Organisatie | Hof van Twente |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Inspraakverordening gemeente Hof van Twente 2016 |
Citeertitel | Inspraakverordening gemeente Hof van Twente 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Inspraakverordening gemeente Hof van Twente 2016 |
Geen
Artikel 150 Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 01-01-2016 | Actualisatie Inspraakverordening | 11-01-2016 Hofweekblad d.d. 27 januari 2016 | 569134 |
Op inspraak is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, tenzij een bevoegde bestuursorgaan bepaalt dat voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure wordt toegepast.
Artikel 6 Intrekking oude verordening
De Inspraakverordening 2005 wordt ingetrokken, op het moment dat Inspraakverordening gemeente Hof van Twente 2016 in werking treedt.
Toelichting op de Inspraakverordening gemeente Hof van Twente 2016
De voorgestelde Inspraakverordening gemeente Hof van Twente 2016 is zoveel mogelijk conform de VNG modelverordening 2006. Uitgangspunt bij de uitvoering van inspraak is een brede aanpak waarbij inwoners zoveel mogelijk vanaf het begin worden betrokken zodat draagvlak voor de plannen gecreëerd wordt.
Artikel 150 van de Gemeentewet
Sinds 1 januari 1994 is in artikel 150 van de Gemeentewet aan de raad de verplichting opgelegd een inspraakverordening vast te stellen. De VNG heeft in 1993 daarvoor een modelinspraakverordening opgesteld. Vele gemeenten hebben dit model overgenomen. De Modelinspraakverordening is in de loop der jaren enkele malen aangepast aan diverse wetswijzigingen op nationaal niveau, bijvoorbeeld aan het klachtrecht dat inmiddels in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is opgenomen, de dualisering van het gemeentebestuur (Wet dualisering gemeente-bestuur),de inspraakverplichtingen in verschillende bijzondere wetten (zoals artikel 11 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 7 van de Wet stedelijke vernieuwing) en Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Inspraakprocedure/deregulering
Aan inspraak kan op zeer uiteenlopende manieren worden vormgegeven. De VNG heeft gekozen voor een sobere regeling mede met het oog op het door haar ondersteunde dereguleringsstreven van opeenvolgende kabinetten. Door het van toepassing verklaren van de procedureregeling van afdeling 3.4 van de Awb en het weghalen van overbodige bepalingen (zoals het beklagrecht) en de onnodige paragraafindeling, is de verordening teruggebracht tot een bondige en goed leesbare verordening van slechts acht artikelen.
Inspraak is onderdeel van het totale besluitvormingsproces, een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Het moet naar onze mening onderscheiden worden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij raads- en commissievergaderingen (regeling via het reglement van orde of een commissieverordening). Andere mogelijkheden die buiten de inspraak vallen zijn: het schrijven van brieven, het bezoeken van spreekuren, het houden van informatiebijeenkomsten, referenda enz. Inspraak is uiteraard ook van een andere orde dan de mogelijkheid om de uitkomsten van de beleidsvaststelling aan te vechten door middel van bezwaar en beroep.
Inspraak kan ook worden onderscheiden van interactieve beleidsvorming. Interactieve beleidsvorming is een werkwijze, met name bedoeld voor complexe beleidsprocessen waarbij meerdere actoren betrokken zijn, waarbij een overheidsorganisatie in een zo vroeg mogelijk stadium burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere overheden bij het beleid betrekt om zo in een open en evenwichtige wisselwerking of samenwerking met hen tot de voorbereiding, bepaling, uitvoering of evaluatie van beleid te komen. Interactieve beleidsvorming mobiliseert daarbij de kennis en steun van betrokkenen bij beleidsproblemen waarvan de overheid op voorhand niet weet, of nog niet wil bepalen, hoe deze opgelost zullen worden.
In deze artikelsgewijze toelichting worden enkel die onderdelen behandeld die, al dan niet in aanvulling op de algemene toelichting, verdere uitleg behoeven
Artikel 1 - Begripsomschrijvingen
Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en dient meerdere doelen. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. Er kan nog een derde doel mee worden gediend, te weten het creëren van draagvlak voor beleidsvoornemens.
De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Afdeling 3.4 Awb wordt van toepassing verklaard.
Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.
Artikel 2 - Onderwerp van inspraak
De raad legt de bevoegdheid tot het verlenen van inspraak in beginsel bij het college. De raad en de burgemeester krijgen wel de mogelijkheid om zelf over de eigen onderwerpen de inspraak vorm te geven, hetzij door de inspraak zelf te organiseren óf aan het college kaders mee te geven over de inspraak.
Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.
In het eerste lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. In overeenstemming met de Model-inspraakverordening van de VNG is ervan afgezien om deze opsomming op te nemen in de tekst van het artikel zelf, omdat dan in de eerste plaats bij een nieuwe wettelijke verplichting direct de verordening moet worden aangepast en in de tweede plaats de verordening hiermee onoverzichtelijk wordt.
Voorbeelden van deze verplichtingen bestaan thans bij:
In het tweede lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend.
Artikel 3 - Inspraakgerechtigden
Krachtens artikel 3:15 eerste en tweede lid Awb staat deelname aan de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure in ieder geval open voor belanghebbenden, maar kan ook aan anderen de gelegenheid worden geboden om aan de procedure deel te nemen. In dat laatste geval moet dit bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan zelf worden bepaald.
De omschrijving van inspraakgerechtigden in dit artikel vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.
Ter uniformering en deregulering is in artikel 4 als hoofdregel afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na ter inzage legging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden ingevolge de Awb gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen.
Dit artikel bevat een tenzij bepaling dat er voor zorgt dat er ook andere procedures dan die van afdeling 3.4 van de Awb gevolgd kunnen worden. Te denken valt onder andere aan mondelinge en schriftelijke enquêtes, hoorzittingen en het houden van facultatieve referenda (geen beslissende).
Op dit onderdeel is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.
Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?
Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.
Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.
In het derde lid is bepaald dat het college het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Benadrukt wordt dat de bekendmaking van de resultaten van de inspraak uitermate belangrijk is. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in een Hofweekblad en op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking.
Artikel 6 - Intrekking oude verordening
Met deze bepaling wordt de bestaande inspraak-verordening ingetrokken. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt (zie artikel 7).
Artikel 7 - Inwerkingtreding en artikel 8- Citeertitel
Deze artikelen spreken voor zich en behoeven geen toelichting.