Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Duiven

Subsidieregeling Voorschools aanbod

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDuiven
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling Voorschools aanbod
CiteertitelSubsidieregeling Voorschools aanbod
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-04-201601-01-201601-01-2020Onbekend

19-04-2016

www.officielebekendmakingen.nl

16int01408

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling Voorschools aanbod

 

 

Subsidieregeling Voorschools aanbod gemeente Duiven

Artikel 1 Begripsbepaling

1.ASV

De Algemene Subsidieverordening Duiven 2010.

2.Awb

Algemene wet bestuursrecht.

3.Dagdeel

Periode van 3 aaneengesloten uren.

4.Gecertificeerde leidster/pedagogische medewerker VVE

De VVE leidster of- pedagogisch medewerker dient VVE geschoold volgens de vereisten van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk (Wkkp) en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, volgens de vereisten van het programma ‘Startblokken’ en minimaal een PW3 opleidingsniveau (pedagogisch werk op minimaal MBO-3 niveau).

5.Geregistreerd kindcentrum

Een kindcentrum dat is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) en voldoet aan de wet- en regelgeving voor de kinderopvang. Een locatie wordt aanvullend als een VVE-locatie in het LRKP geregistreerd als deze voldoet aan de wet- en regelgeving van de kinderopvang.

6.Het College

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven.

7.Houder

De rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort en die een in het LRKP geregistreerd Kindcentrum exploiteert.

8.Inkomensverklaring

Een officiële verklaring van de Belastingdienst inzake de inkomensgegevens aan houder van een persoon in een bepaald inkomensjaar.

9.Kinderopvangtoeslag

De tegemoetkoming van het Rijk aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRKP geregistreerde kinderopvang.

10.Peuter

Kind in de leeftijd van 2,5- 4 jaar, woonachtig in Duiven.

11.Reguliere peuters

Peuters, waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

12.VVE

Voor- en Vroegschoolse Educatie. De kwaliteitseisen voor VVE in Duiven zijn vastgelegd in het programma ‘Startblokken’. Op alle VVE- locaties wordt gewerkt met het programma Startblokken.

13.Voorschoolse locatie VVE

Een voorschoolse locatie met een VVE-aanbod waar op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van peuters in ieder geval gestimuleerd wordt op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

14.VVE- peuters

Peuters met een VVE- indicatie afgegeven door het consultatiebureau.

15.Vervolgaanvraag subsidie

Een subsidieaanvraag die betrekking heeft op peuters die het tweede achtereenvolgende jaar een aanbod op een voorschoolse locatie VVE volgen.

16.Verzamelinkomen

Door de belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het jaarinkomen van het hele gezin.

Artikel 2

Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Het College kan aan een houder per kalenderjaar subsidie verlenen voor voorschoolse opvang van reguliere peuters.

  • 2.

    Het College kan aan een houder per kalenderjaar subsidie verlenen voor voorschoolse opvang van VVE-peuters. Op indicatie van noodzaak, afgegeven door het consultatiebureau, kan dit vanaf de leeftijd van 2 jaar en 3 maanden.

Artikel 3 Criteria

  • 1.

    Het aanbod van voorschoolse opvang voor reguliere peuters:

    • a.

      is gedurende 6 uur per week;

    • b.

      is gespreid over 2 dagdelen en twee dagen per week;

    • c.

      is gedurende 40 weken per jaar.

  • 2.

    Het aanbod van voorschoolse opvang voor VVE-peuters:

    • a.

      is gedurende 12 uur per week, waarvan minimaal 10 uur per week wordt besteed aan het aanbod VVE volgens de vastgestelde kwaliteitseisen;

    • b.

      is gespreid over minimaal 3 dagen en 4 dagdelen per week;

    • c.

      is gedurende 40 weken per jaar.

Artikel 4 De subsidieaanvraag

In aanvulling op de ASV moet de aanvraag om subsidieverlening zijn voorzien van:

  • 1.

    Een opgave van het aantal reguliere peuters en het aantal VVE-peuters voor wie de subsidiabele activiteiten wordt uitgevoerd.

  • 2.

    Een opgave van het aantal bezette dagdelen en uren per peuter.

  • 3.

    Een beschrijving van het aanbod VVE dat is voorzien van informatie over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de criteria van artikel 3. Uit deze beschrijving moet expliciet duidelijk zijn dat de reguliere of de VVE- peuter een volledig en op de peuter aangepast maatwerk aanbod krijgt conform de gestelde kwaliteitseisen.

  • 4.

    De kopieën van certificaten van Startblokken geschoolde en gecertificeerde leidsters/pedagogische medewerkers indien er sprake is van een nieuwe locatie.

  • 5.

    De exploitatiebegroting van de subsidieaanvrager.

  • 6.

    Als de subsidieaanvrager deel uitmaakt van een holding zijn bij de aanvraag tot subsidieverlening de geldende statuten gevoegd van deze holding, tenzij deze al in bezit zijn van het College.

  • 7.

    Daarnaast alles wat in de Algemene Subsidieverordening Duiven 2010, artikel 5 wordt genoemd.

Artikel 5 Hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie is op basis van de in de bijlage weergegeven grondslagen.

  • 2.

    Op het bedrag aan subsidie wordt de door de subsidieontvanger ontvangen ouderbijdrage van alle ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag in mindering gebracht. Dit gebeurt op volgende wijze:

Het college vergoedt aan de subsidieontvanger het vastgestelde maximum uurtarief. Ouders betalen aan de subsidieontvanger een inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

  • 3.

    Indien een subsidieontvanger een hoger tarief hanteert dan het maximum uurtarief welke de gemeente subsidieert, betaalt de ouder het verschil tussen het hoger uurtarief en het maximum tarief altijd zelf. De gemeente subsidieert dit verschil dus niet aan de subsidieontvanger. De gemeente vordert dit verschil tussen het hoger uurtarief en het maximum tarief dan ook niet terug van de subsidieontvanger.

  • 4.

    De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de houder bepaald aan de hand van het meest recente verzamelinkomen. Dit verzamelinkomen wordt bepaald aan de hand van een door de ouders te overleggen Inkomensverklaring of indien zij geen aangifte hoeven te doen voor de inkomensbelastingen, een recente jaaropgave.

  • 5.

    Voor lid 2 tot en met 4 geldt dat wordt uitgegaan van de door het Rijk vastgestelde ouderbijdragetabel voor de kinderopvang voor het onderdeel dagopvang.

Artikel 6 Verdelingsregels

  • 1.

    Indien het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan de vastgestelde subsidie wordt het beschikbaar gestelde budget voor de reguliere peuters als volgt verdeeld:

    • a.

      Als eerste worden toegekend de in aanmerking komende vervolgaanvragen:

    • i.

      als het totaal van de vervolgaanvragen hoger is dan het beschikbare subsidiebudget, dit budget naar evenredigheid over deze aanvragen wordt verdeeld, waarbij aanvragen op de bestaande gesubsidieerde voorschoolse locaties VVE voorrang krijgen.

    • b.

      Als tweede worden toegekend de in aanmerking komende aanvragen die betrekking hebben op nieuwe aanvragen:

    • i.

      als het totaal van de lopende aanvragen hoger is dan het beschikbare subsidiebudget, dit budget naar evenredigheid over deze aanvragen wordt verdeeld.

    • c.

      Bij de verdeling wordt de subsidie afgerond op een geheel aantal kinderen.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op de ASV 2010 geldt dat subsidieverstrekking tevens geweigerd wordt indien gegronde reden bestaat aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten zoals blijkt uit de ingediende begroting een onvoldoende betrouwbare financiële basis hebben.

Artikel 8 Subsidievaststelling

  • 1.

    In aanvulling op de ASV registreert de subsidieontvanger en legt hij verantwoording af over:

    • a.

      het aantal peuters dat een plek heeft gekregen, onderscheiden naar peuters die wel/niet in aanmerking komen voor toeslag, reguliere en/ of VVE -peuters;

    • b.

      het aantal bezette dagdelen en uren per peuter;

    • c.

      het totaal aan inkomsten ouderbijdrage van alle niet- toeslagouders op basis van het door het Rijk vastgestelde basisbedrag voor kinderopvangtoeslag voor het onderdeel dagopvang;

    • d.

      de wijze waarop invulling is gegeven aan de verplichtingen in artikel 11.

  • 2.

    Als de subsidieontvanger onderdeel is van een rechtspersoon dient hij bij aanvraag tot subsidievaststelling tevens de jaarrekeningen in van alle gelieerde groepsmaatschappijen, voorzien van een accountantsverklaring overeenkomstig artikel 393 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 9 Begrotingsvoorbehoud

Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de gemeenteraad van Duiven.

Artikel 10 Bevoorschotting

Het College verstrekt 2 keer per jaar een voorschot op basis van de verleende subsidie en op basis van de opgave zoals genoemd onder artikel 11, lid 5.

Artikel 11 Verplichtingen

Bij een besluit tot subsidieverlening worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • 1.

    De subsidieontvanger en de invulling van het aanbod voldoen aan de kwaliteitseisen zoals vastgelegd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk (Wkkp) en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • 2.

    De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en aanverwante regelgeving moeten worden nageleefd.

  • 3.

    De subsidieontvanger verwezenlijkt het aanbod met inachtneming van de onder artikel 3. gestelde criteria.

  • 4.

    De subsidieontvanger verleent medewerking aan een (on)aangekondigde toetsing op kwaliteit.

  • 5.

    De subsidieontvanger informeert het college over wijzigingen in aantallen peuters zoals genoemd in artikel 4, lid 1 tot en met 3, voor 31 maart, 30 juni en 30 september. De te hanteren peildata bij deze wijzigingen zijn: 15 maart, 15 juni en 15 september.

  • 6.

    De subsidieontvanger informeert het College over wijzigingen ten aanzien van de wachtlijsten met betrekking tot het aantal reguliere peuters en VVE-peuters conform de termijnen genoemd in artikel 11, lid 5.

  • 7.

    De subsidieontvanger meldt onmiddellijk iedere andere wijziging ten opzichte van de gegevens die bij de aanvraag zijn overlegd.

  • 8.

    De subsidieontvanger draagt zorg voor de inzet van peuteropvang/VVE inzake ouders die de ouderlijke bijdrage (totaal) niet kunnen betalen.

Artikel 12 Toezicht en kwaliteit

De Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM), De Onderwijsinspectie en een externe VVE- deskundige houden in opdracht van de gemeente toezicht op de kwaliteit van het aanbod in het kader van deze subsidieregeling.

Artikel 13 Afwijkingsmogelijkheid

Het College kan in bijzondere gevallen ten gunste van een aanvrager afwijken van een of meerdere bepalingen van deze regeling.

Artikel 14 Evaluatie en monitoring

Deze regeling wordt periodiek geëvalueerd. Voor het eerst in 2017.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

Artikel 16 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Subsidieregeling Voorschools aanbod gemeente Duiven.

TOELICHTING

Relevante kaders voor de nadere regels

  • a.

    De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) en aanverwante regelgeving.

  • b.

    De Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE).

  • c.

    Het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • d.

    De Algemene Subsidieverordening Duiven 2010.

Algemeen

Begripsbepalingen

VVE-peuters

VVE-peuters zijn peuters die in aanmerking komen voor VVE omdat:

  • a.

    De ouders een laag opleidingsniveau hebben, gebaseerd op de gewichtenregeling van het basisonderwijs of;

  • b.

    Ze een achterstand in de taalontwikkeling hebben zonder medische oorzaak bij het kind zelf of een risico hiertoe hebben;

  • c.

    Ze kans hebben op een achterstand in de taalontwikkeling, omdat de taalomgeving in de thuissituatie onvoldoende stimulerend is. Het consultatiebureau verzorgt de toeleiding naar de voorschoolse voorziening en geeft de indicatie af volgens de werkinstructie ‘verwijzing en terugkoppeling van consultatiebureau naar voorschoolse voorzieningen’.

Gewichtenregeling

Categorie 1: Maximaal basisonderwijs of (v)so- zmlk (gewicht 1.20):

De ouder heeft maximaal basisonderwijs (tot en met het dertiende levensjaar) of (v)so- zmlk gevolgd.

Categorie 2: Maximaal lbo/vbo, praktijkonderwijs of vmbo basis- of beroepsgerichte leerweg (gewicht 0.30):

De ouder heeft maximaal lbo/vbo/praktijkonderwijs of vmbo basis- of beroepsgerichte leerweg gevolgd of de ouder heeft maximaal twee jaar onderwijs in een andere schoolopleiding in het voortgezet onderwijs aansluitend op het basisonderwijs gehad.

Aanbod VVE

Omschrijving

  • -

    Programma met vast dagritme.

  • -

    Reguliere peuters komen 2 x 3 uur per week.

  • -

    Alle peuters met een VVE-indicatie komen 12 uur per week, verspreid over 4 dagdelen en minimaal 3 dagen.

  • -

    Ouders van peuters met een VVE-indicatie ontvangen het 3e en 4e dagdeel/6 uur gratis.

    Kwaliteitseisen VVE

    Aan peuterspeelzalen en kinderdagverblijven die voorschoolse educatie (VVE) aanbieden, worden de volgende eisen gesteld:

    • a.

      Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen

    • b.

      De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in een groep waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden bedraagt ten minste één beroepskracht per acht kinderen. In groepen van 9 tot maximaal 16 kinderen staan twee beroepskrachten;

    • c.

      Een groep kinderen waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.

    • d.

      De beroepskrachten hebben ten minste een opleiding gevolgd op PW3 niveau (pedagogisch werk op minimaal MBO-3 niveau). Onderdeel van deze beroepsopleiding, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. Als de beroepskracht niet deze module heeft gevolgd, bezit deze een bewijs dat specifieke scholing is afgerond over voorschoolse educatie (conform ‘Het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’);

    • e.

      De houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal waar voorschoolse educatie wordt aangeboden stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin tot uitdrukking komt op welke wijze de kennis van en de vaardigheden van de beroepskracht voorschoolse educatie in het vroegtijdig bestrijden van achterstanden door middel van voorschoolse educatie worden onderhouden.

    • f.

      Voor de voorschoolse educatie wordt een breed programma gebruikt dat zich richt op taal, rekenen, motoriek en de sociaal- emotionele ontwikkeling.

    • g.

      Voorschoolse educatie vindt plaats in een kindercentrum of peuteropvang.

Rapportageverplichtingen

De gegevens die van de subsidieontvanger worden gevraagd zijn nodig om de definitieve subsidie te kunnen vaststellen en om te kunnen beoordelen of de subsidieontvanger zich aan de subsidieverplichtingen heeft gehouden. De gegevens moeten betrekking hebben op het gehele subsidievak of gelden per ultimo van dat subsidietijdvak, afhankelijk van de aard van de gevraagde gegevens.

GRONDSLAG VAN DE SUBSIDIE

Peuteropvang

De subsidie is op basis van een vaste uurprijs per peuter per jaar en is als volgt opgebouwd:

  • 1.

    De subsidie voor een subsidieplek regulier voor peuters van ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag op grond van de Wkkp is gelijk aan het geldende norm uurtarief dat het rijk hanteert voor peuteropvang:

  • a.

    Vermenigvuldigd met 240 uur;

  • b.

    Plus vergoeding voor extra taakuren

  • 2.

    De subsidie voor extra taakuren voor een subsidieplek regulier is een vast bedrag per peuter per jaar.

VVE

De subsidie is op basis van een vaste uurprijs per peuter per jaar en is als volgt opgebouwd:

  • 3.

    De subsidie voor een subsidieplek VVE voor doelgroeppeuters van ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag op grond van de Wkkp is gelijk aan het geldende norm uurtarief dat het Rijk hanteert voor peuteropvang:

  • a.

    vermenigvuldigd met 240 uur

  • b.

    Plus vergoeding voor extra taakuren

  • 4.

    De subsidie voor een subsidieplek VVE voor alleen het 3e en 4e dagdeel voor doelgroeppeuters van ouders die wel voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komen op grond van de Wkkp is gelijk aan het geldende norm uurtarief dat het Rijk hanteert voor peuteropvang:

  • a.

    Vermenigvuldigd met 240 uur.

  • b.

    Plus vergoeding extra taakuren

  • 5.

    De subsidie voor extra taakuren voor een subsidieplek VVE is een vast bedrag per peuter per jaar

Het aantal gesubsidieerde peuterplaatsen hangt af van het budget dat in de begroting 2015-2018 is vastgesteld. Een gesubsidieerde peuterplaats is gebaseerd op de genormeerde kostprijs per peuter zoals die jaarlijks door het Rijk wordt geïndexeerd en vastgesteld. Verhoogd met een toeslag voor extra taakuren per peuter per jaar.

Een reguliere subsidieplek wordt aangeboden gedurende 6 uur per week, gespreid over 2 dagdelen gedurende 40 weken per jaar. Daaruit resulteert de vermenigvuldigfactor 240.

Voor subsidieplek VVE gaat het om 4 dagdelen/12 uur per week, minimaal verdeeld over 3 dagen, gedurende 40 weken per jaar. Daaruit resulteert de vermenigvuldigfactor 480.

De gemiddelde ouderbijdrage is berekend op grond van de geldende ouderbijdragetabel die het rijk hanteert voor peuteropvang.

Bovenstaande berekeningssystematiek leidt tot de volgende tarieven(tabel).

Subsidiebedragen peuteropvang en VVE 2016

 

Aantal uren/peuter/

jaar ¹

Tarief/uur/

peuter²

Basisvergoeding/

peuter/jaar³

Vergoeding vanwege extra taakuren⁴

Eigen bijdrage/peuter/

jaar ⁵

Totale vergoeding

Vergoeding peuter/uur⁷

Regulier (niet toeslagouders)

240

€ 6,89

€ 1.653,60

€ 150,-

€ 600,-

€ 1803,60

€ 7,52

VVE (voor niet toeslagouders)

480

€ 6,89

€ 3.307,20

€ 530,-

€ 600,-

€ 3837,20

€ 7.99

VVE (voor toeslagouders)

1e en 2e dagdeel

240

-

-

-

€ 600,-

-

-

VVE (voor toeslagouders)

3e en 4e dagdeel

240

€ 6,89

€ 1.653,60

€ 530,-

-

€2183,60

€ 9,10

Toelichting

¹ aantal uren regulier

3 uur per dagdeel x 2 dagdelen per week x 40 weken per jaar

¹ aantal uren VVE

3 uur per dagdeel x 4 dagdelen per week x 40 weken per jaar

² vergoeding/peuter basis

€ 6,89 cfrm. berekening Rijksvergoeding dagopvang (voor 2016-wordt jaarlijks geïndexeerd)

³ basisvergoeding/peuter/jaar

Aantal uren x tarief/uur

⁴ vergoeding vanwege extra taakuren

€ 150,- per reguliere peuter en € 530,- per VVE-peuter per jaar

⁵ eigen bijdrage

Inkomensafhankelijk. Gemiddelde eigen bijdrage € 50,- per maand x 12 maanden

⁶ Totaal vergoeding per peuter/jaar

³ + ⁴ +⁵

⁷ vergoeding peuter/uur

Vergoeding per jaar gedeeld door aantal uren/peuter/jaar