opgebouwd:

Hoofdstuk 2 gaat in op de wet- en regelgeving. Zowel het externe kader als de interne regelgeving met betrekking tot activeren, waarderen en afschrijven komt aan bod.

Hoofdstuk 3 behandelt de regels met betrekking tot wat er mag/moet worden geactiveerd.

Hoofdstuk 4 gaat in op het vraagstuk hoe en tegen welke waarde er moet worden gewaardeerd.

Hoofdstuk 5 beschrijft welke lijnen er gelden voor het afschrijven.

Hoofdstuk 6 bevat slotbepalingen voor aspecten die niet tot de voorgaande hoofdstukken behoorden.

 

De conclusies in deze nota zijn weergegeven in omkaderde tekstvakken. In de voorafgaande tekst wordt steeds een motivatie gegeven voor de betreffende conclusie. 6

Een totaaloverzicht van alle conclusies is opgenomen in de samenvatting van deze nota.

2. Wet- en regelgeving

Het wettelijk kader voor deze nota activering- en afschrijvingbeleid wordt gevormd door de Gemeentewet, de eigen gemeentelijke Financiële verordening en de bepalingen die het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten hieromtrent bevat.

 

2.1 Gemeentewet

Op investeringen is het budgetrecht van toepassing. Dit recht om te beslissen over de besteding van de gemeentelijke middelen behoort toe aan de raad. Artikel 189 van de Gemeentewet stelt hierover: “Voor alle taken en activiteiten brengt de raad jaarlijks op de begroting de bedragen die hij daarvoor beschikbaar stelt, alsmede de financiële middelen die hij naar verwachting kan aanwenden.”

 

Daarnaast is artikel 212 van de Gemeentewet van toepassing:

“De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De verordening bevat in ieder geval regels voor waardering en afschrijving van activa.”

 

2.2 Financiële verordening gemeente Ermelo

De ‘Financiële beheersverordening gemeente Ermelo 2011’, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 juni 2011, vormt de interne leidraad. De verordening is een uitwerking van het hiervoor reeds aangehaalde artikel 212 van de Gemeentewet en meldt in artikel 10: 7  

“De raad stelt ten behoeve van de waardering en afschrijving van de vaste activa een nota Afschrijvingsbeleid vast, waarin wordt vastgelegd welke vaste activa worden geactiveerd en welke niet, de toe te passen afschrijvingsmethode, alsmede de te hanteren afschrijvingsduur.”

 

De inhoud van de bepalingen die in de gemeentelijke nota (activering- en) afschrijvingbeleid kunnen worden opgenomen, staan vanzelfsprekend onder sterke invloed van hetgeen hierover is bepaald in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

 

2.3 Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV)

Ten aanzien van begroten en verantwoorden gelden de regels van het BBV (in werking getreden per 1 januari 2004; laatst gewijzigd per 13 december 2013). Hoe om te gaan met investeringen en afschrijvingen wordt in diverse artikelen van het BBV beschreven. De voor deze nota relevante BBV-artikelen zijn opgenomen in bijlage 1.

In de toepassing van het BBV is in de loop der jaren een zogeheten vraag- en antwoordrubriek samengesteld voor praktijkvragen (veelal casusafhankelijk) en heeft de Commissie BBV 8 diverse notities vastgesteld die betekenis hebben voor het gemeentelijk beleid voor investeringen. Dit zijn o.a. de notitie ‘Waardering vastgoed’, de ‘Notitie Investeringen’, ‘Notitie Verkrijging/vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen’, ‘Notitie Software’, de notitie ‘Stelsel- en schattingswijzigingen’ en de “Notitie Riolering”. In de uitgebrachte notities geeft de commissie richtlijnen om de eenduidige uitvoering en juiste toepassing van het BBV te bevorderen 9 . In de betreffende richtlijnen wordt onderscheid gemaakt tussen stellige uitspraken en aanbevelingen 10 .

3. Activeren

In de inleiding is reeds gewezen op het onderscheid tussen lopende uitgaven en investeringen. In dit hoofdstuk ‘activeren’ wordt ingegaan op het vraagstuk of en indien aan de orde hoe de verschillende soorten investeringen op de gemeentelijke balans moeten worden gepresenteerd.

 

3.1 Drempelcriteria voor het activeren van investeringen

Om te voorkomen dat de gemeentelijke balans en de daaraan verbonden investeringplanning 11 wordt belast met allerlei ‘kleinere’ investeringen doet de commissie BBV uit efficiencyoogpunt de aanbeveling om voor het activeren van vaste activa twee drempelcriteria te hanteren: 12

  • ·

    een minimumbedrag waaraan een investering moet voldoen, en/of;

  • ·

    een minimale gebruiksduur waaraan een investering moet voldoen.

Investeringen die niet aan de criteria voldoen worden in één keer ten laste van de exploitatie gebracht.

 

Conform het bestaande beleid in Ermelo worden activa met een verkrijging- of vervaardigingprijs van minder dan € 25.000,00 niet geactiveerd. Uitzonderingen hierop vormen de investeringen in tractie, ICT 13 , sociaal culturele accommodaties en MOP-gebouwen, met name om te borgen dat noodzakelijke (kleine) vervanginginvesteringen duidelijk in beeld kunnen worden gehouden.

 

Naar aanleiding van de gemeentelijke notitie “Investeren ten laste van reserves” (vastgesteld op 8 februari 2011 en bekrachtigd bij de vaststelling van de Kadernota 2011) is onderzocht of het mogelijk is het minimumbedrag voor investeringen te verhogen naar € 100.000,00. Op grond van nadere verkenning van dit vraagstuk wordt geconstateerd dat een dergelijke drempelomvang geen recht doet aan de grootte van de gemeente Ermelo. Ook is de noodzaak voor deze maatregel in belangrijke mate beperkt door het feit dat als gevolg van de oprichting van onder andere de Veiligheidsregio Noord Veluwe en MeerInZicht een groot deel van de gemeentelijke investeringen op afstand is komen te staan. Vanuit dit perspectief wordt voorgesteld de bestaande ondergrens van € 25.000,00 niet te verhogen maar deze juist te handhaven.

 

Conclusie 1:

De ondergrens voor het activeren van investeringen te handhaven op € 25.000,00, met uitzondering van investeringen in tractie, ICT, sociaal culturele accommodaties en MOP-gebouwen.

 

In geval een uitgaaf op grond van deze drempel geactiveerd behoort te worden, maar de gebruiksduur van het betreffende goed is korter dan 1 jaar, worden de betreffende kosten als exploitatielast verantwoord. Immers, in feite kwalificeren de kosten in dat geval alsnog als lopende uitgaven.

 

Conclusie 2:

Uitgaven die op grond van de activeringsdrempel kwalificeren als investering/kapitaaluitgaaf, maar waarvan het nut zich uitstrekt over een periode van korter dan één jaar (de gebruiksduur van het betreffende goed is korter dan 1 jaar), als exploitatielast te verantwoorden.

 

3.2 Soorten vaste activa

Conform artikel 33 van het BBV worden de volgende vaste activa onderscheiden:

  • ·

    materiële vaste activa;

  • ·

    immateriële vaste activa;

  • ·

    financiële vaste activa.

     

3.2.1 Materiële vaste activa

Het onderdeel ‘materiële vaste activa’ vormt een wezenlijk onderdeel van deze beleidsnota.

Artikel 35 van het BBV benoemt twee soorten materiële vaste activa:

  • ·

    investeringen met een economisch nut;

  • ·

    investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

     

3.2.1.1 Investeringen met een economisch nut 

Investeringen met economisch nut betreffen alle investeringen (activa) die bijdragen aan de mogelijkheid middelen te verwerven en/of die verhandelbaar zijn. Bijvoorbeeld investeringen in gebouwen, vervoermiddelen, installaties, machines, automatisering, en dergelijke behoren tot deze categorie. Ook investeringen op bijvoorbeeld het gebied van afvalstoffeninzameling en riolering.

 

Artikel 59 lid 1 van het BBV bepaalt dat activa met een meerjarig economisch nut moeten worden geactiveerd. 14  

 

3.2.1.2 Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut 

Dit zijn investeringen die weliswaar een publieke taak vervullen, maar die niet verhandelbaar zijn en geen mogelijkheid met zich meebrengen om middelen te genereren. Voorbeelden van dergelijke activa zijn wegreconstructies, de realisatie van fietspaden en de aanleg van openbaar groen.

 

Artikel 59 lid 4 van het BBV bepaalt dat investeringen in de openbare ruimte met een (meerjarig) maatschappelijk nut mogen worden geactiveerd. 15

 

In lijn met de uitgangspunten van het BBV geniet het de voorkeur om investeringen met een maatschappelijk nut in beginsel niet langjarig af te schrijven, maar in één keer ten laste van de exploitatie te brengen. 16 Voordeel van deze werkwijze is dat de begroting in de jaren na realisatie van de betreffende investering(en) niet wordt belast met jaarlijks terugkerende kapitaallasten. Nadeel van deze werkwijze is dat de begroting op het moment van gewenste/noodzakelijke vervanging niet in dekking van de bijbehorende jaarlijkse kapitaallasten voorziet. Dit zou er toe leiden dat de toekomst wordt belast met een (onwenselijke) budgettaire opgave. Daarom moet bij het plegen van een dergelijke investering kritisch worden bezien of deze in de toekomst ook vervangen moet worden. Zo ja, dan zal er in de aan die vervanging voorafgaande jaren middels de vorming van een bestemmingsreserve/voorziening moeten worden gespaard om de kosten in het jaar van vervanging te kunnen dekken. 17

 

In het tot op heden gevoerde beleid van de gemeente Ermelo worden investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut zoveel mogelijk in één keer afgeschreven. Voorgesteld wordt om dit beleid te handhaven.

 

Conclusie 3:

De investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut zoveel mogelijk in één keer af te schrijven.

 

3.2.2 Immateriële vaste activa

Conform artikel 34 van het BBV worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

  • ·

    kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;

  • ·

    kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief.

     

3.2.2.1 Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van (dis)agio

In artikel 63 lid 7 van het BBV is bepaald dat alle passiva – de financiële weergave van de wijze waarop de bezittingen (activa) zijn gefinancierd – tegen nominale waarde moeten worden gewaardeerd. Dat houdt bijvoorbeeld in dat een lening voor het volledige bedrag van de aangegane schuld moet worden opgenomen. Het verschil tussen het schuldbedrag en het uitgekeerde bedrag, het (dis)agio, kan naar keuze al dan niet worden geactiveerd.

In de financiële huishouding van de gemeente Ermelo is het gebruikelijk om de kosten van geldleningen niet te activeren en het saldo van (dis)agio af te schrijven gedurende de looptijd van de waardepapieren. Voorgesteld wordt om deze uitgangspunten te handhaven.

 

Conclusie 4:

De kosten van het sluiten van geldleningen niet te activeren.

 

Conclusie 5:

Het saldo van agio en disagio af te schrijven gedurende de looptijd van de waardepapieren.

 

3.2.2.2 De kosten van onderzoek en ontwikkeling 

Artikel 60 van het BBV bepaalt dat kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een actief mogen worden geactiveerd indien:

  • a.

    het voornemen bestaat om het activum te gebruiken of te verkopen, en

  • b.

    de technische uitvoerbaarheid om het activum te voltooien vaststaat, en

  • c.

    het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren, en

  • d.

    de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

 

Het activeren van dergelijke kosten is facultatief, waaruit afgeleid wordt dat deze keuze vanuit het BBV niet de voorkeur heeft. Vanuit dat oogpunt beperkt het BBV ook de termijn waarover dergelijke kosten zouden mogen worden afgeschreven (maximaal 5 jaar) 18 . Vanuit het oogpunt van een solide financieel beleid is het beter om dergelijke kosten als eenmalige last in de exploitatie te verantwoorden. Dat is ook de werkwijze die de gemeente Ermelo zoveel mogelijk hanteert. Voorgesteld wordt dit te handhaven.

 

Conclusie 6:

De kosten voor onderzoek en ontwikkeling niet te activeren, maar in één keer ten laste van de exploitatie te brengen.

 

3.2.3 Financiële vaste activa

Onder financiële vast activa wordt verstaan:

  • ·

    kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen;

  • ·

    leningen aan woningbouwcorporaties, deelnemingen en overige verbonden partijen;

  • ·

    overige langlopende leningen;

  • ·

    overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • ·

    bijdragen aan activa in eigendom van derden.

 

Op grond van artikel 36 BBV moeten financiële vaste activa geactiveerd worden.

 

Voor de categorie ‘Bijdragen aan activa in eigendom van derden’ geeft artikel 61 van het BBV aanvullende regels. Indien de gemeente bijdragen verstrekt aan derden, dan kunnen deze worden geactiveerd mits aan de volgende cumulatieve voorwaarden wordt voldaan 19 :

  • ·

    er is sprake van een investering door een derde;

  • ·

    de investering draagt bij aan de publieke taak;

  • ·

    de derde heeft zich verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen, en

  • ·

    de bijdrage kan worden teruggevorderd indien de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering (bijvoorbeeld door pand- of hypotheekrecht).

 

Deze categorie activa betreft bijvoorbeeld investeringbijdrage aan een sportvereniging voor uitbreiding van hun sportaccommodatie. Dit komt in Ermelo slechts in een beperkt aantal gevallen voor.

Het algemene uitgangspunt in het huidige beleid van de gemeente Ermelo is dat eventuele bijdragen aan activa in eigendom van derden in beginsel worden geactiveerd. Geadviseerd wordt om deze beleidslijn te handhaven, zolang wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 61 BBV. In alle andere situaties mag niet worden geactiveerd en dient de bijdrage ineens ten laste van de exploitatie te worden gebracht.

 

Conclusie 7:

Bijdragen aan activa in eigendom van derden alleen te activeren, indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 61 BBV. In alle andere gevallen de betreffende bijdrage direct ten laste te brengen van de exploitatie.

 

3.3 Toerekenen inzet ambtelijke capaciteit en overige indirecte kosten

Op grond van de notitie Kostenverdeling 20 rekent de gemeente Ermelo geen ambtelijke uren of andere indirecte kosten toe aan investeringen. 21 Dit draagt bij aan een stabieler niveau van exploitatielasten en –baten, waardoor ook het begrotings-/rekeningsaldo beter is te prognosticeren.

Geadviseerd wordt dit uitgangspunt te handhaven.

 

Conclusie 8:

De aan investeringen verbonden ambtelijke inzet en overige indirecte kosten niet te activeren.

 

In geval er sprake is van inhuur ten behoeve van een specifieke investering, dan is in feite sprake van aan die investering gekoppelde directe kosten. Op voorwaarde dat het krediet hiervoor in voldoende dekking voorziet, kunnen deze kosten worden geactiveerd. Uitgangspunt hierbij is dat de betreffende inhuurkosten na het realiseren van de betreffende investering komen te vervallen.

 

3.4 Onderhoud en activeren

Eenmaal verkregen kapitaalgoederen dienen zo optimaal mogelijk een bijdrage te leveren aan het doel waarvoor zij zijn aangeschaft of vervaardigd. Ter voorkoming van kapitaalvernietiging is het belangrijk dat de betreffende kapitaalgoederen in een goede staat worden gehouden. Vanuit dit oogpunt is het van belang dat al bij het aanvragen van een nieuw krediet wordt beoordeeld of er voldoende middelen in de begroting zijn opgenomen voor het benodigde onderhoud en gebruik. De beleidskaders voor het onderhoud worden gegeven in de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen van de Programmabegroting.

 

Ten aanzien van de financieel administratieve verwerking van onderhoudskosten is door de Commissie BBV de notitie Verkrijging / vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen (2007) uitgebracht. Hierin wordt meer duidelijkheid verschaft over het onderscheid tussen onderhoudskosten en investeringuitgaven en of deze mogen worden geactiveerd.

 

‘Notitie verkrijging / vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen

Onderhoudskosten worden gemaakt om het actief gedurende de levensduur op een vooraf bepaald kwaliteitsniveau te houden en daarmee naar behoren te laten functioneren. Bij de beantwoording van de vraag of bepaalde kosten wel of niet mogen/moeten worden geactiveerd, is het van belang om duidelijkheid te scheppen over wat in dit verband wordt verstaan onder onderhoud. Hiervoor is door de Commissie BBV de volgende indeling gemaakt.

  • ·

    Klein onderhoud: onderhoud dat jaarlijks terugkeert en van beperkte omvang is (kort cyclisch) . De kosten van klein onderhoud mogen niet worden geactiveerd, maar moeten in het jaar van uitvoering rechtstreeks ten laste van de exploitatie te worden gebracht. Ditzelfde geldt eveneens voor de kosten van achterstallig onderhoud.

  • ·

    Groot onderhoud: hierbij gaat het om zaken die eens in de zoveel jaar moeten gebeuren (lang cyclisch); bijvoorbeeld het (buiten)schilderwerk van een gebouw. Ook deze lasten mogen niet worden geactiveerd, maar moeten ten laste van de exploitatie worden gebracht. Wel bestaat hier de keuze om de kosten enerzijds rechtstreeks te dekken ten laste van de exploitatie en anderzijds via de vorming van een (meerjarige) voorziening (BBV artikel 44, lid 1, onder c).

 

In de door de Commissie BBV gepubliceerde ‘Notitie verkrijging / vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen’ zijn de volgende stellige uitspraken opgenomen over onderhoud in relatie tot activeren:

  • ·

    De kosten van (klein en groot) onderhoud zijn niet levensduurverlengend en mogen daarom niet worden geactiveerd.

  • ·

    Voorzieningen die worden gevormd om de (groot) onderhoudlasten van een kapitaalgoed over een aantal jaren te egaliseren, kunnen alleen worden ingesteld en gevoed op basis van een beheerplan van het desbetreffende kapitaalgoed. Dit beheerplan dient periodiek te worden geactualiseerd.

 

De kosten van onderhoud worden in de huidige bedrijfsvoering van de gemeente Ermelo niet geactiveerd. De BBV-bepalingen hieromtrent zijn overigens van dien aard dat deze geen andere keuze toelaten. 22 Voor de dekking van onderhoudskosten zijn daarom diverse voorzieningen gevormd, zoals bijvoorbeeld de voorziening onderhoud gebouwen, groot onderhoud wegen en openbare verlichting. Deze egalisatievoorzieningen zijn gebaseerd op de systematiek van een meerjarig onderhoudsplan (MOP) dat beoogd dat de betreffende kapitaalgoederen op een adequate wijze worden onderhouden. Op grond van het MOP wordt jaarlijks een bedrag aan de betreffende onderhoudsvoorziening toegevoegd, zodat de middelen in de voorziening toereikend zijn om de verwachte onderhoudlasten daaruit te voldoen.

 

3.5 ‘Notitie software’

In mei 2007 heeft de Commissie BBV een afzonderlijke notitie gepresenteerd voor de omgang met software en gebruiksrechten. Daarin is de volgende stellige uitspraak opgenomen:

“Software valt als afzonderlijk actief onder de materiële vaste activa, investeringen met een economisch nut (artikel 35, lid 1, onder a).”

 

Het vorenstaande betekent dat software geactiveerd moet worden. Bij de bepaling welke elementen wel of niet tot de verkrijging/vervaardigingprijs moeten of mogen worden gerekend, komt een aantal aspecten aan de orde. De betreffende aspecten worden hier achtereenvolgens behandeld.

 

3.5.1 Implementatiekosten

Implementatiekosten kunnen zowel de kosten van externen als kosten van eigen medewerkers betreffen. De implementatie is noodzakelijk om het actief in gebruik te kunnen nemen. De implementatiekosten vallen daarom onder de bijkomende kosten die op grond van artikel 63, lid 2 van het BBV als onderdeel van de verkrijgingprijs worden gezien (zie verder paragraaf 4.1 betreffende de vervaardigingprijs van een actief). De commissie BBV stelt in haar notitie om voormelde redenen dat implementatiekosten van nieuwe hard- en/of software mogen worden geactiveerd.

Binnen de gemeente Ermelo is het gebruikelijk om waar mogelijk implementatiekosten te activeren, uitgezonderd de in paragraaf 3.3 beschreven indirecte kosten. Geadviseerd wordt dit te handhaven.

 

Conclusie 9:

De implementatiekosten van softwarepakketten te activeren, met uitzondering van de in paragraaf 3.3 bedoelde indirecte kosten.

 

3.5.2 Opleidingskosten

In tegenstelling tot implementatiekosten zijn opleidingskosten niet nodig om het actief gebruiksklaar te krijgen. Met betrekking tot opleidingskosten die de gemeente maakt om medewerkers vertrouwd te maken met de nieuwe software geldt daarom dat deze – net als andere opleidingskosten – niet mogen worden geactiveerd. Dergelijke kosten moeten als reguliere last in de exploitatie worden verwerkt.

 

Het huidig beleid van Ermelo is zodanig dat opleidingskosten niet geactiveerd worden. Het beleid hoeft derhalve niet op de geldende voorschriften te worden aangepast.

 

3.5.3 Gebruiksrechten

Niet in alle gevallen wordt de software op zich verworven, maar de gebruiksrechten van de software. Bij gebruiksrechten wordt onderscheid gemaakt tussen gebruiksrechten voor onbepaalde duur en gebruiksrechten voor bepaalde duur:

  • ·

    Gebruiksrechten op software voor onbepaalde duur die in één keer in rekening worden gebracht, worden gerekend tot de verkrijgingprijs van het betreffende actief en vallen daarom onder de materiële vaste activa. Deze uitgaven moeten derhalve worden geactiveerd.

  • ·

    Gebruiksrechten voor bepaalde duur die in één keer in rekening worden gebracht, worden niet gerekend tot de verkrijgingprijs, maar tot de gebruikskosten en moeten daarom worden verantwoord op de transitorische post ‘vooruitbetaalde kosten’, waarna ze in de betreffende jaren via de transitoria ten laste van de exploitatie worden gebracht.

 

Binnen de gemeente Ermelo wordt de hiervoor genoemde, dwingend voorgeschreven, lijn reeds gehanteerd.

 

3.5.4 Kosten leverancierssupport

Kosten voor leverancierssupport (bijvoorbeeld helpdesksupport, consultancyuren, nieuwe releases etc.) worden gerekend tot de gebruikskosten en behoren daarom als exploitatielast te worden verantwoord. Dergelijke kosten vormen dus uitdrukkelijk geen onderdeel van de verkrijgingprijs van de betreffende software en mogen daarom niet als zodanig worden geactiveerd.

 

Indien kosten voor leverancierssupport voor een aantal jaren in één keer vooraf in rekening worden gebracht, behoren deze te worden verantwoord als transitorische post ‘vooruitbetaalde kosten’. Deze kosten worden derhalve niet geactiveerd, maar via de transitoria in de betreffende jaren ten laste van de exploitatie gebracht.

 

In de gemeente Ermelo worden de kosten van leverancierssupport niet geactiveerd, maar ten laste van de exploitatie gebracht. Het huidig beleid van Ermelo is daarmee overeenkomstig hetgeen door de Commissie BBV is bepaald en behoeft derhalve niet te worden aangepast.

 

3.6 Ideaalcomplex tractie

Onderzocht is of het mogelijk is om een ideaalcomplex te vormen voor tractie.

Bij een ideaalcomplex is de afschrijvinglast van een groep soortgelijke activa exact gelijk aan het bedrag van de jaarlijkse investering in dergelijke activa. Hierdoor is er budgettair geen verschil tussen activeren en afschrijven enerzijds en het ineens ten laste van de exploitatie brengen van het investeringbedrag anderzijds.

 

Het zijn doorgaans investeringen met economisch nut die men in een ideaalcomplex zou willen onderbrengen. Artikel 62 BBV schrijft echter voor dat alle investeringen met een economisch nut moeten worden geactiveerd voor het bedrag van de investering. De commissie BBV heeft over de toepassing van ideaalcomplexen verder het volgende geschreven in de rubriek vraag en antwoord 23 :

Toepassing van het BBV betekent dat investeringen met economisch nut moeten worden geactiveerd en afgeschreven. Toepassing van het ideaalcomplex zou inhouden dat niet wordt geactiveerd en dat is strijdig met het BBV.

 

Op grond van het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het ideaalcomplex voor tractie geen toepassing kan krijgen.

4. Waarderen

Alle activa die op de balans worden opgenomen, vertegenwoordigen een zekere waarde. Voordat bepaald kan worden hoe er op activa wordt afgeschreven, is het van belang te weten tegen welke waarde deze activa in de financiële administratie moeten worden opgenomen. In dit hoofdstuk wordt daar specifiek bij stilgestaan.

 

4.1 Waarderinggrondslagen

In het BBV zijn bepalingen opgenomen voor de waardering van activa. Hiermee wordt voorkomen dat organisaties met de waardering van activa hun financiële resultaten kunnen beïnvloeden. Ook wordt bereikt dat de financiële gegevens van organisaties in de loop van de tijd vergelijkbaar blijven.

De waarde waarvoor vaste activa worden opgenomen in de financiële administratie wordt bepaald door de verkrijging- of vervaardigingprijs (artikel 63 BBV). De verkrijgingprijs is gelijk aan de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingprijs is gelijk aan de aanschafkosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging (kunnen) worden / zijn toegerekend. Indien gedurende de levensduur van een betreffend actief de bestemming verandert, wordt in de toelichting op de balans de actuele waarde van de nieuwe bestemming opgenomen. 24

 

4.2 Vaststelling financiële waarde

Sinds de invoering van het BBV is alleen de systematiek van de zogenaamde bruto waardering toegestaan. Dit houdt in dat alle vaste activa worden geactiveerd voor het bruto bedrag van de investering (artikel 62 BBV); reserves en bijdragen van derden mogen in beginsel niet in mindering worden gebracht. Hierop zijn twee uitzonderingen van toepassing, die in de volgende subparagrafen nader worden uitgewerkt.

 

4.2.1 Bijdragen van derden

Bijdragen van derden (rijksbijdragen, provinciale subsidies, e.d.) die in directe relatie staan met een investering, mogen volgens het BBV in mindering worden gebracht op het investeringbedrag. In dat geval wordt afgeschreven over het netto investeringbedrag. Dit speelt bijvoorbeeld een rol bij investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut zoals bijvoorbeeld de herinrichting van de stationsomgeving.

In de gemeente Ermelo is de gewoonte om ontvangen bijdragen in mindering te brengen op de boekwaarde, zodat in de gebruiksjaren sprake is van lagere kapitaallasten. Voorgesteld wordt dit uitgangspunt te handhaven.

 

Conclusie 10:

Bijdragen van derden die in directe relatie staan met een investering in mindering te brengen op de boekwaarde.

 

4.2.2 Investeren ten laste van reserves

Ten aanzien van het vraagstuk of reserves in mindering mogen worden gebracht op een (initiële) investering, bepaalt het BBV dat dit afhangt van het feit of het een investering met economisch nut betreft, of juist een investering in de openbare ruimte met maatschappelijk nut:

  • ·

    Bij investeringen met een economisch nut is het überhaupt niet toegestaan om reserves rechtstreeks in mindering te brengen op de boekwaarde van de investering. Het is overigens wel toegestaan om een gevormde bestemmingsreserve in te zetten ter dekking van de jaarlijkse kapitaallasten. In dat geval wordt er tegenover de investering gedurende de levensduur een reserve gezet, waaruit de afschrijving en eventueel ook de rente wordt gedekt. In deze situatie wordt gesproken van een beklemde bestemmingsreserve. 25

  • ·

    Voor investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut geldt dat het is toegestaan om bestemmingsreserves via resultaatbestemming in mindering te brengen op de verkrijging- of vervaardigingprijs.

 

Uit het vorenstaande vloeit voort dat indien gewenst wordt om een investering in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut te dekken ten laste van een reserve, dit – hoewel het een principieel andere grond heeft – in feite altijd plaatsvindt via de weg van eenmalig afschrijven. Voor de daarbij geldende bepalingen wordt verwezen naar paragraaf 5.8.

 

Indien er wordt gekozen om een reserve in mindering te brengen op de investering geldt overigens dat altijd kritisch moet worden bezien of er in de aan de eventuele vervanging voorafgaande jaren middels de vorming van een bestemmingsreserve moet worden gespaard om de kosten in het jaar van vervanging te kunnen dekken. 26

 

4.2.3 Btw

Inkoop btw maakt in een groot aantal gevallen geen onderdeel uit van de kostprijs, doordat de btw kan worden verrekend via aangifte (indien wordt gehandeld als niet vrijgesteld ondernemer) of kan worden gecompenseerd via het btw-compensatiefonds (als er sprake is van handelen uit hoofde van een overheidstaak). Dit is overeenkomstig de nota van toelichting op het BBV (artikel 2), waarin is aangegeven dat de compensabele of aftrekbare btw niet als last wordt beschouwd. Indien de btw niet kan worden verrekend of gecompenseerd, vormt de btw een kostenpost en verhoogt deze de verkrijging- of vervaardigingprijs en daarmee de waarde van het actief.

Het bovenstaande betekent dat bij investeringen in onder andere wegen, verlichting en groenrenovatie de btw compensabel is, hierdoor geen onderdeel uitmaakt van de verkrijging- of vervaardigingprijs en daarom niet wordt geactiveerd. 27

 

4.3 Afwaarderen

Artikel 65 van het BBV geeft de voorschriften weer voor afwaardering van activa. Het eerste en tweede lid van artikel 65 hebben betrekking op waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn en stelt dat deze onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking moeten worden genomen.

Lid 3 van artikel 65 bepaalt dat als een actief buiten gebruik wordt gesteld, dit actief wordt afgewaardeerd indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde. Wanneer een actief gedeeltelijk buiten gebruik wordt gesteld, dient het actief proportioneel te worden afgewaardeerd.

 

Om de correcte naleving van dit onderdeel van het BBV te borgen, wordt jaarlijks bij de jaarrekening gecontroleerd op het bestaan van activa en de hoogte van de boekwaarde. Indien noodzakelijk wordt er afgewaardeerd. Voorgesteld wordt deze maatregel te handhaven.

 

Conclusie 11:

Jaarlijks bij het opstellen van de jaarrekening te controleren op het bestaan van activa, de hoogte van de boekwaarden en indien noodzakelijk af te waarderen.

 

4.4 Desinvesteren; verwerken boekwinst/-verlies

Op grond van de notitie Verkrijging / vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen (Commissie BBV, mei 2007) is het niet toegestaan eventuele boekwinst in mindering te brengen op een nieuwe investering. Op het moment dat een desinvestering (verkoop of inruil van het actief) plaatsvindt wordt de boekwinst daarom ten gunste van de exploitatie van het betreffende jaar gebracht. In geval van boekverlies, wordt dit ten laste van de exploitatie gebracht. In beide situaties geldt dat het saldo direct ten gunste danwel ten laste komt van de exploitatie (algemene dekkingsmiddelen).

5. Afschrijven

Een kenmerk van vaste activa is dat de gebruiksduur (het nut) zich over meerdere jaren uitstrekt. De levensduur van vaste activa is echter niet oneindig. Door technische slijtage of economische veroudering neemt de gebruikswaarde af en daarmee daalt ook de waarde in het economisch verkeer. Het zichtbaar maken van deze waardevermindering in de jaarlijkse exploitatie wordt afschrijven genoemd. Bij het bepalen van de juiste afschrijving moet een aantal aspecten in ogenschouw worden genomen, waaronder de verwachte levensduur van het actief en de wijze van afschrijven. In dit hoofdstuk wordt daar nader op ingegaan.

 

5.1 Globaal beeld bepalingen BBV

De bepalingen van het BBV leiden niet tot een sluitend systeem waaraan afschrijvingen moeten voldoen. Wel is op onderdelen een aantal kaders gesteld. De belangrijkste zijn:

  • ·

    De methoden volgens welke de afschrijvingen zijn berekend, worden in de toelichting op de balans uiteengezet. Ook wordt aangegeven welke investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden geactiveerd, tegen welke afschrijvingtermijnen en welke reserves hiervoor naar verwachting beschikbaar zijn (artikel 51).

  • ·

    Afschrijvingen vinden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar plaats (artikel 64, lid 1).

  • ·

    De afschrijvingwijze mag slechts om gegronde redenen worden gewijzigd. Reden en financiële consequenties van de verandering worden in de toelichting op de balans uiteengezet (artikel 64, lid 2) 28 .

  • ·

    Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur (artikel 64, lid 3).

  • ·

    De afschrijvingtermijn voor kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van (dis)agio is gelijk aan de looptijd van de geldlening (artikel 64, lid 5).

  • ·

    De afschrijvingtermijn van kosten voor onderzoek en ontwikkeling is ten hoogste 5 jaar (artikel 64, lid 6).

 

5.2 Componentenbenadering

Een investering kan bestaan uit diverse samenstellende delen. Per samenstellend deel van een investering kan de economische gebruiksduur verschillen. De componentenbenadering houdt in dat verschillende samenstellende delen van een (materieel vast) actief afzonderlijk worden geactiveerd, gewaardeerd en afgeschreven op basis van het waardeverloop van die afzonderlijke delen. De toepassing van de componentenbenadering waarborgt een stabiel begrotingsbeeld, doordat voor elk investeringtype een passende afschrijvingtermijn wordt gekozen en kapitaallasten van de initiële investering en de vervangingsinvestering elkaar daardoor in principe niet overlappen.

 

De componentenbenadering kan worden geïllustreerd aan de hand van het voorbeeld van het verkrijgen van een kantoorpand:

  • ·

    Grond: niet afschrijven 29 ;

  • ·

    Gebouw: afschrijving in 40 jaar;

  • ·

    Technische installaties (bijvoorbeeld verwarming): afschrijving in 15 jaar;

  • ·

    Inrichting/inventaris: afschrijving in 10 jaar.

De kosten voor de te onderscheiden samenstellende delen worden op basis van bovenstaande opdeling afzonderlijk verwerkt en afgeschreven. In het voorbeeld zal na 15 jaar de vervanging van een cv-ketel opnieuw worden geactiveerd, terwijl op de initiële investering in het gebouw op dat moment terecht nog wordt afgeschreven.

 

Met het toepassen van de componentenbenadering wordt bewerkstelligd dat activa die naar aard en gebruik gelijksoortig zijn op eenzelfde grondslag worden gewaardeerd en behandeld.

Toepassing van de componentenbenadering kan ook zinvol zijn om investeringen in de openbare ruimte en met een maatschappelijk nut expliciet als zodanig af te zonderen. In de reeds in paragraaf 3.1 aangehaalde gemeentelijke notitie “Investeren ten laste van reserves” wordt gewezen op dit belang, omdat ten aanzien van dergelijke investeringen geldt dat de gemeente mag kiezen om deze niet te niet te activeren maar in één keer ten laste van de exploitatie te brengen hetgeen in de latere jaren een lagere lastendruk met zich meebrengt. Vanuit dit oogpunt is het wenselijk om bij nieuwe kredietaanvragen steeds nadrukkelijk te beoordelen of die investering geheel of gedeeltelijk onder de noemer ‘investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut’ kan worden geschaard.

 

Naast de hiervoor genoemde praktijk, vindt de componentenbenadering in de Ermelose situatie met name toepassing ten aanzien van het niet afschrijven op grond (zie paragraaf 5.6) en in meerdere gevallen bij riolering en gebouwen/installaties. In de meeste andere gevallen wordt in Ermelo niet volgens de componentenbenadering gewerkt, om reden dat dit administratief bewerkelijker is en daar slechts een geringe ‘winst’ tegenover staat.

Voorgesteld wordt de hiervoor beschreven werkwijze te handhaven.

 

Conclusie 12:

De componentenbenadering slechts toe te passen indien hier uitdrukkelijk aanleiding toe bestaat.

 

5.3 Restwaarde

De restwaarde van een actief aan het eind van de gebruiksduur is van tevoren moeilijk in te schatten. Op grond van het voorzichtigheidsprincipe wordt er daarom vanuit gegaan dat de restwaarde nihil is, tenzij vooraf expliciet bekend. Omdat activa worden gebruikt en gedurende de afschrijvingtermijn technisch en economisch slijten c.q. verouderen, doet de BBV-commissie de volgende aanbeveling:

Als het voornemen bestaat de activa tot het eind van de mogelijke gebruiksduur te benutten, wordt er afgeschreven naar een boekwaarde van nul.

 

Als bij de inruil van een productiemiddel sprake is van een restwaarde, dan levert dit in de regel een boekwinst op. Overeenkomstig de regelgeving wordt de boekwinst als incidentele baat beantwoord (zie ook paragraaf 4.4 Desinvesteren). Hiermee ontstaat een transparant beeld van de juiste waardering van de vervangende investering. Het aspect van een restwaarde/boekwinst komt in de praktijk van onze gemeentelijke bedrijfsvoering nagenoeg alleen voor bij de tractiemiddelen. Binnen het huidige beleid van de gemeente Ermelo is in principe geen sprake van een restwaarde.

 

Conclusie 13:

Activa in beginsel af te schrijven naar een boekwaarde van nul.

 

5.4 Afschrijvingtermijnen

Uit artikel 64 van het BBV wordt afgeleid dat de te hanteren afschrijvingtermijn afhankelijk is van de gebruiksduur van het actief en wordt bepaald door de economische of technische levensduur.

  • ·

    Economische levensduur: het aantal jaren dat een actief op basis van rationeel en doelmatig gebruik economisch verantwoord kan worden gebruikt. Nieuwe (technologische) ontwikkelingen en oplopende onderhoudskosten door bijvoorbeeld storingen als gevolg van slijtage zijn hier mede op van invloed.

  • ·

    Technische levensduur: het aantal jaren dat een actief daadwerkelijk kan worden gebruikt, totdat het technisch versleten en feitelijk onbruikbaar is.

 

In de bedrijfsvoering van de gemeente Ermelo wordt de afschrijvingtermijn in de praktijk gebaseerd op de economische levensduur van het actief.

 

In bijlage 3 is een geactualiseerde afschrijvingtabel opgenomen waarin per activasoort de meest voorkomende investeringen zijn benoemd inclusief de bijbehorende afschrijvingtermijnen waarover de betreffende activa worden afgeschreven. De termijnen waarover wordt afgeschreven zijn zoveel mogelijk gekoppeld aan bestaand beleid.

In aansluiting op de verplichte indeling van de materiële vaste activa volgens het BBV (zie hoofdstuk 3) maakt de afschrijvingtabel onderscheid in investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut en worden de afschrijvingtermijnen naar activasoort weergegeven. De tabel is richtinggevend voor alle investeringkredieten die door de raad beschikbaar worden gesteld vanaf de ingangsdatum van deze nota activering- en afschrijvingbeleid 2015.

 

De in de afschrijvingtabel opgenomen opsomming is niet uitputtend. Indien investeringen worden gedaan die niet in de tabel zijn opgenomen of anderszins wordt afgeweken van genoemde termijnen, zal bij de aanvraag van het investeringkrediet op basis van de dan beschikbare gegevens een afschrijvingtermijn worden bepaald. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de verwachte levensduur en/of marktconforme ervaringscijfers, hetgeen bij de kredietaanvraag moet worden gemotiveerd.

Afwijking van de gestelde afschrijvingtermijnen geschiedt enkel in geval van grote uitzondering.

 

Conclusie 14:

Afschrijvingtermijnen te hanteren conform de in bijlage 3 opgenomen afschrijvingtabel.

 

5.5 Afschrijvingmethode

Het BBV laat de gemeente(n) vrij in de keuze van de afschrijvingmethode. De belangrijkste methoden die worden gehanteerd zijn:

  • ·

    een vast percentage van de aanschafwaarde (lineair afschrijven);

  • ·

    jaarlijks gelijkblijvende afschrijving- en rentelasten (annuïtair afschrijven);

  • ·

    een vast percentage van de boekwaarde (degressief afschrijven).

 

Bij de lineaire afschrijvingmethode vindt afschrijving plaats op basis van een vast percentage van de investering gebaseerd op de gehanteerde afschrijvingtermijn. Daarbij is het bedrag van de investering gelijk aan de verkrijging- of vervaardigingprijs. Dit is de meest gangbare afschrijvingmethode die bij de overheid wordt gevolgd. De belangrijkste argumenten hiervoor zijn:

  • ·

    de afschrijving blijft gedurende de looptijd van het actief constant;

  • ·

    deze methode houdt beter rekening met de relatief sterke waardevermindering van het actief aan het begin van de afschrijvingperiode, wanneer gebruiksnut en slijtage het grootst zijn;

  • ·

    over de gehele afschrijvingtermijn genomen is de lineaire methode goedkoper, omdat de toegerekende rente als gevolg van de afnemende boekwaarde jaarlijks daalt. Dit laatste betekent dat ook de kapitaallasten (afschrijving en rente) jaarlijks een dalend verloop hebben.

 

Bij afschrijven op basis van de annuïteitenmethode blijven de kapitaallasten gedurende de volledige gebruiksduur van het actief jaarlijks constant. Daarbij neemt in meerjarig perspectief de afschrijving toe en de rente af. Deze methode wordt vooral toegepast in situaties waarbij een directe relatie kan worden gelegd met een opbrengst voor de gemeente en hierbij te hanteren tarieven.

Door de annuïtaire methode toe te passen lopen kosten en opbrengsten beter in de pas met elkaar en draagt het in de tijd bij aan een stabiele ontwikkeling van een tarief, doordat de jaarlijkse kapitaallasten gedurende de gehele looptijd constant blijven. Evenwel kent deze methode een aantal nadelen:

  • ·

    er komen geen financiële middelen vrij om stijgende onderhoudskosten te dekken;

  • ·

    deze afschrijvingmethode volgt in de regel niet de daadwerkelijke waardevermindering van een investering, doordat juist in de latere jaren sprake is van een hoger afschrijvingbedrag terwijl het gebruiksnut en de slijtage in de eerdere jaren doorgaans het grootst zijn;

  • ·

    deze methode leidt over de gehele looptijd per saldo tot meer rentelasten dan de lineaire methode.

 

Bij de degressieve afschrijvingmethode wordt de eerste jaren relatief meer afgeschreven dan in latere jaren. De afschrijving wordt in dat geval berekend op basis van een vast percentage over de nog af te schrijven (rest)waarde. Dit wordt normaliter enkel toegepast bij activa die in afnemende mate nut opleveren, zoals auto’s of machines. Afschrijving volgens de degressieve afschrijvingmethode is niet gebruikelijk bij de overheid.

 

Artikel 64 lid 2 van het BBV bepaalt dat de afschrijvingmethode slechts om gegronde redenen mag worden gewijzigd. De reden en de financiële consequenties van de verandering moeten in de toelichting op de balans worden uiteengezet. Ook moet aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of het voorafgaande begrotingsjaar inzicht worden gegeven in de consequenties voor de financiële positie en voor de baten en lasten.

 

In de praktijk van de gemeente Ermelo wordt, op enkele uitzonderingen na, de lineaire afschrijvingmethode methode gebruikt. In een uitstervend aantal uitzonderingsgevallen wordt nog de annuïtaire methode wordt toegepast. De betreffende activa zijn benoemd in bijlage 4.

Voorgesteld wordt het bestaande beleid te handhaven.

 

Conclusie 15:

De lineaire methode toe te passen voor de afschrijvingen van activa.

 

5.6 Afschrijven op grond

Het afschrijven op gronden neemt een bijzondere plaats in, omdat gronden duurzame goederen zijn (waardevast) en daarom niet aan slijtage onderhevig. Er bestaat dan ook geen noodzaak tot afschrijven op gronden. Voor grond onder onderwijsgebouwen is dit overigens al geruime tijd niet toegestaan.

 

Grond die onderdeel uitmaakt van de grondexploitaties wordt gebruikt als productiemiddel en daarom beschouwd als voorraad (vlottende activa). De boekwaarde van deze grond wordt in de regel terugverdiend door grondverkoop of in het geval van een verlieslatende grondexploitatie afgedekt door middel van het treffen van een voorziening. Afschrijving is hier derhalve evenmin aan de orde.

 

Voor de beoordeling of grond als afzonderlijk actief moet worden opgenomen op de balans, is het van belang of het gaat om grond met economisch nut of juist om grond in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. In de volgende subparagrafen komt dit nader aan de orde.

 

5.6.1 Grond met economisch nut

Grond is ten eerste een plaats, waarop bijvoorbeeld gemeentelijke gebouwen en accommodaties zoals sporthallen, scholen en het gemeentehuis worden gebouwd. Bij het vrijkomen van de betreffende locatie, is de grond in beginsel verhandelbaar en daarom wordt deze grond beschouwd als een investering met economisch nut. Deze gronden dienen als aparte component van de betreffende investering te worden geactiveerd. Uitgangspunt hierbij is dat dergelijke grond niet aan slijtage onderhevig is en geen waardevermindering ondergaat. Dit betekent dat deze activa wel op de balans staan, maar er mag niet op worden afgeschreven.

 

5.6.2 Grond in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut

De Commissie BBV geeft aan dat in geval grond wordt gebruikt om bijvoorbeeld een weg, rotonde, park of plantsoen op aan te leggen de onderliggende grond zodanig verbonden is met de betreffende investering dat de grond als onlosmakelijk onderdeel daarvan wordt beschouwd. Deze grond dient daarom te worden geactiveerd en afgeschreven in dezelfde periode als de betreffende investering in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

 

5.7 Ingangsmoment van afschrijving

De BBV-commissie doet de aanbeveling om vast te leggen vanaf welk moment wordt begonnen met afschrijven. Mogelijke keuzes bij het ingangsmoment zijn:

  • ·

    in het jaar waarin het actief gereed komt c.q. verworven wordt en vanaf het moment dat het door de gemeente in gebruik kan worden genomen;

  • ·

    medio het begrotingsjaar, waarin het actief gereed komt c.q. verworven wordt, en

  • ·

    in het begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereed komt c.q. verworven wordt c.q. het krediet wordt afgesloten.

 

Het is ongewenst om met afschrijven te beginnen vanaf het moment dat een krediet door de gemeenteraad is gevoteerd, omdat het doorgaans nog enige tijd duurt voordat de betreffende investering is gerealiseerd. Daarnaast kent een aantal investeringen een looptijd van meer dan één jaar voordat deze geheel zijn uitgevoerd (dit geldt veelal bij bouwkundige investeringen). In de bedrijfsvoering van de gemeente Ermelo worden de afschrijvinglasten daarom begroot in het begrotingsjaar volgend op het jaar waarin de investering is gerealiseerd of het krediet is afgesloten.

 

Conclusie 16:

De afschrijvinglasten te begroten met ingang van het begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin de investering is gerealiseerd ofwel waarin het krediet is afgesloten. 30

 

5.8 Extra afschrijven

Van extra afschrijven is sprake, als in een bepaald jaar meer dan het jaarlijkse afschrijvingbedrag op het actief wordt afgeschreven. Dergelijke extra afschrijvingen worden om uiteenlopende motieven toegepast. De voornaamste reden is doorgaans de wens om een lagere (kapitaal)lastendruk in de volgende jaren te doen ontstaan en zodoende (extra) budgetruimte te creëren.

 

Op grond van artikel 64, lid 4 van het BBV mag in beginsel alleen extra worden afgeschreven op investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut wel extra worden afgeschreven.

 

Ten aanzien van investeringen met economisch nut geldt de basisregel dat extra afschrijven niet is toegestaan (artikel 64, lid 1). In twee situaties is extra afschrijven evenwel verplicht, namelijk in geval:

  • ·

    er sprake is van een duurzame waardevermindering en de werkelijke waarde van het actief hierdoor teveel uit de pas loopt met de boekwaarde. In feite betreft dit afwaarderen, zie hierover paragraaf 4.3.

  • ·

    van buiten gebruik stellen van een actief, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde. In feite betreft dit desinvesteren, zie hierover paragraaf 4.4.

6. Slotbepalingen

6.1 Datum inwerkingtreding

Deze nota activering- en afschrijvingbeleid vervangt de nota Afschrijvingsbeleid gemeente Ermelo 2004 die hierbij wordt ingetrokken per 1 januari 2015, de datum van inwerkingtreding van de nieuwe nota.

 

Conclusie 17:

De nota Afschrijvingsbeleid gemeente Ermelo 2004 in te trekken en in de plaats daarvan de nota Activering- en afschrijvingbeleid 2015 van toepassing te verklaren per 1 januari 2015.

 

6.2 Sterfhuisconstructie reeds vóór 1 januari 2015 gerealiseerde investeringen

Deze nota “Activering- en afschrijvingbeleid” beoogt expliciet de beleidsuitgangspunten vast te leggen voor de financieel administratieve verwerking van nieuwe, in de toekomst te realiseren investeringen. Om deze reden worden de gestelde beleidsuitgangspunten uitdrukkelijk niet van toepassing verklaard op investeringen die reeds vóór de ingangsdatum van deze beleidsnota zijn gerealiseerd. Voor de betreffende activa wordt uitgegaan van de zogenoemde ‘sterfhuisconstructie’. Hierdoor wordt voorkomen dat het nodig is om tot herrekenen van alle bij die activa behorende kapitaallasten over te gaan, hetgeen bijdraagt aan een stabiel begrotingsbeeld.

Enige uitzondering op het hiervoor genoemde vormen investeringen die per 31 december 2014 nog niet geheel zijn afgerond en derhalve in 2015 een vervolg zullen krijgen. In de Rekening 2014 wordt middels het “investeringoverzicht 2014” en het “overzicht vaste activa” gespecificeerd welke kredieten dit betreft, hetgeen vervolgens in de Kadernota 2015 zal worden bekrachtigd.

 

Conclusie 18:

De bepalingen van deze nota Activering- en afschrijvingbeleid van toepassing te verklaren op de na ingangsdatum van deze nota te realiseren investeringen; op reeds vóór ingangsdatum van deze nota gerealiseerde investeringen is een sterfhuisconstructie van toepassing.

 

6.3 Hardheidsclausule

In de Kadernota 2007 is besloten om in aanvulling op de Nota Afschrijvingsbeleid gemeente Ermelo 2004 een hardheidsclausule vast te stellen om in het gewenste maatwerk te kunnen voorzien.

De betreffende hardheidsclausule beperkte zich tot afwijking van de termijnen genoemd in de afschrijvingtabel. Het is gewenst om de hardheidsclausule meer generiek van aard te maken, waarbij evenwel geldt dat het college van b&w slechts in uitzonderlijke gevallen en om moverende redenen zal afwijken van het vastgestelde beleid. De betreffende afwijking wordt ter accordering aan de raad voorgelegd in de eerstvolgende rapportage in de cyclus van planning & control. Vanzelfsprekend geldt dat het voorstel tot afwijking van het vastgestelde beleid tot stand moet zijn gekomen in overleg met de afdeling Bedrijfsvoering, team Financiën.

 

Conclusie 19:

Het college van b&w kan om moverende redenen besluiten af te wijken van het vastgestelde beleid. De betreffende afwijking wordt ter accordering aan de raad voorgelegd in de eerstvolgende rapportage in de cyclus van planning & control.

 

6.4 Moment van rentetoerekening over geïnvesteerd vermogen

In de nota rentebeleid is bepaald dat aan een aantal producten rente toegerekend wordt. De huidige praktijk is dat de rente wordt toegerekend in het eerste jaar nadat er uitgaven zijn geactiveerd, over de boekwaarde per 1 januari van het verslagjaar. Voorgesteld wordt deze werkwijze te bestendigen.

 

Conclusie 20:

Aan de producten rente toe te rekenen per het eerste jaar nadat er uitgaven zijn geactiveerd, over de boekwaarde van de betreffende investering(en) per 1 januari van het verslagjaar.

Bijlage 1: Artikelen BBV

 

Het BBV vormt voor het activeren, waarderen en afschrijven een wettelijk kader. Deze bijlage bevat de relevante artikelen met betrekking tot het activabeleid.

 

Artikel 31

Op de balans worden de activa onderscheiden in vaste en vlottende activa, al naar gelang zij zijn bestemd om de uitoefening van de werkzaamheid van de provincie onderscheidenlijk gemeente al dan niet duurzaam te dienen. 

 

Artikel 33

Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa.

 

Artikel 34

In de balans worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

  • a.

    kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;

  • b.

    kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief.

 

Artikel 35

  • 1.

    In de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

    • a.

      investeringen met een economisch nut;

    • b.

      investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;

    • c.

      investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

  • 2.

    Van de materiële vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven.

 

Artikel 36

In de balans worden onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

  • a.

    kapitaalverstrekkingen aan:

    • 1.

      deelnemingen;

    • 2.

      gemeenschappelijke regelingen;

    • 3.

      overige verbonden partijen;

  • b.

    leningen aan:

    • 1.

      openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet financiering decentrale overheden;

    • 2.

      woningbouwcorporaties;

    • 3.

      deelnemingen;

    • 4.

      overige verbonden partijen;

  • c.

    overige langlopende leningen;

  • d.

    uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • e.

    uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • f.

    overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • g.

    bijdragen aan activa in eigendom van derden.

 

Artikel 51

In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend. Ook wordt aangegeven welke investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden geactiveerd, welke afschrijvingstermijn hiervoor wordt voorzien en welke reserves hiervoor naar verwachting beschikbaar zullen zijn.

 

Artikel 52

  • 1.

    In de toelichting op de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

    • a.

      gronden en terreinen;

    • b.

      woonruimten;

    • c.

      bedrijfsgebouwen;

    • d.

      grond-, weg- en waterbouwkundige werken;

    • e.

      vervoermiddelen;

    • f.

      machines, apparaten en installaties;

    • g.

      overige materiële vaste activa.

  • 2.

    In de toelichting op de balans wordt het verloop van de activa, als bedoeld in het eerste lid, gedurende het begrotingsjaar, in een sluitend overzicht weergegeven. Daaruit blijken, voor zover van toepassing:

    • a.

      de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b.

      de investeringen of desinvesteringen;

    • c.

      de afschrijvingen;

    • d.

      bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief;

    • e.

      afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen;

    • f.

      de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar.

 

Artikel 59

  • 1.

    Alle investeringen met een economisch nut worden geactiveerd.

  • 2.

    Investeringen hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid worden kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde niet geactiveerd.

  • 4.

    Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut kunnen worden geactiveerd.

 

Artikel 60

Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien:

  • a.

    het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;

  • b.

    de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;

  • c.

    het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;

  • d.

    de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

 

Artikel 61

Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien:

  • a.

    er sprake is van een investering door een derde;

  • b.

    de investering bijdraagt aan de publieke taak;

  • c.

    de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en;

  • d.

    de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie onderscheidenlijk gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

 

Artikel 62

  • 1.

    Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief op de waardering daarvan in mindering worden gebracht.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kunnen reserves in mindering worden gebracht op investeringen, als bedoeld in artikel 59, het vierde lid.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid moeten de voorzieningen, bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder d, in mindering gebracht worden op de investeringen, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.

 

Artikel 63

  • 1.

    Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

  • 2.

    De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

  • 3.

    De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.

  • 4.

    Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde.

  • 5.

    Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.

  • 6.

    In afwijking van het eerste lid is waardering tegen actuele waarde toegestaan voor de activa van de Nazorgfondsen bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer.

  • 7.

    Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd.

  • 8.

    Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de boekwaarde van leningen en vorderingen verrekend.

 

Artikel 64

  • 1.

    De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.

  • 2.

    Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.

  • 3.

    Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur, waaronder begrepen de financiële vaste activa, bedoeld in artikel 36, onderdeel g, wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

  • 4.

    In afwijking van het eerste en het derde lid kan er op de activa, bedoeld in artikel 59, vierde lid, extra worden afgeschreven.

  • 5.

    In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening.

  • 6.

    In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder b, ten hoogste vijf jaar.

 

Artikel 65

  • 1.

    Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

  • 2.

    Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

  • 3.

    Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.

     

Bijlage 2: Begrippenlijst

 

Begrip / term

Nadere definitie / toelichting

Actief (activum; mv. activa)

Bezitting van de gemeente, ingedeeld in vaste en vlottende activa.

Activeren

Het op de balans presenteren van de financiële waarde van het aangeschafte of vervaardigde kapitaalgoed met een meerjarig nut, dat vanaf dat moment als bezitting kan worden beschouwd. Door het

activeren worden de jaarlijkse kosten gedurende de looptijd van het actief (de investering) ten laste van de exploitatie gebracht. Dit zijn de rente- en afschrijving (samen de kapitaallasten).

Afschrijven

Jaarlijks vermindert de waarde van de investering. De boekhoudkundige weergave daarvan wordt afschrijving genoemd. Deze waardedaling wordt veroorzaakt door technische slijtage (de technische levensduur) en/of economische veroudering (economische levensduur). Het af te schrijven bedrag hangt in de regel af van de economische levensduur.

Afschrijvingmethode

Bij de overheid worden twee afschrijvingmethoden gebruikt, te weten lineair en annuïtair. Standaard wordt lineair afgeschreven; ook de gemeente Ermelo hanteert de lineaire afschrijvingmethode. De annuïtaire methode wordt vaak alleen toegepast bij kostprijs- en tariefberekeningen om een stabiel verloop daarvan in de tijd te bevorderen.

 

Lineair: een methode waarbij de jaarlijkse kapitaallasten een dalend verloop laten zien. De afschrijving is gedurende de looptijd jaarlijks gelijk, maar de rentelast neemt jaarlijks af als gevolg van de afname van de boekwaarde.

 

Annuïteit: de jaarlijkse kapitaallasten zijn gedurende de hele looptijd van het actief gelijk. In meerjarig perspectief neemt daarbij de afschrijving toe en de rentecomponent af. De boekwaarde daalt daardoor in vergelijking met de lineaire methode in een langzamer tempo en vallen de rentelasten hoger uit.

Afschrijvingtermijn

De periode waarover een investering wordt afgewaardeerd.

Afwaarderen

Het verwerken van een waardevermindering die naar verwachting duurzaam is, terwijl het betreffende actief wel in eigendom en gebruik blijft.

Boekwaarde

De waarde van het actief op de balans. Dit is de verkrijging- of vervaardigingprijs verminderd met de (jaarlijkse) afschrijvingen.

Boekwinst

Als het actief wordt verkocht tegen een prijs die hoger is dan de resterende boekwaarde op het moment van verkoop.

Componentenbenadering

Investeringen zijn in sommige gevallen opgebouwd uit verschillende, samenstellende delen. Bijvoorbeeld een gebouw, met diverse installatietechnische voorzieningen en inventaris. De onderdelen worden afzonderlijk gewaardeerd en afgeschreven op basis van de voor dat onderdeel geldende gebruiksduur (individueel waardeverloop).

Desinvesteren

De financieel administratieve verwerking van het feit dat een actief is afgestoten of buiten gebruik is gesteld.

(Dis)agio

(Dis)agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd.

Ideaalcomplex

Een ideaalcomplex is een verzameling identieke materiële vaste activa, die onderling zodanig in leeftijd verschillen dat met de bedragen die in een bepaalde periode beschikbaar komen, uit afschrijving en verkoop van buiten gebruik gestelde activa, juist de aan het eind van die periode noodzakelijke vervangingsinvesteringen kunnen worden gefinancierd

Investering

Een uitgave van enige omvang waarvan het nut zich uitstrekt over meerdere jaren. Een andere benaming die vaak gebruikt wordt is kapitaaluitgave of actief. De financiële waarde wordt op de balans gepresenteerd tegen verkrijging- of vervaardigingprijs. Onderscheid wordt gemaakt tussen investeringen met een economisch nut en investeringen met een maatschappelijk nut.

Investering met economisch nut

Investeringen die bijdragen aan het genereren van middelen door bijvoorbeeld heffingen, rechten, leges en/of verhandelbaar zijn; bijvoorbeeld d.m.v. verhuur of verkoop.

Investering in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut

Dit zijn investeringen die geen mogelijkheid hebben middelen te genereren, maar wel duidelijk een publieke taak vervullen, zoals wegen, bruggen en openbare groenvoorzieningen.

Investeringkrediet

Het bedrag (krediet) dat door de gemeenteraad beschikbaar wordt gesteld voor het doen van de voorgenomen investering.

Kapitaallasten

De jaarlijks terugkerende lasten die samenhangen met de investeringen. Deze lasten bestaan uit afschrijving en rente.

Levensduur

Onderscheid wordt gemaakt tussen de economische en technische levensduur van een actief.

 

Economische levensduur:

Het aantal jaren dat een actief op basis van rationeel en doelmatig gebruik economisch verantwoord meekan. Nieuwe (technologische) ontwikkelingen en oplopende onderhoudskosten door bijvoorbeeld storingen als gevolg van slijtage en spelen hierin een rol.

 

Technische levensduur:

Het aantal jaren dat een actief daadwerkelijk meegaat, voordat het technisch versleten is.

Passiva

De bronnen waarmee de activa zijn gefinancierd.

Restwaarde

De vermoedelijke (geschatte) opbrengstwaarde na verkoop van een afgeschreven actief.

Uitbreiding of nieuwe investering

Dit zijn investeringen ten behoeve van de uitbreiding van huidige activiteiten (bestaand actief), dan wel voor de ontwikkeling van een nieuwe activiteit (nieuw actief).

Vaste activa

Bezittingen waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan een jaar is vastgelegd. Vaste activa worden onderverdeeld in materiële, immateriële en financiële vaste activa.

Vlottende activa

Bezittingen waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode korter dan een jaar is vastgelegd. Voorbeelden van vlottende activa zijn voorraden, debiteuren en liquide middelen.

Verkrijgingprijs

Het bedrag dat is betaald om het actief aan te schaffen; in de regel de inkoopprijs en eventueel bijkomende kosten.

Vervaardigingprijs

De kosten die zijn gemaakt voor het vervaardigen van een actief.

Vervanginginvestering

Het vervangen van een reeds aanwezig actief, waarvan de economische of technische levensduur is verstreken.

Waarderen

Het toekennen van een bepaalde prijs (waarde) aan een object, op basis van ervaring en/of marktgegevens.

 

 

 

Bijlage 3: Afschrijvingtabel investeringen

 

Zie voor de geldende bepalingen ten aanzien van afschrijvingtermijnen paragraaf 5.4 van de nota Activering- en afschrijvingbeleid.

 

Afschrijvingtermijnen investeringen economisch nut

Omschrijving actief

Oude

afschrijvingtermijn

(in jaren)

Voorgestelde

afschrijvingtermijn

(in jaren)

 

Materiële vaste activa

Grond / ondergrond

Geen afschrijving

Geen afschrijving

Riolering 31 : vrijvervalriolering

60

75

Riolering: gemalen bouwkundig gedeelte

50

60

Riolering: gemalen mechanisch / elektrisch

20

15

Riolering: persleidingen

60

60

Riolering: mechanische riolering, bouwkundig

45

40

Riolering: mechanische riolering, mechanisch/elektrisch

10

20

Gebouwen/woningen (permanent)

40

40

Gebouwen (niet-permanent)/ noodlokalen

20

20

Gebouwrenovaties

15

15

Renovatie toren Oude Kerk

40

40

Vaste inrichting bedrijfsgebouwen / scholen

20

20

Installaties en inrichting gebouwen (liften, cv e.d.)

20

20

No Break-systeem (waarborging continuïteit netspanning automatisering): hardware

15

15

No Break-systeem (waarborging continuïteit netspanning automatisering): accu’s

5

5

Sociaal culturele accommodaties:

audiovisuele middelen

5

5

Sociaal culturele accommodaties:

toneel-/balletvloer

10

10

Technische infrastructuur (onder- en bovengronds): veiligheidsvoorzieningen, telefooninstallaties, e.d.

15

15

Zonnebanken

5

5

Circulatiepompen zwembad

15

15

Huishoudelijke apparatuur

10

10

Inventaris / meubilair / onderwijsleerpakketten

20

20

Bureaus

10

10

Bureaustoelen

7

7

Mobilofoons (BHV)

8

8

Automatiseringsapparatuur 32 : netwerkbekabeling

10

10

Automatiseringsapparatuur: software

5

5

Automatiseringsapparatuur: hardware

4

4

Bedrijfswagens / tractie / schaftwagens

6-10

6-10

Personenauto’s (dienstwagens)

8

8

Klepelmaaier

6

6

Maaimachines

5

5

Werktuigen / machines / gereedschap

10

10

Immateriële vaste activa

 

 

Kosten van onderzoek en ontwikkeling 33

0-5

0-5

 

Financiële vaste activa

 

 

Deelnemingen

Afschrijving niet toegestaan

Afschrijving niet toegestaan

Bijdragen aan activa in eigendom van derden

Niet expliciet bepaald

Maximaal de termijn die voor een soortgelijk actief in volle eigendom wordt gehanteerd.

 

Afschrijvingtermijnen investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut

Zie voor de geldende bepalingen ten aanzien van afschrijvingtermijnen paragraaf 5.4 van de nota Activering- en afschrijvingbeleid. In het bijzonder wordt ook verwezen naar de bepalingen in paragraaf 3.2.2.2 waarin is gesteld dat investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut in beginsel niet worden geactiveerd. Indien besloten wordt om toch tot activering over te gaan, is het wenselijk deze investeringen tegen een zo kort mogelijke afschrijvingtermijn te activeren (zie Nota van Toelichting BBV, artikel 59). Om voormelde redenen mogen de afschrijvingtermijnen in geen geval langer zijn dan de hierna vermelde termijnen.

 

Omschrijving actief

Oude

afschrijvingtermijn

(in jaren)

maximaal

Voorgestelde

afschrijvingtermijn

(in jaren)

maximaal

 

Materiële vaste activa

Aanlegkosten / renovatie wegen / straten / pleinen / voet- fietspaden

20

20

Aanlegkosten / renovatie sportterreinen

20

20

Toplagen kunstgrasvelden

10

10

Plantsoenreconstructies

20

20

Aanlegkosten snelheidsremmende voorzieningen

15

15

Renovatie / aanleg speelplaatsen

10

10

Verkeerslichten

15

15

Lichtmasten openbare verlichting

40

40

Armaturen openbare verlichting

20

20

Solar studs openbare verlichting

8

8

Groepsremplace openbare verlichting

4

4

SOX-lampen openbare verlichting

2

2

Immateriële vaste activa

Kosten van onderzoek en ontwikkeling 34

0-5

0-5

 

Bijlage 4: Overzicht annuïtair af te schrijven activa

 

Activum

Omschrijving

Activasoort

Eindjaar afschrijving

70203101

Riolering, renovatie 1991

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2040

70203102

Riolering, omgeving Kerkdennen

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2042

70203119

Riolering, afvoerriool West

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2014

70203122

Riolering, ontsluiten dienstencentrum

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2014

70203123

Riolering, Horsterweg 2

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2014

70203124

Riolering, Julianalaan

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2014

70203125

Riolering, Fokko Kortlanglaan

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2015

70203126

Riolering, 't Tonselse Veld

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2016

70203127

Riolering, Wilhelminalaan e.o.

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2017

70203128

Riolering, Sophialaan

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2016

70203129

Riolering, verl. Rietlaan/Hortensialaan

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2018

70203130

Riolering, Postlaantje

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2018

70203131

Riolering, Berkenlaan e.o.

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2018

70203132

Riolering, aanlegkosten Heidehof

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2018

70203133

Riolering, Veldzicht

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2019

70203134

Riolering, De Enk deelplan fase 1

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2019

70203135

Riolering, De Enk deelplan B fase 1,2

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2020

70203136

Riolering, verlengde Tolweg

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2020

70203137

Riolering, De Enk deelplan C fase 1

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2025

70203139

Riolering, west. gedeelte Lokhorstweg

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2021

70203141

Riolering, Noord I en II

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2023

70203150

Riolering, bergingsvoorz. Veldzicht

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2017

70203155

Riolering, maatregelen nieuwe wetgeving

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2019

70203156

Riolering, Julianalaan/spoorwegkr. 1995

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2044

70204102

Riolering, onrendabele gebieden

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2016

70204103

Riolering, Biofilter Julianalaan

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2014

70204104

Riolering, wateroverlast De Eiken

114 Grond,- weg,- en waterb werken (EN)

2015

72503102

Woonwagencentrum, uitbr. Patrijzenhof

112 Woonruimten (EN)

2017

73803101

B.A. Leemkuul, verbouwing

113 Bedrijfsgebouwen (EN)

2035

73804101

B.A. Dialoog, verbouwing

113 Bedrijfsgebouwen (EN)

2036

73804103

B.A. Dialoog, div. voorzieningen

113 Bedrijfsgebouwen (EN)

2038

 

 

Bijlage 5: Overzicht van directe relaties tussen activa en bestemmingsreserves

 

Basis: Programmabegroting 2015-2018, beklemde bestemmingsreserves (pagina 110).

 

De gemeente Ermelo kent vier beklemde bestemmingsreserves:

  • ·

    de reserve KlimaatUitvoeringsProgramma 2010-2014;

  • ·

    de reserve Transformatie Cultuurhuis;

  • ·

    de reserve Nieuwbouw sporthal Calluna;

  • ·

    de reserve Renovatie zwembad Calluna.

 

De laatste drie reserves zijn zogenoemde dekkingsreserves. Zij dienen als dekking van de afschrijvingen van de bepaalde investering.

 

Dekkingsreserve

Omvang reserve

Bedrag investering

Afschrijving-termijn

Totaal afschrijvingen

Toelichting

Reserve Nieuwbouw sporthal Calluna

€ 3.500.000,00

 

€ 3.500.000,00

 

40 jaar

 

€ 3.5000.000,00

 

40 termijnen van € 88.000,00 m.i.v. 2017

Reserve Renovatie zwembad Calluna

€ 2.000.000,00

 

€ 2.000.000,00

 

15 jaar

 

€ 2.000.000,00

 

15 termijnen van € 133.000,00 m.i.v. 2017

Reserve Transformatie Cultuurhuis

€ 1.500.000,00

 

€ 1.500.000,00

 

20 jaar

 

€ 1.500.000,00

 

20 termijnen van € 75.000,00 m.i.v. 2017

  

Bovengenoemde reserves hebben betrekking op de volgende (geplande) investeringen:

  

Reserve Nieuwbouw sporthal Calluna:

Kostenplaats: 7370330 Calluna, nieuwbouw sporthal Object: 73704029 Sporthal Calluna nieuwbouw 2016

  

Reserve Renovatie zwembad Calluna:

Kostenplaats: 7370336 Calluna, renovatie zwembad

Object: 73703050 Calluna, renovatie zwembad

  

Reserve Transformatie Cultuurhuis:

Kostenplaats: 7380436 Dialoog, transformatie tot Kulturhuis

Object: 73804024 Transformatie Dialoog tot Kulturhuis

 


1

Zie Kadernota 2007, pagina 36.

2

In geval sprake is van dwingende regelgeving en er derhalve geen ruimte is voor een eigen beleidsafweging, zijn er omtrent dat onderwerp geen conclusies geformuleerd.

3

De afschrijvingtermijnen voor investeringen in riolering zijn vooruitlopend op de vaststelling van het ZAP reeds geactualiseerd. De beleidsinhoudelijke afwegingen hieromtrent worden verantwoord in het ZAP.

4

Investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut (zie paragraaf 3.2.1.2) vormen hierbij een unieke categorie met op bepaalde onderdelen geheel eigen uitgangspunten. In het vervolg van deze nota zal indien aan de orde vanzelfsprekend nader op de betreffende aspecten worden ingegaan.

5

Voor de definitie van meer begrippen wordt verwezen naar de in bijlage 2 opgenomen begrippenlijst.

6

In geval sprake is van dwingende regelgeving en er derhalve geen ruimte is voor een eigen beleidsafweging, zijn er omtrent dat onderwerp geen conclusies geformuleerd.

7

In afwijking van het bepaalde draagt deze nota de titel Activering- en afschrijvingbeleid. Deze naamwijziging zal worden betrokken bij de eerstvolgende herziening van de financiële verordening. Op 2 april 2014 heeft de VNG een nieuwe modelverordening gepresenteerd, op basis waarvan de financiële verordening van de gemeente Ermelo in 2015 zal worden herzien. Uitgangspunt bij de herziening van de financiële verordening is dat de inhoud van deze nieuwe nota activering- en afschrijvingbeleid niet wordt doorkruist, maar juist wordt bekrachtigd.

8

In het BBV is opgenomen dat een commissie zorg draagt voor een eenduidige uitvoering en toepassing van het BBV. De Commissie BBV geeft hieraan uitvoering door onder meer het beantwoorden van praktijkvragen en het uitbrengen van richtinggevende notities. Uitgangspunt bij de samenstelling van de commissie is dat expertise uit alle relevante doelgroepen (VNG, provincie, CBS, e.d.) in de commissie aanwezig is. De voorzitter is door de Minister van BZK benoemd en het secretariaat wordt uitgevoerd door de VNG.

9

In de notities geeft de Commissie BBV aan op welke wijze een en ander in begroting en jaarrekening verwerkt en verantwoord kan of moet worden. Kan, indien de regelgeving meerdere verwerkingsopties toestaat; moet, als de regelgeving verplicht tot een bepaalde verwerkingswijze.

10

Stellige uitspraken kennen een bindend karakter, er mag slechts van worden afgeweken indien daarvoor goede gronden zijn. De afwijkingen en de gronden daarvoor moeten in de begroting en/of jaarstukken worden vermeld. Aanbevelingen kennen dat extra gewicht niet, maar dienen om steun en richting te geven aan de praktijk (maat- of richtinggevend karakter).

11

De investeringen die de gemeente voornemens is uit te voeren, staan opgesomd in het zogenaamde meerjareninvesteringplan (investeringoverzicht).

12

Zie de ‘Notitie verkrijging / vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen’ (mei 2007).

13

Met de vorming van MeerInZicht verlopen ICT-investeringen m.i.v. 2015 gefaseerd via MeerInZicht.

14

Ten aanzien van het activeren van investeringen met een economisch nut vormen kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde een uitzondering. Deze worden niet geactiveerd, omdat gemeenten dergelijke eigendommen bezitten vanwege het maatschappelijke nut (en niet vanwege de eventuele opbrengst bij verkoop). De waarde van kunstvoorwerpen hangt niet samen met de gebruiksduur. Om voornoemde redenen worden kunstvoorwerpen niet afgeschreven, vervangen of verkocht. Kunstvoorwerpen die wel zullen worden verkocht, dienen wel te worden geactiveerd.

15

In opdracht van het VNG-bestuur heeft een commissie geadviseerd over een vernieuwing van het BBV. In het rapport “Vernieuwing van de begroting en verantwoording van gemeenten” geeft de betreffende commissie – in afwijking van de aanbevelingen op grond van de toelichting op het geldende BBV – het advies om investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut voortaan wel te activeren. Aangezien er nog geen besluit is genomen om het BBV op dit onderdeel daadwerkelijk aan te passen, blijft het vooralsnog mogelijk om investeringen met maatschappelijk nut in één keer af te schrijven.

16

De kosten worden voor zover gewenst gedekt uit een reserve als het niveau van de reserve dit toelaat. Zie voor de bepalingen daaromtrent paragraaf 4.2.2. In sommige gevallen verloopt de eerste aanleg van dergelijke investeringen via een grondexploitatie, waarbij de investeringen eenmalig worden gedekt uit de binnen die grondexploitatie geraamde opbrengsten.

17

In een aantal gevallen zal de vorming van de benodigde reserve/voorziening verlopen op grond van een onderhoudsplan.

18

Zie artikel 64 BBV.

19

Als vast staat dat aan alle voorwaarden wordt voldaan, moet de gemeente de bijdrage behandelen alsof het actief waarvoor de bijdrage wordt verstrekt in bezit is van de gemeente; de gemeente mag de investering activeren.

20

Zie documentnummer 10018701.

21

Een uitzondering geldt ten aanzien van de ambtelijke inzet ten behoeve van (investeringen in) grondexploitaties, in welk geval de toerekening van de ambtelijke inzet van belang is voor een juiste beoordeling van de kostprijs van de betreffende locatieontwikkeling. In feite gaat het hier echter om vlottende activa, hetgeen buiten het bestek van deze nota valt.

22

In geval er sprake is van levensduurverlenging of capaciteitsvergroting is activeren wel toegestaan (in feite betreft dit de verkrijging van een ‘nieuw’ actief). Voorts worden genoemd: verbetering output of verlaging van de productiekosten, hetgeen leidt tot een verhoging van de bedrijfswaarde waardoor het in de rede ligt om de uitgaaf in dat geval te activeren. Aangezien de scheidslijn met normaal groot onderhoud dun is, is een deugdelijke onderbouwing in alle gevallen van groot belang.

23

Bron: Commissie BBV, Vraag & Antwoord BBV, rubriek 13 Materiële vaste activa, vraag 2 van deel 13 (mei 2005).

24

Indien dit leidt tot een waardedaling, dan gelden de bepalingen van paragraaf 4.3.

25

Bijlage 6 bevat een overzicht van directe relaties tussen gemeentelijke investeringen en beklemde bestemmingsreserves.

26

Vergelijk de in paragraaf 3.2.1.2 genoemde problematiek.

27

Hoewel de btw niet wordt gerekend tot de verkrijgingprijs, is voor investeringen betreffende de riolering en afvalstoffeninzameling bepaald dat gemeenten de btw van dergelijke investeringen mogen doorberekenen in de tarieven die ter dekking van de betreffende kosten wordt geheven. Dit principe is niet van invloed op het vraagstuk of de betreffende btw wel of niet hoeft te worden geactiveerd.

28

In het verlengde van deze kaders geeft de notitie “Het BBV en stelsel-/schattingswijzigingen” van juli 2011 daarnaast nadrukkelijk richting aan een mogelijke wijziging in de waarderinggrondslag (bijvoorbeeld van niet activeren naar wel activeren) en gebruiksduur (andere afschrijvingsmethode) van een actief. Meer hierover volgt in paragraaf 5.5.1.

29

De afschrijvingstermijn voor grond is mede afhankelijk van het feit of de investering kwalificeert als investering met economisch nut of als investering in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. In paragraaf 5.6 wordt nader ingegaan op de daarbij verschillende relevante aspecten. In dit voorbeeld kwalificeert de investering als een investering met economisch nut en wordt op de grond derhalve in beginsel niet afgeschreven.

30

In geval gewerkt wordt met deelkredieten, zoals bij toepassing van de componentenbenadering beschreven in paragraaf 5.2, geldt het gestelde voor elk afzonderlijk deel.

31

De afschrijvingtermijnen voor investeringen in riolering zijn vooruitlopend op de vaststelling van het ZuiveringAfvalwaterPlan (ZAP) reeds geactualiseerd. De beleidsinhoudelijke afwegingen hieromtrent alsmede de verwerking van de budgettaire consequenties hiervan maken onderdeel uit van de vaststelling van het ZAP (voorzien in het 2e kwartaal van 2015).

32

Automatisering gerelateerde investeringen vallen met ingang van 2015 geheel onder Meerinzicht. De vóór 2015 gerealiseerde investeringen blijven in eigendom van de gemeente Ermelo en worden in de jaren tot 2020 afgeschreven.

33

Zie hierover paragraaf 3.2.2.2.

34

Zie hierover paragraaf 3.2.2.2.