Organisatie | Roermond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut |
Citeertitel | Treasurystatuut |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 212, Wet financiering decentrale overheden
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 29-09-2017 | Nieuwe regeling | 17-12-2015 Gemeenteblad 2015, 22-12-2015 nr. 124902 | 2015/068/2 |
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 november 2015,
raadsvoorstelnummer 2015/068/1;
gezien het advies van de commissie Bestuur en Middelen van 30 november 2015;
gelet op het bepaalde in artikel 15 (financieringsfunctie) van de ‘Financiële verordening gemeente Roermond 2014’;
Het treasurystatuut 2016 vast te stellen (ter vervanging van en onder gelijktijdige intrekking van het treasurystatuut 2015).
Doelstellingen van de treasuryfunctie
Artikel 2 Doelstelling van de treasuryfunctie 3
Artikel 3 Organisatie van de besluitvorming 3
Artikel 4 Uitgangspunten Risicobeheer 3
Artikel 4A Uitzettingen en garanties 4
Artikel 4A1 Uitzettingen en garanties uit hoofde van de publieke taak 4
Artikel 4A2 Uitzettingen uit hoofde van de treasury 4
Artikel 6 Valutarisicobeheer 5
Artikel 8 Wet Houdbare Overheidsfinanciën 5
Artikel 10 Geldstromenbeheer 6
Administratieve Organisatie en Interne Controle
Artikel 11 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle 6
Artikel 12 Taken en Verantwoordelijkheden 6
Artikel 14 Informatievoorziening 6
Toelichting op de artikelen in het treasurystatuut 7
Bijlage 2 Verantwoordelijkheden treasuryfunctie 12
Bijlage 3 Bevoegdheden treasuryfunctie 13
Bijlage 4 Informatievoorziening 14
Bijlage 5 A Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet FiDo) 15
Bijlage 5 B Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden 20
Het treasurystatuut van de gemeente Roermond heeft tot doel een formeel kader te scheppen waarbinnen de financierings- en beleggingsactiviteiten van de organisatie dienen plaats te vinden. In algemene zin zal het financieel beleid dienen bij te dragen en ondersteuning te bieden aan het uitvoeren van de publieke taken van de gemeente. Meer specifiek zal de continuïteit van de gemeente op korte en lange termijn gewaarborgd dienen te worden. De gemeente Roermond houdt zich bij de uitvoering van de financieringsfunctie aan de kaders gesteld binnen de Wet Financiering Decentrale Overheden (bijlage 5a: Wet FiDo) en de ‘Regeling Uitzettingen Derivaten Decentrale Overheden’ (bijlage 5b: “RUDDO”).
Een van de elementen van treasury is het beheren en beheersen van de risico’s, waarbij de volgende risico’s onderscheiden kunnen worden: renterisico en valutarisico. Hierbij kent ieder risico zijn eigen beheersmaatregelen, welke onderstaand worden toegelicht. Door middel van het periodiek formuleren van een rentevisie en het anticiperen hierop wordt getracht de risico’s, welke veroorzaakt worden door de markt, te beperken.
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
Uitzettingen en garanties uit hoofde van de publieke taak
Voor uitzettingen en garanties uit hoofde van de publieke taak gelden de volgende specifieke uitgangspunten en richtlijnen:
a) De gemeente hanteert een terughoudend beleid om leningen of garanties te verstrekken en/of financiële participaties te hebben uit hoofde van de publieke taak. De bevoegdheid tot het verstrekken van leningen, garanties of het aangaan van leningen, garanties of het aangaan van een financiële participatie berust bij het college.
Een en ander met inachtneming van het gestelde in de geldende ‘Financiële Verordening gemeente Roermond’. In artikel 9 ‘Informatieplicht’ van de Financiële Verordening gemeente Roermond 2014 is bepaald dat besluiten ten aanzien van ‘leningen, waarborgen en garanties groter dan € 750.000’ pas genomen kunnen worden nadat de Raad is geïnformeerd en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
b) Alvorens het college besluit tot het verstrekken van een lening of garantie aan een organisatie wordt vooraf aan de afdeling concernadvies een advies gevraagd waarin de mogelijke financiële risico’s worden beoordeeld.
c) Bij het afgeven van garanties wordt gebruik gemaakt van de bestaande waarborgfondsen, zoals het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW); indien de garantie niet door een Waarborgfonds kan worden afgegeven, worden door de gemeente zoveel mogelijk zekerheden bedongen;
d) De betreffende geldnemer dient jaarlijks een jaarrekening met goedkeurende accountantsverklaring in te dienen bij de gemeente. Ook zullen saldobevestigingen van de gewaarborgde geldleningen toegestuurd moeten worden.
Uitzettingen uit hoofde van treasuryfunctie
Overtollige middelen dienen conform de wet Schatkistbankieren te worden uitgezet bij de Nederlandse Staat; hiertoe is door onze gemeente een rekening courant overeenkomst aangegaan met de Staat der Nederlanden en is een speciale rekening geopend ten name van onze gemeente bij de Bank Nederlandse Gemeenten, via welke mogelijke overtollige liquide middelen op basis van een systeem van ‘zero balancing’ dagelijks van en naar de Schatkist kunnen worden afgeroomd.
Daarnaast biedt de Wet Schatkistbankieren ruimte aan de decentrale overheden om onderling van en aan elkaar te lenen.
Financiering is een deelfunctie van de treasury en omvat de activiteiten die gericht zijn op het beheren van de liquiditeitsposities en het voorzien in de benodigde liquiditeiten voor de realisatie van voorgenomen investeringen en exploitatie, waarbij het zowel gaat om financiering tot 1 jaar (geldmarkt) alsook om financiering langer dan 1 jaar (kapitaalmarkt), alsmede het onderhouden van de relatie met financiële instellingen.
De basis voor het zo adequaat en efficiënt mogelijk aantrekken van voldoende financiering, zowel kort als lang, wordt gevormd door de rentevisie van de gemeente en de meerjarige liquiditeitsprognose, waarbij gestreefd wordt optimalisatie van het (rente-)resultaat.
Voor de financieringsfunctie gelden de volgende richtlijnen:
Het aantrekken van financiering geschiedt tegen zo gunstig mogelijke condities en wordt zodanig gekozen dat deze passen binnen het prudente risicobeleid; de gemeente zal minimaal offertes opvragen (welke schriftelijk worden vastgelegd) bij de (twee) huisbankiers alvorens een financiering wordt aangetrokken;
Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In dit statuut wordt verstaan onder:
particuliere bedrijfsleven niet of tegen bijzonder hoge kosten in een
voorziening van algemeen belang voorziet, waardoor deze niet of voor velen niet bereikbaar is.
Schatkistbankieren: Voor decentrale overheden betekent schatkistbankieren dat overtollige middelen aangehouden dienen te worden in de schatkist bij het ministerie van Financiën. Dit houdt in dat overtollige liquiditeiten niet langer bij bijvoorbeeld banken (en daarmee) buiten de schatkist mogen worden aangehouden. Ook is toegestaan dat decentrale overheden gelden onderling bij elkaar uitzetten.
Treasury-functie: De treasury-functie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.
Bijlage 2: Verantwoordelijkheden treasuryfunctie
Bijlage 4: Informatievoorziening
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op grond van veranderde omstandigheden en nieuwe inzichten ten aanzien van het financieringsbeleid van openbare lichamen wenselijk is nieuwe regels vast te stellen ter herziening van de Wet financiering lagere overheid;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indien het de in onderdeel a, onder 4°, bedoelde lichamen en organen betreft alsmede Onze Minister van Infrastructuur en Milieu voor zover aan de in onderdeel a, onder 4°, bedoelde lichamen en organen waterschappen deelnemen;
1.Openbare lichamen kunnen uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak leningen aangaan, middelen uitzetten of garanties verlenen. Voor het overige houden zij hun liquide middelen in ’s Rijks schatkist aan.
2.De middelen die een openbaar lichaam in ’s Rijks schatkist aanhoudt, blijven beschikbaar voor de uitoefening van zijn publieke taak.
3.In afwijking van het eerste lid kunnen openbare lichamen hun liquide middelen in de vorm van leningen uitzetten bij andere openbare lichamen, met dien verstande dat openbare lichamen geen leningen kunnen verstrekken aan openbare lichamen ten aanzien waarvan zij met het financiële toezicht zijn belast. Bij regeling van Onze Ministers worden met betrekking tot deze leningen nadere regels gesteld.
4.Bij regeling van Onze Ministers kunnen bepaalde middelen uitgezonderd worden van de verplichting deze aan te houden in ’s Rijks schatkist.
1.Openbare lichamen kunnen geldleningen slechts aangaan en verstrekken, dan wel de nakoming van uit geldleningen voortvloeiende verplichtingen ten aanzien van de betaling van rente en aflossing slechts garanderen, indien de geldleningen voldoen aan de daarvoor bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.
2.Openbare lichamen kunnen derivaten hanteren of de ingevolge artikel 2, vierde lid, uitgezonderde middelen uitzetten indien deze derivaten of uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Bij regeling van Onze Ministers worden ter zake van de uitvoering van dit lid nadere regels gesteld.
3.Openbare lichamen sluiten ten gunste van personeel of politieke ambtsdragers geen contracten met betrekking tot hypothecaire leningen of garanties op de verstrekking van hypothecaire leningen door financiële instellingen.
1.Openbare lichamen ontvangen rente over de liquide middelen die zij in ’s Rijks schatkist aanhouden. De rente kan niet negatief zijn.
2.Openbare lichamen hebben een rekening-courantovereenkomst met de Staat der Nederlanden, welke van rechtswege tot stand komt op de dag dat deze overeenkomst is ontvangen door het desbetreffende openbaar lichaam. De overeenkomst luidt overeenkomstig de modelovereenkomst die na overleg met Onze Ministers door Onze Minister van Financiën wordt vastgesteld.
3.Onze Minister van Financiën kan na overleg met Onze Ministers regels stellen ten aanzien van de uitvoering van dit artikel.
1.Onze Ministers stellen bij ministeriële regeling een percentage voor de berekening van de kasgeldlimiet vast. Onze Ministers zenden eens per drie jaar aan de Staten-Generaal een verslag houdende overwegingen met betrekking tot de hoogte van het percentage, bedoeld in de eerste volzin.
2.Voor de kasgeldlimiet geldt een minimumbedrag van € 300 000.
3.Onze Ministers kunnen bij ministeriële regeling een hoger minimumbedrag vaststellen dan het in het tweede lid genoemde bedrag.
4.Het op basis van het eerste lid vast te stellen percentage voor de kasgeldlimiet en het op basis van het derde lid vast te stellen minimumbedrag kunnen verschillend zijn voor de verschillende categorieën openbare lichamen.
5.De toezichthouder van de openbare lichamen, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 5°, kan na overleg met het bestuur van de gemeenschappelijke regeling een afwijkend percentage voor de kasgeldlimiet voor een gemeenschappelijke regeling vaststellen.
1.De gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal van een openbaar lichaam overschrijdt de kasgeldlimiet niet.
2.Indien een openbaar lichaam voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, stelt het daarvan de toezichthouder op de hoogte, en legt het de kwartaalrapportage en een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven ter goedkeuring voor aan de toezichthouder.
3.Zolang het plan, bedoeld in het tweede lid, niet is goedgekeurd dan wel indien blijkt dat het plan niet ten uitvoer wordt gelegd kan de toezichthouder een aanwijzing geven om alsnog een aangepast plan in te zenden en om maatregelen te treffen om te voldoen aan de kasgeldlimiet. De toezichthouder kan voorts bepalen dat voor het aangaan van nieuwe geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van minder dan één jaar voorafgaande toestemming van de toezichthouder is vereist. De toezichthouder kan daarbij een maximum vaststellen voor de schuld in rekening-courant van het openbare lichaam met inachtneming van de op dat moment bestaande betalingsverplichtingen van het openbare lichaam.
4.Het toezicht, bedoeld in het derde lid, vervalt zodra het in het derde lid bedoelde plan naar het oordeel van de toezichthouder voldoende ten uitvoer wordt gelegd.
5.De toezichthouder kan bij incidentele wijzigingen in het inkomsten- en uitgavenpatroon ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde verplichting voor een periode van maximaal twee kwartalen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen gesteld.
1.Onze Ministers stellen bij ministeriële regeling een percentage voor de berekening van de renterisiconorm en een minimumbedrag voor de renterisiconorm vast, alsmede regels ten aanzien van de bepaling van het renterisico op het begrotingstotaal.
2.Het op basis van het eerste lid vast te stellen percentage voor de renterisiconorm en minimumbedrag kunnen verschillend zijn voor de verschillende categorieën openbare lichamen.
1.Het renterisico op het begrotingstotaal van een openbaar lichaam overschrijdt de renterisiconorm niet.
2.De toezichthouder geeft, indien door een openbaar lichaam niet wordt voldaan aan het eerste lid, het openbare lichaam een aanwijzing om maatregelen te nemen ten einde het renterisico op het begrotingstotaal te verminderen.
3.Indien het openbare lichaam geen gehoor geeft aan de aanwijzing van de toezichthouder, bedoeld in het tweede lid, legt het openbare lichaam een plan om aan het eerste lid te voldoen ter goedkeuring voor aan de toezichthouder. Zolang dit plan niet is goedgekeurd dan wel indien blijkt dat het plan niet ten uitvoer wordt gelegd, kan de toezichthouder bepalen dat voor het aangaan van het begrotingstotaal voorafgaande toestemming van de toezichthouder is vereist.
4.Het voorafgaand toezicht, bedoeld in het derde lid, vervalt zodra het in het derde lid bedoelde plan naar het oordeel van de toezichthouder voldoende ten uitvoer wordt gelegd.
5.De toezichthouder kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde verplichting. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen gesteld.
1.Onze Ministers stellen bij ministeriële regeling regels ten aanzien van de berekening en de verstrekking door de openbare lichamen van gegevens, welke nodig zijn voor het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
2.De gegevens hebben slechts betrekking op:
Onze Ministers zenden binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
De Wet financiering lagere overheid wordt ingetrokken.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet financiering decentrale overheden.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 14 december 2000
De Minister van Financiën, G. Zalm
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K. G. de Vries
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J. M. de Vries
Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;
Gelet op artikel 2, tweede lid, van de Wet financiering decentrale overheden,
In deze regeling wordt verstaan onder:
1.Openbare lichamen zetten, al dan niet tegen waardepapieren, slechts gelden uit bij en gaan slechts verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten aan met financiële ondernemingen die:
2.Indien de gelden worden uitgezet of de verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten worden aangegaan voor een periode van minder dan drie maanden, tonen deze financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren ten minste over een A-rating, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus beschikken.
3.Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op uitzettingen tegen waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0 procent geldt.
1.Openbare lichamen gaan geen leningen aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten.
2.Openbare lichamen zetten tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering uitsluitend uit bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan, onverminderd artikel 2, eerste en tweede lid.
3.Indien een openbaar lichaam een nettingovereenkomst heeft afgesloten met een financiële onderneming met betrekking tot het uitzetten van tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering als bedoeld in het tweede lid, is artikel 2, eerste en tweede lid, niet van toepassing.
Openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de wet, zetten uitsluitend gelden uit in de vorm van:
1. Nazorgfondsen mogen, in afwijking van artikel 3, gelden uitzetten in de vorm van beleggingen in aandelen die genoteerd zijn aan een van overheidswege toegelaten effectenbeurs en in onroerend goedfondsen die genoteerd zijn aan een van overheidswege toegelaten effectenbeurs, mits zeker wordt gesteld dat de hoofdsom, gecorrigeerd voor inflatie, ten minste aan het einde van dertig jaar intact is door middel van:
2.Voor de bepaling van het gedeelte van de portefeuille dat aangehouden moet worden in de vorm van uitzettingen als bedoeld in het eerste lid onder a en b, geldt een nominale rekenrente van 5% en een inflatiecorrectie van 2%.
1.Derivaten worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico's. Dit houdt in dat geen open posities worden ingenomen. Derivaten worden afgesloten met een instelling die voldoet aan artikel 2;
2.In afwijking van het eerste lid, laatste volzin, kunnen derivaten ook worden afgesloten op een gereglementeerde markt in de Europese Economische Ruimte, zoals bedoeld in de Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte onder toezicht staande effecteninstelling.
Een wijziging van deze Richtlijn gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum waarop de Wet financiering decentrale overheden in werking treedt.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.
In de “Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden”, die onderdeel uitmaakt van de ‘Wet FiDo” wordt reeds een aantal randvoorwaarden gesteld aan het gebruik van derivaten, waarvan wellicht de meest alomvattende is, dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico's. Voor de hele regeling wordt verwezen naar bijlage 5b.
De gemeente stelt voor om aan de algemeen geldende richtlijnen van ‘RUDDO’ meer concrete invulling te geven door een limitatieve opsomming te geven van de toegestane derivaten. Ook voor de gemeente Roermond geldt expliciet, dat de betreffende instrumenten uitsluitend zullen worden ingezet ter vermin-dering van mogelijke renterisico’s.
De volgende rentecontracten kunnen gebruikt worden voor beheersing van de korte rente:
FRA; Forward Rate Agreement: hierbij kan de rente voor toekomstige (kortlopende) leningen of uitzettingen vooraf gefixeerd worden; voor FRA’s geldt een maximale looptijd van 2 jaar.
Roll-overkrediet: een (middel-) lange lening met een variabele rente op basis van de Euribor (Euribor staat voor ‘Euro Interbank Offered Rate’ en is het rente-tarief waartegen Europese banken elkaar leningen in euro's verstrekken. Iedere werkdag om 11:00 C.E.T. wordt het Euribor rente tarief officieel vastgesteld.)
CAP resp. FLOOR ; dit zijn beide opties op de Euribor: bij de CAP betaalt de koper een premie om verzekerd te zijn van een maximum Euribor (bijv. ingeval van een lening) en bij de Floor betaalt de koper een premie om verzekerd te zijn van een minimum Euribor (bijv. ingeval van deposito’s).
COLLAR, dit is een combinatie van een CAP en een FLOOR, hierbij koopt men een CAP en tegelijkertijd verkoopt men een FLOOR, waarbij de ‘te betalen premie’ voor de gekochte CAP gelijk is en aldus wegvalt tegen de ‘te ontvangen premie’ voor de verkochte FLOOR.
Indien men leent kan men middels dit instrument waarborgen, dat de rente van de lening ‘aan de bovenzijde’ is afgetopt, maar dat ook de rente naar beneden is begrensd: hierdoor beweegt de te betalen rente tussen twee grenzen.
De volgende instrumenten kunnen gebruikt worden voor de beheersing van de lange rente:
Interest Rate Swap; dit is een overeenkomst waarbij de variabele rente, op basis van Euribor, wordt geruild voor een vaste rente. Hiervoor behoeft géén premie betaald te worden.
Swaption; wanneer men nog niet direct een ‘Interest Rate Swap’ wenst af te sluiten, maar men is wél van mening dat de rente op een aantrekkelijk niveau ligt en men wil een rentestijging wenst uit te sluiten, dan men een optie kopen op een Interest Rate Swap. Men betaalt hiervoor weliswaar een premie, maar men heeft het voordeel dat men (1) is verzekerd tegen een hogere rente, (2) men de optie kan (maar niet moét) uitoefenen en (3) indien de onderliggende lening niet doorgaat, men de optie weer kan verkopen. Het “risico” is aldus beperkt tot de te betalen premie.
Lening danwel deposito met een forward stortingsdatum: hierbij wordt een lening of deposito afgesloten met een stortingsdatum die in de toekomst ligt; dit vanuit het streven om de lening c.q. het deposito zo goed mogelijk te laten aansluiten op de liquiditeitsplanning, teneinde het rente-resultaat (voor de gemeente) zo positief mogelijk te laten zijn en mogelijke renterisico’s uit te sluiten.
Toelichting op de artikelen in het treasurystatuut