Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Voorschoten

Richtlijn bijzondere bijstand en minimabeleid 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVoorschoten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRichtlijn bijzondere bijstand en minimabeleid 2010
CiteertitelRichtlijn bijzondere bijstand en minimabeleid 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpbijzondere bijstand en minimabeleid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

vervangt richtlijn bijstand en minimabeleid 2008

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-05-201201-01-2014nieuwe regeling

17-12-2009

Groot Voorschoten, 10-05-2012

904452
20-05-201114-05-2012nieuwe regeling

17-12-2009

Onbekend.

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Richtlijn bijzondere bijstand en minimabeleid 2010

 

 

1. Inleiding

Inwoners van Voorschoten, levend op of net boven het sociaal minimum kunnen naast het algemene inkomen (werk, WWB, WAO, pensioen, etc.) aanspraak maken op een aantal aanvullende regelingen.

In de eerste plaats zijn een drietal regelingen opgenomen in de Wet werk en bijstand, te weten de Bijzondere bijstand (art. 35), de categoriale bijzondere bijstand 65+’ers (art. 35, lid 3) en de Langdurigheidstoeslag (art. 36). Deze mogelijkheden worden nader uitgewerkt in de hoofdstukken 1, 2 en 3.

Daarnaast kent de gemeente Voorschoten een eigen Minimabeleid. Hierin zijn een aantal regelingen opgenomen specifiek voor de minima in de gemeente Voorschoten, te weten de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering, de gemeentelijke regeling maatschappelijke participatie, de schuldhulpverlening, de kwijtschelding gemeentelijke belastingen en heffingen en de categoriale bijstand chronisch zieken.

Deze regelingen worden nader uitgewerkt in hoofdstuk 4.

Niet alle minima zijn (goed) op de hoogte van de mogelijkheden van het minimabeleid en de mogelijkheden voor bijzondere bijstand in Voorschoten. Er zijn verschillende initiatieven in gang gezet om deze onbekendheid tegen te gaan.

Door bij een intake of aanvraag voor een voorziening door te vragen naar de omstandigheden van de aanvrager, kan bekeken worden of de aanvrager voor Bijzondere bijstand, Langdurigheidstoeslag, categoriale bijstand of bijvoorbeeld de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering in aanmerking komt.

Deze service en klantgerichte houding zal op den duur tijd besparen (minder vaak alles toetsen, maar in één keer alle aanvragen beoordelen) en het niet gebruik zal drastisch teruggedrongen worden.

 

Aan dit stuk ligt ten grondslag:

Richtlijnen bijzondere bijstand en minimabeleid 2008

Besluit van de gemeenteraadsvergadering d.d. 5 november 2009 met betrekking tot veranderingen in het minimabeleid.

 

1.1 Toekomstige ontwikkelingen

Door de regering is een wetsontwerp ingediend dat heeft geleid tot een flinke wijziging van art. 35 en 36 WWB, de artikelen welke betrekking hebben op de Bijzondere bijstand en de Langdurigheidstoeslag.

De Langdurigheidstoeslag (art. 36) wordt een Bijzondere bijstand, waarbij de gemeente in een verordening dient vast te leggen wat wordt verstaan onder ‘langdurig een laag inkomen hebben’ en ‘gebrek aan arbeidsmarktperspectief’. De gemeente mag ook bepalen hoe hoog de toeslag zal zijn. De financiering van de Langdurigheidstoeslag gaat via het gemeentefonds.

In de Wet werk en bijstand (WWB) zal het onderdeel Bijzondere bijstand (art. 35) aanzienlijk worden uitgebreid, met name de categoriale bijzondere bijstand. Naast de categoriale bijzondere bijstand voor 65+’ers, worden ook de categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten, de categoriale bijzondere bijstand voor personen met een ten laste komend kind en de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering in de wet ondergebracht.

De categoriale bijzondere bijstand voor personen met een ten laste komend kind heeft betrekking op de kosten van maatschappelijke participatie van dat kind. Het bijzondere is dat deze bijzondere bijstand in principe in natura moet worden verstrekt, tenzij dit, naar het oordeel van het college, leidt tot een ondoelmatige uitvoering.

Deze wetswijziging is met ingang van 1 januari 2009 van kracht geworden. De wetswijziging heeft mede tot gevolg dat een aantal van navolgende beleidsregels in deze richtlijnen zijn aangepast, dan wel moeten worden verplaatst van gemeentelijk Minimabeleid naar de Bijzondere bijstand.

2 Bijzondere bijstand

Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat in het individuele geval het inkomen van belanghebbende niet volledig toereikend is ter voorziening in bepaalde noodzakelijke kosten. Voor zover de belanghebbende voor dergelijke kosten geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening en deze uitgaven naar het oordeel van het college evenmin uit de eigen middelen kunnen worden voldaan, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verstrekt. Om recht te hebben op Bijzondere bijstand is niet vereist, dat belanghebbende ook recht heeft op algemene bijstand.

Niet de aard van de kosten is bepalend voor de vraag of de kosten bijzonder zijn, maar de individuele bijzondere omstandigheden.

De Bijzondere bijstand wordt geregeld in art. 35 WWB. Daarnaast heeft de gemeente zelf regels vastgesteld die van belang zijn voor de verlening van Bijzondere bijstand. Deze regels zijn in dit hoofdstuk opgenomen.

NB.Het is niet mogelijk om een Bijzondere bijstand te verlenen aan vreemdelingen die niet voldoen aan het gestelde in art. 11, lid 2 en 3 WWB.

 

2.1 Aanvraag

De aanvraag wordt gedaan via het hiervoor bestemde formulier, via internet of snel afgehandeld met behulp van geautomatiseerde processen.

Indien de aanvrager bekend is, mogen reeds bekende gegevens niet opgevraagd worden.

 

2.1.1 Datum aanvraag

Een aanvraag Bijzondere bijstand moet in beginsel worden ingediend voordat de kosten zijn gemaakt. Maar met het verbod op bijstandsverlening met terugwerkende kracht willen we ten aanzien van de Bijzondere bijstand zonodig flexibel omgaan. In de aard van de bijzondere omstandigheden kan immers besloten liggen dat een aanvraag indienen voordat de kosten opkomen niet mogelijk is. Vasthouden aan het verbod op bijstandsverlening met terugwerkende kracht zou in die gevallen betekenen dat de functie van de Bijzondere bijstand danig wordt uitgehold.

 

Om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstandverlening met terugwerkende kracht moet de noodzakelijkheid van de kosten nog kunnen worden vastgesteld en de kosten mogen niet meer dan twee maanden voorafgaand aan de aanvraag zijn gemaakt.

 

2.2 Beoordeling Bijzondere bijstand

Het college zal bij de beoordeling van een aanvraag om Bijzondere bijstand zich steeds de volgende vier vragen stellen:

 

2.2.1 Betreft het (aantoonbare) noodzakelijke kosten van het bestaan?

Uitgaande van het maatwerkprincipe, verleent het college slechts Bijzondere bijstand aan personen bij wie is vastgesteld dat de betreffende kosten in de individuele situatie ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn en daadwerkelijk gemaakt worden/zijn. Er dient dus altijd een toetsing aan de omstandigheden van het individuele geval plaats te vinden.

Op grond van het gestelde in art. 14 WWB worden de navolgende kosten niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend:

  • 1.

    het voldoen aan alimentatieverplichtingen;

  • 2.

    betaling van een boete;

  • 3.

    geleden of toegebrachte schade;

  • 4.

    kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde als bedoeld in de Wet op de bijzondere medische verrichtingen;

  • 5.

    vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering;

  • 6.

    kosten van medische handelingen en verrichtingen in het buitenland.

 

2.2.2 Betreft het kosten waarin de algemene bijstand voorziet?

In de kosten kan worden voorzien door:

  • 1.

    Voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 lid 1 WWB (lening via reguliere of stadsbank, andere regeling, bijv. WMO, zorgverzekeringen, teruggave belasting);

  • 2.

    Bijstandsnorm én de langdurigheidtoeslag;

  • 3.

    Vermogen en inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.

Een voorziening is voorliggend indien er daadwerkelijke een beroep op gedaan kan worden. Er kan geen Bijzondere bijstand worden verleend voor kosten die uitdrukkelijk buiten de werkingssfeer van voorliggende voorziening zijn gehouden.

 

2.2.3 Is er sprake van bijzondere omstandigheden?

Het is van belang of zich in de individuele situatie bijzondere omstandigheden voordoen die de kosten noodzakelijk maken. Zo ja, dan bestaat er mogelijk recht op Bijzondere bijstand.

 

2.2.4 Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht? (middelentoets)

Is er op basis van inkomen en vermogen recht op Bijzondere bijstand. Zie hiervoor paragraaf 1.4. Vormen Bijzondere bijstand

Bijstandverlening kan in verschillende vormen plaatsvinden.

Om niet (Schulinck § 9.2). Dit is een bijstandsverlening als gift (au fond perdu). Tenzij het anders wordt aangegeven, is deze vorm van toepassing.

 

2.3.2 Lening en borgtocht (Schulinck § 9.3)

In onderstaande situaties kan de Bijzondere bijstand worden verleend als lening of als borgtocht borgtocht (dit is een garantstelling, zodat de aanvrager een lening bij een bank kan afsluiten):

  • 1.

    Wanneer bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen (artikel 51 WWB);

  • 2.

    Wanneer bijstand wordt verstrekt in een situatie waarin redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode (zelf) in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien (artikel 48 lid 2 onderdeel a WWB);

  • 3.

    Wanneer de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan (artikel 48 lid 2 onderdeel b WWB);

  • 4.

    Wanneer de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft (artikel 48 lid 2 onderdeel c WWB);

  • 5.

    Wanneer het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft (artikel 48 lid 2 onderdeel d WWB).

 

2.3.2.1 Aanpassing aflossing leenbijstand

In beginsel wordt een vastgesteld aflossingsbedrag niet meer gewijzigd. Bij normwijzigingen i.v.m. wijziging van gezinssamenstelling (bijv. van echtpaar naar alleenstaande ouder) wordt de aflossing aangepast.

 

2.3.2.2 Rente over leenbijstand

Indien de bijstand als geldlening wordt verstrekt wordt geen rente in rekening gebracht. Indien de belanghebbende zijn aflossingsafspraken niet nakomt, wordt het restant van de terug te betalen geldlening direct teruggevorderd en wordt daarover de wettelijke rente in rekening gebracht.

 

2.3.2.3 Looptijd lening maximaal drie jaar

Na drie jaar aflossen kan de ontvanger van de Bijzondere bijstand als lening een kwijtschelding aanvragen. Indien de aanvrager nog steeds op het minimumniveau leeft en het niet gaat om een fraudeterugvordering kan de lening worden kwijtgescholden.Looptijd borgstelling

NB.De aanvrager maakt met de kredietverstrekker afspraken over de looptijd van de lening.

In principe hanteert de Stadsbank ook een maximale looptijd van drie jaar. De gemeente staat bij borgstelling borg voor wat de aanvrager kan aflossen.

 

2.3.3 Natura (Schulinck § 9.4)

Bijstand in natura is een vorm waarbij de uitkering geheel of gedeeltelijk niet in de vorm van geld, maar rechtstreeks in de vorm van goederen en/of diensten wordt verstrekt. De gemeente kan bijvoorbeeld fungeren als inkoper van goederen en diensten en die leveren aan belanghebbende.

Deze vorm van Bijzondere bijstand zal slechts in zeer uitzonderlijke situaties worden toegepast.

 

2.4 Berekenen hoogte Bijzondere bijstand

2.4.1 Bepaal de hoogte van de in aanmerking komende kosten.

Bij de hoogte voor de Bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de werkelijke kosten (richtlijn NIBUD of werkelijke kosten) MIN de kosten die eventueel te voorzien zijn of waarvoor men behoort te sparen.

Alleen meerkosten komen voor Bijzondere bijstand in aanmerking. Kosten die normaliter voor rekening van belanghebbende komen worden afgetrokken van de te verstrekken bijstand. Bij bijv. bijstand voor aangepast schoeisel worden de normale kosten van schoenen in mindering gebracht.

 

2.4.2 Bepaal de draagkrachtperiode

De periode waarover de draagkracht geldt, de draagkrachtperiode, is een jaar inclusief de maand van aanvraag. Het begint op de 1e van de maand waarin de eerste kosten, die meegenomen worden in de aanvraag, zijn gemaakt.

 

2.4.3 Bepaal het in aanmerking te nemen inkomen (Schulinck 4.3)

Voor de draagkrachtbepaling wordt uitgegaan van het gehele in aanmerking te nemen inkomen in de in stap 2 bepaalde draagkrachtperiode. De inkomsten uit arbeid van ten laste komende kinderen (artikel 31 lid 2 onder h WWB) kunnen worden vrijgelaten. Daar dit veelal beperkte inkomsten uit bijbaantjes zijn, worden deze inkomsten ook bij de uitvoering van de Bijzondere bijstand buiten beschouwing gelaten.

Indien het gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, bestaat er geen recht op een Bijzondere bijstand.

 

2.4.4 Bepaal het in aanmerking te nemen vermogen (Schulinck 4.4)

De vaststelling van het vermogen in het kader van de Bijzondere bijstand geschiedt op dezelfde wijze als bij de algemene bijstand.

Ter vereenvoudiging van de uitvoering en vermindering van de uitvoeringskosten (geen dubbele berekeningen) wordt de vermogensvaststelling voor de Bijzondere bijstand gelijkgeschakeld met die voor de algemene bijstand.

Dit houdt in dat van het in aanmerking te nemen vermogen de middelen bedoeld in artikel 34 lid 2 WWB niet tot het draagkrachtvermogen van belanghebbende worden gerekend. De middelen als bedoeld in genoemd artikel worden dus ook voor de Bijzondere bijstand vrijgelaten.

Waardebepaling auto

Om het vermogen vast te kunnen stellen is een duidelijk uitgangspunt nodig rondom de waardebepaling van een auto. Gebruikelijk is om op basis van de vroegere richtlijnen bij de huursubsidie geen waarde toe te kennen aan auto’s ouder dan 7 jaar. Een uitzondering daarop zijn auto’s met een verzamelaarswaarde (oldtimers). Auto’s jonger dan 7 jaar worden gewaardeerd op basis van de autokoerslijst van de ANWB-website.

 

2.4.5 Is er recht op Bijzondere bijstand?

Bepaal het recht op basis van het inkomen.

Bepaal het vermogen.

Bereken de draagkracht.

% inkomen van de van toepassing zijnde norm

 

Recht op Bijzondere bijstand?

 

Uitvoering

Inkomen tot 110%

Ja, indien het vermogen van de aanvrager niet hoger is dan de bedragen genoemd in artikel 34 WWB.

 

 

Inkomen 110% tot 130%

Ja, indien het vermogen van de aanvrager niet hoger is dan de bedragen genoemd in artikel 34 WWB en er is sprake van een eigen bijdrage.

Totale draagkracht is 75% van het inkomen boven de 110%.

De totale draagkracht wordt afgetrokken van de in aanmerking komende kosten.

Inkomen boven 130%

Nee

 

 

Ten aanzien van het draagkrachtpercentage wordt een uitzondering gemaakt voor kosten van het bestaan met een algemeen karakter.

Daarbij kan gedacht worden aan:

  • 1.

    vaste lasten bij tijdelijke opname in een inrichting;

  • 2.

    woonkosten;

  • 3.

    toeslag levensonderhoud voor personen van 18 tot 21 jaar;

  • 4.

    toeslag personen van 18 tot 21 jaar in een inrichting.

Bij deze kosten wordt rekening gehouden met 100% van de draagkracht van het inkomen boven de van toepassing zijnde norm.

Ingeval van bijstandverlening voor duurzame gebruiksgoederen zijn de draagkrachtcriteria ook niet van toepassing. In dat geval wordt voornamelijk gelet op reserverings- en aflossingsruimte.

Bij de vaststelling van de draagkracht wordt rekening gehouden met de eventuele buitengewone lasten. Deze lasten worden in mindering gebracht op de berekende draagkracht. Voorbeelden van buitengewone lasten zijn:

  • ·

    de eigen bijdrage AWBZ;

  • ·

    het huurtoeslagnadeel, zijnde het verschil tussen de daadwerkelijk ontvangen huurtoeslag en de huurtoeslag die zou zijn ontvangen bij een inkomen op bijstandsniveau;

  • ·

    de kosten van alimentatie- of onderhoudverplichtingen;

  • ·

    buitengewone verwervingskosten;

  • ·

    kosten voor noodzakelijk te achten studie en opleiding.

Voorwaarde daarbij is dat voor deze buitengewone lasten geen belastingteruggave of Bijzondere bijstand is verleend.

 

2.4.5.1 Draagkrachtberekening bij 65-plussers.

Personen van 65 jaar en ouder zijn voor hun inkomen afhankelijk van een AOW-uitkering en eventueel pensioenvoorziening(en). Die inkomstenbronnen wijzigen niet of nauwelijks. Als er qua inkomen iets verandert, dan verandert bijna altijd de bijstandsnorm in gelijke mate. Een eventueel verschil is verwaarloosbaar. De kosten van opnieuw vaststellen staan niet in verhouding met het vaak geringe verschil.

Wijzigingen in de leefsituatie (gaan samenwonen of overlijden van de partner) zijn naast het winnen van een groot geldbedrag of het verkrijgen van een erfenis de enige wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de draagkracht. Op basis van het voorgaande wordt de draagkracht van aanvragers (en hun partners) die (beiden) ouder zijn dan 65 jaar alleen bij de eerste aanvraag vastgesteld. In de jaren er na wordt deze draagkracht telkens ongewijzigd overgenomen. Alleen bij een wijziging van de leefsituatie, het winnen van een grote geldprijs of het verkrijgen van een erfenis wordt de draagkracht opnieuw vastgesteld.

 

2.4.6 Bepaal de hoogte van de Bijzondere bijstand

Bereken het verschil tussen de hoogte van de in aanmerking komende kosten en de totale draagkracht.

Indien het, in geval van een periodieke Bijzondere bijstand, aannemelijk is dat de bijstandverlening minimaal 1 jaar doorloopt, verdient het aanbeveling om de draagkracht over 12 maanden uit te smeren. In de toekenningsbeschikking kan een zinsnede opgenomen worden dat wanneer de bijstandverlening onverhoopt wordt beëindigd voordat een jaar verstreken is, de teveel betaalde bijstand (als gevolg van onvoldoende aangewende draagkracht) zal worden teruggevorderd.

Positief bedrag bij berekenen verschil

Resteert er een positief bedrag, dan wordt dit uitgekeerd als Bijzondere bijstand. Indien de aard van de kosten daartoe aanleiding geeft, wordt de bijstand gespreid over de draagkrachtperiode betaald (periodieke Bijzondere bijstand). De voor bijstand in aanmerking komende kosten van de volgende aanvraag in dezelfde draagkrachtperiode komen in hun geheel voor bijstandsverlening in aanmerking. Negatief bedrag bij berekenen verschil Indien een negatief bedrag resteert, wordt deze rest in mindering gebracht op de voor bijstand in aanmerking komende kosten van de volgende aanvraag in dezelfde draagkrachtperiode, totdat een positief bedrag resteert.

 

Wijzigingen tijdens draagkrachtperiode

In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode in beginsel voor die periode definitief is. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in beginsel niet meer aangepast.

Slechts een aanzienlijke terugval in inkomen kan aanleiding zijn de draagkracht opnieuw vast te stellen.

 

Drempelbedrag

Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd voor de kosten voor Bijzondere bijstand.

 

2.5 Verwijtbaarheid

Indien de aanvrager zelf schuld heeft aan de ontstane kosten (bijvoorbeeld door onzorgvuldig gebruik van goederen) of hiervoor verantwoordelijk gehouden kan worden (bijvoorbeeld door niet voldoende te hebben gereserveerd voor bepaalde kosten) kan de Bijzondere bijstand worden verlaagd (artikel 8 WWB) of in het geheel niet uitgekeerd. De verwijtbaarheid moet wel aangetoond worden.

 

2.6 Medisch advies

Voor de bepaling van een medische noodzaak van een voorziening is het wenselijk een medisch advies op te vragen bij een onafhankelijk medisch adviseur. Een advies van een medisch specialist of huisarts kan in het algemeen niet als onafhankelijk worden aangemerkt.

Voor de vaststelling van een sociale noodzaak van een bepaalde voorziening kan de noodzaak vastgesteld worden door de klantmanager zelf of kan een advies bij bijv. de Stichting Welzijn Ouderen opgevraagd worden.

3. Richtlijnen bijzondere bijstand

In dit hoofdstuk worden de meeste voorkomende soorten Bijzondere bijstand beschreven met hierin de richtlijn voor het al dan niet toekennen van de Bijzondere bijstand. In de meeste gevallen hanteert de gemeente de richtlijnen zoals opgenomen in het Handboek WWB van Schulinck. Daarom is bij elke kostensoort een verwijzing naar de desbetreffende pagina van het Handboek WWB opgenomen. In enkele gevallen zoals bij medische kosten, maatschappelijke participatie en witgoed heeft de gemeente bewust een ander beleid geformuleerd.

 

Deze regels zijn richtlijnen

Dit betekent niet dat per definitie een Bijzondere bijstand verleend kan worden, omdat het opgenomen is in de richtlijnen. Het recht op Bijzondere bijstand zal volgens de vier hoofdregels, zoals beschreven in § 1.2, individueel vastgesteld moeten worden.

 

Ingaande 1-1-2010 is een verplicht eigen risico ingevoerd van € 165,00 per kalenderjaar voor iedere verzekerde van 18 jaar of ouder. Dit verplicht eigen risico geldt bijvoorbeeld niet voor huisartsenzorg, verloskundige zorg en kraamzorg.

Invoering van dit eigen risico heeft geleid tot een verlaging van de basispremie. Chronisch zieken en gehandicapten komen in aanmerking voor een gedeeltelijke compensatie.

Aangezien het verplicht eigen risico een algemene maatregel betreft die voor alle Nederlanders geldt, is er geen sprake van de vereiste bijzondere omstandigheden. Hierdoor is er in beginsel geen ruimte voor bijzondere bijstandsverlening voor het verplicht eigen risico. Hooguit in bepaalde zeer dringende omstandigheden kan de gemeente toch tot bijstandsverlening besluiten.

 

3.1.2.2 Vrijwillig eigen risico

Een vrijwillig eigen risico is het gevolg van een vrijwillige keuze die niet kan worden afgewenteld op de WWB, in die zin dat de kosten van dit hogere eigen risico als noodzakelijk zouden moeten worden gezien.

Met andere woorden: met de lusten van de premiekorting, kiest men ook voor de lasten. Voor een vrijwillig gekozen hoger eigen risico bestaat derhalve geen recht op Bijzondere bijstand.

Medische kosten die zijn uitgesloten van vergoeding op grond van de Zvw of AWBZ (bijvoorbeeld de kosten van alternatieve geneeswijzen zoals acupunctuur en kosten van diverse farmaceutische middelen) worden soms toch vergoed op grond van een aanvullende of collectieve verzekering. Daarbij geldt dan meestal een eigen bijdrage. Omdat de kosten buiten het vergoedingenpakket van Zvw en AWBZ vallen, komen deze eigen bijdragen niet voor Bijzondere bijstand in aanmerking.

 

3.1.3 voorliggende voorzieningen

  • 1.

    AWBZ;

  • 2.

    Zvw en eventuele aanvullende verzekering;

  • 3.

    Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering.

 

Medische kosten die niet vergoed worden door de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering komen in principe niet in aanmerking voor Bijzondere bijstand. Minima die geen collectieve aanvullende ziektekostenverzekering hebben afgesloten kunnen via de Bijzondere bijstand in principe éénmalig dezelfde vergoeding krijgen.

 

Personen die niet behoren tot de door de gemeente aangewezen categorieën die in aanmerking komen voor de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering, omdat hun inkomen te hoog is, maar die toch kosten hebben van de soort waarvoor op grond van deze regeling een vergoeding verstrekt kan worden, komen in aanmerking voor verlening van individuele bijzondere bijstand. Het feit dat men niet tot de doelgroep behoort, betekent dus niet dat men voor bepaalde kosten in het geheel niet in aanmerking komt voor Bijzondere bijstand. Bij personen die niet tot de doelgroep behoren, wordt de Bijzondere bijstand individueel verstrekt. Dit betekent dat bij hen ook beoordeeld wordt of de kosten in de individuele situatie noodzakelijk zijn en daadwerkelijk zijn gemaakt.

 

3.1.4 Gemeentelijke regels:

  • 1.

    Er wordt geen Bijzondere bijstand verleend indien er sprake is van een voorliggende voorziening;

  • 2.

    De eigen bijdrage (gevraagd door AWBZ of Zvw) komt wel voor Bijzondere bijstand in aanmerking;

  • 3.

    Alle medische kosten die vergoed worden door de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering komen ook in aanmerking voor Bijzondere bijstand;

  • 4.

    Kosten worden éénmalig vergoed tot 100% van het bedrag dat vergoed zou worden door de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (AV-Standaard);

  • 5.

    Voor alle andere medische kosten is er in principe geen Bijzondere bijstand mogelijk, tenzij sprake is van zeer bijzondere

    omstandigheden, bijvoorbeeld een dringende medische reden;

  • 6.

    Uitzondering op deze regel zijn de tandartskosten.

  • 7.

    Bij medische noodzakelijkheid kunnen deze kosten voor controle, renovatie en onderhoud in aanmerking komen voor een Bijzondere bijstand, ook indien de totale noodzakelijke kosten de maximale vergoeding van de aanvullende ziektekostenverzekering te boven gaan;

  • 8.

    Een medisch advies kan via Argonaut aangevraagd worden, als dit niet zelfstandig volgens de regels van de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering vastgesteld kan worden;

  • 9.

    Het eigen risico komt niet in aanmerking voor Bijzondere bijstand (behoudens uitzonderlijke situatie);

  • 10.

    Specifieke aangepaste voorzieningen (bijv. schoenen) worden slechts vergoed voor zover zij de kosten van de standaard voorziening te boven gaan.

 

3.1.5 Overzicht

Hieronder volgt een kort schematisch overzicht waarin wordt verwezen naar de paragraaf c.q. het onderdeel waar de betreffende voorziening in Schulinck wordt besproken. Het voert te ver om alle mogelijke kostensoorten te benoemen. Voor een uitgebreid overzicht van de eventueel via de Bijzondere bijstand te vergoeden kosten kan het vergoedingenoverzicht van Zorg en Zekerheid worden geraadpleegd.

 

Aanvragers van Bijzondere bijstand voor medische kosten worden gewezen op de mogelijkheid van de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering. In voorkomende gevallen kan éénmalig een Bijzondere bijstand worden verleend voor deze kosten. Zij krijgen een aanmeldingspakket opgestuurd.

Verder moeten zij aantonen dat hun eigen zorgverzekering de gemaakte kosten niet dekt.

Soort kosten

Schulinck

Soort kosten

Schulinck

Brillen(glazen), contactlenzen

§ 7.6.3

Tandheelkundige hulp 22+: periodieke controle, extractie, eigen bijdrage gebitsprothese

§ 7.6.7

Alternatieve geneeswijze

§ 7.6.4

Dieetkosten en voedingssupplementen

§ 7.6.5.1

Hoortoestellen

§ 7.6.8

Dieetpreparaten

§ 7.6.5.2

Reiskosten voor medische behandeling

§ 7.6.10

Dieetadvisering

§ 7.6.5.3

Psychotherapie

§ 7.6.11

Geneesmiddelen

§ 7.6.6

Fysiotherapie en oefentherapie

§ 7.6.12

 

3.2 Begrafenis en crematie (uitvaartkosten) ( Schulinck art 7.7)

De kosten van een begrafenis of crematie behoren tot de passiva (schulden) van de nalatenschap en komen voor rekening van de erfgenamen en bloed- en aanverwanten die krachtens art. 392-396 van Boek I van Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn.

Deze kunnen ieder voor zich en op persoonlijke titel Bijzondere bijstand aanvragen, voor zover hun erfdeel niet toereikend is en het hen aan middelen ontbreekt om hun aandeel in deze kosten te kunnen voldoen.

3.2.1 Voorliggende voorzieningen

Uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering;

Nalatenschap.

 

3.2.2 Algemene regel:

  • 1.

    Erfgenamen of bloed- of aanverwanten die niet over voldoende gelden voor de uitvaartkosten bezitten, kunnen in aanmerking komen voor Bijzondere bijstand ten behoeve van hun individuele deel van de noodzakelijke uitvaartkosten:

  • 2.

    Noodzakelijke kosten: legeskosten overlijdensakte, rouwkaarten, werkzaamheden uitvaartverzorger, eenvoudige kist, grafrechten (voor een algemeen graf, niet voor graf in eigendom), rouwauto met maximaal één volgauto, opbaren in een rouwcentrum, dragers en een eenvoudige grafzerk;

  • 3.

    Niet noodzakelijke kosten: rouwadvertentie, kosten eredienst en/of kosten die voortvloeien uit culturele en religieuze achtergrond, koffietafel etc.

 

De hoogte van de Bijzondere bijstand kan worden afgeleid uit de richtprijzen van het NIBUD, zoals opgenomen in de Prijzengids.

Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden de eventueel aanwezige voorliggende voorziening en de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht. De Bijzondere bijstand voor uitvaartkosten wordt in beginsel om niet verleend.

3.3 Bewindvoering, budgetbeheer, mentor, curatele en rechtsbijstand ( Schulinck art. 7.8)

3.3.1 Algemene regel

De hoogte van de Bijzondere bijstand wordt vergoed op basis van werkelijk gemaakte kosten. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden de eventueel aanwezige voorliggende voorziening en de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht.

De Bijzondere bijstand voor deze kosten wordt in beginsel om niet verleend.

In gevallen waar het duidelijk gaat om kosten die het gevolg zijn van een tekortschietende besef van verantwoordelijkheid dan kan de Bijzondere bijstand in de vorm van borgtocht of een geldlening verleend worden.

 

Soort kosten

Voorliggende voorziening

Bijzondere bijstand

Bewindvoering

Bewindvoering is beheer van de financiële zaken door een bewindvoerder.

WSNP. Voor de kosten van bewindvoering in het kader van WSNP bestaat geen recht op Bijzondere bijstand, tenzij de opbrengst van de boedel niet toereikend is.

Ja, de kosten van bewindvoering die door de Kantonrechter afwijkend van de hoofdregel zijn vastgesteld (5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen) komen in aanmerking voor Bijzondere bijstand. (het verschil hiertussen)

Budgetbeheer

Geen

In overleg met schuldhulpverlening (PlanGroep) is het ook mogelijk dat zonder tussenkomst van de rechter de bewindvoeringskosten via de Bijzondere bijstand te bekostigd kunnen worden.

Mentor

Mentorschap is bedoeld voor mensen die hun persoonlijke belangen (belangen die niet over geld en goed gaan) niet meer kunnen behartigen.

Geen

Ja

Curatele

Iemand die onder curatele is gesteld, verliest zijn handelingsbekwaamheid. Dit betekent dat de betrokkene niet meer zonder toestemming van de curator, zelfstandig rechtshandelingen mag verrichten.

Geen

Ja, de kosten van curatele die door de Kantonrechter afwijkend van de hoofdregel zijn vastgesteld (5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen) komen in aanmerking voor Bijzondere bijstand. (het verschil hiertussen)

Rechtsbijstand

Rechtsbijstand waarborgt juridische hulp, dat wil zeggen ondersteuning met advocaten of juristen, als dat nodig is.

Wet op de rechtsbijstand (Dit is gesubsidieerde rechtsbijstand)

Wet tarieven burgerlijke zaken voor de in debet-stelling

Evt. rechtsbijstands-verzekering

Leidse rechtswinkel

Sociaal raadslieden

Ja, de kosten van rechtsbijstand, indien op grond van een toevoeging krachtens de Wet op de rechtsbijstand wordt verleend, komen in aanmerking voor Bijzondere bijstand. T.a.v. de reiskosten dient wel een noodzaak aanwezig te zijn.

De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor Bijzondere bijstand:

Øvertaalkosten

Øreiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen.

Øde kosten gemaakt in de bezwaarfase anders dan de eigen bijdrage op grond van de Wrb.

Øverdergaande rechtsbijstand ten vervolge op een spreekuur. De betreffende eigen bijdrage hiervoor kan uit de norm worden voldaan.

Verplichtingen aan de Bijzondere bijstand:

Øbetalingsbewijzen overleggen

Øhet vonnis overleggen

Øterugbetaling Bijzondere bijstand bij veroordeling tegenpartij

Øindien mogelijk verzoeken om veroordeling van de tegenpartij in de proceskosten.

3.4 Jongeren 18 t/m 20 (Schulinck art. 7.9)

3.4.1 Levensonderhoud jongeren niet in inrichting

Verlening van Bijzondere bijstand is mogelijk wanneer de noodzakelijke kosten van het bestaan van de jongere uitgaan boven de bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders.

De noodzaak van de kosten is afhankelijk van het feit of de jongere het onderhoudsrecht te gelde kan maken. Een dergelijke situatie doet zich voor als:

  • -

    er sprake is van een ernstig verstoorde relatie met de ouders;

  • -

    de ouders geen of onvoldoende draagkracht hebben;

  • -

    beide ouders zijn overleden.

3.4.1.1 Thuiswonenden

De algemene bijstandsnorm voor personen van 18 t/m 20 jaar (artikel 20 WWB) en de wettelijke onderhoudsplicht van de ouders wordt toereikend geacht om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Aan thuiswonenden personen van 18 t/m 20 jaar wordt geen aanvulling via de Bijzondere bijstand verstrekt.

3.4.1.2 Uitwonenden

Voor de uitwonende alleenstaande, alleenstaande ouder en gehuwden/samenwonenden kan onder bepaalde voorwaarden naast de algemene bijstand een aanvulling via de Bijzondere bijstand op grond van artikel 12 WWB worden verstrekt voor de hogere kosten van het uitwonend zijn. De totale bijstand (jongerennorm + Bijzondere bijstand levensonderhoud) kan nooit hoger zijn dan de norm die voor een uitwonende student zou gelden op grond van WSF2000.

In schrijnende gevallen kan afgeweken worden van deze regel en uitgeweken worden naar de norm voor een 21-jarige.

3.4.1.3 Voorliggende voorziening

Middelen van de ouders. Ouders hebben een onderhoudsplicht totdat het kind de leeftijd van 21 jaar bereikt heeft.

 

3.4.2 Levensonderhoud jongeren in inrichting

Verlening Bijzondere bijstand is mogelijk voor zover niet in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan van de jongeren van 18 t/m 20 jaar wordt voorzien door de inrichting waar zij verblijven - denk aan:

  • 1.

    ouderbijdrage, zak- en kleedgeld en overige bijzondere kosten die de inrichting niet vergoedt.

  • 2.

    De hoogte van de Bijzondere bijstand wordt afgeleid van de normen algemene bijstand die gelden voor personen van 21 jaar of ouder die in een inrichting verblijven, te weten: 75% van de norm van artikel 23 lid 1 onder a WWB.

3.4.2.1 Voorliggende voorziening

Middelen van de ouders. Ouders hebben een onderhoudsplicht totdat het kind de leeftijd van 21 jaar bereikt heeft.

3.4.3 Bijzondere bijstand jongeren ( 18 t/m 20 jaar)

De hoogte van de Bijzondere bijstand die is bedoeld voor bijzondere kosten (zoals rechtsbijstand) wordt vastgesteld volgens de normale regels, zonder acht te slaan op de leeftijd van de betrokkene. Wel zal ook hier eerst gecontroleerd moeten worden of er is voldaan aan de eisen van artikel 12 WWB. Met andere woorden: ook voor bijzondere kosten zal eerst een beroep op de ouders gedaan moeten worden totdat de leeftijd van 21 jaar is bereikt.’

3.4.3.1 Voorliggende voorziening

Middelen van de ouders. Ouders hebben een onderhoudsplicht totdat het kind de leeftijd van 21 jaar bereikt heeft.

Procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren

Verleende Bijzondere bijstand wordt, indien mogelijk, verhaald op de onderhoudsplichtige ouders.

3.5 Kosten ten laste komende kinderen tot 18 jaar ( Schulinck art 7.10)

3.5.1 Babyuitzet

Voor de kosten van een babyuitzet bestaat in principe geen recht op Bijzondere bijstand.

Deze kosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

Indien in een bijzonder individueel geval toch besloten wordt Bijzondere bijstand te verlenen zullen de bedragen uit de NIBUD-gids aangehouden worden.

3.5.1.1 Voorliggende voorzieningen

  • -

    een lening bij een kredietverlenende instelling;

  • -

    een betalingsregeling bij de leverancier.

3.5.1.2 Uitvoering

Om voor de Bijzondere bijstand babyuitzet in aanmerking te komen zal de aanvrager (indien gevraagd) moeten aantonen dat er niet voldoende gereserveerd kon worden. Aanvragers zijn verplicht nota’s te overleggen van de gemaakte kosten.

In de eerste plaats wordt Bijzondere bijstand op borgtocht verleend, is dit niet mogelijk dan als geldlening en in zeer uitzonderlijke gevallen kan de Bijzondere bijstand om niet verstrekt worden.

3.5.2 LBIO-bijdrage residentiële opvang kinderen

In principe geen recht op Bijzondere bijstand.

De plicht van de ouder(s) om zorg te dragen voor hun kind(eren) blijft bestaan ook als het kind uit huis is geplaatst. Bij uithuisplaatsingen op grond van de Wet op de Jeugdzorg zijn de ouder(s) of stiefouder(s) daarom een bijdrage verschuldigd.

De bijdrage die de ouder(s) of stiefouder(s) voor de verzorging van hun uit huis geplaatst kind moeten betalen, wordt bepaald door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO).

In sommige gevallen wordt de bijdrage op nihil gesteld. Dat is het geval indien de ouder kan aantonen dat zij:

  • ·

    een WWB-uitkering norm alleenstaande (niet de éénoudernorm!) ontvangt;

  • ·

    een uitkering ingevolge de Regeling verstrekking asielzoekers (Rva) ontvangt;

  • ·

    een zak- een kleedgeldvergoeding ontvangen;

  • ·

    gedetineerd zijn.

De wijze waarop de LBIO-bijdrage wordt vastgesteld leidt ertoe dat de ouder de ouderbijdrage dient te bekostigen uit eigen middelen waaronder de kinderbijslag op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW). Er bestaat in beginsel dan ook geen recht op Bijzondere bijstand omdat de voorliggende voorziening passend en toereikend is.

Er is echter een situatie waarin een ouder tussen wal en schip raakt. Dit is het geval indien een uitkering naar de norm van een éénoudergezin wordt ontvangen i.v.m. de zorg voor een ander (thuisinwonend) kind, waarvoor KB wordt ontvangen. Voor het in de residentiële hulpverlening geplaatste kind wordt geen Kinderbijslag ontvangen, maar wordt wel een ouderbijdrage verlangd.

In dit geval ontbreekt de voorliggende voorziening (Kinderbijslag), terwijl de ouderbijdrage niet buiten invordering gesteld kan worden (geen alleenstaande norm).

In deze situatie kan, indien een bezwaarprocedure niet het gewenste resultaat heeft, een Bijzondere bijstand worden verleend.

 

3.5.3 Indirecte schoolkosten

 

3.5.3.1 Doel:

Voorkomen dat jongeren op school een achterstand oplopen vanwege financiële uitsluiting.

 

3.5.3.2 Doelgroep:

Huishoudens met kinderen in het voorgezet onderwijs die langer dan één jaar een inkomen op het voor hen geldende bijstandsniveau (tot 110%) hebben, kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de indirecte schoolkosten, mits deze kosten het drempelbedrag van € 50,00 overstijgen.

Soort kosten

Maximale jaarlijkse Bijzondere bijstand per kind

Eigen bijdrage

Werkweek/excursie of andere indirecte schoolkosten zoals reiskosten, agenda’s, rekenmachine etc. (Schoolboeken vallen niet onder deze regeling)

€ 100

€ 25

(Buitenlandse) werkweek (voor)laatste schooljaar

Eén maal per kind.

€ 250

€ 25

3.5.3.3 Toetsing:

Iedere aanvraag moet apart getoetst worden. Het zal aan individuele omstandigheden liggen of een aanvraag wel of niet wordt toegekend.

 

Is er een voorliggende voorziening?

Ten eerste zal bekeken moeten worden of er geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening. Mogelijk geldt aanspraak op één van de volgende voorzieningen:

Ø Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) of studiefinanciering (WSF)

De WTOS en WSF bevatten regelingen voor een tegemoetkoming in les- of cursusgeld en een tegemoetkoming in de schoolkosten. Aanvragen hiervoor moeten via de IB-Groep ingediend worden. Voor meer informatie over deze regeling kun je kijken op de IB-groep website (www.ib-groep.nl/particulier/Informatie/Tegemoetkoming/algemeen.asp).

Ø Schoolregeling

Een door de school gehanteerde regeling inzake vrijstelling van betaling kosten excursies, werkweken, etc.

 

Zijn de kosten noodzakelijk?

Uitgaande van het maatwerkprincipe, verleent het college slechts Bijzondere bijstand aan personen bij wie is vastgesteld dat de betreffende kosten in het voorliggende individuele geval ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn (verplicht of wenselijk voor school) en of ze daadwerkelijk gemaakt zijn.

Er dient dus altijd een toetsing aan de omstandigheden van het individuele geval plaats te vinden.

 

3.5.3.4 Uitvoering:

Om voor de Bijzondere bijstand indirecte schoolkosten in aanmerking te komen zal de aanvrager (indien gevraagd) moeten aantonen dat gemaakte kosten noodzakelijk waren (bijv. lijst met schoolbenodigdheden).

Aanvragers zijn verplicht (voor zo ver mogelijk) nota’s te overleggen van de gemaakte kosten. Bij toekenning worden de werkelijk gemaakte kosten aan de aanvrager overgemaakt. Deze Bijzondere bijstand zal om niet (als gift) verstrekt worden.

3.6 Ouderen, zieken en gehandicaptenzorg ( Schulinck art 7.11)

Ouderen, zieken en gehandicapten worden doorgaans geconfronteerd met extra kosten vanwege (gebreken in verband met) ouderdom, ziekte of handicap.

Soort kosten

Voorliggende voorziening

Bijzondere bijstand

Uitvoering

Communicatie en signaleringskosten

-Regeling

zorgverzekering

-Categoriale bijstand

In principe niet.

 

Bewassing en kledingslijtage

Categoriale bijstand

In principe niet, tenzij sprake is van Bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld slijtage i.v.m. lichamelijke gebreken.

Meerkosten NIBUDprijzen/AAW-norm

Om niet

Maaltijdvoorziening

WMO

Alleen indien er sprake is van een medische of sociale indicatie voor maaltijdverzorging (SWOV).

Meerkosten worden vergoed: werkelijke prijs min NIBUDprijs

Om niet

(draagkracht in mindering)

Verzorging en hulp

-AWBZ/ WMO

-TOG 2000

-Zorgverzekering

Alleen de eigen bijdrage komt voor Bijzondere bijstand in aanmerking. De voorliggende voorziening is passend en toereikend.

Om niet (draagkracht in mindering)

Stookkosten

 

Indien het een medische noodzakelijkheid is, aangetoond door brief huisarts of GGD.

Gedurende koude maanden:

€ 127,06 bij alleen het woonvertrek

€ 285,88 bij het woon- en slaapvertrek

Gedurende het hele jaar:

€ 217,81 bij alleen het woonvertrek

€ 490,08 bij het woon- en slaapvertrek.

Om niet

(draagkracht in mindering)

3.7 Reiskosten (Schulinck art. 7.12)

Bij bijzondere omstandigheden en tijdelijk optredende, extra vervoersbehoefte kan Bijzondere bijstand verleend worden.

Soort kosten

Voorliggende voorziening

Bijzonder bijstand

Uitvoering

1.Scholing – opleiding

-WTOS

-WSF2000

Nee, tenzij de voorliggende voorzieningen niet passend en/of toereikend zijn (MBO-scholen)

Zie verderop Bijzondere bijstand kosten noodzakelijke scholing

2.Bezoek familielid in detentie

 

Ja, mits:

Gedetineerde inwonend gezinslid is.

Gesloten inrichting (geen verlof)

Inrichting buiten regio, maar binnen NL

Eén keer per maand goedkoopste vorm van vervoer (vervoersbewijzen moeten overlegd worden).

3.Omgangsregeling ouders

 

Nee

 

4.Woon-werkverkeer

 

Nee, tenzij gemeente dit voor reïntegratie noodzakelijk acht.

Geld uit reïntegratiebudget

5.Bezoek ziek familielid

Evt. aanvullende verzekering van zieke

Ja, mits:

Zieke inwonend gezinslid is.

Verblijft in inrichting

Inrichting buiten regio, maar binnen NL

Eén keer per maand goedkoopste vorm van vervoer (vervoersbewijzen moeten overlegd worden).

6.Bezoek CWI

 

Nee, tenzij zeer grote reisafstand en bijzondere omstandigheden

 

3.8 Schulden (Schulinck § 7.13)

Indien een Bijzondere bijstand voor schulden wordt aangevraagd, terwijl deze schulden kortgeleden gemaakt zijn voor zaken waar een Bijzondere bijstand voor aangevraagd had kunnen worden, bijvoorbeeld een wasmachine, dan dient de aanvraag behandeld te worden als een aanvraag Bijzondere bijstand voor dat product.

 

Voorliggende voorziening

Bijzonder bijstand

Schulden

 

Nee, uitzonderingen:

Borgtocht bij saneringskrediet

Zeer dringende redenen

Schuldhulpverlening

Schuldhulpverlening van PlanGroep

Nee

Schuldsanering

Minnelijke traject Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP)

Nee

Suppletie (kwijtschelding)

De kosten die verbonden zijn aan een geldlening bij een kredietverlenende instantie voor zover deze uitgaan boven de maximale aflossingscapaciteit in gevolge de bepaling van de kredietverlenende instantie.

 

Ja, het verschil tussen de maandelijkse termijnbetaling (aflossing en rente) en de NVVK-norm, mits:

Kosten noodzakelijk zijn

Termijnbetalingen (aflossing + rente) hoger dan de in de bijstandnorm (incl. vt) begrepen aflossingscapaciteit van 6% (NVVK-norm) waarbij wordt uitgegaan van een aflossingsduur van drie jaar.

Verplichtingen worden nagekomen

3.9 Inkomensachteruitgang (Schulinck art. 7.15)

In sommige gevallen wordt een belanghebbende geconfronteerd met een inkomensachteruitgang.

In het geval een alleenstaande ouder alleenstaande wordt vanwege het bereiken van de leeftijd van 18 jaar door het jongste ten laste komende kind ontvangt hij voortaan de lagere norm van een alleenstaande.

De kosten van het bestaan hoeven echter niet af te nemen, bijvoorbeeld omdat het meerderjarig geworden kind een thuiswonende student is.

Het inkomen kan ook een forse terugval maken door bijvoorbeeld (plotselinge) werkloosheid, zonder dat belanghebbende onder de bijstandsnorm uitkomt. Als het niet mogelijk is om meteen de uitgaven aan te passen aan het lagere inkomen, kan bijstandsverlening niettemin aan de orde zijn.

De gemeente Voorschoten heeft besloten dat in deze situaties de nieuwe bijstandsnorm afdoende is.

 

Bijzonder bijstand

Toeslagnorm voormalig alleenstaande ouder

Nee, bijstandsnorm is afdoende

Overbrugging scherpe terugval in inkomen

Nee, bijstandsnorm is afdoende

3.10 Uitstroomkosten (Schulinck art. 7.16)

De kosten die belanghebbende maakt om uit te stromen uit de bijstand zijn te zien als bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan. Onder omstandigheden is dan bijstandsverlening mogelijk.

De gemeente Voorschoten heeft besloten dat in deze situaties een vergoeding via het reïntegratiebudget een voorliggende voorziening is.

 

Voorliggende voorziening

Bijzonder bijstand

Scholing en opleidingskosten

 

Nee, evt. tegemoetkoming via reïntegratiebudget

Verwervingskosten

 

Nee, evt. tegemoetkoming via reïntegratiebudget

Kinderopvang

Wet kinderopvang

Nee, evt. tegemoetkoming via reïntegratiebudget

3.11 Verhuiskosten (Schulinck § 7.17.2)

De kosten in verband verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.

Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf.

Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in de individuele situatie kan er van deze regel worden afgeweken.

3.11.1 Toetsing

Iedere aanvraag wordt apart getoetst. Het zal aan individuele omstandigheden liggen of een aanvraag wel of niet wordt toegekend.

3.11.1.1 Is er sprake van bijzondere verhuisomstandigheden?

  • 1.

    Als de verhuizing het gevolg is van een verhuisverplichting vanwege

    het bewonen van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de maximale subsidiabele huur naar een woning met lagere lasten;

  • 2.

    Als het een vrijwillige verhuizing betreft van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de toepasselijke aftoppingsgrens naar een woning waarvoor de woonkosten niet meer bedragen dan de kortingsgrens.

  • 3.

    Een verhuizing kan ook het gevolg zijn van een medische of sociale noodzaak.

     

  • 3.11.1.2 Is er een voorliggende voorziening

  • 1.

    Een geldlening bij een kredietverlenende instantie;

  • 2.

    De Wmo. Bijvoorbeeld als de verhuizing medisch noodzakelijk is in verband met een handicap van de betrokkene;

  • 3.

    De werkgever. Bijvoorbeeld als krachtens de CAO of een individuele arbeidsovereenkomst een tegemoetkoming in verhuiskosten betaald wordt door de werkgever.

     

    3.11.1.3 Welke kosten komen in aanmerking voor Bijzondere bijstand?

     

    Het transport van de inboedel. De werkelijke gemaakte kosten van huur van een aanhanger of busje (incl. brandstofkosten) worden vergoed;De dubbele vaste lasten voor woning gedurende overgangsperiode. De woonkosten (en eventuele administratiekosten) van de nieuwe woning wordt gedurende maximaal 1 maand vergoed als sprake is van dubbele lasten;

    De kosten voor vervanging van niet meer passende en niet passend te maken stoffering zoals vloerbedekking en gordijnen. Deze kosten worden vergoed volgens de NIBUD-prijzengids (tabel 9, Prijzen stoffering, behang en verf).

     

De aanwezige draagkracht wordt volgens de in § 1.4 beschreven regels in mindering gebracht op de kosten die voor Bijzondere bijstand in aanmerking komen. Bij verhuizing naar buiten de gemeente betaalt de gemeente Voorschoten, bij verhuizing naar Voorschoten zal de vertrekkende gemeente betalen.

 

3.11.1.4 Uitvoering

Om voor de Bijzondere bijstand verhuiskosten in aanmerking te komen moet de aanvrager:

  • -

    Betalingsbewijzen overleggen;

  • -

    De Bijzondere bijstand besteden aan waar het voor bedoeld is.

In geval van schulden of dreigende schulden kan de Bijzondere bijstand direct aan de leverancier van de goederen of diensten overgemaakt worden. Deze Bijzondere bijstand zal om niet (als gift) verstrekt worden.

 

3.12 Witgoed (gemeentelijke regel 1 september 2007)

 

3.12.1 Doel

Ruimhartig minimabeleid. Doel van een witgoedregeling is dat minima geen schulden hoeven te maken voor het aanschaffen van noodzakelijke huishoudelijke apparaten.

 

3.12.2 Doelgroep

Mensen die langer dan 3 jaar een inkomen op het voor hen geldende bijstandsniveau (tot 110%) hebben, kunnen een vergoeding krijgen voor de aanschaf van een wasmachine, koelkast of (gas) fornuis (volgens normbedragen van NIBUD). Men komt eens per 10 jaar voor vergoeding in aanmerking, waarbij noodzaak en verwijtbaarheid dienen te worden vastgesteld.

NB. De termijn van 3 jaar geldt niet voor statushouders die zich voor het eerst zelfstandig vestigen.

Noodzakelijke huishoudelijke apparaten:

Prijzengids NIBUD 2007-2008

Wasmachine

€ 350

Koelkast (met vriesvak)

€ 250

(Gas)fornuis (4 pits) + gasoven

€ 290

3.12.3 Toetsing

Iedere aanvraag wordt apart getoetst. Het zal aan individuele omstandigheden liggen of een aanvraag wel of niet wordt toegekend.

 

3.12.4 Noodzakelijkheid

De aanschaf van het huishoudelijke apparaat moet noodzakelijk zijn. Uitgaande van het maatwerkprincipe, verleent het college slechts Bijzondere bijstand aan personen bij wie is vastgesteld dat de betreffende kosten in het voorliggende individuele geval ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn en of ze daadwerkelijk gemaakt zijn. Er dient dus altijd een toetsing aan de omstandigheden van het individu plaats te vinden.

 

Voorbeeld noodzakelijk:

Een wasmachine van 20 jaar oud, waarbij uit oude nota’s blijkt dat het apparaat al een 3 keer is gerepareerd, nu echt versleten is.NB. Indien een wasmachine het binnen 5 jaar begeeft, dan ligt de aansprakelijkheid hiervoor bij de leverancier van het product (volgens de gegevens van de consumentenman). De consument zal zijn gelijk dus bij de leverancier moeten halen. Lukt dit niet dan kan de aanschaf wel weer noodzakelijk zijn.

 

Wanneer reparatie mogelijk is, en dit veel goedkoper is dan een nieuw apparaat aanschaffen, dan wordt het apparaat gerepareerd. De reparatiekosten worden niet vergoed.

 

3.12.5 Verwijtbaarheid

Indien de aanvrager zelf verantwoordelijk is voor het kapot gaan of niet meer hebben van het huishoudelijke apparaat dan kan dit een rede zijn de aanvraag Bijzondere bijstand af te wijzen.

 

Voorbeeld verwijtbaarheid:

De aanvrager heeft zijn wasmachine verkocht om geld te bemachtigen voor zijn verslaving.

De aanvrager is onzorgvuldig met het apparaat omgegaan (moet aangetoond kunnen worden).

 

Er kunnen individuele omstandigheden zijn die er toe leiden dat er toch tot een Bijzondere bijstand wordt verleend in geval van verwijtbaarheid. Dit kan bijvoorbeeld gelden voor een gezin met kinderen waarbij de gemeente niet wil dat de kinderen de dupe zijn van de verwijtbaarheid van de ouder.

Uitvoering witgoedregeling:

Om voor de witgoedregeling in aanmerking te komen is het van belang dat de aanvrager zelf kan aantonen dat de aanschaf van het apparaat noodzakelijk is.

Een manier om dat aan te tonen kan een bon van een witgoedreparateur zijn. Om alleen naar de machine te kijken worden vaak al kosten in rekening gebracht, de zogenoemde voorrijdkosten. Deze kosten worden niet vergoed. Voor deze kosten wordt wel geacht gereserveerd te zijn. Ook als het apparaat nog gerepareerd kan worden, dan worden de reparatiekosten niet vergoed.

 

De Bijzondere bijstand witgoed zal om niet (als gift) verstrekt worden. Aanvragers kunnen een pro-forma nota (offerte) overleggen.

Na toetsing van de aanvraag en bij toekenning, zal het aangevraagde bedrag aan de leverancier worden overgemaakt. De aanvrager kan dan het product ophalen of laten thuisbezorgen. In bijzondere gevallen kan er ook over gegaan worden tot rechtstreekse betaling van de aanvrager of tot betaling in natura.

 

Steekproefsgewijs zal deze noodzakelijkheid en verwijtbaarheid via een aangekondigd huisbezoek gecontroleerd worden. In geval van fraude (bijv. het niet aanschaffen van het product) zal het toegekende bedrag worden teruggevorderd.

 

3.13 Duurzame gebruiksgoederen (Schulinck § 7.17.4)

Duurzame gebruiksgoederen zijn goederen welke in principe moeten worden bestreden uit het reguliere inkomen. Er kunnen echter altijd bijzondere individuele omstandigheden zijn waarin de verstrekking van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten noodzakelijk worden geacht. Bijzondere omstandigheden zijn bijvoorbeeld:

medische noodzaak

5 jaar minimum inkomsten (110%);

Huisvestingtaakstelling: degene die voor het eerst zelfstandig worden gehuisvest in de gemeente (statushouders) en die geen eigen inkomsten hebben.

3.13.1 Voorliggende voorziening

  • 1.

    Een lening van een commerciële bank of de Stadsbank;

  • 2.

    Wmo, bijv. in geval van vervanging van vloerbedekking als gevolg van Cara.

3.13.2 Recht op Bijzondere bijstand

Indien de noodzaak is vastgesteld, er geen middelen zijn gereserveerd en (langdurig) een inkomen op minimumniveau wordt ontvangen, wordt een Bijzondere bijstand verleend ter voorziening in de duurzame gebruiksgoederen.

 

De Bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van een borgstelling op een lening van de Stadsbank.

 

Daarnaast wordt mogelijk een Bijzondere bijstand verleend ter voorziening in een deel van de maandelijkse termijn voor rente en aflossing, en wel voor het deel dat deze termijn hoger is dan 6% van de voor hem geldende bijstandsnorm (incl. vt). Deze bijstand wordt om niet verleend.

Indien de belanghebbende zijn verplichting jegens de Stadsbank niet nakomt, wordt de aanvullende Bijzondere bijstand direct beëindigd.

 

3.13.3 Vorm van bijstandverlening

Een Bijzondere bijstand ter voorziening in de aanschafkosten van duurzame gebruiksgoederen vindt in principe plaats in de vorm van een lening. Slechts in zeer uizonderlijke situaties kan de bijstandverlening om niet plaatsvinden.

 

3.13.4 Hoogte vergoeding

De hoogte van de maximale geldlening wordt vastgesteld aan de hand van de NIBUD-normering.

Deze normen worden in eerste instantie verminderd met € 1.000,00 wegens niet-noodzakelijke inventaris (bijv. extra fauteuil, computer, printer) en vervolgens met 30%, wegens de mogelijkheid om een deel van de huisraad tweedehands te kunnen aanschaffen.

In onderstaande tabel zijn de maximale bedragen per gezinssituatie benoemd:

NIBUD Inventarispakketten naar huishoudtype

Artikel

Prijzen NIBUD

Maximale vergoeding Voorschoten

Alleenstaande

€ 7.296,00

€ 4.407,00

(echt)paar

€ 8.539,00

€ 5.277,00

alleenstaande ouder met 1 kind

€ 8.289,00

€ 5.102,00

alleenstaande ouder met 2 kinderen

€ 9.234,00

€ 5.764,00

alleenstaande ouder met 3 kinderen

€ 10.448,00

€ 6.614,00

alleenstaande ouder met 4 kinderen

€ 11.493,00

€ 7.345,00

echtpaar met 1 kind

€ 9.483,00

€ 5.938,00

echtpaar met 2 kinderen

€ 10.697,00

€ 6.788,00

echtpaar met 3 kinderen

€ 11.642,00

€ 7.449,00

echtpaar met 4 kinderen

€ 12.760,00

€ 8.232,00

De maximale vergoeding wordt alleen dan verstrekt als er in het geheel geen huisraad aanwezig is.

 

3.13.5 Verantwoording uitgaven

Ten aanzien van de verantwoording van de uitgaven, wordt door de Stadsbank geen controle uitgeoefend. M.a.w.: er wordt niet gecontroleerd of de beschikbaar gestelde middelen daadwerkelijk worden aangewend voor het doel waarvoor ze zijn bedoeld.

Temeer daar niet alleen bijstand wordt verleend in de vorm van een borgtocht op een geldlening, maar veelal ook bijstand ter betaling van een deel van de maandelijkse termijn voor rente en aflossing, is een uitgavencontrole noodzakelijk.

In het kader van de rechtmatigheid is het wenselijk hierover met de Stadsbank afspraken te maken.

 

3.14 Woonkosten periodiek (Schulinck § 7.18)

Periodieke woonkosten zijn in beginsel algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze woonkosten dienen in beginsel uit een inkomen ter hoogte van de norm betaald te kunnen worden. Indien deze kosten echter hoger zijn dan hetgeen aan woonkosten betaald kan worden uit de norm, kan eventueel Bijzondere bijstand voor deze kosten worden verleend, te weten de woonkostentoeslag.

3.14.1 woonkostentoeslag huurders

Voorliggende voorziening: Wet op de Huurtoeslag (WHT)

3.14.1.1 Recht op woonkosten

In de volgende situaties is het derhalve mogelijk om een woonkostentoeslag te verlenen aan huurders:

  • a)

    De besluitvormingstermijn van de Belastingdienst kan leiden tot een situatie waarin bijstandverlening noodzakelijk is. De mogelijkheid bestaat om in dat geval bijstand in de vorm van een geldlening te verlenen.

  • b)

    De lening kan worden afgelost zodra door de Belastingdienst de eerste voorschotten zijn verstrekt.

  • c)

    In geval van bewoning van een caravan op een niet erkende standplaats of bewoning van een woonschip bestaat dus in het geheel geen aanspraak op huurtoeslag. Bij deze woonvormen kan in voorkomende gevallen eventueel een woonkostentoeslag worden toegekend.

  • d)

    De huurder van een woning met een rekenhuur boven de aftoppingsgrens (maar onder de maximale huurgrens) ontvangt geen huurtoeslag indien hij - binnen een jaar nadat hij woningzoekende is geworden - het gebruik had kunnen houden of krijgen van een woning die beter paste bij zijn persoonlijke en financiële omstandigheden.

  • e)

    In beginsel bestaat er geen recht op huurtoeslag van de Belastingdienst als de woning een rekenhuur heeft boven de maximale huurgrens. Een uitzonderingssituatie waarin wel recht op een huurtoeslag kan bestaan is bijvoorbeeld wanneer belanghebbende of zijn medebewoner gehandicapt is en men in een aangepaste woning woont. Het verlenen van Bijzondere bijstand voor woonkosten is in dat geval alleen mogelijk als er sprake is van een uit bijzondere omstandigheden voortkomende noodzaak om de dure woning te bewonen en de bijstand wordt slechts voor een beperkte periode toegekend onder oplegging van de verplichting om binnen een te bepalen periode te verhuizen naar een goedkopere woning: de verhuisplicht.

  • f)

    Op grond van artikel 49 Awir wordt huurtoeslag voor de kosten van huur in een bepaalde maand alleen verstrekt indien men gedurende de volledige maand huur voor de woning verschuldigd is. Gaat de huur pas halverwege de maand in, dan bestaat er over die maand geen recht op huurtoeslag. Het gemis aan huurtoeslag over deze gebroken periode waarin men wel al huurt maar nog geen recht heeft op huurtoeslag kan worden gecompenseerd met Bijzondere bijstand voor woonkosten.

  • g)

    De Belastingdienst stemt de hoogte van het maandelijkse voorschot af op een schatting van het jaarinkomen. Bij een inkomensdaling – en een ongewijzigde huurprijs – kan er aanleiding zijn om Bijzondere bijstand voor woonkosten te verstrekken. Hoewel belanghebbende in deze situatie mogelijk recht heeft op Bijzondere bijstand voor woonkosten, kan er, afhankelijk van de voorzienbaarheid van de inkomensachteruitgang, aanleiding zijn de Bijzondere bijstand voor woonkosten te verlagen indien belanghebbende onverantwoord heeft ingeteerd op zijn vermogen.

  • h)

    Een niet met een Nederlander gelijkgestelde vreemdeling heeft geen recht op huurtoeslag. Ook als een Nederlander een niet rechthebbende vreemdeling als medebewoner heeft, bestaat er voor beiden geen recht op huurtoeslag. In het algemeen kan daarbij worden gesteld dat het de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbende is, om er voor te zorgen dat hij zijn recht op huurtoeslag te gelde kan maken. De hogere woonkosten zijn daardoor vermijdbaar en daarom niet noodzakelijk.

 

In gevallen waarin de Nederlander (of daarmee gelijkgestelde vreemdeling) echter gehuwd is (of anderszins een zeer nauwe (familie)relatie heeft) met de illegale vreemdeling, kan het anders liggen. De medebewoning, hoeft dan immers niet een vrije keus van belanghebbende te zijn. In dergelijke gevallen kan het belanghebbende mogelijk niet worden verweten dat hij geen recht op huurtoeslag heeft en kan het aangewezen zijn om bijstand te verlenen in de vorm van een woonkostentoeslag.

3.14.1.2 Berekening

Stap 1: rekenhuur

Bepaal of bereken de rekenhuur overeenkomstig de WHT (zie Schulinck §

B7.18 onderdeel 2.5).

 

Stap 2: normhuur (afwijkend van WHT-systematiek).

Het volgen van de berekening van de huurtoeslag betekent, dat bij de berekening van de woonkostentoeslag rekening moet worden gehouden met de inkomsten van medebewoners. Het gezamenlijk inkomen bepaalt in de WHT immers de hoogte van de normhuur.

De WWB daarentegen houdt geen rekening met inkomen en vermogen van medebewoners die niet tot het gezin van belanghebbende behoren. Derhalve wordt bij de berekening van de woonkostentoeslag bij aanwezigheid van medebewoners geen rekening gehouden met het vermogen of inkomen van de medebewoners.

Bij het toekennen van een woonkostentoeslag telt een partner (in de zin van de WWB) echter niet mee als medebewoner (in de zin van de WHT). Dit heeft drie gevolgen:

  • 1.

    het eventuele vermogen van de partner bepaalt mede het recht op een woonkostentoeslag;

  • 2.

    bij het bepalen van draagkracht van de aanvrager wordt het eventuele inkomen van de partner meegerekend;

  • 3.

    de aanwezigheid van een partner heeft geen invloed op de hoogte van de normhuur.

Bij een combinatie van categorieën medebewoners wordt de normhuur berekend naar de hoogste categorie. Is er bijvoorbeeld sprake van een gezin met twee inwonende werkende kinderen, één van 25 jaar en één van 21 jaar, dan bedraagt de normhuur € 529,29.

 

Stap 3: maximale woonkostentoeslag (op grond van de WHT-systematiek)

Bereken met in achtneming van stap 2 overeenkomstig de WHT-systematiek (zie § B7.18 onderdeel 3) de maximale woonkostentoeslag.

 

Stap 4: ontvangen huurtoeslag in mindering brengen

Wanneer de woonkostentoeslag een aanvulling is op de (te lage) huurtoeslag, moet het bedrag dat aan huurtoeslag wordt ontvangen in mindering worden gebracht op de berekende maximale woonkostentoeslag (zie stap 3).

 

Stap 5: aanvullende woonkostentoeslag bij huur boven maximumhuurgrens

De Wet op de Huurtoeslag kent grenzen waarboven geen huurtoeslag wordt verstrekt (maximale huurgrens; zie § B7.18 onderdeel 2.1). Er zijn uitzonderingen mogelijk waarbij ondanks overschrijding van de huurgrens, toch huursubsidie wordt verleend (zie Schulinck

§ B7.18 onderdeel 2.12). Voor de berekening woonkostentoeslag geldt dat, overeenkomstig stap 1, eerste de rekenhuur wordt bepaald volgens de methode van de huursubsidiewet. Vervolgens wordt voor het gedeelte van de rekenhuur tot € 621,78 de rekenmethode van de Wet op de Huurtoeslag gevolgd. Bij het uitgerekende bedrag wordt het verschil tussen de rekenhuur en € 621,78 opgeteld, waarmee het bedrag van de woonkostentoeslag is bepaald.

 

Rekenvoorbeeld

Stel: een (niet gehandicapt) echtpaar (man 32, vrouw 36 jaar), zonder kinderen, met een minimuminkomen (bijbehorende normhuur = € 201,37) en een rekenhuur van € 650,-- per maand.

(kortingsgrens - normhuur) x 100%

(€ 343,49 - € 201,37) x 1

€ 142,12

(aftoppingsgrens min kortingsgrens) x 75%

(€ 491,64- € 343,49) x 75%

€ 111,11

(maximum huurgrens min aftoppingsgrens) x 0%

 

€ 0

(rekenhuur min maximum huurgrens) x 100%

(€ 650,00 - € 621,78) x 1

€ 28,22

Woonkostentoeslag per maand

 

€ 281,45

3.14.1.3 Duur van de woonkostentoeslag

Bij een rekenhuur (woonkosten) boven de maximum huurgrens kan gedurende maximaal een half jaar een woonkostentoeslag worden toegekend. In een dergelijke situatie dient de verhuisverplichting te worden opgelegd.

 

3.14.1.4 Verhuisverplichting

Indien belanghebbende een woonkostentoeslag aanvraagt waarbij de verhuisverplichting van toepassing is, moet hij een urgentieverklaring aanvragen.

Deze urgentieverklaring moet aangevraagd worden bij de Woningcorporatie.

In de regel zal in het geval dat Sociale Zaken de verhuisverplichting oplegt in verband met overschrijding van de maximum huurgrens, een urgentieverklaring worden afgegeven. De eventuele kosten voor een medische keuring, teneinde in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring, komen in aanmerking voor Bijzondere bijstand.

 

3.14.2 Woonkostentoeslag eigenaren

De berekening van de hoogte van de woonkostentoeslag voor eigenaren komt grotendeels overeen met die voor huurders. Alleen stap 1 is verschillend. Hieronder volgt derhalve een opsomming van de woonkosten van eigenaren die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag.

 

3.14.2.1 Berekening

Stap 1: woonkosten

De woonkosten van eigenaren die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag zijn:

De rente die verband houdt met de woning.

·Het gaat hier meestal om hypotheekrente. Het is niet van belang of de eigenaar de hypotheekrente ook daadwerkelijk betaalt.

Hypotheekrente die drukt op het inkomen kan daarvan worden afgetrokken bij de belastingaangifte. Dit leidt tot een hoger netto inkomen. Er zijn twee mogelijkheden:

  • a)

    Voorlopige teruggaaf. De betrokkene heeft een voorlopige teruggaaf aangevraagd vanwege de hypotheekrenteaftrek en ontvangt deze maandelijks van de belastingdienst. Het betreft inkomen in de zin van artikel 32 lid 1 WWB zodat hiermee rekening moet worden gehouden bij de (maandelijkse) draagkrachtberekening voor de woonkostentoeslag.

  • b)

    Fiscale aftrek achteraf. De betrokkene wacht met het aftrekken van de hypotheekrente tot de belastingaangifte zodat hij achteraf een belastingteruggave ontvangt. Een teruggaaf van belasting moet worden toegerekend aan het jaar waarop deze betrekking heeft, niet het jaar waarin deze wordt ontvangen. Voor zover de teruggaaf betrekking heeft op een periode waarover bijstand is verstrekt, zal er teruggevorderd moeten worden. Het inkomen is achteraf immers hoger. Voor het deel van de teruggaaf dat verband houdt met bijzondere kosten waarvoor geen bijstand is verstrekt, blijft terugvordering achterwege.

Het is niet toegestaan om bij de vaststelling van de woonkostentoeslag al bij voorbaat rekening te houden met een mogelijke belastingteruggave

  • ·

    Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijvoorbeeld voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld.

  • ·

    De aflossing van de hypotheek telt niet mee, dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.

 

Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom.

  • ·

    rioolrechten;

  • ·

    eigenaarsdeel waterschapslasten;

  • ·

    erfpachtcanon;

  • ·

    premies van verzekeringen tegen brand- en stormschade (alleen voor de opstallen);

  • ·

    eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel).

 

Een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud

  • ·

    Alleen kosten van groot onderhoud komen in aanmerking voor woonkostentoeslag. Bedoeld zijn de onderhoudskosten die in geval van bewoning van een huurhuis voor rekening van de verhuurder komen (bijvoorbeeld buitenschilderwerk).

  • ·

    Kosten van klein onderhoud moeten worden voldaan uit de bijstandsnorm of het daarmee vergelijkbare inkomen. Voor kosten van ingrijpende reparaties moet afzonderlijk bijstand worden verleend.

Als richtlijn voor de kosten van groot onderhoud gelden de bedragen die zijn opgenomen in het actuele overzicht van normen en bedragen. Deze bedragen zijn door het ministerie van VROM

vastgesteld. Afwijking van deze bedragen kan alleen in bijzondere omstandigheden.

Niet als een bijzondere omstandigheid kan gelden dat de betrokkene een zeer grote woning bewoont

en derhalve hogere onderhoudskosten heeft. De bovengemiddelde kosten zijn niet-noodzakelijk en komen daarom niet in aanmerking voor bijstandsverlening.

 

Stap 2 t/m 4

Voor het overige zij verwezen naar de stappen 2 t/m 4 van de berekening van de woonkostentoeslag voor huurders (zie hiervoor).

3.14.3 Woonkosten tijdens verblijf inrichting

Voor vaste lasten (= huur en energie) kan gedurende maximaal een jaar Bijzondere bijstand worden verleend. Dit geldt ook voor gehuwden waarvan beide partners in een inrichting verblijven. Indien vooraf vaststaat dat de opname langer dan een jaar zal duren dan kan er eventueel bijstand worden verleend voor de periode van huuropzegging.

Bijzondere bijstand kan worden verleend voor de volgende woonkosten:

  • ·

    de huur;

  • ·

    de nutsvoorzieningen (energie en water), zijnde het vastrecht plus 20% van de voorschotnota's.

De overige woonlasten zoals bijvoorbeeld OZB, verzekering, e.d., worden voor de berekening van de Bijzondere bijstand niet meegenomen. Voor de rente en aflossing van een hypotheek bij een eigen woning kan evenmin Bijzondere bijstand worden verleend. In dit geval zou bijstandsverlening leiden tot vermogensvermeerdering, hetgeen niet de strekking is van de WWB. De eigenaar zal met de hypotheekverstrekker een regeling moeten treffen.

 

3.15 Legeskosten vreemdelingen (Schulinck § 3.6.14)

Vreemdelingen kunnen worden geconfronteerd met hoge legeskosten met betrekking tot de verlenging van hun verblijfsvergunning

Soort kosten

Voorliggende voorzieningen

Bijzondere bijstand

Legeskosten verblijfsvergunning

Geen

Nee, tenzij er door bijzondere omstandigheden niet gereserveerd kon worden.

Legeskosten naturalisatie

Geen

Nee, geen noodzakelijke kosten bestaan

Vreemdelingen die voor het eerst een aanvraag om een verblijfsvergunning indienen zijn nog geen rechthebbenden als bedoeld in art. 11 WWB, waardoor de legeskosten van een dergelijke aanvraag niet voor vergoeding in aanmerking kan komen. Indien er sprake is van een aanvraag verblijfsvergunning voor hier ter lande geboren kinderen uit rechtmatig hier verblijvende niet-Nederlandse ouders, zijn de ouders wel rechthebbenden.

 

3.16 Overbrugging betaaldatum (Schulinck § 7.19.2)

In onze maatschappij is het gebruikelijk om salarissen en bepaalde uitkeringen maandelijks achteraf betaalbaar te stellen.

Op grond daarvan worden alle nieuwe cliënten in beginsel geacht over voldoende financiële middelen te beschikken om de periode tot de eerste betaaldag te kunnen overbruggen.

De WWB-uitkering geldt voor de eerste tot en met de laatste dag van de maand en wordt rond de 23e van de maand op de rekening bijgeschreven.

De cliënt moet dus de periode tot de eerste gewone WWB-betaling zelf overbruggen. Niet iedere cliënt is daartoe in staat.

Daarom kan uitsluitend een nieuwe WWB-cliënt voor die periode bijstand krijgen, en dan nog specifiek de ‘vreemdeling’ welke voor het eerst een regulier inkomen gaat ontvangen. Deze bijstand wordt om niet verstrekt. De regeling is alleen bedoeld voor levensonderhoud.

3.16.1 Wanneer overbrugging

Een overbruggingsuitkering kan dan worden verstrekt indien een niet vrijwillige, noodzakelijke wijziging van betaalritme of omstandigheden liquiditeitsproblemen veroorzaakt:

  • ·

    Belanghebbende had geen eigen inkomen;

  • ·

    Overgang van betaling per maand vooraf (asielzoekers) naar betaling per maand achteraf (WWB).

In zeer bijzondere situaties kan een overbruggingsuitkering verstrekt worden in geval van:

  • ·

    Overgang van zak- en kleedgeld naar volledige norm;

  • ·

    Overgang van week- naar maandbetalingen;

  • ·

    Na een periode van detentie.

3.16.2 Voorwaarden

Voor een overbruggingsuitkering moet de cliënt een afzonderlijke

aanvraag indienen. Een overbruggingsuitkering wordt nooit automatisch toegekend;

  • 1.

    Op de ingangsdatum van de uitkering heeft de cliënt geen of onvoldoende liquide middelen en/of spaartegoed. Dus ook het vermogen dat binnen de grens van het 'bescheiden vermogen' blijft moet de cliënt aanwenden om zelf het overbruggingsprobleem op te lossen;

  • 2.

    Een eventueel rekening-courantkrediet op een betaalrekening moet door belanghebbende worden aangewend;

  • 3.

    De cliënt heeft zelfstandige woonruimte en/of draagt gezinsverantwoordelijkheid. Dus geen overbruggingsuitkering aan thuiswonenden beneden de 21 jaar;

  • 4.

    Uit het onderzoek is komen vast te staan dat cliënt de noodzaak van een overbruggingsuitkering niet heeft kunnen voorzien en/of voorkomen;

  • 5.

    Men moet niet met een voorschot alleen rond kunnen komen;

  • 6.

    Er wordt rekening gehouden met inkomsten, bijv. uit (parttime) arbeid.

     

3.16.3 Onderzoek en rapportage

Door de cliënt moet aangetoond zijn, dat er op de ingangsdatum van de uitkering, onvoldoende financiële middelen zijn (kas-, bank- of giroreserves, ook indien deze onder de grens van het zogenaamde bescheiden vermogen liggen) om de wachttijd tot de eerstvolgende betaaldatum te kunnen overbruggen. Aanwezige kas-, bank- of girosaldi moeten op de berekende overbrugging in mindering worden gebracht. Uit de desbetreffende rapportage moet blijken, dat er sprake is van een financiële noodsituatie. Als de cliënt vóór de ingangsdatum van de uitkering betalingen heeft verricht ten behoeve van primaire bestaanskosten, die nog niet zijn afgeschreven op zijn rekening, dan mogen die betalingen van zijn tegoed worden afgetrokken.

Dat mag alléén als de cliënt die betalingen tijdens de aanvraagprocedure alsnog aantoont aan de hand van bankafschriften en nota's.

De overbruggingsuitkering kan o.a. worden aangewend ter voorziening in de eerste huur (en administratiekosten).

 

3.16.4 Hoogte overbruggingsuitkering

De overbruggingsuitkering kan in voorkomende gevallen vastgesteld worden op maximaal 23/30 van de maanduitkering (te weten de van toepassing zijnde norm + evt. toeslag, verminderd met de vakantietoeslag), onder aftrek van de eventuele inkomsten en beschikbare liquide middelen.

Let op: Veelal bestaat er ook recht op een woonkostentoeslag over de gebroken maand.

 

Rekenvoorbeeld

Cliënt heeft met ingang van 12 mei 2008 recht op uitkering, norm éénoudergezin:

 

Norm (fictief), excl. vt. € 900,00

liquide middelen (evt. rek.-courantkrediet) € 150,00

 

De uitkering welke door cliënt wordt ontvangen op 23 mei bedraagt 20/31 x de normuitkering. Daarmee moet zij de periode overbruggen tot 23 juni.

De overbruggingsuitkering is enerzijds bedoeld om de periode tot 23 mei te overbruggen, maar ook om de uitkering van 23 mei tot 23 juni aan te vullen.

De overbruggingsuitkering bedraagt 23/30 x € 900,00 = € 690,00 -/- € 150,00 liquide middelen =

€ 540,00.

4. Categorie bijzondere bijstand

Het college kan naast individuele bijzondere bijstand ook categoriale bijzondere bijstand verlenen voor bijzondere kosten. Deze bevoegdheid heeft het college ten aanzien van personen van 65 jaar of ouder.

Daarnaast kan categoriale bijzondere bijstand worden verstrekt aan een persoon in de leeftijd van 18 jaar tot 65 jaar die behoort tot een categorie chronisch zieken of gehandicapten, ten aanzien van welke categorie aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevindt die leiden tot bepaalde noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.

Tenslotte heeft het college de bevoegdheid om ook ten aanzien van belanghebbenden jonger dan 65 jaar een categoriale bijzondere bijstand te verlenen in de vorm van een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering.

Ouderen, chronisch zieken en gehandicapten hebben vaak te maken met extra kosten. Zij kunnen boven op hun inkomen een bijzondere categoriale bijzondere bijstand aanvragen. Zij hoeven hiervoor niet aan te tonen dat de kosten daadwerkelijk gemaakt zijn, maar zij moeten wel voldoen aan de inkomenseisen.

4.1 Peocedure

Voor de verlening van categoriale bijzondere bijstand is het voldoende om vast te stellen dat:

  • ·

    De aanvrager tot de doelgroep behoort;

  • ·

    De aanvrager een inkomen heeft tot maximaal 110% van de minimumnorm;

  • ·

    De aanvrager een vermogen heeft tot aan de bedragen genoemd iartikel 34 WWB.

 

In één keer toekennen en overmaken

De categoriale bijzondere bijstand wordt in één keer in zijn geheel toegekend en overgemaakt naar de aanvrager.

Men hoeft hiervoor dus niet aan te tonen dat de kosten daadwerkelijk gemaakt worden (geen bestedingverplichting).

 

De verlening van categoriale bijzondere bijstand sluit de verlening van individuele bijzondere bijstand niet uit. Individuele bijzondere bijstand blijft altijd mogelijk voor noodzakelijke kosten, waarin de algemene bijstand en de categoriale bijstand niet voorzien, er sprake is van bijzondere omstandigheden en de kosten niet voldaan kunnen worden uit de draagkracht.

4.2 Categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten

4.2.1 Doelgroep categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten

Handicaps en chronische ziekten kunnen fysiek, verstandelijk of psychisch van aard zijn. Als voorbeelden van chronische ziekten kunnen worden genoemd: cara (astma), diabetes melitus, epilepsie, reuma, lever- en darmziekten, spierziekten, migraine, nierziekten, hartafwijkingen, hemofilie, cystic fibrosis, chronische artritis en kanker.

 

4.2.2 Voorbeelden van verborgen kosten

Inroepen van extra hulp en dienstverlening van familie, buren of andere vrijwilligers, (hogere) energiekosten, attentie voor de mantelzorger, lidmaatschap belangenvereniging, extra kosten voor klusjes in en rond huis of extra vervoerskosten voor bezoek ziekenhuis.

De cliënt moet zelf aannemelijk maken (door middel van nota’s, betaalbewijzen, verklaringen specialisten) dat hij chronisch ziek is. Hierbij kunnen de volgende zaken een indicatie zijn:

  • ·

    Langdurige thuiszorg;

  • ·

    Hulpmiddelen voor wonen/werk, vervoer, lopen/rolstoel, autovoorzieningen (bijv. WMO-voorzieningen);

  • ·

    Arbeidsongeschiktheidsuitkering (80-100%) (Beschikking UWV);

  • ·

    Indicatie op grond van WMO en bijv. recht op een invalidenparkeerkaart;

  • ·

    Recht op voorzieningen chronisch zieken/gehandicapten vanuit bijv. AWBZ.

 

4.2.3 Hoogte categoriale bijzondere bijstand

Voor het jaar 2008 is de categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten per persoon vastgesteld op € 215,00 p.p.

 

4.3 Categoriale bijzondere bijstand 65+

4.3.1 Doelgroep categoriale bijzondere bijstand 65+' ers

  • 1.

    65+;

  • 2.

    komt niet in aanmerking voor categoriale bijstand chronisch zieken en gehandicapten.

4.3.2 Voorbeelden van verborgen kosten

Batterijen voor een hoortoestel, kosten voor een pedicure, bewassingkosten, kledingslijtage, dieetkosten.

4.3.3 Hoogte categoriale bijstand

Voor het jaar 2008 is de categoriale bijstand 65+’ers per persoon vastgesteld op € 115,00 p.p.

4.4 langdurigheidstoeslag

De Langdurigheidstoeslag is een algemene inkomensondersteunende maatregel. Zij is bedoeld voor belanghebbenden met algemene bijstand of een andere uitkering zonder arbeidsmarktperspectief.

De Langdurigheidstoeslag wordt niet gefinancierd vanuit het budget Bijzondere bijstand, maar uit het “Inkomensdeel” vanuit het Fonds Werk en Inkomen van de WWB. Het is een wettelijke regeling. Het college heeft bepaald wat bijna geen inkomsten uit arbeid betekent en wanneer iemand zich voldoende heeft ingespannen om algemeen geaccepteerde arbeid te krijgen.

4.4.1 Doelgroep

  • .

    Personen van 21 tot 65 jaar;

  • ·

    Uitkering WWB, Ioaw/Ioaz, Anw, arbeidsongeschiktheidsuitkering berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 80%;

  • ·

    Iedere gedeeltelijk arbeidsongeschikte zonder inkomsten uit arbeid, die voldoet aan de overige voorwaarden;

  • ·

    Vermogensrichtlijnen als genoemd in art. 34 WWB zijn van toepassing.

     

4.4.2 Voorwaarden

Om recht te hebben op een Langdurigheidstoeslag moet op grond van artikel 36 lid 1 WWB worden voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • a)

    de belanghebbende is 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar;

  • b)

    het inkomen van de belanghebbende is gedurende een ononderbroken periode van 36 maanden niet hoger dan de bijstandsnorm en hij heeft geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 WWB, en;

  • c)

    in de voorafgaande twaalf maanden is de belanghebbende niet eerder voor een Langdurigheidstoeslag in aanmerking gekomen.

Wanneer aan één van bovenstaande eisen niet is voldaan, dan moet de aanvraag om een Langdurigheidstoeslag worden afgewezen, onder verwijzing naar artikel 36 lid 1 WWB.

Toelichting Termijn van 36 maanden

Om te kunnen beoordelen of belanghebbende gedurende een periode van 36 maanden aan de voorwaarden heeft voldaan, dient hij deze periode in Nederland ter hebben verbleven.

Personen die in die periode in verband met de vreemdelingenstatus niet mochten werken, worden geacht te hebben voldaan aan de voorwaarden.

4.4.3 hoogte langdurigheidstoeslag ( normen 1-1-2009)

Gehuwden € 498,00

Alleenstaande ouder € 447,00

Alleenstaande € 349,00

4.5 collectieve aanvullende ziektekostenverzekering

Artikel 10 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand maakt het mogelijk om een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering aan te bieden aan alle gemeentelijke minima.

De gemeente Voorschoten heeft samen met Zorg en Zekerheid een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (AV-gemeente) ontwikkeld. Deze collectieve aanvullende verzekering bestaat uit de AV-standaard van Zorg en Zekerheid, aangevuld met een aantal extra’s.

Deze verzekering biedt inwoners van de gemeente Voorschoten tot een bepaald inkomen extra voordelen door ruimere vergoedingen voor o.a. tandarts, bril, orthodontie en thuiszorg. Ook het wettelijke eigen risico is afgedekt.

De deelnemer betaalt zelf de basispremie en de premie voor de module eigen risico. De premie van de collectieve aanvullende verzekering (AV-gemeente-standaard) wordt betaald door de gemeente.

De deelnemer kan ook kiezen voor een AV-gemeente-top verzekering. De deelnemer betaalt in dat geval alleen het extra deel van de topverzekering.

Het voorzieningenpakket van de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering wordt jaarlijks vastgesteld in overleg tussen de gemeente en de zorgverzekeraar.

 

 

4.5.1 Doelgroep

  • ·

    Inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandnorm

  • ·

    Vermogenstoets, het van toepassing zijnde vrij te laten vermogen (art. 34 WWB);

  • ·

    Mensen met een studiefinanciering op grond van de WSF2000 vallen buiten deze regeling.

 

4.5.2 Toetreding

Indien de aanvrager bij Zorg en Zekerheid verzekerd is, kan er iedere maand een overstap geregeld worden.

Indien de aanvrager bij een andere zorgverzekeraar zit, kan jaarlijks (1 januari) gewisseld worden.

De gemeente vindt de dekking van de collectieve aanvullende verzekering afdoende. Medische kosten die niet vergoed worden door de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (AV-Standaard) komen in principe niet in aanmerking voor Bijzondere bijstand.

Uitzondering op deze regel zijn de tandartskosten. Bij medische noodzakelijkheid kunnen de kosten voor controle, renovatie en onderhoud in aanmerking komen voor een Bijzondere bijstand, indien de totale noodzakelijke kosten de maximale vergoeding van de aanvullende verzekering te boven gaan. Indien de zorgverzekeraar de tandartskosten tot een maximaal bedrag noodzakelijk vindt, zijn ook de ‘meerkosten’ noodzakelijk. Dit geldt niet voor de meerkosten van kronen en bruggen.

5. Aanvullend gemeentelijk minimabeleid

Naast de wettelijke mogelijkheden van inkomensondersteuning zoals benoemd in de voorgaande hoofdstukken, heeft de gemeente Voorschoten zelf ook een aantal minimaregelingen.

In dit hoofdstuk zullen deze worden behandeld. Bij de intake is het van belang dat de mogelijkheden van deze regelingen meegewogen worden.

5.1 Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen

5.1 Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen

Alle inwoners van de gemeente Voorschoten met een inkomen dat gelijk ligt aan 100% van de bijstandnorm (en een beperkt eigen vermogen) komen in aanmerking voor kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen (rioolrechten, OZB eigenaarsdeel, hondenbelasting eerste hond,

afvalstoffenheffing en begraafplaatsrechten). Alle mensen met een inkomen op het sociaal minimum kunnen een beroep op kwijtschelding kunnen doen (mits zij onder de vermogensgrens blijven).

 

5.2 Schuldhulpverlening

In Voorschoten wordt toegewerkt naar een integrale schuldhulpverlening. Op het moment biedt schuldhulpverlening ondersteuning bij schuldproblemen door adviesgesprekken, budget beheer, budget begeleiding, het treffen van schuldregelingen en psychosociale hulpverlening.

In de toekomst zal ook preventie van schulden, in de vorm van voorlichting en vroegtijdige signalering, en nazorg, gericht op het duurzaam voorkomen financiële problemen, een groter onderdeel van de schuldhulpverlening worden.

 

5.3 Sociaal Hulpfonds Voorschoten

De Stichting Sociaal Hulpfonds Voorschoten is een initiatief van de gemeente. De doelstelling van de stichting is om gezinnen en individuen met een laag inkomen een steuntje in de rug te geven ingeval zij door onverwachte (financiële) tegenslagen in een noodsituatie terechtkomen of dreigen te komen, terwijl zij niet in aanmerking komen voor een vorm van bijstandverlening.

 

5.4 Maatschappelijke participatie

De invoering van de WWB heeft een einde gemaakt aan vrijwel alle gemeentelijke categoriale regelingen, zowel in de Bijzondere bijstand als daarbuiten. De wetgever heeft nadrukkelijk gesteld dat er geen ruimte (meer) is voor eigen gemeentelijk categoriaal beleid inzake bijzondere inkomensaanvulling. Algemeen, generiek inkomensbeleid is voorbehouden aan het Rijk. Met ingang van 1 januari 2009 heeft de wetgever meerdere categoriale regelingen benoemd. Bij die regelingen die onderdeel uitmaken van de Bijzondere bijstand is ook een categoriale regeling voor gezinnen met ten laste komende kinderen. Een deel van de kosten van de hieronder beschreven regeling wordt daardoor ook onder Bijzondere Bijstand opgenomen.

Deze laatste wijziging van de WWB heeft daardoor deels verandering gebracht in de voorzieningen voor maatschappelijke participatie. Voor de voorzieningen voor maatschappelijke participatie, zoals stadspassen, blijft wel gelden dat die uitsluitend betrekking mogen hebben op sociaal-culturele en sportieve activiteiten. Dit betekent dat deze regeling, niet zijnde Bijzondere bijstand, het categoriale karakter kan behouden en het college nog bevoegd is beleid te voeren.

 

5.4.1 Doel

Bevorderen van participatie aan de lokale samenleving en voorkomen van sociaal isolement.

Voorkomen dat kinderen uit gezinnen met minimum inkomen een achterstand hebben t.o.v. andere kinderen op school.

 

5.4.2 Doelgroep

Mensen die langer dan één jaar een inkomen op het voor hen geldende bijstandsniveau (tot 110%) hebben, kunnen een vergoeding krijgen voor sociale, culturele en sportieve activiteiten die de participatie aan de samenleving bevorderen c.q. die dienen om een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken. De Regeling is voor een periode van 4 jaar uitgebreid met de vergoedingsmogelijkheid voor (abonnements)kosten voor internet. Deze vorm van communicatie is hierdoor meer toegankelijk voor de doelgroep die rond moet komen op het bestaansminimum.

Voor bepaalde kosten moet de WMO als toereikende en passende voorziening worden gezien, zoals voor sportrolstoelen en vervoerskosten t.b.v. ontspanning en ontwikkeling.

Mensen met een studiefinanciering volgens de WSF2000 vallen buiten deze regeling.

 

Voorliggende voorziening

Vergoeding Maatschappelijke participatie

Sociaal culturele, educatieve en sportieve activiteiten.

WMO

Ja, mits langer dan één jaar een inkomen op het voor hen geldende bijstandsniveau (tot 110%)

Internetabonnement

 

Ja, mits langer dan één jaar een inkomen op het voor hen geldende bijstandsniveau (tot 110%)

De maximale vergoeding verschilt per huishouden. Dit is het maximale bedrag waarop per jaar aanspraak gemaakt kan worden.

Huishouden

Maximale bedrag per jaar

Volwassenen per persoon

€ 130,00

 

 

 

 

per kind

€ 200,00

5.4.3 Uitvoering

De aanvrager krijgt bij een aanvraag een beschikking voor het maximale bedrag waarop diens huishouden een beroep kan doen. Dit bedrag wordt ook uitbetaald. In de beschikking (en communicatie over deze regeling) wordt opgenomen dat bewijsstukken bewaard moeten worden ten bate van een steekproef. De omvang van de steekproef en de werkwijze wordt

vastgelegd in het controleprotocol

Enkele voorbeelden van sociaal culturele, educatieve en sportieve activiteiten:

Sport en recreatie:

Zwembadabonnement, meerbadenkaart en lesgeld voor zwemlessen

Contributie voor een sportvereniging/sportschool

Aan het abonnement of lidmaatschap verbonden sportkleding

Seizoen-entreekaarten van een sportvereniging

Contributie van een volkstuinvereniging

Lidmaatschap hobbyclub

Culturele activiteiten

Lidmaatschap bibliotheek

Lidmaatschap amateuristische kunst of culturele vereniging

Cursuskosten van dans- of muziekschool

Theaterabonnementen

Kortingspassen

Museumjaarkaart

Cultureel Jongeren Paspoort

NS voordeelurenkaart, i.v.m. bezoek van activiteiten buiten de gemeente

Kosten cursussen:

Inschrijfkosten en lesgeld cursussen Volksuniversiteit

Inschrijfkosten en lesgeld cursussen Vrije Akademie

Etc.

5.5 Computerregeling

Kinderen in het primair en voortgezet onderwijs kunnen niet meer zonder computer. Zeker in het voortgezet onderwijs is het noodzakelijk om ook buiten school (thuis) daar mee te kunnen werken om opdrachten uit te kunnen voeren. Daar is ook een internet-aansluiting voor nodig.

In de raadsvergadering van 5 november 2009 is besloten om ingaande 1 januari 2010 een computerregeling te realiseren.

Elk gezin met een voor het eerst naar het voorgezet onderwijs schoolgaand kind kan een beroep doen op deze regeling. Als het inkomen lager is dan 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm wordt een bedrag beschikbaar gesteld voor de aanschaf van een computer en eventuele hard- en software.

Dat bedrag is vastgesteld op € 620,00 (info Nibud). Het bedrag wordt binnen 4 jaar na verstrekking niet opnieuw verstrekt aan het gezin. Om voor de eerste keer in aanmerking te komen gelden de bepalingen omtrent terugwerkende kracht vanuit de bijzondere bijstand.

In de internetkosten wordt voorzien, omdat deze doelgroep ook gebruik kan maken van de regeling maatschappelijke participatie.

Voor de uitvoering kan gebruik gemaakt worden van een vergelijk tussen de leerplichtadministratie en de toegekende uitkeringen maatschappelijke participatie.

 

5.6 Overige initiatieven

De gemeente kent organisaties zoals kerken en moskeeën, particuliere fondsen en voedselbanken, die financiële ondersteuning of hulp in natura bieden aan mensen met een laag inkomen.