Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Goes

Algemene subsidieverordening Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterdschelderegio 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGoes
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterdschelderegio 2016
CiteertitelAlgemene subsidieverordening Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio 2016
Vastgesteld doorgedelegeerde functionaris
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Wet gemeenschappelijke regelingen, art. 30
  3. Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-201601-04-2016Nieuwe regeling

13-04-2016

gmb-2016-78728

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio 2016

Het algemeen bestuur van het "Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio"

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet juncto artikel 30 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

BESLUIT

Onder intrekking van de ‘Verordening houdende aanvullende algemene voorwaarden en administratieve bepalingen bij het verlenen van subsidies door het Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio’.

Vast te stellen de navolgende:

Algemene subsidieverordening Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio 2016

Begripsbepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    de gemeenschappelijke regeling:

    de gemeenschappelijke regeling "Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio", aangegaan door de raden van de gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland en Tholen;

  • -

    het bestuur:

    het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling;

  • -

    de subsidie:

    de aanspraak op financiële middelen als bedoeld in artikel 4.21 van de Awb, door de gemeenschappelijke regeling verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van een instelling, zoals opgenomen in de regionale paragraaf, anders dan als betaling voor aan de gemeenschappelijke regeling geleverde goederen of diensten;

  • -

    de regionale paragraaf:

    een jaarlijks te nemen besluit van het bestuur over de beleidsvoornemens en de subsidiëring van daarvoor krachtens hoofdstuk III van de gemeenschappelijke regeling in aanmerking komende activiteiten;

  • -

    de instelling:

    elke organisatie of groepering van personen, die zich zonder winstoogmerk ten doel stelt het uitvoeren van een of meerdere activiteiten, waarvan de aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten de ideële en/of de materiële waarde voor de bevolking erkennen;

  • -

Algemene bepalingen

Artikel 2

Deze verordening is van toepassing op alle subsidies die worden verstrekt voor activiteiten op de terreinen zoals omschreven in artikel 4, lid 1 van de gemeenschappelijke regeling.

Artikel 3

Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan deze alleen worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking zullen worden gesteld.

Artikel 4

Het bestuur kan bepalen dat de instelling voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt ontvangen:

  • -

    contributie van haar leden vraagt;

  • -

    eigen bijdragen van deelnemers aan activiteiten vraagt;

  • -

    bepaalde tarieven hanteren.

Artikel 5

De subsidies, genoemd in artikel 4 lid 1 van de Gemeenschappelijke regeling worden perboekjaar verstrekt (jaarsubsidies), tenzij een specifieke andere periode wordt afgesproken (incidentele subsidies). De gehanteerde termijnen staan beschreven in artikel 11.

Artikel 6

Het bestuur kan bij de subsidiëring van activiteiten zoals bedoeld in artikel 2 van deze verordening besluiten "nadere beleidsregels" vast te stellen.

Artikel 7
  • 1.

    Het bestuur kan jaarlijks een subsidieplafond vaststellen, als bedoeld in artikel 4.25 van de Awb, voor de onder de gemeenschappelijke regeling vallende werksoorten.

  • 2.

    Het bestuur is bevoegd verdeelregels, als bedoeld in artikel 4.26 van de Awb, vast te stellen.

Artikel 8

Het bestuur kan één of meer toezichthouders aanwijzen, die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van de subsidie opgelegde verplichtingen.

Artikel 9
  • 1.

    Instellingen, of de rechtsopvolger van een instelling, die in het verleden van de gemeenschappelijke regeling een subsidie hebben ontvangen voor het kopen van registergoederen, dienen voor het vervreemden of bezwaren van deze goederen vooraf toestemming van het bestuur te hebben.

  • 2.

    Wanneer een instelling overgaat tot het vervreemden van onroerende zaken, in de kosten waarvan destijds door de gemeenschappelijke regeling een subsidie is verleend, dienen de bedragen van de verleende subsidies, geïndexeerd voor de wijziging van de waarde van de onroerende zaak, te worden terugbetaald aan de gemeenschappelijke regeling. Het bestuur kan van deze bepaling vrijstelling verlenen.

Artikel 10

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, beslist het bestuur.

Het aanvragen van subsidie

Artikel 11
  • 1.

    De aanvraag van een jaarsubsidie wordt uiterlijk 1 april voor het begin van het betrokken jaar ingediend. Daarop wordt uiterlijk op 1 december voor het begin van het betrokken jaar beschikt.

  • 2.

    Incidentele subsidies worden uiterlijk twaalf weken voor het begin van de te subsidiëren activiteiten ingediend. Daarop wordt binnen twaalf weken beschikt.

  • 3.

    Het bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van de in lid 1 en 2 gestelde termijn.

Artikel 12
  • 1.

    Een aanvraag van een subsidie vermeldt in elk geval:

    • -

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd;

    • -

      de doelen of resultaten die daarmee worden nagestreefd en hoe de activiteiten daaraan kunnen bijdragen;

    • -

      een begroting van de kosten van de activiteiten en een dekkingsplan;

    • -

      de meest recente begroting en jaarrekening van de aanvrager;

    • -

      en als ook andere subsidies worden gevraagd voor desbetreffende activiteit, een overzicht daarvan.

  • 2.

    Een rechtspersoon die voor het eerst subsidie vraagt, legt een exemplaar van zijn statuten over, een opgaaf van de zittende bestuursleden alsmede een uittreksel uit het handelsregister waaruit blijkt welke personen de rechtspersoon kunnen vertegenwoordigen.

Artikel 13

Het bestuur kan:

  • -

    richtlijnen vaststellen waaraan de programma's van activiteiten en financiële stukken dienen te voldoen;

  • -

    binnen een door haar nader te bepalen termijn overlegging van andere stukken of anderszins nadere informatie verlangen, indien het bestuur dit voor de beoordeling van de subsidieaanvraag nodig acht.

Weigeringsgronden

Artikel 14

Het bestuur kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen subsidieverlening weigeren indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • -

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeenten binnen de Oosterschelderegio of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van deze gemeenten;

  • -

    de gelden niet of niet in voldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • -

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • -

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • -

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van het Samenwerkingsverband.

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 15
  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld aan het bestuur.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert het bestuur onverwijld schriftelijk over:

    • -

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • -

      relevante organisatorische of financiële wijzigingen;

    • -

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat niet of niet geheel aan subsidie-verbonden verplichtingen kan worden voldaan;

    • -

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Bevoorschotting

Artikel 16
  • 1.

    Het bestuur is bevoegd voorschotten te verlenen op de subsidie.

  • 2.

    Voorschotten worden, tenzij het bestuur anders bepaald, in maandelijkse termijnen betaald.

  • 3.

    Subsidies van minder dan € 5.000,- worden, tenzij het bestuur anders bepaald, in één keer uitbetaald.

  • 4.

    Het bestuur kan het verlenen van voorschotten opschorten indien een subsidieontvanger naar zijn oordeel niet in voldoende mate de aan de subsidietoekenning verbonden verplichtingen nakomt.

Egalisatiereserve

Artikel 17
  • 1.

    Is een jaarsubsidie verleend voor een in de loop van een kalenderjaar uit te voeren activiteitenplan en blijkt dat daarvoor niet de gehele subsidie nodig was, dan vormt de subsidieontvanger een egalisatiereserve van ten hoogste tien procent van het subsidiebedrag. Bedraagt het overschot meer dan tien procent, dan wordt het meerdere door het bestuur teruggevorderd.

  • 2.

    Het bestuur kan bepalen dat de reserve een zeker bedrag niet te boven mag gaan en dat ze slechts binnen een zekere termijn kan worden gebruikt. Is de reserve gedurende deze termijn niet geheel gebruikt, dan kan het restant door het bestuur worden teruggevorderd.

Aanvraag tot vaststelling

Artikel 18
  • 1.

    Een aanvraag tot vaststelling van een jaarsubsidie wordt uiterlijk 1 april na het betrokken jaar ingediend. Daarop wordt uiterlijk op 1 december na het betrokken jaar beschikt.

    In bijzondere gevallen kan het bestuur van deze termijn afwijken.

  • 2.

    Een aanvraag om vaststelling van een incidentele subsidie wordt ingediend uiterlijk twaalf weken nadat de laatste gesubsidieerde activiteit heeft plaatsgevonden. Het bestuur kan deze termijn verlengen. Op de aanvraag wordt binnen twaalf weken beschikt. In bijzondere gevallen kan het bestuur deze termijn verlengen.

  • 3.

    Bij een subsidie van minder dan € 5.000,- wordt geen aanvraag tot vaststelling verlangd. Wel kan het bestuur middels een steekproef controleren of aan de voorwaarden is voldaan.

  • 4.

    Een aanvraag om vaststelling van een subsidie van meer dan € 5.000 gaat vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag.

  • 5.

    Bij een subsidie van meer dan € 50.000 bevat de aanvraag tot vaststelling in ieder geval:

    • -

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    • -

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • -

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • -

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 6.

    Het bestuur kan overlegging van andere stukken of nadere informatie verlangen, indien zij dat voor de definitieve vaststelling van de subsidie noodzakelijk acht. Voor de indiening daarvan stelt het bestuur een redelijke termijn.

Artikel 19
  • 1.

    Het bestuur stelt aan de hand van de vaststellingsaanvraag en aan de hand van de eventuele waarnemingen gedurende het subsidiejaar vast of de instelling de overeengekomen activiteiten zowel naar aard, omvang, kwaliteit als intensiteit heeft uitgevoerd zoals werd vastgelegd in de subsidietoekenning.

  • 2.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • -

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • -

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • -

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid; of

    • -

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Inwerkingtreding en overgangsrecht

Artikel 20
  • 1.

    De ‘Verordening houdende aanvullende algemene voorwaarden en administratieve bepalingen bij het verlenen van subsidies door het Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio’ vervalt zodra ze is uitgewerkt.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 april 2016. Ze is voor het eerst van toepassing op jaarsubsidies voor activiteiten die in het jaar 2017 worden uitgevoerd. Voor incidentele subsidies treedt de verordening in werking voor aanvragen gedaan na 1 april 2016.

  • 3.

    Op de subsidiëring van voordien uit te voeren activiteiten is de ‘Verordening houdende aanvullende algemene voorwaarden en administratieve bepalingen bij het verlenen van subsidies door het Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio’ van toepassing.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio 2016.

 

Aldus vastgesteld in de bestuursvergadering van 13 april 2016