Organisatie | Alkmaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Alkmaar |
Citeertitel | Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Alkmaar |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beheersverordening begraafplaatsen Graft-De Rijp 2000, de Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Schermer 2012 en de Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Alkmaar.
Artikel 10:2 bevat een overgangsbepaling.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-07-2016 | nieuwe regeling | 02-06-2016 Elektronisch Gemeenteblad, 17-06-2016 | 16 |
De raad van de gemeente Alkmaar;
gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlage nr. 2016-801;
gelet op het advies van de commissie ruimte;
Vast te stellen de navolgende Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Alkmaar
Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Alkmaar
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan:
algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;
algemeen kindergraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van kinderlijken tot de leeftijd van zeven jaar;
algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;
asbus: een bus ter berging van as van een overledene;
beheerder: de ambtenaar die is belast met de dagelijkse leiding en beheer van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt;
college: college van burgemeester en wethouders;
gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf, algemeen kindergraf en algemeen urnengraf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;
gedenkteken: voorwerp of plaat op het graf voor het aanbrengen van opschriften of figuren;
gedenkplaats: een plaats ingericht om overledenen te gedenken en waarop plaquettes kunnen worden aangebracht.
graf: een zandgraf of een keldergraf;
grafbedekking: gedenkteken of grafbeplanting op een graf of gedenkplaats;
grafbeplanting: winterharde beplanting welke door de rechthebbende of de gemeente op een graf wordt aangebracht;
grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin één of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet. Grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;
particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:
particulier kindergraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:
particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;
particuliere urnennis of urnenkelder: een nis of kelder waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;
plaquette: gedenkplaat met eventueel reliëf aan een zijde;
rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier (kinder)graf, een particulier urnengraf, een particuliere urnennis of urnenkelder of een gedenkplaats, dan wel degene die redelijkerwijze kan worden geacht in diens plaats te zijn getreden;
Hoofdstuk 2 Administratie, openstelling en gedragsregels
De administratie bevat, naast het register als bedoeld in de artikelen 27 en 65 van de Wet op de lijkbezorging, een register van alle rechthebbenden en gebruikers van de graven, urnenplaatsen en gedenkplaats, met hun namen en adressen en aantekeningen van hun relatie tot de overledene. Dit register is niet openbaar, doch de gegevens van rechthebbenden en gebruikers kunnen worden verstrekt aan derden, indien deze schade leiden door of als gevolg van de grafbedekking op de graven of urnenplaatsen van die rechthebbenden en gebruikers.
Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.
Hoofdstuk 3 Voorschriften voor lijkbezorging
Artikel 3:1 Kennisgeving begraven, asbezorging, asverstrooiing, openen en sluiten van het graf
Degene die wil doen begraven, as een bestemming wil doen geven of een plaquette wil doen aanbrengen geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting, verstrooiing of aanbrenging zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.
Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder kenbaar hebben gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepalingen niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.
Artikel 3:3 Over te leggen stukken
Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.
Hoofdstuk 4 Indeling van de begraafplaats
Paragraaf 1 Graven en asbestemming
Artikel 4:1 Indeling graven en asbezorging
Op de begraafplaatsen kunnen, voor zover de ruimte daartoe toereikend is, worden uitgegeven: particuliere graven, particuliere urnengraven, particuliere urnennissen, particuliere urnenkelders en algemene graven.
Artikel 4:2 Aantal overledenen in algemene en particuliere graven
In algemene en particuliere (kinder)graven, met uitzondering van de graven op de begraafplaats Alkmaar en de begraafplaats Oudorp, worden maximaal twee lijken begraven. In algemene en particuliere (kinder)graven op de begraafplaats Alkmaar en de begraafplaats Oudorp worden maximaal drie lijken begraven.
Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.
Artikel 4:5 Termijnen particuliere graven, urnennissen en urnenkelders
Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van tien of twintig jaar recht op een particulier graf, particuliere urnennis of urnenkelder. De termijn begint te lopen op datum waarop het graf, de urnennis of urnenkelder is uitgegeven.
Artikel 4:6 Termijnen algemene graven
Algemene graven worden uitgegeven voor een periode van tien jaar. Deze periode wordt niet verlengd.
Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.
Artikel 4:8 Overschrijving van verleende rechten
Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.
Artikel 4:9 Afstand doen van graven
Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van een zodanige verklaring doet het college schriftelijke mededeling aan de rechthebbende.
Artikel 5:2 Onderhoud door de gemeente
Het college voorziet in het éénmaal per jaar schoonmaken van het gedenkteken en de plaquette alsmede in de zorg voor de winterharde beplantingen.
Artikel 5:3 Onderhoud door rechthebbende of gebruiker
Indien de rechthebbende of gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding is verplicht.
De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college de verklaring door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.
De rechthebbende of gebruiker is verplicht de – door welke omstandigheden ook – aan grafbedekking toegebrachte schade of verzakking op eerste aanschrijving te herstellen, indien de beschadiging of verzakking zodanig is dat deze naar het oordeel van het college een gevaarlijke situatie oplevert of het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt.
Artikel 5:4 Niet-blijvende grafbeplanting
Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert, kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij zijn verwelkt, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de belanghebbende indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.
Artikel 5:5 Verwijderen grafbedekking na verstrijken van de termijn
Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de gebruiker bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.
Hoofdstuk 6 Opgraving en ruiming
Artikel 6:1 Opgravingen en ruimen
Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf zal worden geruimd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.
Nabestaanden van een overledenen die is begraven in een algemeen graf kunnen gedurende de in het tweede lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij de ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een particulier urnengraf, particuliere urnennis of particuliere urnenkelder kan bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.
De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf, particuliere urnennis of particuliere urnenkelder kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om elders de as te doen verstrooien.
Hoofdstuk 7 Gedeelte voor kerkgenootschap
Artikel 7:1 Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven
Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 2:2, eerste lid, 4:1, tweede lid, 4:4 en 5:1, derde lid, van deze verordening.
Hoofdstuk 8 In stand houden historische graven en opvallende grafbedekking
Het juridisch kader voor de lijkbezorging wordt voornamelijk bepaald door de Wet op de lijkbezorging (Wlb) en het Besluit op de lijkbezorging (Blb). Regels die al in de genoemde wetten staan, worden in deze verordening niet herhaald. Waar dat relevant is, wordt in deze toelichting naar de hogere regelgeving verwezen. Voor een volledig beeld van de regelgeving moet echter de betreffende wetgeving en de daarop gebaseerde regelgeving zelf worden geraadpleegd.
Deze verordening is een nadere invulling van de hogere wetgeving zoals dat mogelijk wordt gemaakt in artikel 90 van de Wlb.
Deze verordening regelt de volgende onderwerpen:
Kort gezegd bevat deze verordening dan ook de verschillende regels voor de instandhouding van en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaatsen. De burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden.
De begripsomschrijvingen staan op alfabetische volgorde, zodat de verschillende definities eenvoudig zijn terug te vinden. Daar waar nodig zijn de begripsomschrijvingen van een toelichting voorzien.
Algemene (kinder)graven: deze graven worden slechts uitgegeven voor directe teraardebestelling. Een algemeen graf kenmerkt zich daarnaast doordat de gebruiker geen zeggenschap heeft over wie er verder in het graf wordt begraven. Zie ook artikel 23, tweede lid, van de Wlb.
Beheerder: de «beheerder» is belast met de dagelijkse leiding en beheer van de begraafplaatsen. Het beheer omvat het beheer van gemeentewege in ruime zin. Het voeren van de administratie en het aanleggen, openen, sluiten en ruimen van graven, het begraven, opgraven en herbegraven van lijken, het bijzetten en wegnemen van asbussen, het afnemen en plaatsen van gedenktekens, het verstrooien van as en het onderhouden van het terrein vallen er allemaal onder. De tarieven voor de verschillende diensten worden door de gemeenteraad in een afzonderlijke verordening vastgesteld.
Gebruiker: het begrip «rechthebbende» is in deze verordening uitsluitend van toepassing op degene aan wie een uitsluitend recht op een particulier graf is verleend, zie artikel 23, tweede lid, van de Wlb. In alle andere gevallen waar grafrechten worden verleend is sprake van een «gebruiker».
Grafkelders: in de praktijk worden grafkelders steeds vaker gebruikt. Deze constructies kunnen ook bovengronds worden geplaatst, als onderdeel van een muur of wand. Wanneer een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet, wordt gesproken van een keldergraf, in tegenstelling tot een zandgraf.
Particuliere (kinder- en urnen)graven: deze graven kenmerkingen zich doordat de rechthebbende het uitsluitend recht heeft onder meer om te bepalen wie er in het graf wordt begraven en voor hoe lang de(ze) overledene(n) begraven worden gehouden. Particuliere graven kunnen ook bij voorbaat worden uitgegeven, dat wil zeggen zonder dat er direct in het graf wordt begraven. Het voorgaande geldt ook voor een particuliere urnennis of urnenkelder.
Voor lijken van kinderen zijn graven van kleinere formaten beschikbaar. Er is voor ouders uiteraard geen verplichting om van een kindergraf gebruik te maken. Kinderen kunnen ook worden bijgezet in een algemeen (kinder)graf of in een ander particulier graf.
Artikel 1:2 Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf
Voor een particulier graf, particulier urnengraf, particuliere urnennis en particuliere gedenkplaats gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. De woorden «voor zover van belang» zijn opgenomen omdat de bepalingen betreffende het ruimen en het wegnemen van een asbus alleen werken bij een particulier graf. Dezelfde rechten en plichten gelden ook voor een algemeen graf, algemeen urnengraf en algemene gedenkplaats.
Hoofdstuk 2 Administratie, openstelling en gedragsregels
Op grond van de artikelen 27 en 65 van de Wlb is de houder van een begraafplaats verplicht registers bij te houden van de begraven lijken, de bestemming die aan de as is gegeven en de bijgezette asbussen, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats van begraving of bijzetting. Artikel 10 van het Blb bevat nadere voorschriften ten aanzien van de gegevens die moeten worden opgenomen inzake de bestemming van de as en de bijgezette asbussen. Het register als bedoeld in de artikelen 27 en 65 van de Wlb is openbaar.
De registers, bedoeld in dit artikel, zijn geen zelfstandige boekwerken of computerbestanden, maar een onderdeel van de begraafplaatsadministratie. Deze administratie is voor derden niet toegankelijk. Er is een uitzondering gemaakt voor het geval iemand schade leidt als gevolg van de grafbedekking op graven of urnenplaatsen. De gegevens van de rechthebbenden, die aansprakelijk is voor de grafbedekking, worden dan aan degene die (vermoedelijk) schade heeft geleden verstrekt.
De Wlb legt de verantwoordelijkheid voor de aanwezigheid van het juiste adres van de rechthebbende of gebruiker in de administratie bij de rechthebbende of gebruiker. De verordening verplicht rechthebbenden of gebruikers de wijziging van hun adres door te geven. Het is belangrijk het adressenbestand van de begraafplaatsadministratie actueel te houden, dit in verband met het aanbieden van verlenging van de termijn van particuliere graven respectievelijk urnenplaatsen en ook om gebruikers van een algemeen graf op de hoogte te stellen dat het graf wordt geruimd.
Artikel 2:2 Openstelling begraafplaatsen en gedragsregels
Op grond van het eerste lid van deze bepaling stelt het college bij nadere regels de openingstijden vast.
Voor werkzaamheden als opgravingen en ruimingen kan de beheerder, op grond van het tweede lid, tijdelijk (een deel van) de begraafplaats voor bezoekers afsluiten.
Het derde lid bevat de gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaatsen gebruik maken, in het belang van orde rust en netheid. Overtreding van de voorschriften is, op grond van artikel 9:1 van deze verordening, strafbaar. Dit betekent dat een opsporingsambtenaar tegen ordeverstoringen kan optreden en zo nodig proces-verbaal kan opmaken.
Uitvaartondernemers, bezoekers en werklieden dienen zich ordentelijk te gedragen overeenkomstig de op een begraafplaats gepaste wijze. De beheerder kan hiervoor aanwijzingen of richtlijnen geven. Steenhouwers en andere werklieden dienen zich er steeds van bewust te zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwenden en tijdens uitvaartplechtigheden. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden biedt, samen met de strafbepaling, voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden.
Onder het ordentelijk gedrag wordt ook bedoeld andere bezoekers niet hinderen door het maken van luide muziek, het houden van picknicks, het plaatsen van een tent en met meer dan één auto bij een graf te parkeren.
Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het vijfde lid en onder b bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan. De situatie kan uiteraard per begraafplaats in Alkmaar verschillen.
In uitzonderlijke situaties kan ontheffing worden verleend om op de begraafplaats te rijden en dieren (zoals bijvoorbeeld paarden) mee te nemen. De bepaling is bedoeld als hardheidsclausule voor situaties waarin geen andere oplossing denkbaar is. In het algemeen geldt dat indien de ontheffing op deze bepaling een permanent karakter heeft, deze schriftelijk door het college wordt verleend. Indien het om een incidenteel geval gaat wordt verstaan met een mondelinge toestemming van de beheerder. Er wordt terughoudendheid betracht in het verlenen van ontheffingen.
Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de Wlb uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden.
Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet op grond van de Wet openbare manifestaties in samenhang gelezen met de van toepassing zijnde bepalingen van de Algemene plaatselijke verordening een schriftelijk kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester.
Hoofdstuk 3 Voorschriften voor lijkbezorging
Artikel 3:1 Kennisgeving begraven, asbezorging, asverstrooiing, openen en sluiten van het graf
Het is wenselijk dat een begrafenis, bijzetting, verstrooiing of het aanbrengen van een plaquette tijdig wordt gemeld. Zo ligt het in de aard van de zaak dat bij een nieuw graf of een nieuwe urnenruimte wordt aangegeven welk type men wenst en voor welke termijn. De as kan op grond van artikel 62 van de Wlb worden bijgezet in of op een graf dan wel op een afzonderlijke plaats, meestal een urnennis.
Indien de nabestaande alle of bepaalde werkzaamheden zelf wil verrichten zijn, ook om redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig. Het gaat daarbij vooral om het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen eventueel door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. Zo kunnen de nabestaanden bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden een te zware lichamelijke inspanning vragen. Werkzaamheden als het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zullen door het personeel moeten worden verricht.
Het derde lid spreekt voor zich en behoeft daarom geen toelichting.
Artikel 3:2 Gebouwen en muziekinstallatie
Deze bepaling spreekt voor zich en behoeft daarom geen toelichting.
Artikel 3:3 Over te leggen stukken
De Wlb schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren. Dit verlof dient te worden overgelegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is, voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.
Naast het hiervoor genoemde verlof dient, op grond van de Wlb, ook het document als bedoeld in artikel 8 van de Wlb te worden overgelegd.
De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.
Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet. Het verzoek tot overschrijving van het recht dient, op grond van artikel 4:8, tweede lid, van deze verordening, in dit geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan. De wettelijke minimum grafrusttermijn is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het is voorgekomen dat in particuliere graven begraven of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn, te weten 10 jaar.
Artikel 3:4 Tijden van begraven, asbezorging, asverstrooiing en aanbrengen van plaquettes
Begrafenissen vinden in de regel plaats op alle werkdagen. Soms wordt door opeenvolgende zon- en feestdagen de periode waarin niet begraven zou kunnen worden te groot. Het college kan dan ook begraving op andere dagen toestaan.
Begrafenissen, bijzettingen van asbussen of verstrooiingen van as worden in de regel enkele dagen tevoren door uitvaartverzorgers aangemeld bij de beheerder. Het college zal zoveel mogelijk met de wens van de aanvrager rekening houden. Wanneer echter meer begrafenissen of andere plechtigheden voor hetzelfde tijdstip worden aangemeld, heeft het college voor een goede gang van zaken de bevoegdheid een ander tijdstip vast te stellen.
Een bijzonder geval, als bedoeld in het tweede lid, kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed zijn geboden in geval van lijkvinding.
Hoofdstuk 4 Indeling van de begraafplaats
Paragraaf 1 Graven en asbestemming
Artikel 4:1 Indeling particuliere graven en asbezorging
Naast de particuliere graven noemt deze bepaling de verschillende soorten van voorzieningen op de begraafplaatsen.
Artikel 4:2 Aantal overledenen in algemene en particuliere graven
Deze bepaling spreekt voor zich en behoeft daarom geen toelichting.
Artikel 4:3 Volgorde van uitgifte particuliere graven
Een particulier graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem. Deze bepaling voorziet dan ook in de mogelijkheid om feitelijk te kunnen sturen in het beheer van de begraafplaatsen.
Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen van de verschillende begraafplaatsen. Deze bepaling voorziet dan ook in de mogelijkheid om feitelijk te kunnen sturen in het beheer van de begraafplaatsen.
Artikel 4:5 Termijnen particuliere graven en urnennissen
Op grond van het bepaalde in artikel 28, eerste lid, van de Wlb kan het recht op een particulier graf voor ten minste tien jaar worden verleend. Voorts kan, wanneer sprake is van verlenging, de houder van de begraafplaats bepalen dat de periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer dan twintig jaar. Voor de verlenging is de mogelijkheid gegeven te kiezen voor een periode van vijf, tien of twintig jaar.
De Wlb schrijft voor dat de verlenging van het grafrecht binnen twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn moet worden aangevraagd. Het college doet de rechthebbende op grond van de wet altijd een aanbod tot verlengen. Indien de rechthebbende op dat aanbod in gaat kan het college dat verzoek niet weigeren.
Indien een rechthebbende of gebruiker niet op korte termijn reageert op het aanbod tot verlenging van het grafrecht op een particulier graf of particuliere urnennis, mag hij tot verlenging besluiten tot de dag voorafgaand aan de dag waarop het grafrecht verloopt. Indien de rechthebbende na het verstrijken van de termijn te kennen geeft alsnog met terugwerkende kracht te willen verlengen, heeft hij het recht op verlenging verloren. Het college kan besluiten met een verlenging met terugwerkende kracht in te stemmen.
Soms verkeren rechthebbende in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is in de laatste volzin van het eerste lid bepaald dat de termijn begint te lopen op datum waarop het graf of de urnennis is uitgegeven.
Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op particuliere graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.
Artikel 4:6 Termijnen algemene graven
Uit deze bepaling volgt dat algemene graven voor een periode van tien jaar worden uitgegeven en dat deze periode niet wordt verlengd. De rechthebbende wordt op de hoogte gesteld van het moment waarop de ruiming van het graf gaat plaatsvinden. Op dat moment kan de rechthebbende het college verzoeken de overledene(n) tegen de dan geldende regels en tarieven te laten opgraven, te laten herbegraven in een particulier graf of alsnog te cremeren.
Deze bepaling spreekt voor zich en behoeft daarom geen toelichting.
Artikel 4:8 Overschrijving van verleende rechten
Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. Het recht om lijken in een bepaald graf te begraven steunt op deze persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Wel kan het recht op verzoek van de belanghebbende worden overgeschreven op een ander.
Het is wenselijk dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen reden een langere termijn aan te houden.
Het vierde lid geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af te wijken.
In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van. Immers alleen een rechthebbende kan de begraving toestaan. Die moet dan wel in leven zijn.
Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Grafzorg Nederland.
Artikel 4:9 Afstand doen van graven
Deze bepaling is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding. Het afstand doen van rechten kan een keuze zijn, bijvoorbeeld wanneer het gedenkteken beschadigd of verwaarloosd is en de rechthebbende geen keuze voor herstel of een opknapbeurt wil maken.
Op grond van deze bepaling kan as uitsluitend op een strooiveld van de begraafplaats worden verstrooid. Voor het verstrooien van as buiten de begraafplaats wordt verwezen naar het bepaalde in de Algemene plaatselijke verordening.
In dit artikel zijn de termijnen voor het plaatsen van een plaquette op een gedenkmuur of gedenkzuil opgenomen.
Artikel 4:12 Vergunning plaquette
Als elke regelgeving voor plaquettes ontbreekt kan het aanzien van de begraafplaatsen chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Dit model geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van minimumeisen voor de afmetingen, constructie en materiaalkeuze waaraan de plaquette moet voldoen. Deze eisen worden uitgewerkt in de nadere regels. In het vierde lid is opgenomen wanneer een vergunning voor het plaatsen of herplaatsen van plaquette kan worden gewijzigd, ingetrokken of geweigerd.
Artikel 5:1 Vergunning grafbedekking
Als elke regelgeving voor grafbedekking ontbreekt kan het aanzien van de begraafplaatsen chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Dit model geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van minimumeisen voor de afmetingen, constructie en materiaalkeuze waaraan de grafbedekking moet voldoen. Deze eisen worden uitgewerkt in de nadere regels. In het vierde lid is opgenomen wanneer een vergunning voor het plaatsen of herplaatsen van grafbedekking kan worden gewijzigd, ingetrokken of geweigerd.
Als er geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er iemand begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en uit de administratie blijkt wie daar begraven is.
Artikel 5:2 Onderhoud door de gemeente
In deze bepaling is omschreven welke onderdelen van het onderhoud door de gemeente worden verzorgd. Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. In de meeste gevallen is het voldoende de gedenktekens éénmaal per jaar te reinigen. Op de graven kunnen winterharde beplantingen worden aangebracht, zoals rozen, coniferen en buxushagen. De zorg voor deze blijvende beplantingen kan omvatten het snoeien, verwijderen van onkruid en het aanbrengen van nieuwe planten.
Artikel 5:3 Onderhoud door rechthebbende of gebruiker
In dit artikel worden de rechten en plichten van de rechthebbende of, in geval van algemene graven, van de gebruiker ten aanzien van de grafbedekking omschreven. Alleen in dit artikel is sprake van plichten voor (bepaalde) nabestaanden van overledenen die zijn bijgezet in een algemeen graf. Daarom wordt hier de in artikel 1 van deze verordening gebruikt term «gebruiker» gehanteerd in plaats van de ruimer op te vatten term «belanghebbende», die voorkomt in verband met het begrip «algemeen graf» in artikel 27a van de Wlb.
Het onderhoud dat door de gemeente wordt verricht zal in een aantal gevallen voldoende zijn voor algemene graven. De aard en de afmetingen van de grafbedekking op particuliere graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn steeds te verlengen, maken dat bij deze grafbedekkingen zeker niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door de gemeente.
Rechthebbende en gebruikers zijn verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen. Indien er sprake is van verwaarlozing kan het college de rechthebbende of gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wlb bepaalt in artikel 28, vierde lid tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt indien vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf.
Grafbedekking wordt aangebracht voor risico van de rechthebbende of gebruiker. Schade als gevolg van brand, vandalisme, diefstal, verzakking, vorst, storm, hagel, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het in opdracht van de rechthebbende of gebruiker weghalen en terugplaatsen van grafbedekking en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.
Indien een gedenkteken beschadigt door onzorgvuldig handelen of opzet van medewerkers van de begraafplaats, is de gemeente uiteraard wel gehouden tot vergoeding van de schade.
Artikel 5:4 Niet-blijvende grafbeplanting
In de dagelijkse praktijk rijzen nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten. Omdat bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbende of de belanghebbende is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds bij brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het is wenselijk om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat mag worden gesteld dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.
Artikel 5:5 Verwijderen grafbedekking na verstrijken van de termijn
De rechthebbende dient op grond van artikel 28, tweede lid, van de Wlb ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid tot verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig worden meegedeeld dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen. Ook kan worden meegedeeld dat de grafbedekking dertien weken na verwijdering aan de gemeente vervalt.
Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in algemene graven dienen, op grond van artikel 27a van de Wlb, op de hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte. Deze mededeling dient volgens de Wlb ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte aan de belanghebbende bij het graf te worden gedaan. Hierbij kan gelijktijdig worden meegedeeld dat de mogelijke aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd.
De bordjes bij de graven met een mededeling dienen alleen aan de bezoekers van die graven op te vallen.
De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 4:8, derde lid, van deze verordening), of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid, van de Wlb). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling bij brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.
Voor relevante wetgeving omtrent eigendom van roerende zaken (verwijderen grafbedekking) zie artikel 5:8 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 6 Opgraving en ruiming
Artikel 6:1 Opgraving en ruiming
Uitdrukkelijk is in het eerste lid gesteld dat bij opgraving en ruiming alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.
Bij «opgraven» wordt een stoffelijk overschot of stoffelijke resten individueel herbegraven in een ander graf (op dezelfde of op een andere begraafplaats) of gecremeerd. Het initiatief voor een opgraving ligt bij de rechthebbende. Het komt niet vaak voor, maar als daar gewichtige redenen voor bestaan kan de burgemeester besluiten een opgraving tijdens de grafrusttermijn toe te staan.
Voor opgraving is op grond van de Wet op de lijkbezorging een vergunning van de burgemeester nodig. Bij een particulier graf moet ook de rechthebbende akkoord gaan. De Wlb schrijft voor dat als de opgraving binnen een jaar na de begraving plaatsvindt én het stoffelijk overschot wordt gecremeerd ook de toestemming van de officier van justitie nodig is.
«Ruimen» van een graf kan pas plaatsvinden nadat het grafrecht is vervallen. Om tot ruiming over te kunnen gaan moet ok de grafrusttermijn zijn verstreken. Het initiatief tot ruimen ligt bij de houder van de begraafplaats. Bij ruimen wordt een graf leeggemaakt, waarbij de stoffelijke resten anoniem in het verzamelgraf op de begraafplaats opnieuw ter aarde worden besteld. Een bijzondere vorm van ruimen betreft schudden. In dat geval worden alle stoffelijke resten in een graf verzameld en op de onderste diepte van het graf geborgen om opnieuw ruimte te maken voor het begraven van nieuwe overledenen. Normaal gesproken worden alleen particuliere graven geschud. Op deze wijze kan het graf langere tijd in dezelfde familie blijven.
Hoofdstuk 7 Gedeelte voor kerkgenootschap
Artikel 7:1 Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven
Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats valt op grond van artikel 39 van de Wlb onder het beheer van de gemeente. Op dit gedeelte van de begraafplaats geldt dan ook deze verordening. Het college is verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde gedeelte. Het college voorziet op grond van het bepaalde in artikel 5:2 in het onderhoud van de grafbedekkingen op het kerkelijk deel.
Wegens het kerkelijk karakter kunnen er redenen zijn om voor dit deel ten aanzien van enkele onderwerpen nadere regels vast te stellen die afwijken van de nadere regels die gelden voor het overige gedeelte van de begraafplaats.
Daarnaast kan het kerkbestuur er behoefte aan hebben om van het college bericht te ontvangen als volgens hun oordeel onderhoud of herstel nodig is van de grafbedekking van een of meer graven op het kerkelijk deel. Het betreft hier het onderhoud waartoe de rechthebbende of de gebruiker verplicht is op grond van artikel 5:3 van deze verordening. Soms waakt een kerkgenootschap over de graven als er geen nabestaanden meer in leven zijn.
Als het kerkbestuur schriftelijk aan het college heeft gevraagd om steeds als zich de noodzaak van het onderhoud of herstel van de grafbedekking voordoet, te worden geïnformeerd zal aan dit verzoek moeten worden voldaan. Het kerkgenootschap kan zich vervolgens dan beraden hoe verder te handelen.
Hoofdstuk 8 In stand houden historische graven en opvallende grafbedekking
Artikel 8:1 Lijst historische graven en opvallende grafbedekking
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat graven die van bijzondere waarde zijn worden geruimd. Een graf kan van betekenis zijn vanwege de persoon die er is begraven, maar ook uitsluitend vanwege het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest. Daarnaast kan het gedenkteken opvallen door zijn vormgeving en door het gebruikte materiaal. Gedacht kan hierbij worden aan gietijzeren gedenktekens, vaak subtiel voorzien van symbolen van de dood. Het materiaal herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid en is alleen al daardoor van waarde.
Deze verordening is een besluit van de gemeenteraad op overtreding waarvan straf, te weten een geldboete, is gesteld.
Artikel 10:1 Intrekking oude verordeningen
Deze bepaling spreekt voor zich en behoeft reeds daarom geen toelichting.
Artikel 10:2 Overgangsbepaling
In deze bepaling is het overgangsrecht geregeld. In het eerste lid is opgenomen dat besluiten op basis van de in artikel 10:1 bedoelde verordeningen hun geldigheid behouden na inwerkingtreding van de onderhavige verordening onder de destijds geldende voorwaarden en beperkingen.
In het tweede lid is geregeld dat aanvragen om een vergunning welke vóór het inwerkingtreden van deze verordening zijn ingediend en waarop nog niet is beslist, op grond van het nieuwe recht worden behandeld.
De verordening treedt in werking op een tijdstip dat nog door het college later zal worden bepaald.
Deze bepaling spreekt voor zich en behoeft reeds daarom geen toelichting.