Organisatie | Schinnen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Schinnen 2016 |
Citeertitel | Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Schinnen 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2016 | 19-01-2017 | Nieuwe regeling | 17-05-2016 Goed Nieuws, 25 mei 2016 | Onbekend |
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Schinnen 2014.
De gemeente kan ouders, die in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening, toestemming verlenen om hun kind zelf met de auto naar school te brengen. Het primaat ligt evenwel bij de vervoersvoorziening, ouders dienen hiervoor een gemotiveerd verzoek in te dienen. Als aanspraak bestaat op bekostiging van de kosten van aangepast vervoer, krijgen ouders een kilometervergoeding voor de auto. De routeplanner van de ANWB is bepalend voor het meten van de afstand van de kortste route.
Het vaststellen van de reistijd/afstand per openbaar vervoer vindt plaats op basis van de informatie van de Reisinformatiegroep via 0900-9292 of www.9292ov.nl. Voor het vaststellen van de reistijd per aangepast vervoer raadpleegt de gemeente de vervoerder.
Een leerling met een tijdelijke handicap (gebroken been bv.) komt niet in aanmerking voor leerlingenvervoer. Als een leerling een groot gedeelte van het schooljaar afhankelijk is van rolstoel en/of krukken vanwege herstel en/of revalidatie, na operatie of ongeval, kan de gemeente een beschikking afgeven voor de duur van het herstel en/of revalidatie. De tijdelijke handicap moet dan langer duren dan drie maanden en de extra vervoerskosten kunnen niet bij de zorgverzekeraar worden gedeclareerd.
De gemeente vergoedt de kosten voor het eigen vervoer (fiets, bromfiets, auto) en de bijdrage voor het openbaar vervoer op basis van een declaratie achteraf. De wijze van vervoer wordt door de school bevestigd.
De gemeente heeft de zorgplicht voor het vervoer tussen huis en school en terug, maar is niet verplicht om het vervoer naar de buitenschoolse opvang (BSO) te regelen. Het komt echter voor dat ouders vragen hun kind van of naar BSO of een ander opvangadres te halen of te brengen. Dit past bij de huidige tijdsgeest waarin beide ouders werken, of een alleenstaande ouder werkt.
De gemeente Schinnen gaat hier als volgt mee om:
De ouders/verzorgers zijn verantwoordelijk voor het organiseren van de begeleiding. Als zij door ziekte of door andere oorzaken (werk, verzorging andere kinderen in het gezin, etc.) de begeleiding niet op zich kunnen nemen, moeten zij zelf alternatieve begeleiding verzorgen. De eventuele kosten hiervan zijn voor eigen rekening. Dit geldt ook voor ouders die hun kind geheel of gedeeltelijk zelf naar school brengen met de auto, fiets of bromfiets.
Als het begeleiden van een leerling door de ouders of anderen onmogelijk is of tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden, kan de gemeente de ouder vrijstellen van begeleiding en aangepast vervoer toekennen. Dat is het geval bij:
medische redenen ouders (gemeente behoudt zich het recht voor hierover medisch advies aan te vragen bij een daartoe aangewezen instantie). Als één van de ouders een medische beperking heeft en er andere kinderen in het gezin zijn, dan dient beoordeling als eenoudergezin (zie hierboven) plaats te vinden.
Als een kind op school extra ondersteuning nodig heeft komt het samenwerkingsverband in beeld. Het samenwerkingsverband voor Schinnen is SWV Passend Primair Onderwijs Westelijke Mijnstreek 31-04 en SWV Passend Onderwijs VO 31-04 Westelijke Mijnstreek voor het voortgezet onderwijs.
Wanneer een school problemen heeft met het bieden van de juiste ondersteuning aan een leerling kan het samenwerkingsverband ingeschakeld worden. Zij bezitten zowel de expertise als de middelen om extra ondersteuning te kunnen bieden aan de school. Wanneer het een school niet lukt om de leerling voldoende te ondersteunen kan het samenwerkingsverband de leerling toelaten tot een school voor (voortgezet) speciaal (basis-)onderwijs middels een toelaatbaarheidverklaring. Het wisselen van school hangt vaak samen met de vraag om leerlingenvervoer.
Wanneer het samenwerkingsverband een toelaatbaarheidverklaring heeft afgegeven, of een advies heeft gegeven voor een andere reguliere basisschool, kan gesteld worden dat de aangewezen school de dichtstbijzijnde toegankelijke school is. Als de leerling voldoet aan de andere, in de verordening genoemde bepalingen, kan leerlingenvervoer toegekend worden.
Elke basisschool heeft een aanbod voor hoogbegaafde leerlingen. Hierdoor bestaat er in principe geen recht op leerlingenvervoer voor deze leerlingen. Er is één situatie waarin een hoogbegaafde leerling wel aanspraak kan maken op leerlingenvervoer: de dichtstbijzijnde basisschool heeft (nog) geen passend aanbod heeft voor de hoogbegaafde leerling. In dat geval kan het zijn dat de leerling verder moet reizen naar een voor hem toegankelijke school die wel een passend aanbod kan bieden. In die situatie kan een leerling ook een aanvraag bij de gemeente indienen voor tegemoetkoming in de vervoerskosten.
De hoogbegaafdheid van de leerling moet op basis van onderzoek worden gestaafd. Daarnaast moet er een toelichting vanuit de dichtstbijzijnde school worden gegeven waarom er geen passend aanbod is voor de betreffende leerling. De ouders dienen aantoonbaar te maken dat het passende aanbod op de verder weg gelegen school daadwerkelijk aanwezig is. Hierbij dient het samenwerkingsverband altijd ingeschakeld te worden. Indien het een keuze is van de ouders of verzorgers zelf en er een passend aanbod is op de dichtstbijzijnde toegankelijke school, bestaat er geen aanspraak op leerlingenvervoer.
Als er aangepast vervoer rijdt naar de desbetreffende school van de leerling en de leerling heeft in de zin van de Verordening leerlingenvervoer geen recht op aangepast vervoer, maar recht op een (brom)fietsvergoeding, (brom)fietsvergoeding met begeleiding, openbaar vervoer of openbaar vervoer met begeleiding, dan kan het college bepalen dat de leerling meereist met het aangepast vervoer, als er sprake is van open plaatsen in het busje/taxi naar de desbetreffende school.
Indien het aantal open plaatsen in het busje/taxi ontoereikend is, dan wordt op basis van een advies van de GGD-ZL bepaald welke leerling(en) mee mag/mogen reizen met het aangepast vervoer. Uitgangspunt hierbij is dat het college de leerling, die vanwege zijn handicap het minst gemakkelijk gebruik kan maken van de voor hem/haar geïndiceerde voorziening, te weten (brom)fietsvergoeding, (brom)fietsvergoeding met begeleiding, openbaar vervoer of openbaar vervoer met begeleiding, een plaats in het aangepaste vervoer aanbiedt. Mochten deze medische adviezen geen eenduidig uitsluitsel opleveren, dan bepaalt de gemeente op basis van loting welke leerling in aanmerking komt voor de beschikbare open plaats(en) in het busje/taxi.
Beëindiging aanbieding aangepast vervoer:
Als een nieuwe leerling zich tijdens het schooljaar meldt en aangewezen is op aangepast gepast vervoer en het busje/taxi vol is, dan zal de leerling die eigenlijk geïndiceerd is voor (brom)fietsvergoeding, (brom)fietsvergoeding met begeleiding, openbaar vervoer of openbaar vervoer met begeleiding hiervoor plaats moeten maken.
b.Dit ‘plaats maken’ wordt bepaald op basis van een medische advies van de GGD-ZL. Uitgangspunt hierbij is dat de leerling, die vanwege zijn handicap gemakkelijker gebruik kan maken van de voor hem/haar geïndiceerde voorziening, te weten (brom)fietsvergoeding, (brom)fietsvergoeding met begeleiding, openbaar vervoer of openbaar vervoer met begeleiding dan de overige medereizigers, plaats maakt en gebruik gaat maken van de voor hem/haar geïndiceerde voorziening.
Mochten deze medische adviezen geen eenduidig uitsluitsel opleveren, dan bepaalt de gemeente op basis van loting welke leerling in aanmerking komt voor de beschikbare open plaats(en) in het busje/taxi.
Co-ouderschap is geen wettelijke term maar wordt in deze beleidsregels als volgt omschreven: Ouders, al dan niet gescheiden, die niet bij elkaar wonen, kunnen afspreken om hun kind(eren) gezamenlijk te (blijven) verzorgen en opvoeden. Er is sprake van co-ouderschap als zowel de moeder als de vader in een regelmatige afwisseling de zorg voor het kind of de kinderen heeft. In dit geval is er sprake van twee plaatsen waar het kind structureel en feitelijk verblijft. Waar het kind staat ingeschreven doet niet terzake.
Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder verblijft, moeten beide ouders afzonderlijk een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woont. Ouders moeten daarbij aangeven wanneer het kind waar verblijft.
De gemeente toetst de aanvraag aan de eigen verordening leerlingenvervoer en beoordeelt o.a. of de school de dichtstbijzijnde toegankelijke school is en of de aanvraag voldoet aan de afstandsgrens. Het kan voorkomen dat er slechts in één gemeente aanspraak op leerlingenvervoer bestaat.
Als de stage een onderdeel is van het onderwijsprogramma en de leerling dagelijks leerlingenvervoer krijgt naar de school dan bestaat er in beginsel aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres. Het verzoek om vervoer naar een stageplaats moet vergezeld gaan van een stageovereenkomst.
15. Schooltijden en schooldagen
Het college hanteert het uitgangspunt dat ten onrechte ontvangen tegemoetkomingen leerlingenvervoer altijd van de ouders worden teruggevorderd, tenzij er sprake is van dringende redenen om hiervan af te zien.
18. Inwerkingtreding en citeertitel
De beleidsregels treden, na bekendmaking, in werking op 1 juni 2016 en kunnen worden aangehaald als Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Schinnen 2016.