Organisatie | Emmen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening cliëntenparticipatie Wet maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet 2016 gemeente Emmen |
Citeertitel | Verordening cliëntenparticipatie Wet maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet 2016 gemeente Emmen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2016 | 01-01-2016 | Toevoegen van de adviserende rol Wmo-raad, omtrent onderwerpen die de Jeugdwet betreffen. | 31-03-2016 Geen. | RA16.0013 |
De raad van de gemeente Emmen;
gelet op de verplichting in artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo), artikel 2.10 Jeugdwet en artikel 150 Gemeentewet, dat het college alvorens een voordracht tot vaststelling van het plan door de raad te doen advies vraagt over het ontwerpplan aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp;
gelezen het aangenomen amendement aangaande artikel 3 van de voorgestelde verordening;
de Verordening cliëntenparticipatie Wet maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet 2016 vast te stellen.
Artikel 2 Taak en doelstelling
De doelstelling van de Wmo-raad is bij te dragen aan de totstandkoming van de verordening Wmo en Jeugdhulp, gericht op het realiseren van volwaardig burgerschap en op het bieden van gelijke mogelijkheden aan alle inwoners van de gemeente Emmen, alsmede het bieden van jeugdhulp en ondersteuning aan minderjarigen:
Artikel 8 Huishoudelijk reglement
Met inachtneming van deze verordening kan de Wmo-raad bij huishoudelijk reglement nadere regels stellen ten aanzien van de eigen werkwijze.
Deze verordening treedt met terugwerkende kracht per 1 januari 2016 in werking.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 31 maart 2016.
De gemeenteraad dient één of meer plannen vast te stellen, die richting geven aan te nemen beslissingen betreffende maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp.
Artikel 2.1.3 van de Wmo 2015 schrijft voor dat het college de ingezetenen van de gemeente en in de gemeente belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning en betrekt, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde verordeningen.
Artikel 2.5.1 van de Wmo 2015 schrijft voor dat gemeenten, voordat een voordracht tot vaststelling (van het plan) aan de gemeenteraad wordt gedaan, advies wordt gevraagd aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning.
In de Jeugdwet is niet specifiek benoemd dat er een adviesorgaan voor jeugdhulp moet worden aangewezen. Wel wordt in artikel 2.10 Jeugdwet de artikelen 2.1.3 lid 3 2015 Wmo en 2.5.1 Wmo 2015 van overeenkomstige toepassing verklaard op de Jeugdwet. Het is om die reden logisch ook vertegenwoordigers vanuit het jeugdhulpdomein in de Wmo-raad op te nemen.
In deze verordening wordt geregeld op welke wijze dit advies wordt ingewonnen.
Dit artikel bevat enkele begripsomschrijvingen.
In dit artikel is de taak van de Wmo-raad vastgelegd. De raad brengt advies uit over de beleidsvoorbereiding en -uitvoering van de Wmo en de Jeugdwet.
De Wmo-raad heeft verschillende vormen van overleg. Met dit artikel is een minimumfrequentie bepaald van de diverse overleggen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen overleggen in het kader van de Wmo en Jeugd. De portefeuillehouder Wmo voert overleg met de Wmo-raad en de portefeuillehouder Jeugd met het deel van de Wmo-raad dat jeugd als aandachtsgebied heeft. Ambtelijk wordt ook overleg gevoerd met de Wmo-raad en met het deel van de Wmo-raad dat jeugd als aandachtsgebied heeft. Voor beide overleggen geldt een minimum van tweemaal (jeugdhulp bestuurlijk) of viermaal (Wmo bestuurlijk) en viermaal (ambtelijk) per jaar.
Duidelijk is dat het advies op een zodanig tijdstip wordt gevraagd, dat het nog van wezenlijke invloed kan zijn op de gemeentelijke besluitvorming. Ook moet de Wmo-raad een redelijke termijn hebben om het advies uit te kunnen brengen. De termijn mag echter niet dusdanig lang zijn dat het besluitvormingsproces onnodig wordt vertraagd. Een termijn van maximaal vier weken naverzending van de adviesaanvraagis hiervoor een redelijke termijn.
Om goed geïnformeerd te zijn, kan de Wmo-raad zich door derden laten adviseren. Op verzoek van de Wmo-raad zullen ambtenaren een nadere uitleg geven over de onderliggende stukken, hetgeen niet tot vertraging van het uitbrengen van het advies mag leiden.
Aan de hand van de beleidscyclus worden afspraken gemaakt met de Wmo-raad, over de onderwerpen waarover de Wmo-raad om advies wordt gevraagd.
Het advies van de Wmo-raad maakt als bijlage altijd deel uit van het college- en/of raadsvoorstel. Het college en de raad kunnen op deze wijze kennisnemen van het advies.
Om het adviesrecht goed uit te kunnen voeren, is het noodzakelijk dat de Wmo-raad over voldoende informatie beschikt. Het is een taak van het college, dat deze informatievoorziening adequaat is. Welke informatie verstrekt moet worden, is op voorhand niet te zeggen. Het abonnement op de raadsstukken wordt aan alle leden van de Wmo-raad ter beschikking gesteld zodat zij kennis kunnen nemen van alle raadsvoorstellen.
Ten aanzien van de samenstelling van de Wmo-raad, kan worden vermeld dat artikel 12 Wmo zich nadrukkelijk richt op de vragers van maatschappelijke ondersteuning en niet op aanbieders.
Het woord vragers dient ruim te worden opgevat. Het gaat niet alleen om mensen die een individuele voorziening vragen, maar evenzeer om potentiële vragers. Te denken valt daarbij aan organisaties van ouders, gehandicapten, dak- en thuislozen, jongeren en mantelzorgers etc. Het is echter niet zo dat iedere organisatie als ‘organisatie van vragers’ kan worden aangemerkt.
De Wmo bestrijkt een breed terrein van onderwerpen. Daarom dient de Wmo-raad ernaar te streven een representatieve afspiegeling zijn van deze groepen. Dit betekent dat bij de samenstelling van de Wmo-raad ook gekeken dient te worden naar de getalsmatige verhouding van doelgroepen.
Om eventuele belangenverstrengeling te voorkomen is een aantal functies uitgesloten van lidmaatschap van de Wmo-raad. Juist om onafhankelijkheid te waarborgen van de verschillende adviesorganen en de unieke rol van de voorzitter, is een aantal functies uitgesloten van voorzitterschap van de Wmo-raad. De functie van voorzitter is niet verenigbaar met het lidmaatschap van een ander adviesorgaan dat het college of de raad adviseert, zoals het Uitkeringsgerechtigdenberaad Emmen, de Seniorenraad, de Jongerenraad en dergelijke.
De Wmo-raad wijst uit zijn midden een dagelijks bestuur aan, dat in ieder geval verantwoordelijk is voor de agenda’s van de verschillende overleggen.
Om de werkzaamheden goed te kunnen verrichten, dient de Wmo-raad over eigen middelen te beschikken. Deze kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden voor het bezoeken van studiedagen en dergelijke. De middelen worden door het college verstrekt in de vorm van een subsidie. De Wmo-raad dient hiervoor jaarlijks een begroting in en legt verantwoording af door middel van een financieel jaarverslag.
Voorgesteld wordt om de verordening per 1 januari 2016 in werking te laten te treden. Het jaar 2015 is een overgangsjaar geweest en het overgangsjaar is vervallen per 31-12-2015. De datum van 1-1-2016 sluit aan bij de ingangsdatum van de Jeugdwet. In de praktijk wordt per genoemde datum gewerkt met advisering door de WMO raad