Organisatie | Nijmegen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Nijmegen 2016 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Nijmegen 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Huisvestingswet 2014: art. 4 lid1, art. 5, art. 6 en art. 35
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 07-02-2019 | Onbekend | 11-11-2015 Gemeenteblad 2015, nr. 109006 | Raadsbesluit d.d. 11 november 2015, nr. 127/2015 |
De raad van de gemeete Nijmegen, bijeen in zijn openbare vergadering van 1 november 2015; Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Nijmegen van 29 september 2015;
Gelet op de artikelen 4, eerste lid, 5, 6 en 35 van de Huisvestingswet 2014; Besluit vast te stellen de Huisvestingsverordening Nijmegen 2016.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Toewijzingssystematiek voor woonruimten die aan woningzoekenden worden aangeboden op basis van het meettijdcriterium.
CIZ staat voor Centrum Indicatiestelling Zorg. Het CIZ verleent indicaties voor zorg die vanuit de WLZ (Wet Langdurige Zorg) wordt geleverd.
Toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van Woningwet die feitelijk werkzaam is in een of meer gemeenten in de woningmarktregio.
Woningzoekende die bij verhuizing binnen of naar de regio een zelfstandige woonruimte (huur of koop) in Nederland leeg achterlaat.
Woningzoekende die een zelfstandige woonruimte verlaat zonder dat deze woonruimte beschikbaar komt; dit vanwege echtscheiding, beëindiging partnerregistratie of samenwoning (minimaal gedurende twee jaar, zoals bedoeld in art. 267 lid 3 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek).
Een alleenstaande, of twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren.
Het gezamenlijke verzamelinkomen als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 van de bewoners van een woonruimte met uitzondering van de kinderen in de zin van artikel 4 van de Al- gemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat in het eerste lid van dat artikel voor ‘belanghebbende’ telkens wordt gelezen ‘huurder’.
De huurprijs als bedoeld in artikel 13 lid 1 sub a van de Wet op de huurtoeslag. De huurtoeslaggrens geeft de maximale huur van sociale huurwoningen aan en tevens de maximale huur waarbij een
huurder nog in aanmerking kan komen voor huurtoeslag. Per 1 januari 2015 bedraagt deze grens € 710,68. Het bedrag wordt door het Rijk vastgesteld.
Een officiële verklaring van de Belastingdienst betreffende de inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar (ook wel een IBRI-verklaring genoemd).
De periode dat een starter geregistreerd staat als woningzoekende in een register van woningcorporaties in de regio.
Woonruimte die geschikt is voor een bewoner met een fysieke woningbeperking, als bedoeld in bijlage 2.
Toewijzingssystematiek voor woonruimten die aan reguliere woningzoekenden worden aangeboden op basis van loting zonder dat de meettijd hierbij van invloed is.
Toewijzing van woonruimte die in afwijking van de regels van het aanbod- of lotingmodel door de woningcorporaties op basis van bemiddeling of in de vorm van experimenten.
Hulp als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Tijd tussen de datum waarop een woningzoekende geregistreerd staat (de registratiedatum) in een re- gister van woningcorporaties in de woningmarktregio en het moment waarmee deze woningzoekende reageert op een woonruimte.
Voor een starter het eerste moment van inschrijving (inschrijfdatum) in het register van een in de wo- ningmarktregio werkzame corporatie. Voor een doorstromer en herstarter de datum waarop deze persoon in de Basisregistratie personen (BRP) staat geregistreerd op het zelfstandig woonadres op het moment van inschrijven.
Woonruimte die geschikt is voor een bewoner die is aangewezen op een rolstoel, als bedoeld in bijlage 2.
Woningzoekende die bij verhuizing geen zelfstandige woonruimte achterlaat. Student
Degene die staat ingeschreven aan een universiteit, hogeschool of MBO instelling (niveau 4).
Vergunninghouder als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g van de wet. Verhuurdersverklaring
Verklaring van de (laatste) verhuurder omtrent het woon- en betalingsgedrag van een woningzoekende.
Indicatie afgegeven door burgemeester en wethouders aan woningzoekenden, die vanwege de aard van hun fysieke beperking zijn aangewezen zijn op een levensloopgeschikte of rolstoelgeschikte woonruimte, zoals aangegeven in bijlage 2.
De regio waarin de volgende gemeenten zijn gelegen: Arnhem, Beuningen, Duiven, Doesburg, Druten, Groesbeek, Heumen, Lingewaard, Montferland, Mook en Middelaar, Nijmegen, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rijnwaarden, Rozendaal, Westervoort, Wijchen, Zevenaar.
Een meerderjarig persoon die in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit of van een geldige ver- blijfstitel en is ingeschreven in het registratiesysteem als bedoeld in artikel 3, en het huishouden, waarvan hij deel uitmaakt.
De periode dat een huishouden aaneengesloten de huidige zelfstandige woonruimte in Nederland be- woont, conform de gegevens van de BRP.
Woonruimte die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhan- kelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, dan wel een standplaats voor een woonwagen.
Woonruimte die deel uitmaakt van een cluster woonruimten die door een corporatie is aangewezen voor woningzoekenden met een CIZ-indicatie, die minder goed in staat zijn om geheel zelfstandig te opereren op de woningmarkt en allerlei vorm van ondersteuning nodig hebben die alleen in en rond de woonruimte op een passende manier gegeven kan worden. Voor het leveren van deze benodigde zorg- en/of dienstverlening is sprake van een samenwerkingscontract tussen corporatie en zorgleveran- cier. De zorgaanbieder beheert bij voorkeur zelf de wachtlijst van klanten en bepaalt de voorrangsregels van toewijzing.
Hoofdstuk 2 De huisvestingsvergunning
Artikel 6 Hoofdregel woningtoewijzing
1.Corporaties bieden vrijkomende zelfstandige woonruimten aan volgens het aanbodmodel dan wel het lotingmodel, tenzij het om maatwerk gaat, als bedoeld in artikel 9.
De corporaties geven bij de publicatie van het aanbod duidelijk aan welke zelfstandige woonruimten volgens het aanbodmodel worden toegewezen, welke volgens het lotingmodel en voor welke woon- ruimten aanvullende criteria gelden in het kader van het maatwerk.
Iedere op basis van het aanbodmodel gepubliceerde zelfstandige woonruimte wordt na sluiting van de reactieperiode aangeboden aan de woningzoekende met de hoogste urgentie en vervolgens aan de woningzoekende met de langste meettijd, met inachtneming van het gestelde in de artikelen 8 en 10a en 10b. Wanneer twee woningzoekenden met een urgentieverklaring reageren op dezelfde woning, dan gaat de houder van de urgentieverklaring met de oudste ingangsdatum voor. Wanneer twee woningzoekenden met een urgentieverklaring die op dezelfde datum is toegekend reageren op dezelfde woning, dan heeft degene met de langste meettijd voorrang.
Artikel 7 Weigering en acceptatie van woonruimten
De woningzoekende die volgens het lotingsmodel een uitnodiging voor het bezichtigen van een zelfstandige woonruimte krijgt en hierop niet reageert binnen de reactietermijn die door de cor- poraties wordt gesteld, dan wel de woonruimte accepteert en er alsnog vanaf ziet, wordt gedu- rende drie maanden uitgesloten van het lotingsmodel. Gedurende deze periode kan de woning- zoekende wel blijven reageren op woonruimten die volgens het aanbodmodel worden aangeboden.
Artikel 8 Voorrang bij woonruimte van bepaalde aard, grootte of prijs (passendheidscriteria)
Rolstoelgeschikte woonruimten worden door de corporaties als zodanig gelabeld en in eerste instantie verhuurd aan woningzoekenden die hiervoor een door burgemeester en wethouders afgegeven indicatie hebben. De woonruimten kunnen zowel op basis van bemiddeling worden verhuurd als op basis van het aanbodmodel.
Corporaties mogen jaarlijks maximaal 20% van het totale vrijkomende woningaanbod afwijkend van hetgeen in artikel 6 is bepaald toewijzen. Dit is in de eerste plaats ten behoeve van de huis- vesting van bijzondere doelgroepen. Maar daarnaast kan het gaan om specifieke beleids- en toewijzingsexperimenten.
Artikel 11 Voorwaarden bij noodurgentieverklaring
Aan het verstrekken van een noodurgentieverklaring kunnen voorwaarden verbonden worden. Een urgentieverklaring onder voorwaarden kan worden verstrekt aan personen in bijzondere omstandigheden of aan personen met zodanig ernstige psychische en/of psychosociale problemen dat woonbegeleiding geïndiceerd is.
Hoofdstuk 3 Wijzigingen in de woonruimtevoorraad
Deel 1Onttrekking,samenvoegingen omzettingvanwoonruimte(Arnhemen Nijmegen)
Dit deel is uitsluitend van toepassing in de gemeenten Arnhem en Nijmegen.
Artikel 12 Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
1.Het verbod als bedoeld in artikel 21 van de wet, eerste volzin en onder a tot en met c geldt voor alle woonruimten, die zijn gelegen (in de gemeente Nijmegen), (in het gebied Binnenstad en
Singels van de gemeente Arnhem, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaarten).
2.Het eerste lid is niet van toepassing bij onttrekking van woonruimte ten behoeve van kantoor- of praktijkruimte of uitoefening van een vrij beroep indien de te onttrekken woonruimte niet groter is dan een derde deel van de gebruiksoppervlakte van de woonruimte met een maximum van 45 m2 en degene die de ruimte gebruikt zelf als hoofdbewoner in de woonruimte woont.
Artikel 13 Aanvraag vergunning
Een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste volzin en onder a tot en met c van de wet wordt ingediend door gebruikmaking van een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.
Artikel 14 Voorwaarden en voorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet voor- waarden en voorschriften verbinden.
Deel2Splitsingvanwoonruimte(alleenArnhem)
Dit deel is uitsluitend van toepassing in de gemeente Arnhem.
Artikel 16 Aanwijzing vergunningplichtige gebouwen
Het verbod als bedoeld in artikel 21, eerste volzin en onder d van de wet, geldt voor alle gebouwen in de wijken Centrum, St. Marten/Sonsbeek-Zuid en Spijkerkwartier van de gemeente Arnhem, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaarten.
Artikel 17 Aanvraag vergunning
Een aanvraag als bedoeld in artikel 21, eerste volzin en onder d van de wet wordt ingediend door ge- bruikmaking van een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.
Hoofdstuk 4 Overige bepalingen
De op te leggen bestuurlijke boete voor overtreding van de verboden, bedoeld in de artikelen 8, tweede lid, of 21 van de wet, of voor het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 24 bedraagt ten hoogste € 5.000. Deze boete bedraagt ten hoogste € 10.000 als de woonruimte waarop de overtreding betrekking heeft bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd.
Aanvragen om woningtoewijzing die zijn ingediend en woningtoewijzingen die zijn verleend op grond van de Regionale huisvestingsverordening Stadsregio Arnhem Nijmegen 2013 worden geacht te zijn ingediend onderscheidenlijk te zijn verleend op grond van deze verordening.
Toelichting bij de Huisvestingsverordening Nijmegen 2016
Deze toelichting maakt deel uit van de Huisvestingsverordening Nijmegen 2016 waarin de uitvoering van de woonruimteverdeling wordt geregeld. De verordening is gebaseerd op de Huisvestingswet 2014.
2.Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte (artikel 1)
De Huisvestingswet 2014 bepaalt in artikel 7, eerste lid, dat de huisvestingsverordening categorieën goedkope woonruimte kan aanwijzen die niet voor bewoning in gebruik mogen worden genomen of gegeven indien daarvoor geen huisvestingsvergunning is verleend.
In de Huisvestingsverordening wordt nu bepaald dat deze vergunningsplicht geldt voor zelfstandige woonruimten in eigendom van een corporatie meteen huurprijs beneden de huurtoeslaggrens als be- doeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag. In artikel 13, eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag wordt de rekenhuur genoemd. Volgens artikel 5, eerste lid van deze wet is de rekenhuur de huurprijs, vermeerderd met de servicekosten.
De vergunningsplicht geldt niet voor zorgwoningen. Zorgwoningen zijn woonruimten die deel uitmaken van een cluster woonruimten die door een corporatie is aangewezen voor woningzoekenden met een CIZ-indicatie, die minder goed in staat zijn om geheel zelfstandig te opereren op de woningmarkt en allerlei vorm van ondersteuning nodig hebben die alleen in en rond de woonruimte op een passende manier gegeven kan worden. Voor het leveren van deze benodigde zorg- en/of dienstverlening is sprake van een samenwerkingscontract tussen corporatie en zorgleverancier. De zorgaanbieder beheert bij voorkeur zelf de wachtlijst van klanten en bepaalt de voorrangsregels van toewijzing
Voor iedere ingeschreven woningzoekende is de registratiedatum de basis voor de meettijd. Bij de eerste inschrijving wordt bepaald of een woningzoekende starter, doorstromer of herstarter is. Voor een starter wordt de registratiedatum gevormd door het moment dat deze zich inschrijft als woningzoe- kende. Voor een doorstromer of herstarter wordt de registratiedatum bepaald door de datum waarop de woningzoekende woont in de huidige woning volgens de gegevens van het BRP van de betreffende gemeente. Wanneer sprake is van twee herstarters uit eenzelfde huishouden (bijvoorbeeld echtscheiding waarbij beide ex partners een koopwoning achterlaten en willen verhuizen naar een sociale huurwoning) krijgen zij beide de woonduurdatum die op hen van toepassing zijn.
Voor doorstromers die willen gaan samenwonen en daarbij beiden een afzonderlijke zelfstandige soci- ale huurwoonruimte in Nederland leeg achterlaten, geldt als meettijd de som van de meettijd
van deze twee afzonderlijke doorstromers. Deze optelling geldt eenmalig, in die zin dat bij eventuele volgende verhuizingen qua meettijd wordt gehandeld als ware toepassing van deze regel/deze optelling nooit heeft plaatsgevonden.
4.Controlevangegevens(artikel2)
De gegevens waarmee een woningzoekende geregistreerd staat worden door de betreffende corporatie gecontroleerd op het moment van toewijzing van een woning. De woningzoekende is verantwoordelijk voor het actueel houden van zijn inschrijfgegevens.
In het geval van een duurzaam gemeenschappelijke huishouding moet deze aangetoond worden door middel van:
•of een uittreksel van het BRP waarin aangetoond wordt dat men minimaal de voorgaande twee jaar met maximaal 2 meerderjarigen heeft samengewoond.
Het verbreken van de duurzaam gemeenschappelijke huishouding moet aangetoond worden door middel van:
5. Procedure huisvestingsvergunning (artikelen 3 en 4)
De corporaties zorgen voor het aanleggen en bijhouden van een uniform registratiesysteem van wo- ningzoekenden. (artikel 3).
Zodra een woning door een corporatie wordt aangeboden aan een woningzoekende, kan deze bij de betrokken corporatie een aanvraag om een huisvestingsvergunning indienen, volgens een door burge- meester en wethouders vastgesteld formulier. De corporaties zijn gemandateerd om een huisvestings- vergunning te verlenen.
6.Verantwoordingverhuurdewoonruimte(artikel5)
Elke woonruimte die verhuurd wordt, zal door de corporatie verantwoord worden via voor het publiek toegankelijk media. Dit gebeurt binnen twee weken na afgifte van de huisvestingsvergunning en het tekenen van het huurcontract. Er wordt minimaal verantwoord:
Volgens artikel 6, vijfde lid van de verordening dient van het totale vrijkomende woningaanbod jaarlijks circa 15% volgens het lotingmodel te worden aangeboden. De corporatie kan binnen deze verdeling zelf kiezen welke woningen volgens aanbodmodel worden aangeboden en welke volgens het lotingmodel. In de laatste categorie zal het met name gaan om woningen voor woningzoekenden die snel een woning nodig hebben en niet in aanmerking komen voor een urgentie. Het gaat in het lotingmodel dus niet om het aanbieden van de minst courante woningen, maar om woningen die de beste match hebben met de beoogde categorie woningzoekenden. Uiteraard kunnen de woningcorporaties via monitoring het aanbod via het lotingmodel optimaliseren.
Van het totale woningaanbod dient 15% via loting te worden aangeboden. Omdat de situatie van zowel vraag als aanbod per gemeente en woningcorporatie kan verschillen hanteert de gemeente een band- breedte van minimaal 13% en maximaal 17%. Dit percentage geldt per woningcorporatie. Jaarlijks wordt per gemeente en per woningcorporatie gemonitord hoeveel woningen via het lotingmodel worden aangeboden, wat voor woningen het zijn en aan welke doel groepen ze worden verhuurd.
Mocht verhuring binnen het gekozen systeem niet tot verhuur leiden, dan is de corporatie vrij in het kiezen van de methode om tot verhuring van de woning te komen.
De woning wordt aangeboden op volgorde van de kandidatenlijst, zoals die ontstaat na toepassing van de gekozen rangordebepaler (aanbodmodel, lotingmodel dan wel maatwerk).
Binnen het aanbodmodel wordt zowel voor starters als doorstromers en herstarters de meettijd bepaald door de registratiedatum. Op dit begrip is al onder punt 3 ingegaan.
Als het gaat om de meettijd van starters, kan de registratiedatum nauwkeurig worden bepaald (niet alleen door de dag, maar ook door het tijdstip). In het geval van doorstromers is het denkbaar dat twee kandidaten voor dezelfde woning een gelijke registratie datum hebben. In dat geval wordt de rangorde bepaald door de leeftijd, oud voor jong.
Als een woningzoekende in aanmerking komt voor meer dan één woning, start in principe voor alle betreffende woonruimten een aanbiedingsproces. Dit is ongeacht het model dat gekozen is.
Voorwaarde voor toewijzing is een positieve verhuurdersverklaring en een inkomensverklaring (voor zover van toepassing) en correcte inschrijfgegevens. Een inkomensverklaring kan bij de Belastingdienst worden aangevraagd via een zogeheten IBRI-formulier.
De corporatie verstrekt na acceptatie van de woningtoewijzing namens het burgemeester en wethouders de huisvestingvergunning aan de nieuwe huurder. Burgemeester en wethouders verstrekken daartoe een formulier aan de corporatie.
9.Weigeringhuurcontract(artikel8)
De woningcorporatie kan besluiten een kandidaat geen huurcontract aan te bieden. Redenen zijn onder andere huurschuld bij de huidige of een vorige verhuurder of het veroorzaken van ernstige overlast. Tevens zal de aanbieding ingetrokken worden indien blijkt dat de relevante gegevens van de woning- zoekende in het woningzoekendenregister niet juist zijn of als de woningzoekende weigert medewerking te verlenen aan het controleren van die gegevens. De weigering gebeurt schriftelijk aan de betreffende kandidaat met opgaaf van reden(en) en met verwijzing naar de mogelijkheid daartegen een klacht in te dienen.
10.Toewijzingvanlevensloopgeschikteenrolstoelwoningen(artikel8)
De Wmo-indicatie voor een levensloopgeschikte woning of een rolstoelwoning vindt op lokaal niveau plaats en wordt in de hele woningmarktregio geaccepteerd. Het maakt daarbij niet uit of de indicatie binnen of buiten de woningmarktregio is afgegeven.
Het verlenen van een Wmo-indicatie is een besluit waartegen op grond van de Algemene wet bestuurs- recht bezwaar en beroep kan worden aangetekend. Het college van burgemeester en wethouders dat de Wmo-indicatie afgeeft neemt zelf de bezwaar- en beroepschriften in behandeling.
Voor de richtlijnen waaraan de betreffende woningen moeten voldoen, wordt verwezen naar bijlage 2.
Levensloopgeschikte woningen zijn bedoeld voor mensen met een (lichte) fysieke beperking. Op lokaal niveau kunnen burgemeester en wethouders en de in de gemeente werkzame corporaties afspraken maken over de toewijzing van deze woningen.
Rolstoelwoningen die via het aanbodmodel worden geadverteerd, worden in eerste instantie uitsluitend aangeboden aan woningzoekenden met een indicatie voor een levensloopgeschikte c.q. rolstoelwoning. Indien deze woningen twee keer vruchteloos worden aangeboden, wordt de derde keer bij voorrang geadverteerd voor woningzoekenden met de betreffende indicatiestelling. Indien er dan weer geen kandidaten zijn voor deze woning, wordt hij bij de derde keer adverteren op basis van de normale volgordebepaling aan een andere woningzoekende toegewezen.
Per corporatie mag maximaal 20% van het vrijkomende aanbod onder de huurtoeslaggrens aangewend worden voor maatwerk. De 20% is berekend over het totaal aantal voor verhuur beschikbare woningen. Voor landelijk werkzame corporaties geldt deze in relatie tot het totaal aantal mutaties dat zij binnen de woningmarktregio hebben. Voor corporaties met minder dan 20 mutaties per jaar kan met het bur- gemeester en wethouders een afwijkend, hoger percentage maatwerk worden afgesproken.
Het maatwerk heeft in de eerste plaats betrekking op het via bemiddeling huisvesten van specifieke doelgroepen, zoals:
De huisvesting van woningzoekenden met een Wmo-indicatie voor een rolstoelgeschikte woning. Een woningzoekende met een dergelijke indicatie maakt de keus tussen zelfstandig op zoek gaan naar een aangepaste woning of gebruik maken van bemiddeling. De Wmo-indicatie vindt op lokaal niveau plaats en wordt in de hele woningmarktregio geaccepteerd. Het maakt daarbij niet uit of de indicatie binnen of buiten de woningmarktregio is afgegeven.
De corporatie(s) verantwoorden achteraf de verhuringen die onder meer zijn gedaan in het kader van bemiddeling via voor het publiek toegankelijke media (bijv. verantwoordingstabel) en in hun jaarlijkse verslaglegging.
1 2 . Urgentie ( art ikel 10a en 10b ) Algemeen
De deelnemende gemeenten en corporaties in de woningmarktregio hanteren hetzelfde urgentiebeleid. Er wordt overal met dezelfde urgentiecriteria gewerkt.
Daartoe is er in de woningmarktregio één regionale urgentiecommissie werkzaam. De urgentiecommissie woonruimteverdeling is namens burgemeester en wethouders van de contactgemeente belast met het behandelen van alle aanvragen om noodurgentie. De benoeming van de leden van deze commissie valt onder verantwoordelijkheid van dit college. De werkzaamheden van de commissie zijn vastgelegd in het Reglement urgentieaanvragen woonruimteverdeling, dat deel uitmaakt van de bestuursovereen- komst die gemeenten in de woningmarktregio hebben gesloten.
Een urgent woningzoekende gaat voor een regulier woningzoekende, tenzij voor de betreffende woning de voorrang voor urgent woningzoekenden is uitgesloten. Dit laatste is in de presentatie van de woning (bijvoorbeeld in de advertentie) duidelijk kenbaar gemaakt. Als er twee of meer urgent woningzoekenden reageren op dezelfde woning, wordt de rangorde van de urgent woningzoekenden bepaald op de wijze zoals bepaald in artikel 10a.
Ontvangers en verleners van mantelzorg moeten voldoen aan de volgende voorwaarden om voor ur- gentie via een mantelzorgurgentieverklaring als bedoeld in artikel 10b in aanmerking te komen:
Daarnaast kan de afstand of reistijd tussen de ontvanger en verlener van mantelzorg bij de beoordeling van een aanvraag om een mantelzorgurgentieverklaring worden betrokken.
De mantelzorgurgentieverklaring is alleen geldig in de gemeente die deze verklaring heeft afgegeven. Dit is de gemeente waar de mantelzorg wordt verleend of ontvangen.
Het verstrekken van een mantelzorgurgentieverklaring is een besluit waartegen op grond van de Alge- mene wet bestuursrecht bezwaar en beroep kan worden aangetekend. Het college van burgemeester en wethouders dat de mantelzorgurgentieverklaring afgeeft neemt zelf de bezwaar- en beroepschriften in behandeling.
Woningzoekenden die mantelzorg verlenen of ontvangen worden niet bemiddeld naar een woning.
De noodsituatie moet buiten de schuld (of nalatigheid) van betrokkene zijn ontstaan. Betrokkene is niet verwijtbaar verantwoordelijk te stellen voor het ontstaan of voortbestaan van de problemen. Voor zover er sprake is van verwijtbare verantwoordelijkheid voor ontstaan of voort bestaan van het probleem geldt dit tot een maximum van 3 jaar na het ontstaan van de woonnoodsituatie.
Het verstrekken van een noodurgentieverklaring is een besluit waartegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar en beroep kan worden aangetekend.
Aan het verstrekken van een noodurgentieverklaring kunnen voorwaarden worden verbonden (artikel1 verordening). De voorwaarden kunnen gelden voor personen in bijzondere omstandigheden of voor personen met zodanig ernstige psychische en/of psychosociale problemen dat woonbegeleiding geïn- diceerd is. De voorwaarden die opgelegd kunnen worden, zijn:
Aan woningzoekenden waarbij begeleiding als voorwaarde is gesteld, kan de woningcorporatie bij woningtoewijzing de eis stellen dat zij deze begeleiding daadwerkelijk accepteren. Weigering van be- geleiding kan er toe leiden dat de woningzoekende niet in aanmerking komt voor de woning.
Bij de toewijzing van een specifiek geschikte woning wordt de urgente bemiddeld en gaat dus niet zelf op zoek naar een woning.
1 3 . Kosten aanvraag nood urgentie verklar ing
Voor de woningzoekende bedragen de kosten voor het aanvragen van een noodurgentieverklaring
€ 55,00 (peildatum 1 januari 2015). Dit zal worden geregeld in de Belastingverordening van de contact- gemeente.
1 4 . Overige zaken Bestuurlijke boete (artikel 21)
In artikel 2 is bepaald dat zelfstandige woonruimten in eigendom van een corporatie meteen huurprijs beneden de huurtoeslaggrens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag niet voor bewoning in gebruik mogen worden genomen of gegeven als daarvoor geen huisvestingsver- gunning is verleend. Het handelen zonder huisvestingsvergunning is een overtreding waartegen een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 405.
Ook tegen het onttrekken, samenvoegen, omzetten of splitsen van een woonruimte (artikel 15 van de huisvestingsverordening) zonder vergunning kan een bestuurlijke boete worden opgelegd. De bestuur- lijke boete bedraagt dan ten hoogte € 5.000. De boete bedraagt ten hoogste € 10.000 ingeval de woon- ruimte bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd. Bij herhaling van de overtreding kunnen deze boetes worden verhoogd met ten hoogste 50%.
Corporaties hebben de mogelijkheid om in geval van calamiteiten, zoals brand en bij levensbedreigende situaties, huurwoningen direct toe te wijzen.
Woningruil valt buiten de regels van de Huisvestingsverordening en telt dan ook niet mee als vrijkomend huuraanbod. Het betreft wel een mutatie en moet daarom meegenomen worden in de verantwoording.
Woonwagen en/of -standplaatsen
Woonwagen en/of -standplaatsen worden bij voorkeur via het aanbodmodel verdeeld.
In enkele gemeenten in deze regio worden deze standplaatsen via bemiddeling verdeeld. Indien dit het geval is telt dit mee als maatwerk.
Op grond van artikel 23 worden procedures rond woningtoewijzing die hun grondslag vinden in de Regionale huisvestingsverordening Stadsregio Arnhem Nijmegen 2013 afgewikkeld volgens de nieuw vastgestelde verordening. Omdat urgentieverklaringen zijn gericht op woningtoewijzing is het over- gangsrecht mede van toepassing op aanvragen om een urgentieverklaring die zijn ingediend en urgen- tieverklaringen die zijn verleend op grond van de Regionale huisvestingsverordening Stadsregio Arnhem Nijmegen 2013.
Bijlage 2 Richtlijn en voor levensloopgeschikte woonruimten en r olstoel geschikte woonruimten (artikel 8, lid 4 Huisvestingsverordening Nijmegen 2016 )
Levensloopgeschikte woonruimten
Alle primaire ruimten (woonkamer, keuken, toilet, hoofdslaapkamer en badkamer) dienen op één bouwlaag te liggen. Als er verblijfsruimten op meer dan één bouwlaag liggen, zijn ze onderling verbonden door een veilige trap. Als de primaire ruimten (woonkamer, keuken, toilet, hoofdslaapkamer en badkamer) op meer dan één bouwlaag liggen, moet tevens de mogelijkheid aanwezig zijn om een traplift aan te brengen.
Corporaties kunnen overeenkomstig certificaat A (rollatorgeschikt) van hetHandboek WoonKeur Be- staande Bouw aanvullende eisen stellen.
Rolstoel geschikte wo onruimt en
Naast de hierboven voorschriften voor levensloopgeschikte woningen gelden voor rolstoelgeschikte woonruimten de volgende voorschriften:
Bijlage 3 Monitorgegevens (artikel 20 van de Huisvestingsverordening Nijmegen 2016 )
De inhoud van de monitorrapportage bevat in ieder geval:
1.Eenoverzichtvandeactiefwoningzoekenden.
En naar de volgende onderscheiden doelgroepen: Starters
Inkomensgroepen Leeftijdsgroepen Herkomst
2.Eenoverzichtvandeverhuurdewoningen
En naar de volgende onderscheiden doelgroepen: Starters
Doorstromers Inkomensgroepen Leeftijdsgroepen Herkomst
En naar de volgende onderscheiden doelgroepen Starters
Doorstromers Inkomensgroepen Leeftijdsgroepen
Behoud meettijd bij verhuizing
Toewijzing naar verdeler (bemiddeling, meettijd, loting, direct te huur) Sanctie “geen reactie bij loten
Weergave verhuisbewegingen (>10) binnen en tussen gemeenten in de woningmarktregio.
6.Weergave kerngegevens voordewoningmarktregioenpergemeente.
Een en ander bij voorkeur volgens het in 2014 door Entree gehanteerde model.
Bijlage: Reglement aanvragen noodurgentie woonruimteverdeling
In dit reglement wordt verstaan onder:
Het verzoek tot verkrijging van een noodurgentieverklaring.
De indiener van een verzoek tot verkrijging van een urgentieverklaring. Beraadslaging
Gedeelte van de zitting waarin de commissie tot besluitvorming komt.
Het op een aanvraag door de commissie namens burgemeester en wethouders genomen besluit
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem Commissie
De urgentiecommissie woonruimteverdeling.
Iedere toegelaten instelling in de zin van artikel 19 van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting, welke werkzaam
is binnen de woningmarktregio als bedoeld in de verordening en deelneemt aan de gezamenlijke uit- voering van de woonruimteverdeling.
De medewerker van de corporatie die belast is met het innemen van de aanvraag en met het vooron- derzoek.
De secretaris van de commissie.
Noodurgentieverklaring als bedoeld in artikel 10b van de verordening. Verordening
De Huisvestingsverordening Arnhem 2016.
Vergadering van de commissie tijdens welke noodurgentieverzoeken worden behandeld.
Voorts zijn de begripsbepalingen van toepassing die gebruikt worden in de verordening Hoofdstuk 2 De urgentiecommissie
Hierover sluiten de gemeenten Arnhem en corporaties een overeenkomst. Artikel 2 Urgentiecomissiewoonruimteverdeling
2. De kosten die verbonden zijn aan de instelling van deze commissie, daaronder begrepen de kosten voor de vergoedingen als bedoeld in artikel 9 en de kosten voor de werkzaamheden van het secretariaat als bedoeld in artikel 10, en de behandeling van urgentieaanvragen door die commissie worden gedragen door de corporaties.
Hierover sluiten de gemeenten Arnhem en corporaties een overeenkomst. Artikel 3 Samenstelling
De commissie bestaat uit ten minste drie voorzitters, van wie één coördinerend voorzitter, en maximaal twintig leden.
Artikel 4 Takenenverantwoordelijkheden
De commissie heeft tot taak namens burgemeester en wethouders: het beoordelen van en beslissen op aanvragen van woningzoekenden tot het verkrijgen van een noodurgentieverklaring binnen de wo- ningmarktregio.
Artikel 5 Geschiktheidsprofielvoorvoorzitterenleden
Burgemeester en wethouders stellen een geschiktheidsprofiel vast voor de functies van voorzitter en lid van de commissie, waarbij:
Burgemeester en wethouders kunnen gemotiveerd afwijken van deze bepalingen.
Artikel 6 Benoemingenherbenoeming
1.De voorzitter en leden worden benoemd door burgemeester en wethouders. Alvorens tot benoeming over te gaan, winnen burgemeester en wethouders – zo mogelijk – het advies in van een benoemings- adviescommissie waarin ten minste de voorzitter van de commissie en één medewerker van het secre- tariaat zitting hebben. Bij benoeming van de voorzitter wordt in de benoemingsadviescommissie de voorzitter vervangen door een plaatsvervangend voorzitter.
Benoeming vindt plaats telkens voor een periode van vier jaar. Op hun verzoek kunnen de voorzitter en leden – na een positief advies van de benoemingsadviescommissie – eenmaal herbenoemd worden voor een periode van vier jaar.
1. 2. Overgangsrecht: De voorzitters en leden van de urgentiecommissie die werkzaam zijn krachtens de Regionale Huisvestingsverordening 2013 van de Stadsregio Arnhem Nijmegen worden geacht te zijn benoemd tot voorzitters en leden van de Urgentiecommissie woonruimteverdeling tot het moment waarop zij krachtens de Regionale Huisvestingsverordening 2013 aftreden.
Artikel 7 Beëindigingvanfunctie
Beëindiging van de functie van voorzitter en leden vindt plaats:
Wanneer de reden van tussentijdse beëindiging van de functie gelegen is in disfunctioneren van betrok- kene, dan kunnen burgemeester en wethouders tevens die besluiten nemen welke zij noodzakelijk acht in het belang van een goede voortgang van de werkzaamheden van de commissie.
Door de commissie wordt een rooster van aftreden opgesteld en bijgehouden. Het rooster wordt zodanig opgesteld dat de continuïteit in de werkzaamheden van de commissie is gewaarborgd.
Artikel 8 Takenenverantwoordelijkhedenvanvoorzittersenleden
De voorzitter en leden stellen zich beschikbaar voor gemiddeld één tot twee zittingen van de commissie per maand.
De voorzitter en leden maken collegiaal deel uit van de commissie.
De voorzitter en leden zijn verantwoordelijk voor een goede voorbereiding van de zittingen. Zij vervullen hun taak objectief en zonder vooringenomenheid.
De voorzitter en leden ontvangen een vergoeding voor het voorbereiden en bijwonen van de zittingen van de commissie en een redelijke vergoeding voor gemaakte reis- en eventuele overige kosten. De hoogte van deze vergoeding wordt, in overleg met de corporaties, vastgesteld door het burgemeester en wethouders en jaarlijks geïndexeerd met het CBS prijsindexcijfer. Daarnaast ontvangen de voorzitters een vergoeding voor de extra werkzaamheden welke zij in het kader van het voorzitterschap verrichten.
Hoofdstuk 3 Het secretariaat van de commissie
De commissie wordt in haar werkzaamheden ondersteund door het secretariaat. Burgemeester en wethouders zijn verantwoordelijk voor de levering van de ondersteuning. Voor het verzorgen van de ondersteuning kunnen burgemeester en wethouders derde partijen inschakelen, welke op grond van een overeenkomst de ondersteuning leveren.
Artikel 1 Takenenbevoegdhedenvandesecretaris
Ter ondersteuning van de commissie worden één of meer personen als secretaris aangewezen. De secretaris van de commissie is verantwoordelijk voor het verzamelen van de aanvragen, het opstellen van de agenda van de zittingen, de verslaglegging, de bekendmaking en archivering van de aanvragen en de besluiten. De secretaris is aanwezig tijdens de zittingen en tijdens overige overlegvormen van de commissie.
Voor zover de werkzaamheden van de secretaris betrekking hebben op een bepaalde zitting, werkt de secretaris onder verantwoordelijkheid van de betreffende voorzitter. De secretaris volgt de redelijke aanwijzingen van de voorzitter op.
Het secretariaat ondersteunt de voorzitters bij hun algemene werkzaamheden, waaronder de samen- stelling van het jaarverslag.
Hoofdstuk 4 De werkwijze van de commissie
De commissie heeft overleg ter zitting zo vaak als nodig is om binnen de gestelde termijn tot besluit- vorming te komen over de aan de commissie voorgelegde aanvragen.
De zittingen van de commissie zijn niet openbaar.
Het overleg wordt geleid door de voorzitter. Ter zitting zijn de voorzitter en maximaal vier leden van de commissie aanwezig.
Ten minste één maal per jaar voert de commissie een plenair overleg. Dit overleg wordt bijgewoond door het secretariaat van de commissie. Tijdens dit overleg komen aan de orde:
Van het overleg wordt een verslag gemaakt dat ter kennis wordt gebracht van burgemeester en wet- houders.
De commissie hanteert in al haar werkzaamheden het toetsingskader, dat bestaat uit de Huisvestings- verordening en dit reglement.
Hoofdstuk 5 De noodurgentieaanvraag
Iedere woningzoekende kan een aanvraag indienen bij één van de corporaties. De aanvraag wordt in- gediend door middel van een door burgemeester en wethouders vastgesteld en door de corporatie te verstrekken aanvraagformulier. Als datum van aanvraag geldt de eerste werkdag waarop:
Op de aanvraag wordt de aanvraagdatum aangetekend. De ontvangst en de datum van aanvraag worden schriftelijk bevestigd aan belanghebbende.
De gemeente Arnhem stelt de hoogte van de financiële bijdrage van de aanvrager vast (prijspeil 2015:
€ 55). De corporaties zorgen voor de inning van de financiële bijdrage van de aanvrager.
De rapporteur verricht vooronderzoek met betrekking tot de aanvraag. In het kader van het vooronderzoek voert de rapporteur een gesprek met de aanvrager. Tijdens dit gesprek wordt de aanvrager in de gele- genheid gesteld zijn aanvraag toe te lichten.
Wanneer de aanvraag hiertoe aanleiding geeft, kan de rapporteur een externe rapportage laten verrichten. Een externe rapportage wordt in ieder geval gevraagd wanneer de urgentieaanvraag in hoofdzaak ge- grond is op de medische of psychosociale problematiek van de aanvrager en een beoordeling van deze aspecten noodzakelijk is om een besluit op de aanvraag te kunnen nemen. De externe rapportage maakt onderdeel uit van het rapport.
Op basis van het aanvraagformulier, het vooronderzoek en de eventuele externe rapportage, stelt de rapporteur een urgentierapport op ten behoeve van behandeling van de aanvraag door de commissie. Het rapport bevat in ieder geval:
De aanvrager ontvangt een afschrift van het urgentierapport. De aanvrager wordt in de gelegenheid gesteld om zijn eigen visie op het rapport hiervan onderdeel te laten uitmaken.
Het rapport wordt uiterlijk drie weken na de aanvraagdatum doorgezonden aan het secretariaat. Deze termijn kan met ten hoogste twee weken verlengd worden wanneer:
Over een verlenging van de termijn wordt aanvrager schriftelijk geïnformeerd. Artikel 20 Beoordelingsaspectenvoorpersoonlijkenoodsituatie
Op grond van artikel 10b, derde lid van de Huisvestingsverordening Arnhem 2016 kunnen burgemeester en wethouders een noodurgentieverklaring verstrekken aan een woningzoekende die zich in een per- soonlijke noodsituatie bevindt.
Er is sprake van een persoonlijke noodsituatie als:
de aanvraag om een noodurgentieverklaring. Daarnaast gelden de volgende beoordelingsaspecten.
• De woonnoodsituatie moet buiten de schuld (of nalatigheid) van betrokkene zijn ontstaan. Be- trokkene is niet verwijtbaar verantwoordelijk te stellen voor het ontstaan of voortbestaan van de problemen. Voor zover er sprake is van verwijtbare verantwoordelijkheid voor ontstaan of voort bestaan van het probleem geldt dit tot een maximum van 3 jaar na het ontstaan van de woon- noodsituatie.
mogen en andere factoren die jaarlijks geactualiseerd moeten worden, worden jaarlijks vastgesteld door de burgemeester en wethouders.
• De positie op de woningmarkt (meettijd van de aanvrager) is zodanig, dat de aanvrager niet zelf binnen een redelijke termijn een woning binnen de regio kan vinden. Burgemeester en wethouders in de regio stellen jaarlijks vast welke grenzen gehanteerd worden om deze zelfredzaamheid te bepalen en baseert zich hierbij op ervaringsgegevens uit de woningtoewijzing van het afgelopen jaar.
Bij een urgentieverzoek in het kader relatieverbreking dient bij voorkeur een echtscheidingsconvenant te worden overgelegd plus één of meer van de andere hierna genoemde documenten.
Bij het beëindigen van een huwelijk:
Bij het beëindigen van een relatie op basis van een samenlevingsovereenkomst:
waar niets formeel verbonden is valt er ook niets te ontbinden. Bij het aanvragen van een urgentiever- klaring zal informatie verschaft moeten worden over de manier waarop de relatie was vormgegeven, hoe de relatie ontbonden wordt en hoe de gevolgen daarvan geregeld worden. Dit kan plaats vinden door overlegging van een geformaliseerd document, waarin het volgende is vastgelegd:
Slechts in zeer uitzonderlijke situaties kan volstaan worden met een eenzijdige ondertekening. De reden hiervoor moet aan de hand van geobjectiveerde informatie aangeleverd worden, b.v. voormalige partner verblijft in het buitenland of een contact met de voormalige partner levert ernstig gevaar op voor de aanvrager of voormalige partner is met onbekende bestemming vertrokken.
Voor personen komend uit een onzelfstandige woonsituatie (thuissituatie of kamerbewoning) zal de eis gesteld worden dat het samenwonen tenminste twee jaar moet hebben geduurd om erkend te kunnen worden als een samenwoning die eventueel recht geeft
op urgentie bij het beëindigen van die samenwoning.
d.Relatieverbrekinginhetgevalvanthuiswonendekinderen
In het geval van thuiswonende kinderen is het relevant waar de kinderen hun hoofdverblijf zullen hebben na de echtscheiding en hoe de ouderlijke zorg geregeld is.
Wanneer een aanvrager claimt dat één of meer kinderen het hoofdverblijf bij hem zal/ zullen hebben en dit gegeven medebepalend is voor het eventueel toekennen van een urgentie, dan zal dit altijd uit een formeel document moeten blijken (b.v. convenant, overeenkomst beëindiging geregistreerd part- nerschap, overeenkomst beëindiging samenlevingsovereenkomst, verklaring beëindiging samenwoning).
f.Ouderlijkezorgvoorminstens50%
Wanneer de aanvrager claimt dat hij voor één of meer kinderen de ouderlijke zorg heeft voor minstens 50% en dit gegeven medebepalend is voor het eventueel toekennen van een urgentie, dan zal dit altijd uit een officieel document moeten blijken (zie hierboven). Eigen verklaringen hierover zijn niet toereikend.
g.Verkooponroerendgoedenwaardeervan
Om inzicht te krijgen in de financiële (on-)redzaamheid van de aanvrager in het geval van verbreking van een duurzaam gemeenschappelijke huishouding zal informatie moeten worden aangeleverd over de vermogenssituatie na de echtscheiding c.q. beëindiging van het geregistreerd partnerschap c.q. beëindiging van de samenlevingsovereenkomst c.q. samenwoonrelatie. De eerder genoemde documen- ten zullen daarom altijd een bepaling moeten bevatten over de manier waarop het gemeenschappelijk eigendom wordt verdeeld.
Dat geldt met name wanneer het over onroerend goed gaat. Er zal betrouwbare informatie moeten worden overgelegd om te kunnen bepalen of er zoveel vermogen aanwezig is dat op grond daarvan een gevraagde urgentie zou moeten worden geweigerd. Een eigen waardetoekenning door de partners zelf is in dat verband onvoldoende. Een eventuele WOZ-beschikking geeft een indicatie voor de reële marktwaarde van het betreffende onroerend goed.
Meer betrouwbare informatie is te vinden in:
Hoofdstuk 6 Behandeling van de aanvraag in de commissie Artikel 21 Samenstelling vandecommissietijdensbehandeling
Bij de behandeling van de aanvraag in de commissie zijn de (plaatsvervangend) voorzitter en maximaal vier van de leden van de commissie aanwezig. De samenstelling van de commissie is zodanig dat de verschillende disciplines optimaal vertegenwoordigd zijn.
Artikel 22 Behandelingaanvraag
De commissie behandelt de aanvraag op basis van het rapport zoals dat door de rapporteur is aange- leverd bij de commissie. De commissie vergewist zich van de volledigheid van de aanvraag.
Wanneer de aanvraag niet volledig is, dan houdt de commissie de behandeling aan voor nadere rap- portage. De commissie stelt in dat geval een nadere termijn. De aanvrager wordt hierover schriftelijk geïnformeerd door het secretariaat.
Artikel 24 Beraadslagingenbesluitvorming
Om tot een besluit te komen is vereist dat de voorzitter en ten minste twee leden aan de beraadslaging hebben deelgenomen. De commissie betrekt in haar beoordeling van de aanvraag alle in het rapport aangeleverde relevante informatie. De voorzitter bevordert het bereiken van een unaniem standpunt dan wel optimale consensus. Ter bevordering van de eenheid van besluitvorming brengt de secretaris op verzoek of uit eigen beweging tijdens de beraadslaging en besluitvorming relevante informatie in over de besluitvorming in vergelijkbare gevallen. Tevens brengt de secretaris de reactie in van de aanvrager op het dossier. Zo nodig wordt beslist bij meerderheid van stemmen. Wanneer de stemmen staken, dan beslist de stem van de voorzitter. Van een minderheidsstandpunt wordt geen melding ge- maakt in het besluit.
De commissie neemt een besluit binnen vier weken nadat het rapport door het secretariaat van de commissie is ontvangen. Bij toepassing van art. 23 kan verlenging plaatsvinden met de nader gestelde termijn.
Van hetgeen tijdens de zitting besproken is, wordt geen verslag gemaakt. Van de besluiten die de commissie neemt, wordt door het secretariaat aantekening gemaakt in een besluitenregister.
De voorzitter en leden van de commissie zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hun in het kader van de uitvoering van hun taak ter kennis komt.
Hoofdstuk 7 Gevolgen van de besluitvorming Artikel 28 Bekendmakingvanhetbesluit
Het besluit van de commissie wordt binnen twee weken na de zitting schriftelijk bekend gemaakt aan de aanvrager. Het besluit bevat in ieder geval:
Wanneer de aanvraag wordt toegekend, dan worden op het besluit de ingangsdatum van de noodur- gentieverklaring en de periode van geldigheid van de noodurgentieverklaring aangegeven. Daarbij wordt ook melding gemaakt van de bepalingen die verbonden zijn aan gebruikmaking van de noodur- gentieverklaring, zoals omschreven in artikel 10b van de verordening. Het besluit wordt ondertekend door of namens de voorzitter en door de secretaris.
Een afschrift van het besluit wordt verzonden aan de corporatie waar de urgentieaanvraag is ingediend. Artikel 29 Administratieveverwerkingvanhetbesluit
De corporatie waar de aanvraag is ingediend ontvangt een afschrift van het besluit.
Van een positief besluit wordt door de secretaris gelijktijdig met bekendmaking aan de aanvrager melding gedaan aan het bedrijf of de instelling dat in opdracht van burgemeester en wethouders en/of de corporaties de administratie en registratie van het woonruimteverdeelsysteem uitvoert.
Wanneer aan verlening van een noodurgentieverklaring voorwaarden zijn verbonden, dan ontvangen eventueel betrokken derde partijen ook een afschrift van het besluit.
Artikel 30 Noodurgentieverklaring
Een noodurgentieverklaring wordt verleend voor vier maanden. De verklaring is geldig voor het totale woningaanbod in de woningmarktregio, behalve voor woningen die op grond van de verordening zijn uitgezonderd voor urgent woningzoekenden.
Een woningzoekende die in het bezit is van een noodurgentieverklaring reageert zelf op aangeboden woningen, tenzij bij de urgentieverlening anders is bepaald.
Wanneer twee woningzoekenden met een noodurgentieverklaring reageren op dezelfde woning, dan gaat de houder van de urgentieverklaring met de oudste ingangsdatum voor.
Wanneer twee woningzoekenden met een noodurgentieverklaring die op dezelfde datum is toegekend reageren op dezelfde woning, dan heeft degene met de langste meettijd voorrang.
Artikel 31 Verlenginggeldigheidsduurnoodurgentieverklaring
De woningzoekende met een noodurgentieverklaring kan een verzoek indienen de urgentieperiode te verlengen met een termijn van maximaal drie maanden. Dit verzoek moet worden ingediend gedurende de laatste maand waarin de noodurgentieverklaring geldig is. Het verzoek wordt ingediend bij de cor- poratie waar ook de noodurgentieaanvraag is ingediend.
De corporatie stuurt het verzoek door aan het secretariaat van de commissie. De commissie neemt binnen twee weken na ontvangst een besluit. De al verleende noodurgentieverklaring behoudt zijn geldigheid van vier maanden, ook wanneer er aan het einde van die periode nog geen besluit over verlenging is genomen.
De commissie betrekt in haar beoordeling van het verzoek om verlenging het zoekgedrag van de wo- ningzoekende na de datum van het besluit tot verlening van de noodurgentieverklaring. Wanneer aan de woningzoekende al een passend aanbod is gedaan door de corporatie of wanneer de woningzoekende het woonprobleem op een andere manier had kunnen oplossen, dan wordt het verzoek tot verlenging afgewezen.
Artikel 32 Vervallennoodurgentieverklaring
Een noodurgentieverklaring vervalt:
Wanneer de woningzoekende een door de corporatie aangeboden passende woning niet accepteert, of wanneer blijkt dat de noodurgentieverklaring op grond van onjuiste of onvolledige informatie is verstrekt, dan maakt de corporatie hiervan binnen twee werkdagen melding bij het secretariaat van de commissie. De commissie kan hierop het voornemen aan de betrokkene bekendmaken om tot intrekking van de noodurgentieverklaring over te gaan. Betrokkene wordt in de gelegenheid gesteld hierover te worden gehoord. Uiterlijk twee weken daarna neemt de commissie een besluit over het definitief intrek- ken van de noodurgentieverklaring. Dit besluit wordt schriftelijk meegedeeld aan de woningzoekende en in afschrift aan de betrokken corporatie.
Artikel 34 Overlegmetburgemeesterenwethouders
Minimaal eenmaal per jaar vindt er overleg plaats tussen een vertegenwoordiging van de commissie en een vertegenwoordiging van burgemeester en wethouders. Tijdens dit overleg is in ieder geval één van de voorzitters van de commissie aanwezig.
De commissie legt aan burgemeester en wethouders door middel van een jaarverslag verantwoording af van haar werkzaamheden. Het jaarverslag bevat in ieder geval:
Het jaarverslag wordt uiterlijk 1 mei van het jaar volgend op het verslagjaar afgerond. Het jaarverslag wordt in ieder geval aangeboden aan de gemeenten en de corporaties in de woningmarktregio.
Hoofdstuk 9 Slotbepalingen Artikel 36 Onvoorzienegevallen
Wanneer zich een situatie voordoet waarin dit reglement niet voorziet, dan neemt de commissie c.q. de voorzitter die beslissing welke het meest redelijk voorkomt en welke het beste aansluit bij de Veror- dening en dit Reglement.
Over structurele gebreken of tekortkomingen in het reglement, die een regelmatige toepassing van dit artikellid tot gevolg hebben, wordt melding gemaakt in het jaarverslag van de commissie, dan wel tussentijds aan burgemeester en wethouders.
Dit reglement treedt in werking gelijktijdig met de Huisvestingsverordening Arnhem 2016. Artikel 38 Overgangsbepalingen
Dit reglement is van toepassing op de werkzaamheden van de commissie die plaatsvinden vanaf de datum van inwerkingtreding, ook wanneer het aanvragen om urgentie betreft die voor deze datum zijn ingediend. Wanneer toepassing van dit artikellid zou leiden tot een onevenredige benadeling van een aanvrager die nog voor de datum van inwerkingtreding zijn aanvraag heeft ingediend, dan is de com- missie c.q. de voorzitter van de commissie bevoegd om het reglement dat tot de datum van invoering werking had, toe te passen.
Dit reglement kan worden aangehaald als “Reglement aanvragen noodurgentieverklaring woonruim- teverdeling Arnhem 2016”.
Het Reglement aanvragen noodurgentieverklaring woonruimteverdeling (hierna te noemen “het regle- ment”) maakt onderdeel uit van de Huisvestingsverordening Arnhem 2016. De werkwijze van de com- missie wordt samen met een aantal andere onderwerpen vastgelegd in dit reglement.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot vaststelling van het beleid. De commissie past het beleid toe c.q. toetst het beleid in concrete gevallen. Ook voor de woningzoekenden is het belangrijk om dit onderscheid te kunnen maken. Dit verhoogt de legitimiteit en benadrukt de objectiviteit van het werk van de commissies.
Eén van de belangrijkste doelen is het behoud van een uniforme, eenduidige en regionale urgentiere- geling, na het opheffen van de Stadsregio. Dit gebeurt door de aanvragen voor noodurgentie te laten toetsen door een onafhankelijke regionale urgentiecommissie.
Deze commissie neemt krachtens mandaat van burgemeester en wethouders een besluit op aanvragen om een noodurgentieverklaring voor woonruimten en de woningmarktregio. Tegen deze besluiten is bezwaar en beroep mogelijk op grond van de Awb.
Op deze wijze blijft een goed functionerende praktijk in stand en is de rechtsbescherming van de wo- ningzoekende voortaan publiekrechtelijk geregeld.
Voor het verkrijgen van een noodurgentieverklaring zijn leges verschuldigd op grond van de belasting- verordening (leges). De betreffende corporatie zorgt voor de inning van de leges.
2.Doelendoelgroepenvandereglementen
Het reglement heeft de volgende doelen:
Constitueren: duidelijkheid geven over alle relevante aspecten van de urgentiecommissie zelf, waaronder instelling, samenstelling, (her)benoeming, beëindiging van benoeming. Regels geven met betrekking
tot de behandeling van urgentieaanvragen, en regels over de bekostiging van de werkzaamheden van de commissie.
Regelen van verantwoording en verslaglegging: de urgentiecommissie is onafhankelijk en werkt zelf- standig.
Het reglement heeft verschillende doelgroepen:
• De commissie zelf (voorzitters, leden en secretariaat): zij ontlenen aan de reglementen duidelijk- heid over hun taak en bevoegdheden en over de bij hun werkzaamheden te volgen werkwijzen en procedures. Tot deze doelgroep kunnen ook gerekend worden de rapporteurs van de corporaties, die verantwoordelijk zijn voor het aanleveren van het rapport dat de basis vormt voor het besluit van de commissie.
Gezien de omvang van de werkzaamheden bestaat de commissie uit meer voorzitters en leden dan voor de behandeling van een noodurgentieaanvraag nodig zijn. Er wordt niet gewerkt met “kamers” met een vaste samenstelling. Dit betekent dat de commissie in een wisselende samenstelling van voorzitters en leden zitting houdt. De grootte van de totale commissie kan door burgemeester en wet- houders aangepast worden aan de omvang van de werkzaamheden.
De commissie handelt in mandaat, namens het college van burgemeester en wethouders. Artikel 5
De voorwaarden voor benoeming zijn opgenomen om een professionele en objectieve beoordeling van urgentieaanvragen te bevorderen.
Dit artikel regelt de benoemingsprocedure. Hiervoor wordt slechts een summiere regeling getroffen. Behalve in de situatie van benoeming van een geheel nieuwe commissie, wordt een vertegenwoordiging uit de commissie om advies gevraagd over de te benoemen kandidaten. Benoeming vindt plaats voor een periode van vier jaar met mogelijkheid om éénmaal te herbenoemen. Om de nodige wisseling in de samenstelling van de commissie te bevorderen wordt het niet wenselijk gevonden dat de zittingstijd voor voorzitters en leden langer dan acht jaar duurt.
De benoeming kan op verschillende manieren eindigen. Voor het geval de benoeming wordt beëindigd wegens disfunctioneren, is tevens geregeld dat burgemeester en wethouders andere noodzakelijke maatregelen kan treffen.
Het is wenselijk dat voorzitters en leden hun taak met enige regelmaat vervullen. Daarom wordt een beschikbaarheid verlangd van één tot twee maal per maand. Zowel voorzitters als leden hebben een inhoudelijke verantwoordelijkheid m.b.t. de te behandelen aanvragen. Daarnaast hebben de voorzitters een aantal toegevoegde verantwoordelijkheden, waaronder vertegenwoordiging van de urgentiecom- missie tijdens de zittingen van de bezwaarschriftencommissie. De commissie treedt collegiaal – dat wil zeggen als één geheel – op, ook naar buiten toe. Ook bij een vertegenwoordiging van verschillende expertises, dienen zij eenzelfde belang.
Voor de reguliere werkzaamheden ontvangen voorzitters en leden een vergoeding per bijgewoonde zitting. De hoogte van deze vergoeding wordt, in overleg met de corporaties, door burgemeester en wethouders vastgesteld en jaarlijks geïndexeerd met het CBS prijsindexcijfer. Voor zover het voorzitter- schap met zich meebrengt dat buiten de zittingen om extra werkzaamheden verricht worden, staat daar een redelijke vergoeding tegenover. Ook deze vergoeding wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld.
Terminologisch wordt onderscheid gemaakt tussen “het secretariaat” (het geheel van de ten behoeve van de commissie geboden ondersteuning) en “de secretaris”, i.e. de persoon die een bepaalde zitting voorbereidt, daarbij aanwezig is en het “nawerk” verricht. Het secretariaat ondersteunt zowel de zittingen als de algemene werkzaamheden van de commissie, waaronder het samenstellen van het jaarverslag. Burgemeester en wethouders zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning van de commissie. Zij kunnen hiervoor derden inhuren.
De commissie is gericht op bespreking van noodurgentieaanvragen en het nemen van besluiten op die aanvragen namens burgemeester en wethouders. Dit is de kerntaak van de commissie. Besluitvorming komt tot stand in overleg ter zitting. Daarnaast voert de commissie plenair overleg ter bevordering van de kwaliteit van de werkzaamheden.
Met het indienen van een aanvraag bij de corporatie begint het proces dat moet leiden tot een besluit door de commissie. In beginsel ligt de verantwoordelijkheid voor het aanleveren van informatie en eventuele bewijsstukken bij de aanvrager.
Op grond van artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor de afhandeling van de aanvraag acht weken. Deze termijn gaat pas lopen wanneer de aanvrager aan zijn informatieplicht heeft voldaan. Vanwege het belang dat de aanvrager bij zijn of haar aanvraag heeft, is de hele procedure omgeven met de nodige waarborgen, die een zorgvuldige afhandeling moeten garanderen.
Wanneer het tot een aanvraag komt, dan verricht de rapporteur het noodzakelijke vooronderzoek. Het is van belang dat de aanvrager op goede manier in de gelegenheid wordt gesteld zijn aanvraag toe te lichten. De aanvrager weet niet altijd welke gegevens en omstandigheden relevant zijn voor de com- missie. De rapporteur kan de aanvrager waar nodig daarbij ondersteunen. Ook is niet iedere aanvrager in staat om zijn verhaal schriftelijk goed te verwoorden. Omdat de commissie de aanvrager zelf niet spreekt of hoort, fungeert de rapporteur als “oren en ogen” van de commissie. De rapporteur zal de mondelinge toelichting door de aanvrager op correcte wijze schriftelijk moeten weergegeven. Vanzelf- sprekend kan de aanvrager zelf ook een schriftelijke toelichting geven.
Wanneer een noodurgentieaanvraag berust op psychosociale dan wel (para)medische problematiek, dan is een uitgebreidere rapportage dan door de rapporteur geleverd kan worden noodzakelijk om tot een juiste beoordeling van de aanvraag te komen. Deze rapportages worden verzorgd door externen met specifieke deskundigheid zoals artsen en psychologen. De rapportage mondt uit in bevindingen
t.a.v. de door aanvrager naar voren gebrachte problematiek, maar niet in een advies over toekenning van urgentie. Een externe rapportage is niet vereist bij iedere geconstateerde psychische of (para)me- dische problematiek, maar wel wanneer de aanvraag in hoofdzaak op deze problematiek gegrond is. Op genoemde terreinen zal de aanvrager vaak zelf (kopieën van) verklaringen of rapportages van be- handelaars bijvoegen. De commissie zal deze documenten vaak niet zien als voldoende objectief om er conclusies aan te verbinden. Indien deze verklaringen deel uitmaken van het rapport dan neemt de commissie er kennis van.
Het urgentierapport is het belangrijkste document voor de commissie om tot een goed oordeel te komen. Dit artikel bevat de minimumvereisten waaraan het rapport moet voldoen.
Dit artikel geeft de gestelde termijn voor doorzending van de rapportage aan het secretariaat van de commissie. Hiermee is het aandeel van de corporatie in de aanvraagprocedure afgerond.
Om een inhoudelijk optimale behandeling van de aanvraag te garanderen, is de commissie tijdens de zitting zo breed mogelijk samengesteld.
Het aangeleverde rapport vormt de basis voor behandeling in de commissie. Omdat niet volledige aanvragen niet behandeld kunnen worden, moet de commissie zich een beeld vormen van de volledig- heid van de rapportage. In de praktijk zal dit vaak door de secretaris worden gedaan voordat de aanvraag op de agenda wordt geplaatst. Wanneer bepaalde informatie ontbreekt, dan wordt de rapporteur om aanvulling gevraagd.
Deze artikelen geeft een aantal aanwijzingen voor de besluitvorming door de commissie.
Dit is een termijn van orde, maar geen fatale termijn. Overschrijding van de termijn heeft geen gevolgen voor de inhoud van het besluit.
Er vindt geen verslaglegging van de zitting plaats. Het besluit dat aan aanvrager wordt gezonden, vormt voldoende weerslag van dat wat besproken is tijdens de behandeling. Unaniem en niet-unaniem geno- men besluiten worden op gelijke wijze bekendgemaakt aan de aanvrager. Van een minderheidsstandpunt wordt geen melding gemaakt in het besluit.
Dit artikel geeft aan dat de inhoud van de urgentierapporten vertrouwelijk wordt behandeld.
Het reglement sluit aan bij de bestuursrechtelijke regel dat een besluit pas werking kan krijgen nadat het op de juiste wijze aan de aanvrager bekend is gemaakt. Om die reden bevat dit artikel een bepaling over de termijn van bekendmaking. Daarnaast worden minimumeisen gesteld aan de inhoud van het besluit. Het besluit kan zowel een toekenning van noodurgentie als een afwijzing van de aanvraag in- houden. Bij een toekenning van noodurgentie moet het besluit tevens aangeven de begin- en einddatum van de geldigheid van de periode gedurende welke de noodurgentie geldig is en overige voorwaarden die verbonden zijn aan gebruikmaking van de noodurgentie. De verordening geeft de mogelijkheid om een geclausuleerde noodurgentie toe te kennen. De clausulering bestaat dan bijvoorbeeld uit het toe- gewezen krijgen van een bepaald woningtype of de verplichting tot bepaalde begeleiding. Hier kunnen ook derde partijen bij betrokken zijn. Het is van belang dat degene aan wie noodurgentie wordt toegekend en eventuele betrokken derde partijen duidelijk op de hoogte zijn van de voorwaarden die aan die toe- kenning verbonden zijn.
Tegen het besluit van de commissie kan op basis van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar worden gemaakt bij burgemeester en wethouders.
Wanneer het besluit leidt tot toekenning van een noodurgentieverklaring, dan dient dit ook administratief verwerkt te worden in het woonruimtezoek- en verdeelsysteem. De secretaris meldt het besluit bij de betreffende instelling en daar wordt gezorgd voor een tijdige verwerking, zodat de woningzoekende met een noodurgentieverkalring ook zo snel mogelijk met de juiste status kan reageren op het woning- aanbod.
Dit artikel bevat de gevolgen die aan verlening van een noodurgentieverklaring zijn verbonden. Het woonruimteverdeelsysteem in de regio gaat er vanuit dat woningzoekenden zelf reageren op het wo- ningaanbod. Als hoofdregel geldt dit ook voor woningzoekenden met een noodurgentieverklaring . Bij het verlenen van een geclausuleerde noodurgentie kan een bemiddelingsmethode gehanteerd worden. Het artikel bevat verder enkele “voorrangsregels”.
De woningzoekende met een noodurgentieverklaring die na drie maanden nog geen woning heeft ge- vonden kan verzoeken om een verlenging van de urgentieperiode voor een termijn van drie maanden. Dit verzoek wordt beoordeeld door de urgentiecommissie. De beoordeling van het verzoek zal zich voornamelijk richten op het zoekgedrag vanaf het moment van urgentieverlening.
In een aantal gevallen is er aanleiding om een eerder verstrekte noodurgentieverklaring te herzien. De noodurgentieverklaring kan worden ingetrokken wanneer blijkt dat deze op grond van onjuiste of on- volledige informatie is toegekend. Hiervoor is een expliciet besluit van de commissie vereist op basis van een inhoudelijke beoordeling. Het zal dan moeten gaan om informatie die – indien deze bij toekenning van de noodurgentieverklaring bekend was geweest – met zich mee zou hebben gebracht dat de noodurgentieverklaring niet toegekend zou zijn. Daarnaast kan de noodurgentieverklaring vervallen in een aantal situaties waarin geen expliciet besluit vereist is.
Op de woningzoekende met een noodurgentieverklaring rust de verplichting om een passende woning waar hij of zij op gereageerd heeft ook te accepteren. Doet hij of zij dit niet, dan wordt dit door de cor- poratie gemeld bij het secretariaat. De noodurgentieverklaring wordt met onmiddellijke ingang voorlopig ingetrokken. Binnen twee weken na deze melding zal de commissie een besluit nemen naar aanleiding van deze melding. Dit besluit kan inhouden dat de noodurgentieverklaring definitief wordt ingetrokken.
Noodurgentieverklaringen worden afgegeven in mandaat van burgemeester en wethouders. Hierbij past dat (een vertegenwoordiging van) de commissie minimaal eenmaal per jaar overleg voert met een vertegenwoordiging van burgemeester en wethouders .
De commissie voert de regels met betrekking tot verlening van noodurgentieverklaringen uit zoals dat in de Verordening, het beleid van burgemeester en wethouders en dit reglement is vastgelegd. Het jaarverslag van de commissie biedt de mogelijkheid om hiervan verslag te doen en geeft daarmee inzicht in de vraag hoe het urgentiebeleid in de praktijk uitpakt. Daartoe is het niet alleen nodig om inzicht te geven in de aantallen noodurgentieaanvragen en de manier waarop deze afgehandeld zijn, maar ook van geconstateerde knelpunten in beleid en in procedures. Daarbij wordt speciale aandacht gegeven aan de noodurgenties die onder voorwaarde verleend zijn.