Organisatie | Eemsmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Werkleeraanbod WIJ |
Citeertitel | Verordening Werkleeraanbod WIJ |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet investeren in jongeren, artikel 12, lid 1
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2010 | nieuwe regeling | 20-05-2010 Onbekend | Onbekend |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
Startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma van het hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
Werkleeraanbod: het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen scholing, opleiding of sociale activering alsmede ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. Onder scholing of opleiding wordt niet verstaan uit ‘s Rijks kas bekostigd onderwijs.
HOOFDSTUK 2 BELEID EN FINANCIËN
Het college stemt het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Bij de invulling van het werkleeraanbod onderzoekt het college de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere. Zij beziet daarbij tevens in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.
Het doel van de inzet van voorzieningen is het behalen van een startkwalificatie en het bevorderen van arbeidsparticipatie van jongeren door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie dan wel op andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid.
Artikel 5 Verplichtingen van de jongere
Een jongere die gebruik maakt van een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.
Artikel 6 Intrekking werkleeraanbod
Het college kan het werkleeraanbod intrekken of herzien, indien wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de jongeren dan wel indien de jongere niet voldoet aan een of meer op hem rustende verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet en hem dit te verwijten valt.
TOELICHTING VERORDENING WERKLEERAANBOD
Begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de WIJ. Daarom worden bepaalde begrippen zoals “werkleeraanbod”, “arbeidsinschakeling” en “jongere” niet opnieuw gedefinieerd. Wel gedefinieerd zijn de begrippen “startkwalificatie” en “algemeen geaccepteerde arbeid”, omdat deze in de WIJ niet nader zijn omschreven. Het begrip “startkwalificatie” is afkomstig uit de Wet educatie en beroepsonderwijs en wordt wel in de WWB gedefinieerd (artikel 6, eerste lid, onderdeel d WWB). De omschrijving van “algemeen geaccepteerde arbeid” is afkomstig uit de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2008-2009, 31775, nr. 7, pag. 28).
In het eerste lid is de opdracht aan het college verwoord, zoals deze voortvloeit uit de artikelen 11, eerste lid en 13 eerste lid, WIJ. In het tweede lid is tevens verduidelijkt dat het werkleeraanbod ook samengesteld kan zijn uit een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en één of meerdere voorzieningen. Onder voorziening wordt verstaan een instrument dat wordt ingezet om de jongere dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. Dit kan zoals gezegd allerlei vormen hebben, variërend van schuldhulpverlening tot training van werknemersvaardigheden.
In het derde lid is vastgelegd dat een werkleeraanbod ook kan bestaan uit ondersteuning bij een traject gericht op werk in zelfstandig bedrijf of beroep. Aangetekend daarbij moet worden dat dit een kan-bepaling is: het college bepaalt of het zinvol is de jongere een aanbod te doen gericht op ondersteuning richting zelfstandig bedrijf of beroep.
Het vierde lid beschrijft het belang van “individueel maatwerk”. De gemeentelijke onderzoeksplicht en de plicht om de wensen van de jongere bij de invulling te betrekken worden beschreven. Met het oog op motivering en kansbenutting zal het college daarmee rekening houden. Indien bij het verzoek om een werkleeraanbod geen helder toekomstperspectief aanwezig is zal het college gebruik maken van een diagnostisch assesment instrument. Daarmee is niet gezegd dat de jongere recht heeft op een bepaalde specifieke voorziening en deze kan opeisen. De uiteindelijke invulling van de aard en de samenstelling van het aanbod is voorbehouden aan het college.
Met de WIJ zetten we het huidige beleid rondom jongeren voort. Dat wil zeggen dat het verwerven van een startkwalificatie (indien haalbaar voor de jongere) voorop blijft staan. Ook de sluitende aanpak (Waddenmodel) rondom jongeren blijft van kracht. Als gevolg van de WIJ gaat dit beleid ook gelden voor de jongeren van 23 jaar tot en met 26 jaar.
Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning
Als spiegelbeeld van de opdracht van het college komen jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voorzieningen. Dit vloeit reeds voort uit artikel 13, eerste lid WIJ maar is omwille van de herkenbaarheid en eenduidigheid hier nader geconcretiseerd. Wat de vorm van de ondersteuning is, bepaalt het college zelf (Kamerstukken II, 2008-2009, 31 775, nr. 3, pag. 22). Voor de duidelijkheid is verder nog bepaald dat het om jongeren moet gaan die recht op een werkleeraanbod hebben. Dat is niet iedere jongere in de zin van de WIJ (zie artikel 2, eerste lid WIJ), want daaronder wordt verstaan de jongere in de leeftijd van 16 tot 27 jaar. Artikel 13, eerste lid, WIJ kadert de doelgroep af.
In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de jongere en de criteria die gesteld zijn voor het aanbieden van een werkleeraanbod.
Naast het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid en ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan het college voorzieningen aanbieden. De voorzieningen zijn primair bedoeld voor jongeren die niet direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt, maar kan in een krimpende arbeidsmarkt ook worden aangeboden aan jongeren zonder direct aanwijsbare belemmeringen.
In het tweede artikel is het maatwerkprincipe gerelateerd aan de inzet van voorzieningen. De voorzieningen die worden ingezet moeten een adequaat en toereikend middel zijn om het doel te bereiken. Er wordt zoveel mogelijk gestreefd naar duurzame arbeidsparticipatie, dat houdt daarom niet altijd de kortste weg naar werk in.
In het derde lid is een koppeling gemaakt met het Actieplan Jeugdwerkloosheid. Alle daaruit voortvloeiende voorzieningen (o.a. door sector convenanten en samenwerkingsovereenkomsten) behoren tot het werkleeraanbod dat de gemeente de jongere doet.
Voorzieningen in het kader van de re-integratieverordening Wet werk en bijstand zijn tevens van toepassing op de verordening Werkleeraanbod.
In het vierde lid wordt verwezen naar de beleidsaanbeveling Loonkostensubsidie en Europese regelgeving. In het geval van financiering van detacheringbanen en de verstrekking van loonkostensubsidies is de genoemde beleidsaanbeveling zoals vermeld in de verzamelbrief van april 2004 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van toepassing. Door deze beleidsaanbeveling op te nemen in de re-integratieverordening WWB wordt de gemeente ontlast van de administratieve verplichting om een samenvatting van de subsidieregeling (zoals vastgesteld in deze verordening) op te sturen naar de Europese Commissie en jaarlijks een verslag te verstrekken aan deze Commissie.
Artikel 5 Verplichtingen van de jongere
In de WIJ is vastgelegd welke verplichtingen verbonden zijn aan het recht op een werkleeraanbod (artikelen 44 en 45 WIJ). Daaraan is toegevoegd de verplichting dat de jongere de verplichtingen dient na te komen die voortvloeien uit de verordening of die aan een bepaalde voorziening zijn verbonden. Dit kunnen verplichtingen van uiteenlopende aard zijn, die een verdere concretisering vormen van de in de WIJ opgenomen verplichtingen. Zo kan bijvoorbeeld worden bepaald dat de jongere gedurende het traject periodiek de voortgang met een consulent bespreekt.
Artikel 6 Intrekken werkleeraanbod
Daar waar het recht op een werkleeraanbod wordt toegekend en ingevuld, kan dit ook worden ingetrokken, onder de voorwaarden genoemd in artikel 21, WIJ. Met betrekking tot intrekking van het aanbod in verband met schending van de verplichtingen verbonden aan het werkleeraanbod, wordt het aan het college overgelaten om te bepalen onder welke voorwaarden daartoe kan worden besloten. Het intrekken van het werkleeraanbod vindt met terughoudendheid plaats.
Intrekking is slechts aan de orde als er een situatie is ontstaan dat niet langer kan worden gevergd dat het werkleeraanbod wordt voortgezet en een andere invulling (via een gedeeltelijke herziening) evenmin soelaas biedt. Gedacht wordt aan herhaalde misdragingen jegens andere jongeren of begeleiders op de werk/leerplek of veelvuldig verzuim. Daarbij kunnen bijvoorbeeld ook een rol spelen de positie van gemotiveerde jongeren die wachten op een leer/werkplek, de staat van de arbeidsmarkt en de kosten van de voorziening.
De gemeente kan een verdeling maken van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan bijvoorbeeld in een beleidsplan of de begroting. Het uitgeput zijn van bepaalde begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om geen werkleeraanbod te doen. Wel kan de invulling van het aanbod beïnvloed worden door budgettaire beperkingen. Zijn er vanwege die beperkingen voor bepaalde voorzieningen geen middelen meer dan dient te worden nagegaan welk ander instrument beschikbaar is.
Dit houdt is dat er geen algemeen plafond gesteld kan worden. Wat wel kan, is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open dat er via een ander instrument tot duurzame arbeidsparticipatie wordt gekomen.
De voorzieningen voor Jongeren in het kader van de WIJ worden primair gefinancierd uit het Participatiebudget waaruit ook de voorzieningen in het kader van de WWB worden gefinancierd.
Het werkleeraanbod kan worden ingevuld met gesubsidieerde arbeid. Dit wordt ook als een voorziening aangemerkt. In het eerste lid is vastgelegd dat de subsidie aan de werkgever kan bestaan uit een tegemoetkoming in de loonkosten of andere bijkomende kosten. Deze subsidie vormt als zodanig een noodzakelijke voorwaarde voor deze voorziening.
Voor het verstrekken van deze subsidie is een wettelijke grondslag vereist (artikel 4:23, eerste lid, Awb). Om die reden is dit specifieke artikel opgenomen dat deze grondslag biedt. In het eerste lid worden loonkostensubsidies en subsidies ter voorbereiding van een dienstverband van een grondslag voorzien.
De hoogte van de subsidies en de voorwaarden waaronder deze worden verleend dienen afzonderlijk te worden geregeld. Het college kan nadere regels stellen.
De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, subsidieplafonds vast stellen. Om subsidies te kunnen weigeren is het een vereiste dat een dergelijk plafond is ingesteld. In het derde lid is de bevoegdheid van het college vastgesteld om plafonds in te stellen.
Kosten die voor de jongere verbonden zijn aan het uitvoeren van het werkleeraanbod kunnen worden vergoed op grond van dit artikel. Gedacht kan worden aan kosten van kinderopvang, voor zover de voorliggende voorziening daarin onvoldoende voorziet. Ook noodzakelijke reiskosten en andere kosten (bijvoorbeeld kleding en schoeisel) kunnen voor vergoeding in aanmerking komen, mits de kosten aantoonbaar en noodzakelijk zijn en er geen andere voorzieningen zijn.
Het college heeft de algemene bevoegdheid om voor het vergoeden van onkosten nadere regels te stellen.