Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oldambt

Beleidsregels Participatiewet marginaal zelfstandigen gemeente Oldambt 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOldambt
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Participatiewet marginaal zelfstandigen gemeente Oldambt 2016
CiteertitelBeleidsregels Participatiewet marginaal zelfstandigen gemeente Oldambt 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Participatiwet
  2. artikel 4:81 (Beleidsregels) Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2016Onbekend

26-04-2016

Elektronisch gemeenteblad

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Participatiewet marginaal zelfstandigen gemeente Oldambt 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt;

Gelezen het collegevoorstel van cluster Maatschappelijke Zaken tot vaststelling van beleidsregels Participatiewet marginaal zelfstandigen gemeente Oldambt 2016;

gezien het advies van de WMO raad en het Cliëntenpanel Participatiewet;

gelet op artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat duidelijkheid is gewenst over de wijze waarop het college om wil gaan met de doelgroep uitkeringsgerechtigden ingevolge de Participatiewet die op een marginale wijze werkzaam zijn als zelfstandige;

 

 

B e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

BeleidsregelsParticipatiewet marginaal zelfstandigen gemeente Oldambt 2016

luidende als volgt:

Artikel 1 Begripsbepalingen
  • 1.
    • Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.
    • In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

      • 1.

        college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt

      • 2.

        de wet: de Participatiewet;

      • 3.

        het Bbz 2004: het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;

      • 4.

        uitkeringsgerechtigde: een inwoner van de gemeente Oldambt die op grond van de wet een periodieke uitkering voor de kosten van levensonderhoud ontvangt van de gemeente Oldambt;

Artikel 2 Werken anders dan in loondienst
  • 1.

    Het college geeft primair uitvoering aan de wettelijke opdracht van artikel 7 van de wet om uitkeringsgerechtigden te ondersteunen bij hun arbeidsinschakeling.

     

     

  • 2.
    • Het college ondersteunt daarbij door middel van het begeleiden naar arbeid in loondienst of het werkzaam (gaan) zijn als zelfstandig ondernemer.

     

  • 3.
    • Voor de uitkeringsgerechtigden die op grond van individuele omstandigheden niet of niet binnen afzienbare tijd in staat zijn om voldoende eigen inkomsten te verwerven uit loondienst of zelfstandig ondernemerschap (al of niet met toepassing van het Bbz 2004) en daardoor geen beroep meer hoeven te doen op de wet, wil het college onder voorwaarden toestaan om toch werkzaam te zijn als marginaal zelfstandige binnen de wet.

     

  • 4.

    Het college stelt deze mogelijkheid beschikbaar aan een tweetal groepen uitkeringsgerechtigden welke nader worden benoemd in artikel 3 en 4.

Artikel 3 Parttime ondernemers binnen toepassing van de wet

 

  • 1.

    Tot deze doelgroep worden de uitkeringsgerechtigden gerekend die werkzaamheden verrichten, anders dan in loondienst, die naar verwachting niet gaan leiden tot een situatie dat er voor de kosten van levensonderhoud geen beroep meer gedaan hoeft te worden op de wet.

  • 2.

    De in lid 1 benoemde werkzaamheden worden tot maximaal 20 uur per week verricht.

  • 3.

    De inschatting is dat deze werkzaamheden op voorhand niet gaan leiden tot een op termijn levensvatbaar bedrijf.

  • 4.

    Aan toelating tot deze doelgroep is de voorwaarde verbonden dat de uitkeringsgerechtigde een ondersteuningstraject accepteert van het college voor het verkrijgen van arbeid in loondienst waarbij maximaal gestreefd wordt naar een situatie waarbij voor de kosten van levensonderhoud geen (aanvullend) beroep meer gedaan hoeft te worden op de wet.

  • 5.

    De uitkeringsgerechtigde kan gedurende maximaal 5 jaar (= 60 maanden) gebruik maken van deze voorziening.

  • 6.

    Jaarlijks vindt een herbeoordeling plaats of toepassing van deze voorziening gecontinueerd kan worden.

  • 7.

    In de afzonderlijke nota van toelichting, behorende bij deze beleidsregels, worden de specifieke kenmerken en voorwaarden benoemd en uitgewerkt.

 

Artikel 4 Bescheidenschalers binnen toepassing van de wet
  •  

    • 1.

      Tot deze doelgroep worden de uitkeringsgerechtigden gerekend die naar mening van het college – op grond van individuele omstandigheden – niet binnen afzienbare tijd arbeid in loondienst gaan verwerven zodat geen beroep meer gedaan hoeft te worden op de wet.

    • 2.

       De uitkeringsgerechtigde is echter wel in staat om werkzaamheden in bescheiden omvang en anders dan in loondienst te verrichten.

    • 3.

      Om hun werkzaamheden en maatschappelijke deelname te activeren wordt het bescheiden werkzaam zijn anders dan in loondienst onder voorwaarden toegestaan.

    • 4.

      De inschatting is dat deze werkzaamheden niet gaan leiden tot een op termijn levensvatbaar bedrijf.

    • 5.

      Jaarlijks vindt een herbeoordeling plaats of toepassing van dit artikel gecontinueerd kan worden.

    • 6.

      In de afzonderlijke nota van toelichting, behorende bij deze beleidsregels, worden de specifieke kenmerken en voorwaarden benoemd en uitgewerkt.

     

 

Artikel 5 Hardheidsclausule

Het college kan de bepalingen van deze beleidsregels buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan gelet op het belang van de aanvrager / belanghebbende leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 6 Afwijking regels
  • In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

     

     

Artikel 7 Citeertitel en inwerkingtreding

 

  • 1.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als beleidsregels Participatiewet marginaal zelfstandigen gemeente Oldambt 2015

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2016.

 

Aldus besloten door het college van

burgemeester en wethouders van de

gemeente Oldambt d.d. 26 april 2016

De secretaris De burgemeester,

H.J.J. Groothuis. P. Smit.

Nota-toelichting behorende bij de beleidsregels Participatiewet marginaal zelfstandigen 2016

INLEIDING

Steeds vaker helpen gemeenten mensen met een bijstandsuitkering om ondernemer te worden. Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) is daarbij een belangrijk middel. Maar niet iedereen voldoet aan de voorwaarden van het Bbz. Vooral de levensvatbaarheidseis is vaak een te hoge drempel. Daarom staan sommige gemeenten ook toe dat bijstandsgerechtigden in de Participatiewet (PW) met een aanvullende uitkering in deeltijd aan de slag gaan als ondernemer. Gemeenten hanteren voor deze groep verschillende termen zoals marginaal zelfstandigen, deeltijdzelfstandigen of hebben het over bescheidenschaalregelingen en/of parttime ondernemerschap. In deze nota van toelichting bespreken wij de verschillende mogelijkheden van deze ondernemers en de gemaakte keuze (die vastgesteld is in de bijbehorende beleidsregels).

Bijverdiensten anders als in loondienstverband bieden zowel bijstandsgerechtigden als de gemeente kansen. Deze ondernemers kunnen weer van betekenis zijn en verdienen zelf een deel van hun inkomen. Voor de gemeente is het voordeel dat ze de druk op het inkomensdeel van bijstandsbudgetten verminderen en hun kans op re-integratie naar werk, zelfstandigheid of het Bbz vergroten. Ook dragen kleine ondernemingen bij aan de lokale economie van de gemeente.

In de praktijk lopen gemeenten soms echter tegen uitvoeringsproblemen aan. Onduidelijk beleid, slechte afspraken met de ondernemer in spe of gebrek aan interne afstemming werken in de hand dat deze categorie ondernemers zich niet aan de regels houden. En dat kan leiden tot schulden of misbruik van de regeling. Een goede uitvoering van de regeling voorkomt dergelijke problemen. Deze notitie bundelt kennis en ervaringen van diverse gemeenten, Divosa en het Instituut voor het Midden en Kleinbedrijf (IMK). Zij werken al langer met deze categorie ondernemers. Die informatie helpt de gemeente Oldambt om weloverwogen zo´n regeling in het leven te roepen en vorm te geven. Klantmanagers krijgen een beeld van het werkproces en hun rol daarbij en van de achtergrond van de verschillende voorwaarden waaraan deze ondernemers zich moeten houden.

Voor sociale diensten vormen deze ondernemers een aparte groep. Ze vallen niet onder het Bbz omdat duidelijk is dat het bedrijf niet op korte termijn levensvatbaar is. Het Bbz heeft per slot van rekening tot doel zelfstandigen volledig in hun eigen levensonderhoud te laten voorzien. Ze zijn ook een vreemde eend in de bijt van de PW, die vooral gericht is op werk in loondienst. Sommige gemeenten bieden dan ook helemaal geen ruimte voor deze vorm van werkzaamheden; klanten hebben of een bijstandsuitkering of een Bbz-uitkering. Toch is er veel voor te zeggen.

Parttime ondernemerschap biedt gemeenten belangrijke voordelen. Op de korte termijn kan het de druk op het inkomensdeel van hun budget verminderen. Als tien klanten met een bijstandsuitkering van € 900 per maand een jaar lang de helft van dat bedrag zelf verdienen, scheelt dat de gemeente bij benadering € 50.000 op jaarbasis.

Op de langere termijn vergroten parttime ondernemers hun kansen op uitstroom als zelfstandige of in loondienst. Door parttime ondernemen mogelijk te maken, sluit de gemeente aan op de eigen kracht van de uitkeringsgerechtigden. Ze worden actiever, bouwen hun netwerk uit en versterken hun vaardigheden. In vele gevallen blijken deze activiteiten een opstap naar een baan in loondienst mogelijk te maken.

Bijstandsgerechtigden gaan hierdoor niet meer verdienen. Wat schieten zij er dan mee op? Het biedt ze de kans direct aan de slag te gaan met werk dat ze leuk vinden en waar ze goed in zijn. Ze kunnen weer van betekenis zijn en een deel van hun inkomen zelf verdienen, al dan niet als onderdeel van een re-integratietraject. Klanten werken aan hun (financiële) zelfstandigheid en zelfredzaamheid en krijgen hiermee ook meer zelfrespect. Ook het zakelijke en sociale netwerk van de klant wordt groter, waardoor ze meer kans krijgen om niet meer afhankelijk te zijn van de uitkering.

In hoofdstuk 1 zullen wij nader ingaan op de wettelijke regels. In hoofdstuk 2 gaan wij in op de te maken beleidskeuzes. De nadere uitwerking in uitvoeringsbeleid wordt behandeld in hoofdstuk 3.

 

1. Wettelijke regels

In feite zijn alle werkzaamheden anders als in loondienstverband, het werken voor eigen rekening en risico, vormen van ondernemerschap. In eerste instantie is deze doelgroep voor bijstandverlening aangewezen op het Bbz.

In de toelichting van het Bbz 1996 (12 april 1995) wordt aangegeven dat een bedrijf in beginsel levensvatbaar dient te zijn. Met bijstandverlening wordt bevorderd dat men niet langer afhankelijk is van een uitkering en zelfstandig in de kosten van bestaan kan voorzien. Na enige tijd moet bijstandverlening niet langer nodig zijn. Een zelfstandige moet voldoen aan het urencriterium. Dat wil zeggen dat een ondernemer ten minste 1225 uren per jaar werkzaam is. De uitoefening van het bedrijf moet een reëel karakter hebben en voor de uitvoeringspraktijk wordt een duidelijke afbakening bereikt. Wie niet aan het urencriterium voldoet, is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking. Een duurzame inkomensvoorziening, die het karakter zou krijgen van een inkomensgarantie, wordt daarmee voorkomen. Niet levensvatbare bedrijven zouden in stand worden gehouden, waardoor de concurrentieverhoudingen worden verstoord en overcapaciteit dreigt ten aanzien van het voorzieningenniveau. De positie van de zelfstandigen die nog wel een voldoende inkomen kunnen behalen zou dan nadelig worden beïnvloed. Deze regels zijn in de loop der jaren niet veranderd.

In de Bbz 2004 is in de personenkring onder artikel 2 lid 3 opgenomen de personen de algemene bijstand (PW) ontvangen en zich gedurende een periode van maximaal twaalf maanden kunnen oriënteren op het zelfstandig ondernemerschap. Zij kunnen gedurende deze periode vrijgesteld worden van de sollicitatieverplichting en dienen verplicht mee te werken aan begeleiding door een door het college aan te wijzen derde. Op grond van artikel 29 Bbz kunnen zij indien noodzakelijk een kleine renteloze lening krijgen voor de met de voorbereiding van het bedrijf samenhangende kosten. Deze categorie ondernemende mensen blijven in de PW en worden op termijn van maximaal een jaar geacht te kunnen starten. Dit is de voorbereidingsfase. Bij de start van hun bedrijf kunnen ze een beroep doen op het Bbz.

Tot de komst van de WWB in 2004 was er tijdens het regiem van de Abw soms sprake van “Gegroeid beleid” waar het Marginale Zelfstandigen of Bescheiden Schalers betreft. In de verzamelbrief van 18 februari 2003 wordt hier nog nader op in gegaan. Met de komst van de WWB en het vervallen van alle circulaires is hieraan in feite een einde gekomen. Een wettelijke basis voor specifiek beleid ontbreekt.

Met de invoering van de WWB in 2004 worden alle inkomsten 100 % verrekend. Er kan daarbij geen rekening gehouden worden met eventuele verwervingskosten en/of andere vormen van kosten. Dit betekent in feite een ontmoedigingsbeleid voor werkzaamheden anders als in loondienstverband. Vrijwel alle handel wordt daarmee verlieslatend. Dit in overeenstemming met het beleid van het Bbz 1996.

Er zijn geen verdere regels. Wel is er enige jurisprudentie.

 

2. Beleidsmatige keuzes

De gemeente Oldambt heeft te kennen gegeven meer te willen doen met de mensen die werken anders als in loondienstverband in de PW. Dit met als doel om re-integratie te bevorderen en uitvoeringsproblemen te voorkomen. Ook dient rechtsongelijkheid te worden voorkomen.

Uitgangspunt blijft de volledige korting van alle werkzaamheden anders als in loondienstverband zonder rekening te houden met verwervingskosten. Dit in overeenstemming met paragraaf 3.4. van de PW. Zonder formele besluitvorming kan hiervan niet afgeweken worden.

Uitzonderingen worden er gemaakt voor een tweetal categorieën van werkzaamheden:

 

  • 1.

    Parttime ondernemers Dit zijn mensen met activiteiten die naar verwachting niet gaan leiden tot een volledig inkomen uit werkzaamheden anders als in loondienstverband. Zij hebben werkzaamheden tot maximaal 20 uren per week. Een levensvatbaar bedrijf is op grond van deze activiteiten ook in de toekomst niet te verwachten (denk aan nagelstyliste, schoonheidssalon, pedicure e.d.). Onder voorwaarden kunnen zij hun kosten in mindering brengen op de inkomsten. Zie hiervoor het uitvoeringsbeleid. Wel moet het zowel de klant als ook de gemeente voordeel opleveren. Uitgangspunt is dat zij deze werkzaamheden gaan combineren met een loondienstverband. Dit is een verplichting. Het niet redelijkerwijs accepteren of bij herhaling afwijzen van een aanbod voor een gedeeltelijk loondienstverband, kan leiden tot volledige korting van de inkomsten c.q. het vervallen van de regeling. In de combinatie van ½ loondienstverband met de werkzaamheden en de status als ondernemer kunnen zij inkomensonafhankelijk worden en kunnen ze op termijn uitstromen uit de uitkering. De werkcoaches dienen aan deze categorie werkzoekenden extra aandacht te besteden.

Dit is een regeling van maximaal 5 jaar. In deze tijd dienen de werkzaamheden te groeien tot een niveau van inkomensonafhankelijkheid. Een duurzame inkomensgarantie wordt niet gegeven. Van uit het oogpunt van verificatie worden er extra voorwaarden aan deze regeling gesteld. Zie hiervoor het uitvoeringsbeleid.

  • 2.

    Bescheidenschalers Dit zijn mensen die al langdurig in de uitkering zitten en die naar verwachting van de gemeente niet kunnen uitstromen. Dit kunnen in de persoon gelegen factoren zijn, waardoor ze geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en waar de afstand tot de arbeidsmarkt vooralsnog onoverbrugbaar lijkt te zijn. Ten einde hun werkzaamheden en contacten te activeren wordt het beperkt werken anders als in loondienstverband onder de voorwaarden van het uitvoeringsbeleid toegestaan. Bij deze categorie werkzaamheden is de combinatie met een loondienstverband niet noodzakelijk en is de verdiencapaciteit bijzaak. Grootschalige activiteiten, ter beoordeling aan de gemeente, is uitgesloten. Jaarlijks vindt er een herbeoordeling plaats.

 

Zowel het parttime ondernemerschap als ook de bescheidenschaal regeling worden alleen toegestaan indien er een formeel besluit in de vorm van een beschikking is genomen en een daarbij behorend contract is afgesloten. Hierin zijn de wederzijdse rechten en plichten opgenomen.

De basis voor dit beleid is een gemeentelijke beleidsregel.

 

3. Uitvoeringsbeleid

Uitvoeringsbeleid parttime ondernemerschap en bescheidenschalers.

Samenvatting

Als men als zelfstandige actief is zal eerst bekeken dienen te worden of men zelfstandige is als bedoeld in het Bbz 2004. De zelfstandige werkzaamheden anders als in loondienstverband mogen geen enkele beperking opleveren voor de beschikbaarheid voor arbeid in loondienst.

Criteria voor werkzaamheden anders als in loondienstverband:

 

  • 1.

    Minder dan 1225 uur per jaar besteden aan zelfstandige activiteiten

  • 2.

    Extra vermogensvrijlating onder bepaalde voorwaarden.

  • 3.

    Het verrichten van parttime zelfstandige werkzaamheden (bescheiden schaal) mag de mogelijkheden tot het vinden van een baan in loondienst of een traject hier naar toe niet in de weg staan.

  • 4.

    Er moet voldaan worden aan de wettelijke vereisten.

  • 5.

    Er moet een deugdelijke boekhouding gevoerd worden.

  • 6.

    Er mag geen sprake zijn van oneerlijke concurrentie.

  • 7.

    Inkomsten worden per maand volledig op de uitkering in mindering gebracht waarbij geen reservering voor belastingaanslagen mag plaatsvinden.

  • 8.

    Gedeeltelijke vrijlating van inkomsten uit parttime zelfstandige activiteiten is mogelijk onder dezelfde voorwaarden als bij inkomsten uit loondienst.

  • 9.

    Voor een aantal kostensoorten zijn nadere regels gesteld.

 

Bij een doorgroei waarbij de grens van 1225 uur op jaarbasis wordt overschreden heeft men de keuze om de activiteiten terug te brengen dan wel door te starten. Bij een doorstart richting zelfstandig bedrijf of beroep biedt het Bbz 2004 de mogelijkheid van een voorbereidingsjaar, waarbij tevens beperkte kredietverlening kan plaatsvinden.

 

Inleiding

De PW heeft als hoofdregel dat, behoudens enkele uitzonderingen iedereen beschikbaar is voor arbeid in loondienst. Het doel hiervan is uitstroom, zodat men zelfstandig in zijn levensonderhoud kan voorzien. Naast arbeid in loondienst kan dit ook door zelfstandige activiteiten. Deze zijn op beperkte schaal zelfs mogelijk met een aanvullende uitkering. We noemen dit dan zelfstandige werkzaamheden van bescheiden omvang. Het verwerven van inkomsten uit zelfstandige activiteiten past prima in het uitgangspunt van geheel of gedeeltelijke uitstroom zoals dit nadrukkelijk geldt in de PW.

 

Zelfstandige

De regels hiervoor zijn te vinden in het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004).

Het belangrijkste criterium dat voor deze richtlijn van belang is het urencriterium. Hiervoor verwijst het Bbz 2004 naar de Wet op de inkomstenbelasting 2001, waarin bepaald is dat er minimaal 1225 uren per (boek)jaar in het eigen bedrijf gewerkt dient te worden om voor zelfstandigenaftrek in aanmerking te komen. Als de beide echtelieden niet duurzaam van elkaar zijn gescheiden en de echtgenoot minimaal 525 uren per (boek)jaar in het bedrijf meewerkt, geldt voor de zelfstandige een minimum van 875 uur.

Indien de persoon die werkzaam is in het eigen bedrijf niet voldoet aan het urencriterium, wordt hij niet aangemerkt als zelfstandige in de zin van het Bbz 2004. Betrokkene wordt dan geacht aangewezen te zijn op arbeid in dienstbetrekking. De verplichtingen gericht op de zelfstandige bestaansvoorziening worden daar dan op afgestemd.

Als men voldoet aan bovengenoemd criterium en nog een aantal andere voorwaarden dan zijn er mogelijkheden voor bijstandsverlening, voor zowel levensonderhoud als bedrijfskapitaal. Dit betreft dan bijstandsverlening aan zelfstandigen waarbij een aantal specifieke regels gelden.

Als de bedrijfs- of beroepsactiviteiten slechts gedurende een deel van het jaar worden gevoerd, wordt het urencriterium niet evenredig verlaagd.

Een criterium dat aandacht behoeft bij de beoordeling om al dan niet als zelfstandige te kunnen worden aangemerkt, is de inschrijving als zodanig bij de Kamer van Koophandel. Deze inschrijving behoort tot de zogenaamde wettelijke vereisten bij de uitoefening van eigen bedrijf of zelfstandig beroep. De uitvoeringspraktijk liet zien dat een aanvraag om bijstand kon worden afgewezen met eenvoudigweg verwijzing naar een registratie bij de Kamer van Koophandel als bedrijf of zelfstandig beroep. De uitvoeringspraktijk liet zien dat een aanvraag om bijstand kon worden afgewezen met eenvoudigweg verwijzing naar een registratie bij de Kamer van Koophandel als bedrijf of zelfstandig beroep. De Centrale Raad van Beroep meent dat een afwijzing op dergelijke grond, een deugdelijke motivering mist wegens gebrek aan zorgvuldig nader onderzoek.

De CRvB kan zich vervolgens niet vinden in het standpunt, dat de bewijslast werd omgekeerd en de belanghebbende moest aantonen niet als zelfstandige werkzaam te zijn en recht op uitkering had.

De gemeente moet zelf nader onderzoek instellen, belanghebbende wijzen op de informatieverplichting en hem confronteren met de onderzoeksresultaten. Dit laat echter onverlet het gebruik van de maatregelen ingeval de belanghebbende niet voldoet aan de verplichtingen.

 

Verplichtingen

Zoals al vermeld, is de hoofdregel dat iedere bijstandsgerechtigde de verplichting heeft om arbeid in loondienst te vinden, dan wel inkomsten te verwerven die de bijstandsbehoeftigheid geheel of gedeeltelijk vermindert. Zolang men aangewezen blijft op bijstand gelden de arbeidsverplichtingen tenzij men vrijgesteld is van deze verplichting. De PW kent geen algemene redenen voor vrijstelling van de arbeidsverplichtingen.

De praktijk leert dat er arbeid plichtige personen zijn die bedrijfsmatige activiteiten verrichten die echter dermate gering zijn dat men daarmee niet in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien. Men valt dan meestal ook niet onder het begrip zelfstandige als bedoeld in het Bbz 2004. Het feit dat men op deze wijze voor een gedeelte in zijn levensonderhoud voorziet is echter geenszins reden tot ontheffing van de arbeidsverplichtingen.

Het moet voor de betrokkene duidelijk zijn dat de zelfstandige werkzaamheden geen enkele beperking mogen opleveren voor de beschikbaarheid voor arbeid in loondienst.

Wel bestaat de mogelijkheid om de klant een voorbereidende periode op zelfstandig ondernemerschap (de zgn. pré-fase) aan te bieden. Hierbij krijgt de klant de mogelijkheid om zich maximaal 12 maanden volledig te richten op de voorbereiding van een eigen bedrijf of beroep. Tijdens deze periode wordt ontheffing verleend van de sollicitatieplicht. In de praktijk kan dit veel al een kortere periode betreffen. Dit is maatwerk.

 

Beperkte zelfstandige activiteiten en de PW

In het Bbz 2004 is een omschrijving van het begrip “zelfstandige” opgenomen. Daarbij is het doorslaggevend dat wordt voldaan aan het zogenaamde urencriterium. In de praktijk bestaan er situaties waarbij de belanghebbende wel zelfstandige activiteiten verricht, maar op basis van de wet niet zal zelfstandige is aan te merken.

Deze activiteiten staan op zich het recht op bijstand niet in de weg. In hoeverre sprake is van bescheiden omvang moet blijken uit de concrete situatie.

Hierbij moet, naast de omvang en het tijdsbeslag van de activiteiten, in hun onderlinge samenhang onder meer worden gelet op de intenties van belanghebbende om al of niet beperkt te houden tot bescheiden omvang, of de activiteiten te allen tijde beëindigd kunnen worden om volledige uitstroom mogelijk te maken en op uiteraard naar de inspanningen die belanghebbende levert om onafhankelijk van bijstand te geraken ( sollicitatiegedrag).

Onder oude regelgeving (nog voor nAbw) gold het begrip activiteiten van bescheiden omvang. Deze werkzaamheden mochten niet meer dan 12 uur per week bedragen. De PW kent hiervoor geen specifieke regels maar wel het algemene principe dat veel nadruk moet worden gelegd op uitstroom, activering en eigen verantwoordelijkheid voor de voorziening van het bestaan waardoor het ook onder de nieuwe wet mogelijkheid blijft om parttime zelfstandige activiteiten (bescheiden omvang) te verrichten met een aanvullende bijstandsuitkering. Hoewel hierboven is gesteld dat dit de beschikbaarheid niet mag beperken moet wel duidelijk zijn dat maatwerk en individualisering hierbij niet uit het oog mogen worden verloren. De zelfstandige werkzaamheden kunnen ertoe leiden dat men uiteindelijk toch uitstroomt. In zo'n traject kan dit leiden tot een versoepeling van een of meer verplichtingen. Daarnaast kan het voor sommigen ook gezien worden als een zinvolle maatschappelijke tijdsbesteding (sociale activering).

 

Criteria voor werkzaamheden als parttime ondernemer en bescheidenschaler

Als men zelfstandige activiteiten verricht, zal eerst moeten worden vastgesteld of men zelfstandige is als bedoeld in het Bbz 2004. Voldoet men hier niet aan, dan is het belangrijkste uitgangspunt dat een niet-levensvatbaar bedrijf niet gesubsidieerd mag worden door middel van een bijstandsuitkering.

Dit zou oneerlijke concurrentie zijn. Onder bepaalde voorwaarden kan men echter toch zelfstandige activiteiten verrichten met een aanvullende uitkering.

Maximaal 50% van de normale arbeidstijd te besteden aan zelfstandige activiteiten

Dit is afgeleid uit jurisprudentie en het gegeven dat men beschikbaar moet blijven voor arbeid in loondienst zodat zelfstandige werkzaamheden op korte termijn kunnen worden beëindigd of verschoven naar het weekend en de avonduren. Op deze wijze kan men ook nooit in aanmerking komen voor de zelfstandigenaftrek voor de belastingheffing. Hiervoor moet men 1225 uur per jaar als zelfstandige werkzaam zijn. Met 50% van de normale arbeidstijd, inclusief de niet-productieve werkzaamheden, blijft men hier ver genoeg van verwijderd. Dit maximum geldt voor zowel de betrokkene als ook diens partner tezamen. Het mag niet zo zijn dat men ieder 50%, totaal 100% met zelfstandige activiteiten bezig is. Bij een jaarlijks uit te voeren heronderzoek dient het aantal werkzame uren onderwerp van gesprek te zijn.

Inkomsten

Er wordt geen maximale inkomensgrens gesteld aan de verkregen inkomsten van de zelfstandige activiteiten.

Coaching/beoordeling mogelijkheden uitstroom zelfstandig ondernemerschap

Wel dient (periodiek) beoordeeld te worden in hoeverre de hoogte van de inkomsten uit deze activiteiten aanleiding geven voor een gesprek met de Bbz-consulent.

Periodiek zullen aan de hand van de hoogte deze soort inkomsten van de parttime ondernemer de betreffende klanten uitgenodigd worden om de (on)mogelijkheden van Bbz 2004 (inclusief oriënterende fase op zelfstandig ondernemerschap) te bespreken.

Dit heeft tot resultaat dat;

 

  • 1.

    de klant continue de mogelijkheid krijgt om, waar mogelijk en reëel, zelfstandig ondernemerschap als optie in overweging te nemen (uitgaan van halfvolle glas);

  • 2.

    geen kans op uitstroom richting zelfstandig ondernemerschap onbenut wordt gelaten (stimuleren uitstroom);

  • 3.

    er geen excessen ontstaan die leiden tot misbruik of oneigenlijk gebruik van dit beleid (hoogwaardige handhaving);

  • 4.

    eventuele mazen in het beleid (relatief) snel worden opgemerkt en moeten vervolgens leiden tot aanpassing van dit beleid (signalerende functie).

 

Taak hierbij is eveneens te beoordelen of de inkomsten niet dusdanig hoog zijn dat er moeilijk meer gesproken kan worden over zelfstandige activiteiten op bescheiden schaal. Het is op voorhand ondoenlijk om nu hier regels over vast te stellen. Vanuit praktijkvoorbeelden zal blijken wat een reële grens is, waarbij altijd de mogelijkheid moet blijven bestaan om op grond van de individuele omstandigheden van de betreffende klant hiervan af te wijken (naar boven of naar beneden).

 

Om bovenstaande te kunnen realiseren zal in het computersysteem ‘inkomsten parttime ondernemerschap’ opgenomen moeten kunnen worden.

Dit zal consequent door consulenten inkomen en medewerkers administratie gebruikt moeten worden. Aan de hand van een querie is het dan redelijk eenvoudig om de parttime ondernemer uit het uitkeringenbestand naar ‘boven te halen’.

De maandelijkse inkomensverwerking ligt bij de consulent inkomen, maar voor ondersteuning kan deze bij de beoordeling terugvallen op de consulent Bbz.

 

Ook zullen enkele regels gesteld moeten worden rond de bepaling van het inkomen (zie verderop).

 

Extra vermogensvrijlating

De PW kent strikte regels omtrent de vaststelling van het vermogen. Slechts voor zelfstandigen kan het vermogen dat voor de uitoefening van het bedrijf of beroep noodzakelijk is buiten beschouwing blijven. Aangezien het begrip zelfstandige in de begripsomschrijving uitgebreid aan de orde komt is het logisch om degene die niet onder dit begrip valt, ook al doet men werkzaamheden als zelfstandige, geen hogere vermogensvrijlating te geven. Wel kan echter op grond van de PW een vrijlating mogelijk zijn als dit vermogen noodzakelijk is voor het uitoefenen van de activiteiten. Te denken valt hierbij aan b.v. gereedschappen zoals een zaagmachine. De noodzaak tot extra vrijlating is een individuele toets.

Gelet op het criterium, bescheiden van omvang is het niet de bedoeling hier ruimhartig mee om te gaan.

Het verrichten van parttimewerkzaamheden als zelfstandige en als bescheiden schaler mag de mogelijkheden tot het vinden van een baan in loondienst of een traject hier naar toe niet in de weg staan. In tegendeel. Van met name de parttime ondernemer mag een extra inspanning verwacht worden voor het verkrijgen van een loondienstverband naast de werkzaamheden anders als in loondienstverband. Het streven is immers uitstroom.

De gebruikelijke verplichtingen tot arbeidsinschakeling blijven van kracht. Dat iemand als parttime ondernemer of bescheidenschaler bezig is mag dit zeker niet in de weg staan. Wel zal een realistische kijk op het geheel moeten plaatsvinden, zeker waar het de bescheidenschaler betreft. Voor de parttime ondernemer is het uitgangspunt dat er inhoud moeten worden gegeven aan het werkloos werknemerschap door middel van het regelmatig solliciteren. Daarnaast kan een aanbod voor parttime werk in loondienst niet bij herhaling geweigerd worden. De beoordeling hiervan is opnieuw maatwerk.

Met name klanten met weinig of geen arbeidskansen op een volledig en blijvend arbeidsverband hebben op deze wijze wellicht een kans om door te starten en onafhankelijk van een uitkering te worden, eventueel in combinatie met een parttimebaan of een partner die inkomsten verwerft.

 

Overige voorwaarden

Er moet voldaan worden aan de wettelijke vereisten

Men zal aan de aan de vestigingseisen moeten voldoen die in de branche gebruikelijk zijn waarbij in ieder geval gedacht kan worden aan een inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Verder valt te denken aan vergunningen (bijvoorbeeld de omgevingswet), diplomavereisten en een OB-nummer.

Er moet een deugdelijke boekhouding gevoerd worden

Om de inkomsten uit zelfstandige arbeid van bescheiden omvang te kunnen vaststellen, moet de klant een boekhouding voeren. Er dient voorafgaande aan de ingangsdatum van deze regeling te worden aangetoond dat er afspraken zijn gemaakt met een boekhoudkantoor. Maandelijks dient een globale inschatting van de opbrengst te worden doorgegeven aan de gemeente en na afloop van het kwartaal dient er binnen drie weken na afloop van het kwartaal een computeruitdraai van de boekhouding te worden overlegd. Het herhaaldelijk niet of niet tijdig aanleveren van deze gegevens kan leiden tot uitsluiting van de regeling. Naast het bijhouden van de financiële boekhouding moet er dagelijks een registratie plaatsvinden van de productieve- en niet productieve gewerkte uren. Dit om inzage te krijgen in de gewerkte uren. Bij heronderzoek of zoveel eerder als gewenst, dienen deze overzichten ter inzage te worden gegeven aan de gemeente. Tevens moet de jaarrekening en de aangifte inkomstenbelasting worden overgelegd. Dit alles uiterlijk voor 1 april van het daar op volgend boekjaar, waarna controle plaats zal vinden.

Er mag geen sprake zijn van oneerlijke en valse concurrentie

De bedrijfskosten dienen in verhouding te zijn tot de omvang van het bedrijf. Reclame-, promotie- en afschrijvingskosten mogen niet excessief worden opgevoerd. Voorkomen dient te worden dat de betrokkene door het opvoeren van b.v. hoge promotiekosten marktvoordelen zou kunnen behalen. Daarnaast dient de parttime ondernemer en de bescheidenschaler normale, branchegebruikelijke marktprijzen hanteren.

 

Inkomsten

De inkomsten worden volledig op de bijstandsuitkering in mindering gebracht. Gedeeltelijke vrijlating is echter mogelijk onder dezelfde voorwaarden als bij inkomsten uit loondienst. De inkomsten moeten blijken uit een deugdelijke boekhouding waarbij dus een verlies- en winstrekening is opgenomen. Het is niet eenvoudig en in sommige gevallen zelfs onmogelijk om maandelijks een redelijk betrouwbare verlies- en winstrekening op te stellen.

Verrekening per maand is echter toch noodzakelijk. Dit kan dan gebaseerd worden op:

a. prognoses met een verrekening achteraf op basis van jaarcijfers;

b. op basis van maandelijks door de klant op te stellen verlies- en winstoverzichten.

Vooraf moeten goede afspraken gemaakt worden welke in de beschikking worden vastgelegd. Jaarlijks vindt verrekening plaats op basis van de definitieve jaarcijfers. In de beschikking moet staan dat terugvordering of nabetaling plaatsvindt als op basis van het uiteindelijke bedrijfsresultaat blijkt dat het inkomen hoger of lager is dan waarmee eerder rekening is gehouden. De verrekening zal netto/netto zijn. Gezien de maandelijkse opgaves van de boekhouder mogen hier in principe geen grote verschillen ontstaan. Ook zal er waar nodig per kwartaal een herrekening plaatsvinden.

De in aanmerking genomen nettowinst is in werkelijkheid bruto-inkomen, waarover nog geen belasting en premieheffing is betaald. Voor de aanslagen, welke de klant achteraf zal ontvangen kan (algemene) bijstand worden verleend als er geen kwijtschelding mogelijk is. Er mag vooraf geen vermindering plaatsvinden i.v.m. een mogelijke aanslag. Voor de zelfstandige als bedoeld in Bbz 2004 is dit wel geregeld.

Te einde de verificatie van de inkomsten en uitgaven maandelijks zo goed mogelijk te maken, dient belanghebbende gebruik te maken van een boekhouder. De kosten van de boekhouder zijn, indien in redelijkheid, te verrekenen met de inkomsten.

Kosten

Bij het vaststellen van het inkomen zal, hoewel dit niet altijd eenvoudig zal zijn, met name gekeken moeten worden naar de bedrijfskosten. Voor een eenduidige benadering wordt hieronder nader ingegaan op een aantal kostenposten.

Personeelskosten

Deze kosten zullen als regel niet voorkomen. Gelet op het begrip bescheiden van omvang en de relatie naar zelfstandigen zijn ze ook niet acceptabel.

 

Vervoerskosten

Alleen de zakelijke vervoerskosten zijn acceptabel. Gezien het karakter van de parttimewerkzaamheden (bescheiden schaal) moet een auto steeds als privé worden aangemerkt. Hij kan nooit als bedrijfsactief worden opgevoerd. Bij het vaststellen van de kosten kan worden aangesloten bij het bedrag dat voor de belastingwetgeving geldt. Wel zal gekeken moeten worden naar de acceptabele vervoerskilometers waarvoor men verantwoording aflegt middels een z.g. kilometerstaat. Vooraf zal dit goed met de klant moeten worden besproken.

Huisvestingskosten

Gezien de aard en omvang van de werkzaamheden zijn deze kosten in principe niet acceptabel. Wanneer dit in de branche gebruikelijk is, kan bij uitzondering hiervan worden afgeweken. Hierbij valt te denken aan een pakhuis of opslagruimte, een atelier naast de eigen woonruimte of woon/bedrijfspand waarvoor geen huursubsidie kan worden ontvangen. Bij deze laatste vorm dient in principe uitgegaan te worden van maximaal 15% van de totale kosten.

Om geen rechtsongelijkheid te laten ontstaan, kan het bedrag dat als kostenpost wordt geaccepteerd nooit hoger zijn dan het verschil tussen de woonkostennorm in de uitkering en werkelijke huur. Winkelvestigingen zijn als regel uitgesloten omdat men dan niet meer beschikbaar is voor arbeid.

Verkoopbevordering

Reclamekosten zijn aan de orde geweest in relatie tot oneerlijke concurrentie. Dit geeft echter nog geen normering voor acceptabele kosten. Hiervoor kan aansluiting worden gezocht bij de norm zoals die doorgaans gehanteerd wordt bij startende ondernemers namelijk 5% van de te verwachten bruto winst. Blijkt uit de verlies- en winstrekening dat een lager bedrag verantwoord wordt, dan geldt dat uiteraard.

Algemene kosten

Hier is moeilijk een algemene normering voor te geven. Wel zullen de kosten gespecificeerd weergegeven dienen te worden zodat beoordeeld kan worden of hierin investeringen of privé-uitgaven in zijn opgenomen. Deze mogen niet als bedrijfskosten aanvaard worden.

Afschrijvingen

Hierbij is het van belang wat als bedrijfsactiva wordt aanvaard. Dit zal bij het onderzoek duidelijk moeten worden. Slecht die activa die als bedrijfsmiddelen worden geaccepteerd kunnen voor afschrijving in aanmerking komen. Wanneer middelen gedeeltelijk als privé en gedeeltelijk als bedrijfsmiddel worden gekenmerkt is slechts gedeeltelijke afschrijving mogelijk. Afspraken hierover dienen in de beschikking vast gelegd te worden.

Besluitvorming Bij parttime ondernemers is het zeer belangrijk om vooraf de vraag te stellen of het hebben van parttime activiteiten een ‘gebed zonder eind’ is of dat er toekomstperspectieven liggen. Met nadruk dient hierbij opgemerkt te worden dat juist de mogelijkheid om als parttime ondernemer een stuk van de uitkering ‘terug te verdienen’ voor een aantal groepen in de bijstand een goede optie is. Wel moet dit uiteindelijk tot iets leiden. De periode dient dan ook gemaximeerd te worden tot uiterlijk vijf jaar. In de combinatie met een loondienstverband liggen er dan wellicht goede kansen op uitstroom. Dit kan door de werkcoaches nog eens worden bevorderd door parttimewerk aan te bieden.

Overigens biedt het Bbz 2004 de kans om beginnende ondernemers een begeleidende Bbz 2004-uitkering voor kosten levensonderhoud toe te kennen voor maximaal 6 maanden. Dit is namelijk een ideale ‘ontsnappingsclausule’ in het Bbz om mensen 6 maanden de kans te bieden om zichzelf en de levensvatbaarheid in de praktijk te bewijzen. In de toelichting over genoemd artikel wordt dit zeer expliciet beschreven; ‘(…) In een aantal gevallen kan echter geen volledig betrouwbare begroting worden opgesteld vanwege het ontbreken van een goed inzicht in de marktsituatie. Het is aanvaardbaar dat in dergelijke gevallen gedurende 6 maanden bijstand wordt verleend uitsluitend ter voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Aan de hand van de resultaten over deze periode kan daarna een oordeel worden gegeven over de levensvatbaarheid. (…)’.

 

Beschikking naar klant

In de beschikking die naar de parttime ondernemer (bescheidenschaler) toegaat zal expliciet moeten worden aangegeven dat hij onder voorwaarden toestemming krijgt om parttime zelfstandige activiteiten uit te voeren.

De voorwaarden voor deze toestemming moeten in de beschikking worden opgenomen. Ook dient te worden opgenomen dat wanneer hij niet meer voldoet aan de voorwaarden dat hij dan de keuze heeft om te stoppen met de activiteiten zodat zijn PW-uitkering door kan lopen of door te gaan met de activiteiten zonder uitkering.

Tevens dienen een aantal specifieke verplichtingen aan de uitkering verbonden te worden.

Hiertoe zal een beschikking worden gemaakt die hiervoor gebruikt kan worden.

 

Doorgroei

Door de controle van de inkomsten en de bedrijfsvoering kan getoetst worden of er nog sprake is van werkzaamheden van bescheiden omvang. Als blijkt dat men niet meer aan de criteria voldoet heeft men de keus om de activiteiten terug te brengen tot bescheiden omvang dan wel door te starten naar een commercieel bedrijf. In dit laatste geval staan de mogelijkheden van bijstandsverlening aan zelfstandigen open. Als men als zelfstandige actief is zal eerst bekeken dienen te worden of men zelfstandige is als bedoeld in het Bbz 2004.

De parttime zelfstandige werkzaamheden (bescheiden omvang) mogen geen enkele beperking opleveren voor de beschikbaarheid voor arbeid in loondienst.

Criteria voor werkzaamheden van bescheiden omvang:

 

  • 1.

    Maximaal 50% van de normale arbeidstijd mag besteed worden aan zelfstandige activiteiten.

  • 2.

    Extra vermogensvrijlating onder bepaalde voorwaarden.

  • 3.

    Het verrichten van parttime zelfstandige werkzaamheden mag de mogelijkheden tot het vinden van een baan in loondienst of een traject hier naar toe niet in de weg staan.

 

Overige voorwaarden:

  • 1.

    Er moet voldaan worden aan de wettelijke vereisten.

  • 2.

    Er moet een deugdelijke boekhouding gevoerd worden onder begeleiding van een boekhouder.

  • 3.

    Er mag geen sprake zijn van oneerlijke concurrentie.

  • 4.

    Inkomsten worden per maand volledig gekort waarbij geen reservering voor belastingaanslagen mag plaatsvinden. Gedeeltelijke vrijlating van inkomsten uit parttime zelfstandige activiteiten (bescheiden omvang) is mogelijk onder dezelfde voorwaarden als bij inkomsten uit loondienst.

  • 5.

    Voor een aantal kosten zijn nadere regels gesteld.

  

Bij doorgroei heeft men de keuze om de activiteiten terug te brengen dan wel door te starten.

 

Juridische angels

Wanneer de gemeente een klant toestaat om als parttime ondernemer zelfstandige activiteiten te verrichten zal dit door middel van een beschikking aan de klant meegedeeld moeten worden.

Voorgesteld wordt om de parttime ondernemer en de bescheidenschaler toestemming te laten vragen voor het doen van de zelfstandige activiteiten op bescheiden schaal. Met deze aanvraag neemt de klant direct ook kennis van de voorwaarden die daaraan gesteld worden. Zie hiervoor de volgende bijlagen:

 

  • .

    Aanvraagformulier

  • .

    Beschikking aan de klant

  • .

    Toelichting op de beschikking

  • .

    Verklaring exploitatiebegroting

 

Tevens wordt voorgesteld om de parttime ondernemer periodiek te prikkelen om na te denken over de mogelijkheid om door te groeien naar echte zelfstandige (eventueel met behulp van de oriënterende fase op zelfstandig ondernemerschap). Het mag overigens duidelijk zijn dat toestemming voor werkzaamheden als bescheidenschaler in beginsel niet gegeven kan worden wanneer de klant beschikbaar is voor arbeid in dienstbetrekking.

 

De toestemming zal verleend moeten worden onder voorwaarden. Wanneer niet (langer) voldaan wordt aan de voorwaarden zal de toestemming moeten worden ingetrokken. Ook dit zal door middel van een besluit / beschikking moeten gebeuren.

Wanneer de klant door wil gaan met de zelfstandige activiteiten kan dit niet meer (hij voldoet immers niet meer aan de voorwaarden) van de PW-uitkering. Hij kan dan wel eventueel een beroep op het Bbz 2004 kunnen doen.

Wanneer de klant stopt met de zelfstandige activiteiten kan de PW-uitkering doorlopen.

 

Naast de voorwaarden zullen, naast de algemene- en arbeidsverplichtingen, ook specifieke verplichtingen aan de uitkering worden verbonden. Bij het niet of niet volledig naleven van deze verplichten zal een maatregel bezien moeten worden.

 

De uitvoering

Wanneer er verschillende afdelingen of professionals betrokken zijn bij de regeling van parttime ondernemerschap is het belangrijk om goed vast te leggen wie het voortouw neemt en te zorgen voor goede onderlinge afspraken en afstemming. Gezien de toetsing en de beoordeling van de activiteiten van de Bbz tot P.W. is het aan te bevelen dit niet te verdelen over alle klantmanagers, maar de beoordeling van de aanvraag centraal te laten plaatsvinden bij een daartoe deskundige consulent met kennis van Bbz, jaarrekeningen en fiscale aangiften. Die dient voorafgaande aan de besluitvorming ook nog advies vragen aan de werkcoach met betrekking tot de mogelijkheden voor (parttime) werk.

De aanvraag kan worden beoordeeld door de gespecialiseerde consulent. De maandelijkse verwerking kan, op basis van de beschikking en het maandelijkse inkomstenoverzicht, plaatsvinden bij de inkomensconsulent.

De jaarlijkse afrekening en beoordeling van de jaarrekening en de aangifte inkomstenbelasting, de eventuele terugvordering of nabetaling, kan eens per jaar plaatsvinden door de gespecialiseerde consulent.

Eveneens kan dan de voorzetting van de regeling beoordeeld worden.

 

Overige zaken

Het verdient aanbeveling de regeling gedurende het eerste jaar niet open te stellen voor beëindigende ondernemers. Dit zou al snel leiden tot de voortzetting en/of hervatting van een niet levensvatbaar bedrijf.  Op het voorgaande kan één uitzondering worden toegepast; n.l. die “ondernemers” die kleinschalig bezig waren met hun bedrijf, maar als gevolg van scheiding en het wegvallen van het inkomen van de partner niet in staat zijn tot het verwerven van een inkomen boven bijstandsniveau. Zij moeten in de gelegenheid gesteld worden om hun werkzaamheden voort te zetten en uit te breiden, maar wel onder de condities van parttime ondernemerschap.

Al bestaande PW’ers dienen gewezen te worden op de mogelijkheden van ondernemerschap al dan niet parttime of als bescheidenschaler.

Daar waar er nu al sprake is van werkzaamheden anders als in loondienstverband, dienen die bijstandsgerechtigden in de gelegenheid gesteld te worden deel te nemen aan de nieuwe regels of hun werkzaamheden in een periode van maximaal drie maanden af te bouwen.

Het dient uitgesloten te worden dat er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij niet aan wettelijke vereisten wordt voldaan.

Eens per jaar kan op basis van een querie een evaluatie plaatsvinden van de effecten van dit beleid op het gebied van financiële opbrengsten als ook voor de effecten op de werkgelegenheid.