Organisatie | Rijssen-Holten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Rijssen-Holten 2010 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Rijssen-Holten 2010 (3e wijziging) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | openbare orde |
Geen
Gemeentewet, art. 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-06-2012 | 13-06-2012 | 03-06-2016 | artikel 1:1 sub d en j; 1:5; 2:1 lid 1 en 2; 2:24 lid 1 en 2; 2:25; 2:40; 2:44 lid 2; 2:47 lid 1; 2:58; 2:59; 2:60 lid 1; 2:73A lid 2 i en j; 2:81; 3:5 lid 2b; 4:6 lid 1; 4:15; 4:15A; 4:17; 5:8; 5:12; 5:13 lid 2; 5:34 lid 2 en toelichting behorende bij de Algemene Plaatselijke Verordening zoals die luidt na vastelling van de 3e wijziging. | 31-05-2012 Rijssens Nieuwsblad, 12 juni 2012 | 2012-33 |
09-02-2011 | 01-01-2011 | 13-06-2012 | art. 2:27, art. 2:28, art. 2:28a, art. 2:29, art. 2:30, art. 2:31, art. 2:32 en art. 2:33 | 27-01-2011 Rijssens Nieuwsblad, 8 februari 2011 | 2011-118 |
01-10-2010 | 09-02-2011 | art. 1:1, art. 1:2, art. 1:8, art. 2.1, art. 2:10, art. 2:11 en art. 6.1 | 23-09-2010 Rijssens Nieuwsblad, 28-09-2010 | 2010-73 | |
10-03-2010 | 01-10-2010 | nieuwe regeling | 18-02-2010 Rijssens Nieuwsblad, 9-3-2010 | Onbekend |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.3 Indiening aanvraag
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Paragraaf 2 Optochten en betogingen
Artikel 2.3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2.6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Afdeling 4 Vertoningen en dergelijke op de weg
Artikel 2.9 Straatartiest e.d.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.10 Plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
Artikel 2:10A Hinderlijke beplanting of voorwerpen
Artikel 2.11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2.12 Maken, veranderen van een uitweg
Afdeling 6 Veiligheid van de weg
Artikel 2.16 Openen straatkolken e.d.
Artikel 2.18 Rookverbod in bossen en natuurgebieden
Artikel 2.21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 2.22 Objecten onder hoogspanningslijn
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.27 Begripsbepalingen
Artikel 2.28 Exploitatievergunning horecabedrijf
Artikel 2.30 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
Artikel 2.31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Artikel 2.32 Handel in horecabedrijven
Artikel 2.34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.36 Kennisgeving exploitatie
Artikel 2.38 Verschaffing gegevens nachtregister
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.39 Speelgelegenheden
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.41 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2.42 Plakken en kladden
Artikel 2.43 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2.44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2.45 Beschermde planten;
Artikel 2.47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Artikel 2.47A Vloekverbod / bezigen onwelvoeglijke taak
Artikel 2.48 Verboden drankgebruik
Artikel 2.49 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2.50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2.51 Neerzetten van fietsen e.d.
Artikel 2.52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en evenemententerrein e.d.
Artikel 2.57 Loslopende honden
Artikel 2.58 Verontreiniging door honden
Artikel 2.59 Gevaarlijke honden
Artikel 2.60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Artikel 2.65A Hinder/overlast door dieren
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.66 tot en met 2.70 (gereserveerd)
Artikel 2.71 Begripsbepalingen
Artikel 2.72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Artikel 2.73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Artikel 2.74 Drugshandel op straat
Artikel 2:75 Verzamelingen van personen in verband met drugs
Artikel 2:76 Openlijk drugsgebruik
Artikel 2:77 Weggooien van spuiten e.d.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheiedsrisicogebieden en camaratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.75 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.76 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2.77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Artikel 3.2 Bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels e.d.
Artikel 3.5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 3.7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3.8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Artikel 3.11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Afdeling 3 Beslissingstermijn en weigeringsgronden
Artikel 3.13 Weigeringsgronden
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.14 Beëindiging exploitatie
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 4.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Artikel 4.5 Onversterkte muziek
Artikel 4.6 Overige geluidhinder
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4.8 Natuurlijke behoefte doen
Artikel 4.9 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest en afvalstoffen enz.
Artikel 4.15 vergunningsplicht reclame
Artikel 4:15A vergunningsplicht rond reclamemasten
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4.18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Artikel 4.19 Aanwijzing kampeerplaatsen
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5.3 Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel 5.4 Defecte voertuigen
Artikel 5.6 Kampeermiddelen e.a.
Artikel 5.7 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 5.8 Parkeren van grote voertuigen
Artikel 5.9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Artikel 5.11 Aantasting van groenvoorziening door voertuigen
Artikel 5.12 Overlast van fiets of bromfiets
Afdeling 1a Bescherming gemeentelijke belangen
Artikel 5.12a Gemeentewapen en gemeentelogo
Afdeling 2 Collecteren Artikel 5.13 Inzameling van geld of goederen
Afdeling 3 Venten Artikel 5.14 Begripsbepaling
Artikel 5.15 Ventverbod Artikel 5.16 Vrijheid van meningsuiting Afdeling 4 Standplaatsen
Artikel 5.18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Artikel 5.19 Toestemming rechthebbende
Artikel 5.20 Afbakeningsbepalingen
Artikel 5.22 – 5.23 (gereserveerd)
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Artikel 5.25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Artikel 5.26 Aanwijzingen ligplaats
Artikel 5.27 Verbod innemen ligplaats
Artikel 5.28 Beschadigen van waterstaatswerken
Artikel 5.30 Veiligheid op het water
Artikel 5.31 Overlast aan vaartuigen
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5.33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5.34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Afdeling 9 Verstrooiing van as
Artikel 5.36 Verboden plaatsen
Artikel 5.37 Hinder of overlast
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Artikel 6.4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Degene die op een openbare plaats:
a. aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
b. aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of
c. zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing; is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan.
Artikel 2:10A hinderlijke beplanting of voorwerpen
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Het college verbeidt het maken of veranderen van de uitweg:
indien het functioneren van aanwezige openbare (nuts)voorzieningen op of aan de weg door het maken van een uitweg op onaanvaardbare wijze wordt belemmerd of teniet wordt gedaan en deze openbare voorzieningen niet kunnen worden verplaatst, zonder aantasting van de verkeersveiligheid en verplaatsing het doelmatig gebruik van
indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats, het openbaar groen, het functioneren van de op of aan de
weg aanwezige openbare (nuts)voorzieningen of wanneer de bruikbaarheid van de weg wordt aangetast.
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Afdeling 8. Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig, was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf
De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod genoemd in het eerste lid aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Drank en Horecawet, indien
a. zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en- handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting, dan wel
b. de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiests op markt en evenemententerrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, evenement, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
In afwijking van in het eerste lid gestelde verbod is het carbidschieten toegestaan als:
daarbij gebruik wordt gemaakt van bussen met een maximale inhoud van 1 liter en mits daarbij geen handelingen worden verricht of nagelaten waarvan degene die het carbidschieten verricht of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat daardoor gevaar,schade of hinder kan optreden voor personen of voor de omgeving of;
buiten de bebouwde kom gebruik wordt gemaakt van melkbussen met een maximale omvang van 30 liter, met gebruikmaking van acetyleengas afkomstig van reactie tussen calciumcarbid (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen, mits daarbij geen handelingen worden verricht of nagelaten waarvan degene die het carbidschieten verricht of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat daardoor gevaar,schade of hinder kan optreden voor personen of voor de omgeving. Hierbij geldt dat;
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten
of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te
bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, indien redelijkerwijs kan worden
aangenomen dat dit geschiedt met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2.75 Verzamelingen van personen in verband met drugs
Het is verboden op of aan wegen, die door de burgemeester zijn aangewezen indien de openbare orde dat in verband met het openlijk gebruik van en/of de handel in middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, naar zijn oordeel noodzakelijk maakt, aan een verzameling van meer dan vier personen deel te nemen.
Artikel 2.76 Openlijk druggebruik
Het is verboden, op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor
publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:78 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:10, 2:11, 2:16, 2:19, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73 of 5:35 van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Rijssen-Holten groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:79 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:80 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Artikel 2:81 Verblijfontzeggingen
Het is degene aan wie dit door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde of zedelijkheid is bekendgemaakt, verboden zich anders dan in een openbaar middel van vervoer te bevinden op of aan de door de burgemeester aangewezen wegen en plaatsen, gedurende de uren daarbij genoemd. Dit verbod geldt gedurende de in de bekendmaking genoemde periode van ten hoogste twaalf weken (verblijfsontzegging).
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder EN VERLICHTING
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
7.Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening- uiterlijk om 24.00 uur te worden beëindigd.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de buitenverlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 , eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting tenminste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 24.00 uur beëindigd. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Voor de duur van 4 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode tot 23.00 uur uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wort onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden om op door het college aan te wijzen plaatsen gelegen op de weg, fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan. Dit in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het werven van donateurs, het aanbieden van goederen, waartoe ook wordt gerekend: geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten, het aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewerkt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Afdeling 9. Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens de artikelen in deze verordening en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, met uitzondering van artikel 2.10 lid 4, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste de tweede categorie.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Rijssen-Holten op 31 mei 2012
drs. H.A.J. van de Vliert, A.C. Hofland,
griffier, voorzitter
Toelichting voorgestelde wijzigingen
Hieronder vindt u artikelsgewijs een toelichting over de gewijzigde artikelen.
Voor wat betreft het begrip “bebouwde kom” wordt aangesloten bij de VNG. Er wordt niet langer verwezen naar een door Gedeputeerde Staten vastgestelde bebouwde kom (er bestaan diverse, niet altijd precies overlappende bebouwde kommen, wat voor verwarring kan zorgen). Er wordt nu verwezen naar de definitie zoals deze in de Wegenverkeerswet 1994 genoemd staat. In de gemeente Rijssen-Holten zitten er kleine verschillen tussen de begripsbepaling zoals deze genoemd staan in de Wegenwet en in de Wegenverkeerswet maar die naar alle waarschijnlijkheid niet voor moeilijkheden zorgen. Ook wordt in het Geo Informatie Systeem (GIS) aangesloten bij het begrip zoals deze in de Wegenverkeerswet omschreven staat. Handhaving wordt hierdoor makkelijker en duidelijker als hierbij wordt aangesloten.
Om uitvoering te geven aan het besluit van de commissie ABZM van 16 mei 2011 in zake reclame-uitingen wordt definitie “reclame” uit de APV gehaald en kan er volstaan worden met alleen de definitie “handelsreclame”.
Verder is vanwege een collegebesluit inzake beleidswijziging hondenoverlast de definitie “deugdelijk opruimmiddel” toegevoegd aan dit artikel.
De overbodige toevoeging “of de aard van de vergunning zich daartegen verzet” is geschrapt.
In de huidige verordening is artikel 2.1, lid 1 de basis om op te kunnen treden tegen hinderlijke, overlast gevende groepen welke deelnemen aan een samenscholing, zich onnodig opdringen of door uitdagend gedrag aanleiding geven tot wanordelijkheden. In de praktijk blijkt echter dat om effectief op te kunnen treden tegen structureel hinder en andere ‘lichtere’ vormen van door een groep veroorzaakte overlast, de juridische mogelijkheden op dit moment te beperkt zijn. De werkingssfeer van artikel 2.1, lid 1 kan dan ook uitgebreid worden, waardoor ook een juridische basis ontstaat om op te kunnen treden tegen andere hinderlijke groepen die niet tot de klassieke samenscholing kunnen worden gerekend. Aanpassing van dit artikel zorgt ervoor dat indien gemotiveerd en bewezen kan
worden dat een groep door (hinderlijke) aanwezigheid op een bepaalde locatie op andere wijze de openbare orde verstoord, kan worden aangepakt. Deze aanpak houdt in het opmaken van proces-verbaal en eventueel het verrichten van aanhoudingen. Tevens is door invoeging van het begrip ‘te vechten’ een ontstane lacune in de handhaving van geweldsincidenten gedicht.
Sinds een aantal jaren wordt er gewerkt met een meldingssysteem voor bepaalde evenementen. In de praktijk blijkt dit systeem, voor de melder én de gemeente, toch veel werk met zich mee te brengen. Ook blijkt de lijst van meldingsplichtige evenementen die in de APV is opgenomen, niet uitputtend.
Gelet op de aard van de huidige meldingsplichtige evenementen en het kleine risico dat deze evenementen met zich mee brengen, wordt voorgesteld om deze evenementen, onder voorwaarden, vergunningsvrij te maken.
Door voorwaarden op te nemen, in plaats van categorieën evenementen op te nemen, zullen meer evenementen die momenteel nog onder het vergunningenregime vallen, vergunningsvrij worden. Door wel voorwaarden te stellen, wordt voorkomen dat er niet handhavend opgetreden kan worden. Een belangrijk aandachtspunt bij de voorgestelde gang van zaken is de communicatie rondom de gewijzigde werkwijze. Doordat men geen melding meer hoeft in te dienen kan het in de praktijk voorkomen dat er gelijktijdig twee vergunningsvrije evenementen op dezelfde locatie gaan plaatsvinden. Dit is, ook vanuit de organisatoren, niet altijd wenselijk. Daarom zal in de communicatie rondom deze voorgestelde wijziging duidelijk worden aangegeven dat, in geval van gebruik van gemeentegrond, wel bij de gemeente nagevraagd moet worden of het gewenste terrein beschikbaar
is. Ook is voor dit artikel aansluiting gezocht bij de gemeente Hellendoorn, die vrijwel gelijktijdig dezelfde voorgestelde wijziging aan haar raad zal voorleggen.
Per 1 juli 2010 is de aanwezigheidsvergunning voor behendigheidsautomaten afgeschaft. De Wet op de kansspelen is hiervoor aangepast op grond van deze wijziging in de Wet op de kansspelen mogen behendigheidsautomaten vanaf 1 juli 2010 overal geplaatst worden en geldt ook niet meer een maximum aantal. Artikel 2:40 is aangepast i.v.m. deze wetswijziging.
Het gaat hierom een redactionele aanpassing. Het artikel is in overeenstemming gebracht met de delictsomschrijving in het Wetboek van Strafrecht.
De beperkte en verwarrende term “weggebruikers” is vervangen door het veel ruimere “gebruikers” (van de openbare plaats). Verder is het eerste lid redactioneel aangepast.
De wijziging van dit artikel is een uitwerking van uw collegebesluit t.a.v. beleidswijziging hondenoverlast. De wijziging houdt in dat we in artikel 2:58 een lid 2 en 3 als nieuwe – voorwaarde –opnemen. Het gaat hierbij om de eigenaar- of houder van de hond te verplichten, als deze zich met de hond in de openbare ruimte bevindt, een deugdelijk hulpmiddel (een opruimmiddel zoals een schepje of plastic zakje) bij zich te dragen en te gebruiken, voor het daarvoor bestemde doel. Dit hulpmiddel is bestemd voor het verwijderen van uitwerpselen (lid 2) en het is verplicht om het in het hulpmiddel op de eerste vordering van een toezichthoudend ambtenaar te laten zien (lid 3). Al geruime tijd ondervinden inwoners van de gemeente overlast doordat eigenaren of houders van een hond de uitwerpselen niet verwijderen uit de openbare ruimte. De gemeente ontvangt hier regelmatig klachten over. Binnen alle kernen wordt deze overlast ervaren. De openbare ruimte wordt hierdoor niet als schoon en hygiënisch ervaren. Ook de buitendienst van de gemeente constateert een grotere verontreiniging van de openbare ruimte (o.a. groenvoorzieningen), waardoor er voor hen sprake is van minder hygiënische werkomstandigheden. De bestaande regels in de APV over verontreiniging door honden en het daarin opgenomen verbod zijn op zich duidelijk, maar bieden voor de politie en het team Handhaving van de gemeente onvoldoende de mogelijkheid om handhavend op te treden. Door de bepaling op te nemen dat de eigenaar of houder van de hond verplicht wordt een hulpmiddel bij zich te dragen als hij zich met een hond in de openbare ruime bevindt, worden de mogelijkheden om handhavend op te treden verbeterd. De eigenaar of houder van een hond zal de toezichthouder moeten tonen dat hij een opruimmiddel bij zich draagt. Kan hij daar niet aan voldoen, begaat hij een overtreding en kan hij daarvoor geverbaliseerd worden. Kan de eigenaar of houder van een hond wel een opruimmiddel tonen, blijft voor hem de verplichting bestaan om daarvan ook gebruik te maken zodat de strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven. Dit geldt niet voor kinderspeelplaatsen, zandbakken en speelweides. Op deze plaatsen is het verboden dat een hond zich van uitwerpselen ontdoet in het kader van hygiëne ongeacht het feit dat de houder of eigenaar ervoor zorgt dat deze uitwerpselen worden verwijderd. Wij gaan er vanuit dat deze nieuwe regel bijdraagt aan een schonere openbare ruimte. Ondersteunende maatregelen, zoals het plaatsen van meer afvalbakken of het aanbieden van afvalzakjes, willen wij vooralsnog om financiële en beheersmatige motieven niet voorstellen.
In de definitiebepaling van artikel 1.1. van de APV is een deugdelijk opruimmiddel omschreven als een middel dat: ‘gezien de vorm en constructie als zodanig geschikt is voor het verwijderen van uitwerpselen’.
Het gaat hierom redactionele aanpassingen. Daarnaast is het verouderde en niet bijzonder diervriendelijke tatoeëren van honden ter identificatie geschrapt.
Vanwege een uitspraak van de Rechtbank ’s-Gravenhage van 4 januari 2012 is het noodzakelijk om een wijziging aan te brengen in de formuleringen van de betreffende artikelen. De wijziging komt korte samengevat hierop neer:
Er geldt op dit moment een meldingsplicht voor het schieten van carbid. Er wordt voorgesteld om de meldingsplicht uit de verordening te halen en te volstaan met het stellen van algemene voorwaarden. Dit zorgt voor een verdere deregulering en een administratieve lastenverlichting. In de verordening staan algemene voorwaarden waaraan men moet voldoen, deze worden in een vroegtijdig stadium voor oudejaarsdag in het Rijssens Nieuwsblad en de gemeentelijke website gepubliceerd.
De redenen voor het opnemen van dit artikel is voornamelijk preventief van aard wanneer er zich in de toekomst problemen voordoen. Wel zijn er de afgelopen jaren enkele terugkerende problemen geweest door overlast veroorzakende groepen personen. Bijvoorbeeld bij bepaalde
horecagelegenheden en in het winkelcentrum (vernielingen, baldadigheden, samenscholing e.d. door een groep jongeren). De politie heeft op dit moment nog geen mogelijkheid om notoire relschoppers uit de gebieden waar men last heeft van de overlastplegers, te weren. Wij stellen voor een artikel aan de APV toe te voegen, waardoor burgemeester en politie meer mogelijkheden krijgen om de openbare orde en veiligheid te handhaven. Indien er vrees bestaat dat een bepaald persoon in een bepaald gebied de orde of de zedelijkheid kan verstoren, kan op grond van dit artikel door of namens de burgemeester een verblijfsontzegging worden uitgereikt aan die persoon. Dit betekent dat die persoon zich op bepaalde tijden niet in dat gebied mag begeven. Het is niet doorslaggevend of de gepleegde feiten op straat plaatsvinden, maar er moet wel een relatie met de openbare orde zijn. Zo zullen bedreigingen in een winkel of in voor het publiek toegankelijke gebouwen wel degelijk relevant zijn voor de openbare orde en ten grondslag kunnen liggen aan een verblijfsontzegging. Ook winkelontzeggingen die regelmatig worden overtreden kunnen aanleiding zijn een persoon uit een groter gebied rondom die winkel te weren. De bevoegdheid tot het opleggen van verblijfsontzeggingen, is gebaseerd op artikel 172 lid 3 van de Gemeentewet.
In het tweede lid sub b zijn de BES-eilanden ingevoegd.
De formulering van het eerste lid is aangepast. Door een toevalligheid wekte de tekst de indruk dat er naar het reeds lang ingetrokken “Besluit toestellen en geluidsapparaten” werd verwezen.
Om uitvoering te geven aan het besluit van de commissie ABZM van 16 mei 2011 is deze aanpassing noodzakelijk. Daarnaast wordt er binnenkort ook een reclamebeleid ter vaststelling aan u aangeboden. Hierin wordt verdere uitwerking van uw besluit verwerkt.
Het is aan de politie en de buitengewoon opsporingsambtenaar om te beoordelen of het verkeer in gevaar wordt gebracht of dat er ernstige hinder ontstaat voor de omgeving. Een voorbeeld: als de constructie van een reclame-uiting, bijvoorbeeld de lichtmasten, kwalitatief zo slecht is, dat bij een beetje storm de reclame-uiting kapotgaat en wegwaait kan er hinder ontstaan voor de omgeving en de verkeersveiligheid in gevaar gebracht worden. Met deze bepaling wordt bedoeld dat als een reclame-uiting van een dusdanig slechte kwaliteit er een mogelijkheid moet zijn om in te grijpen.
Gaat om een tekstuele wijziging. De bouwvergunning is per 1 oktober 2010 opgegaan in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
In gemeentelijke kring wordt het meer en meer als noodzakelijk ervaren dat het parkeren van grote voertuigen - in het bijzonder vrachtwagens - op wegen in de stadscentra en in de woonwijken zoveel mogelijk wordt tegengegaan. Maatschappelijk gezien is er een tendens waarneembaar dat dit parkeren wordt ervaren als misbruik van de weg. De gevaren en inconveniënten die deze parkeergedragingen kunnen opleveren, zijn velerlei: onvoldoende opvallen bij schemer en duisternis van geparkeerde vrachtwagens, onvoldoende zichtbaarheid van tussen of achter deze voertuigen spelende kinderen, buitensporige inbeslagneming van de schaarse parkeerruimte, belemmering van het uitzicht vanuit de woning, afbreuk aan het uiterlijk aanzien der gemeente enz. “normaal” verkeer kan worden beschouwd.
Met hetgeen in het eerste lid onder a, genoemd staat is het mogelijk om grote voertuigen zoals vrachtwagens, verhuiswagens etc. te weren uit de bebouwde kom. Omdat bepaalde delen van de bedrijventerreinen (zie bijlage 2) onderdeel uitmaken van de bebouwde kom zijn deze uitgezonderd van het verbod omdat het niet in de rede ligt om te verbieden dat er vrachtwagens op de bedrijventerreinen geparkeerd worden.
Daarnaast is het college op basis van het eerste lid, onder b en c, bevoegd om plekken aan te wijzen waar het verbod ook geldt wanneer het naar het oordeel van het college schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente of waar het parkeren naar haar oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.
De werking van het in het eerste gestelde verbod is ingevolge het tweede lid beperkt tot de avond en de nacht, alsmede het weekeinde en de doordeweekse feestdagen. Het lijkt in het algemeen niet redelijk om het parkeren van grote voertuigen op de weg ook gedurende de werkdag te verbieden. Dit zou de belangen van met name handel en industrie te zeer schaden.
Overigens blijft ook tijdens de perioden waarin het verbod bedoeld in het eerste lid niet van toepassing is, het zodanig parkeren van vrachtwagens dat aan bewoners of gebruikers van gebouwen hinder of overlast wordt aangedaan, verboden krachtens het hierop volgende artikel 5:9 (Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen).
Lid drie is toegevoegd om het mogelijk te maken dat ook campers, caravans en kampeerwagens die door hun afmetingen onder het verbod van het eerste lid zouden vallen, toch voor maximaal zeven dagen op de weg geparkeerd mogen blijven staan.
Daarnaast heeft het college de bevoegdheid om van het in het eerste lid omschreven verbod een ontheffing te verlenen.
Aldus kan worden voorkomen dat de werking van dit verbod zou leiden tot een onevenredige aantasting van bedrijfsbelangen.
Verzoeken om ontheffing zullen van geval tot geval moeten worden bekeken.
Door het wijzigingen van dit artikel, valt een verkoopactie niet onder een inzameling van geld of goederen. Een verkoopactie is een huis- aan- huis acties van verenigingen, stichtingen e.d. waarbij er producten verkocht worden waarvan de opbrengsten ten gunste komen aan de eigen verenigingskas en of een ideëel doel. Hierbij moet gedacht worden aan het verkopen van paaseitjes van de plaatselijke voetbalvereniging of een potgrond actie van de plaatselijke kerk of van een stichting die oliebollen verkoopt.
In de praktijk is gebleken dat er al gewerkt wordt conform het voorgestelde en dat dit niet voor problemen of overlast voor de burger zorgt waardoor er gevaar voor de openbare orde is. Daarnaast betekent dit een verdere deregulering en een administratieve lastenverlichting.
Er geldt nog wel een vergunningplicht voor het inzamelen van gelden en goederen. Dit om in het kader van openbare orde enigszins zicht te houden of er bij dergelijke instanties sprake is van een malafide inzameling.
In overleg met de brandweer zijn de preventieve maatregelen eruit gehaald. Brandweer Twente is hiervoor bezig met het opstellen van algemene voorschriften.