Organisatie | Buren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2016 |
Citeertitel | Subsidieverordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | onderwijs |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2016 | Nieuw | 24-05-2016 Gemeenteblad van 31-05-2016, nr. 69247 | RV/16/00665 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening en de daarop berustende bepalingen verstaat het volgende onder:
algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders op het programma Inwonerszaken van de Programmabegroting, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).
Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, kan in de nadere regeling ook staan:
Artikel 9 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden
Artikel 11 Algemene verplichtingen van subsidieontvangers
Als aannemelijk is dat de subsidieontvanger een of meer van de activiteiten waarvoor de gemeente de subsidie verleent niet of niet geheel zal verrichten of dat hij niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal voldoen, meldt de subsidieontvanger dat direct aan burgemeester en wethouders.
Artikel 12 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Bij subsidies vanaf € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de gemeente de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De gemeente vraagt de verantwoording niet vaker dan één keer per jaar.
Bij subsidieregeling kunnen burgemeester en wethouders verplichtingen die niet bijdragen aan het verwezenlijken van het doel van de subsidie aan de subsidie verbinden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.
Bij subsidieregeling, verleningsbeschikking of een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie leidde tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet. Daarbij geeft de gemeente aan hoe ze de hoogte van de vergoeding bepaalt.
Indien de subsidieontvanger de in het vorige lid bedoelde verplichting niet nakomt, kan het in de verleningsbeschikking genoemde subsidiebedrag bij de subsidievaststelling worden verminderd. De vermindering is gelijk aan het bedrag van de overschrijding van de geldende inkomensgrens in het kalenderjaar waarop de verleningsbeschikking betrekking heeft.
Artikel 18 Subsidievaststelling
Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 16, eerste lid en 17, tweede lid, aanhef en onder a, b of c, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.
Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.
Toelichting Subsidieverordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2016
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit artikel staan een aantal definities. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen. Deze definities staan dus niet nogmaals in de verschillende subsidieregelingen. Ook wijkt de gemeente hier niet van af.
Onder het begrip ‘Europees steunkader’ vallen in ieder geval zowel de in dit artikel benoemde algemene groepsvrijstellingsverordeningen als de in dit artikel benoemde de-minimisverordeningen.
Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Subsidieverordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2016 (hierna: SVMO) van toepassing is. Dit betreft in beginsel alle subsidies in het genoemde programma, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies waar overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is. Het programma komt terug in de Programmabegroting van de gemeente Buren.
Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag aanwezig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de SVMO in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de SVMO (deels) van toepassing te verklaren als dat nodig is.
Met dit artikel krijgt het college de bevoegdheid om in nadere regels, hier en verder subsidieregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, moet dit ook in de subsidieregeling te gebeuren.
Andere artikelen van SVMO geven bevoegdheden aan het college die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling:
Als het college geen gebruik maakt van deze bevoegdheid is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verlenen. De hoofdregel van de Awb is namelijk dat het geven van subsidie gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een subsidieregeling, waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld. Op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Awb, bestaan hierop maar vier uitzonderingen:
Artikel 4. Europees steunkader
Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn om af te wijken van de SVMO, of om deze aan te vullen. Het eerste lid zorgt ervoor dat het college dit mag doen.
Het tweede en derde lid zijn een gevolg van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader ook moet worden genoemd.
Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (lid 5).
Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
De raad stelt de subsidieplafonds vast (lid 1). Vervolgens bepaalt het college bij subsidieregeling de wijze van verdelen (tweede lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds door de raad wordt er, indien van toepassing, gewezen om de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (derde en vierde lid).
Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (vijfde lid).
In het eerste lid staat dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk moet gebeuren via het daarvoor door burgemeester en wethouders vastgestelde formulier. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, als de digitale weg open is gesteld. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden, voor die gevallen dat dit niet blijkt uit een aanvraagformulier. Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (tweede lid, onderdeel d, onder 1). Het gaat naast subsidie bijvoorbeeld om garanties, leningen, korting op de grondprijs, etc. Ten tweede, om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming een de-minimisverklaring gevraagd worden (tweede lid, onderdeel d, onder 2). Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring moet het college controleren of verlenen van de subsidie klopt met de de-minimisverordening.
De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. De gemeente maakt verschil tussen subsidies die de gemeente per kalenderjaar geeft en andersoortige subsidies.
Hier staan de termijnen gegeven waarbinnen het college moet beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij maakte de gemeente onderscheid tussen subsidies per kalenderjaar, en andere.
De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt uitgesteld totdat de Europese Commissie een eindbeslissing neemt (vierde lid). Dit om te voorkomen dat de gemeente subsidie geeft, die niet klopt met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en die de gemeente vervolgens terug moet vorderen.
Artikel 9. Weigerings- en intrekkingsgronden
Het eerste lid vult de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, aan met verplichte gronden.
Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor het college kan volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond in het eerste lid, onder a).
Wat betreft de verplichte weigeringsgrond opgenomen onder b merkt de gemeente het volgende op. Bepaalde Europese steunkaders verbieden – als er een bevel tot terugvordering uitstaat – alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening; niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in het eerste lid, onder b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter komt het in de SVMO echter neer op een verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering uitstaat).
In het tweede lid staat een absolute weigeringsgrond voor die gevallen dat overgaan tot subsidieverstrekking strijdigheid op zou leveren met een Europees steunkader omdat de gemeente dan subsidie zou verstrekken aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert zoals het toepasselijke steunkader dit beschrijft of omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het toepasselijke steunkader. Een onderneming wordt naar oordeel van de Europese Commissie beschouwd als een onderneming in moeilijkheden wanneer zij, zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd is te verdwijnen. Meer informatie over dit begrip is te vinden in paragraaf 2.2 van de Richtsnoeren [van de Europese Commissie] voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C 249/01). Dat er moet sprake zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders – zonder de steun – niet had uitgevoerd. Ook houdt het in beginsel in dat de gemeente geen steun mag geven voordat de activiteit start.
In het derde lid staan nog een paar mogelijke weigeringsgronden. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.
Onderdelen a, f en g spreken voor zichzelf. Onderdeel c geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.
Onder b staat dat gesubsidieerde activiteiten moeten bijdragen aan het behalen van door de gemeente beoogde maatschappelijke effecten. Deze beoogde maatschappelijke effecten neemt de gemeente op in de Programmabegroting.
Onderdeel d gaat in op het hanteren van de norm uit de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) voor topinkomens. Dit heeft betrekking op alle subsidieaanvragers, niet alleen op instellingen die al onder de WNT vallen.
Onderdeel e gaat over het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij alleen om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de Wet Bibob geen subsidie wil verlenen. Naast subsidie weigeren, kan het college in dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken (vierde lid).
Onder h staat een weigeringsgrond waarmee het college een aanvraag kan weigeren als de gemeente geen subsidie mag geven, tenzij deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) de Europese Commissie deze goedkeurde. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet mag vanwege de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Als het college besluit over te gaan tot melding, dan stelt het college verband met de standstill-verplichting de beslistermijn uit totdat de Europese Commissie een eindbeslissing neemt (zie artikel 8, derde lid). Als de Europese Commissie besluit de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed te keuren, dan zal het college de aanvraag alsnog weigeren (zie het eerste lid, onder a). Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan het college uiteraard ook op een andere grond weigeren.
Onderdeel i ten slotte geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.
Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het vijfde lid geeft het college de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.
Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger
Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt.
Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).
Wat betreft het tweede en derde lid wordt het creëren van deze mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden geboden door de artikelen 4:38 (voor zover het betreft verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) en 4:39 (voor zover het betreft verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie). In beginsel dient de verordening hiervoor een uitdrukkelijke grondslag te bieden, of – in het geval van verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie – de verleningsbeschikking of een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a.
Het tweede lid ziet op de verplichtingen die verband houden met de verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eisen inzake de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren.
Het derde lid maakt het mogelijk om verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit. Het betreft echter geen vrijbrief, deze verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen. Als het college van deze aanvullende mogelijkheid gebruik maakt moet dat duidelijk gemotiveerd worden.
In artikel 4:41 van de Awb is bepaald dat in bepaalde gevallen de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:
Deze vergoedingsplicht echter geldt alleen als hierin is voorzien in de verordening, subsidieregeling of de beschikking. Daarbij moet zijn bepaald hoe de hoogte van de vergoeding wordt berekend (dit hoeft geen volledige compensatie te betreffen). Met het vierde lid krijgt het college de bevoegdheid om hier uitvoering en invulling aan te geven.
Als burgemeester en wethouders informatie verzoeken over het hanteren van de WNT-norm bij een subsidieontvanger, moet de subsidieontvanger deze gegevens aan burgemeester en wethouders zenden (lid 1). Doen ze dit niet, dan kunnen burgmeester en wethouders bij de subsidievaststelling de subsidie met maximaal 25 procent verminderen (lid 2). In lid 3 bepalen we dat een subsidieontvanger zich moet houden aan de WNT-norm. Als een subsidieontvanger dit niet doet, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie lager vaststellen.
Artikel 15. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000
Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000 is dat de gemeente deze op basis van vertrouwen verleent. De gemeente vraagt niet meer standaard om verantwoording. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger als hij de voorwaarden niet nakomt (zie artikel 11). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.
Artikel 16. Eindverantwoording subsidies vanaf € 5.000 tot en met € 50.000
In dit artikel staat op welke wijze subsidieontvangers subsidie vanaf € 5.000 tot en met € 50.000 aan het college moeten verantwoorden; de ontvanger moet een aanvraag tot vaststelling indienen (eerste lid). Deze bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht (tweede lid). Volgens artikel 10 maakt de gemeente de manier waarop de ontvanger de subsidie verantwoord al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend.
Voor het inhoudelijk verslag kan de gemeente vooraf bij het verlenen van de subsidie al aangeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. De ontvanger daarbij verschillende instrumenten gebruiken, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enzovoort. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het verslag moet in ieder geval duidelijk maken dat de aanvrager de subsidie gebruikte voor het doel waarvoor de gemeente de subsidie verstrekte.
Artikel 17. Eindverantwoording subsidies vanaf € 50.000
Bij subsidies vanaf € 50.000 gaat de verordening uit van de traditionele manier om subsidies af te rekenen; op basis van gerealiseerde kosten en baten. Het vaststellen van de subsidie vindt plaats op basis van de uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Hierbij vraagt de gemeente ook een accountantsverklaring.
Artikel 18. Subsidievaststelling
In het eerste lid staat – passend bij artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de gemeente de beschikking moet geven. Het merendeel van de aanvragen zal de gemeente binnen deze beslistermijn af kunnen handelen. Meer ingewikkelde aanvragen vragen soms meer tijd. Het uitstellen van de beslistermijn geeft dan uitkomst. De aanvrager mag bezwaar maken tegen het uitstellen van een besluit.
In de hardheidsclausule staat op welke onderdelen van de subsidieverordening deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, moet altijd binnen de doelstellingen van de subsidie passen.